O en B tegen Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (Case C-456/12) - Arrest
O en B tegen Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (HvJ 11-04-2014, Zaak C-456/12)
Feiten
I.c. werd het verblijfsrecht geweigerd in een geval waarin de EU burger terugkeerde naar zijn lidstaat na verblijven van korte duur met het betrokken familielid in een ander lidstaat.
O., die de Nigeriaanse nationaliteit heeft, is in 2006 gehuwd met een Nederlandse en heeft tussen 2007 en 2010 in Spanje geleefd. In die periode heeft de echtgenote van O. twee maanden met hem in Spanje verbleven en heeft zij daar haar vakanties met hem doorgebracht.
B., die de Marokkaanse nationaliteit bezit, heeft vanaf 2002 in Nederland samengewoond met zijn Nederlandse partner. In 2005 is hij in België gaan wonen in een door zijn partner gehuurd appartement. Deze heeft elk weekend doorgebracht bij B. in België. In april 2007 is B. naar Marokko vertrokken en in juli 2007 is hij met de Nederlandse gehuwd.
Daar O. en B. familieleden zijn van burgers van de Unie, vraagt de Nederlandse verwijzende rechter zich af of het Unierecht (art. 21 VWEU en richtlijn 2004/38) aan zulke derdelanders een verblijfsrecht toekent in de lidstaat waarvan de betrokken burgers de nationaliteit bezitten.
Hof van Justitie
Art. 21 VWEU en richtlijn 2004/38 verleent geen autonome rechten aan derdelanders. Eventuele verblijfsrechten van die derdelanders, zijn rechten die zijn afgeleid uit de uitoefening van het recht van vrij verkeer door een EU burger. Richtlijn 2004/38 kent geen afgeleid verblijfsrecht toe aan een derdelander die familielid is van een EU burger die verblijft in de lidstaat van zijn nationaliteit. De richtlijn is immers alleen van toepassing als een burger zich begeeft naar of verblijft in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft.
Het Hof stelt dat de weigering om een afgeleid verblijfsrecht toe te kennen aan een familielid van een EU burger, dat derdelander is, afbreuk kan doen aan het recht van vrij verkeer van die burger. Een EU burger zou er immers van kunnen worden weerhouden zijn land te verlaten, als hij niet zeker is dat hij bij terugkeer naar die lidstaat hij het gezinsleven kan voortzetten. Zo’n belemmering doet zich echter alleen voor als er sprake is van een daadwerkelijk verblijf in de gastlidstaat, d.w.z. een verblijfsrecht voor meer dan 3 maanden zoals gesteld in richtlijn 2004/38. Als een EU burger, meer dan 3 maanden, daadwerkelijk in een andere lidstaat heeft verbleven en daar een gezinsleven heeft opgebouwd, eist art. 21 VWEU dat het gezinsleven kan worden voortgezet als de burger terugkeert naar zijn lidstaat van oorsprong. Dit impliceert dat in zo’n geval een afgeleid verblijfsrecht wordt toegekend aan het familielid dat derdelander is.
De voorwaarden voor zo’n afgeleid verblijfsrecht op grond van art. 21 VWEU mogen in principe niet strenger zijn dan die welke de richtlijn stelt voor de toekenning van een afgeleid verblijfsrecht aan een derdelander die familielid is van een EU burger die zijn recht van vrij verkeer heeft uitgeoefend door zich te vestigen in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit heeft. Hoewel richtlijn 2004/38 niet ziet op het geval waarin een burger van de Unie terugkeert naar zijn lidstaat, moet zij naar analogie worden toegepast, daar het ook in dat geval de EU burger is die de referentiepersoon is voor de toekenning van een afgeleid verblijfsrecht aan een derdelander die familielid is van deze burger. Alleen een verblijf van meer dan drie maanden, doet bij terugkeer een afgeleid verblijfsecht ontstaan. Korte verblijven (zoals weekends of vakanties) voldoen niet aan deze voorwaarde. Het Hof stelt bovendien vast dat B. de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie pas heeft verkregen na het verblijf van zijn partner in de gastlidstaat. Een derdelander die, althans gedurende een deel van zijn verblijf in de gastlidstaat, niet de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie had, kon in dat land geen afgeleid verblijfsrecht krachtens richtlijn 2004/38 genieten. Dan kan de derdelander zich niet op artikel 21 VWEU beroepen om een afgeleid verblijfsrecht te verkrijgen wanneer de burger van de Unie terugkeert naar de lidstaat van zijn nationaliteit.
Arresten en jurisprudentie
- Arresten en jurisprudentie : waar vind je meer uittreksels en samenvattingen op WorldSupporter?
- Arresten en jurisprudentie: hoe kan je ze lezen, begrijpen en bestuderen?
- Arrestsamenvattingen: waar vind je per vakgebied arresten verzameld op WorldSupporter?
Samenvattingen en studiehulp
Studie in het buitenland
- Recht & Bestuur: opleiding tot studeren in het buitenland
- Juridische en bestuurlijke vaardigheden: leren of versterken
Vacatures en Stage in het buitenland
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution