Brasserie du Pêcheur SA - HvJ EU - 1996 - Arrest

Casus

In deze gevoegde zaken worden twee verzoeken ingediend bij het Hof op basis van art. 177 EEG-Verdrag. Het eerste verzoek komt van het Bundesgerichtshof (zaak C-46/93), en het tweede verzoek van de High Court of Justice, Queen's Bench Division, Divisional Court (zaak C-48/93), in de aldaar aanhangige gedingen tussen respectievelijk Brasserie du pêcheur SA en Bondsrepubliek Duitsland en tussen The Queen en Secretary of State for Transport.

In het eerste geval moet de Franse vennootschap Brasserie du Pêcheur zijn exporten (bier) vanuit Duitsland stopzetten, omdat het bier niet aan het Reinheitsgebot zou voldoen. Brasserie du Pecheur is van mening dat deze regels in strijd zijn met artikel 34 VWEU, zij krijgt hierin gelijk van het HvJ. Brasserie wil vervolgens schadevergoeding van de Bondsrepubliek om zodoende de gemaakte verliezen te compenseren. De Duitse rechter stelt vervolgens een aantal prejudiciële vragen aan het HvJ over de uitleg van schadevergoedingsbepalingen van Duits recht.

In de tweede zaak betreft het een Spaans bedrijf, Factortame, dat visserij uitvoerde met Britse schepen geregistreerd onder Brits recht. Wanneer er een nieuwe wet komt betreffende de registratie van vissersvaartuigen, voldoet Factortame niet aan de eisen. Boten die niet geregistreerd kunnen worden, mogen volgens de wet geen visserij uitoefenen. Factortame stelt dat de voorwaarden opgenomen in deze wet (onder andere een 75% Britse nationaliteitseis voor bestuurders en aandeelhouders) in strijd zijn met EU-recht. In afwachting van de aanhangig zijnde procedure in Engeland, vragen zij om voorlopige maatregelen (interim relief). Bij het House of Lords wordt gesteld dat voorlopige maatregelen niet toegestaan zijn onder het Britse recht en de zaak wordt in een prejudiciële procedure verwezen naar het HvJ.

Rechtsvragen

1 Geldt het beginsel dat lidstaten gehouden zijn tot vergoeding van de schade aan particulieren veroorzaakt door schendingen van EU-recht die hun zijn toe te rekenen ook wanneer de verweten schending is begaan door de nationale wetgever?

2 Welke zijn precies de voorwaarden waaronder het EU-recht, gelet op de omstandigheden van de zaak, een recht toekent op vergoeding van de schade aan particulieren veroorzaakt door schendingen van het EU-recht die aan lidstaat zijn toe te rekenen?

HvJ

Het Hof van Justitie heeft de volgende vijf gezichtspunten opgesteld aan de hand van de gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93:

1. “Het beginsel dat de Lid-Staten gehouden zijn tot vergoeding van de schade aan particulieren veroorzaakt door schendingen van het gemeenschapsrecht die hun zijn toe te rekenen, geldt wanneer de verweten schending door de nationale wetgever is begaan.”

2. “Wanneer een schending van het gemeenschapsrecht door een Lid-Staat is toe te rekenen aan de nationale wetgever, die optreedt in een materie waarin hij bij het maken van normatieve keuzes over een ruime beoordelingsmarge beschikt, hebben de benadeelde particulieren recht op schadevergoeding wanneer de geschonden regel van gemeenschapsrecht ertoe strekt hun rechten toe te kennen, het om een voldoende gekwalificeerde schending gaat en er een rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen deze schending en de door de particulieren geleden schade. Onder voorbehoud hiervan, staat het aan de staat om in het kader van het nationale aansprakelijkheidsrecht de gevolgen ongedaan te maken van de schade veroorzaakt door een aan hem toe te rekenen schending van het gemeenschapsrecht, met dien verstande, dat de door de toepasselijke nationale wettelijke regeling vastgestelde voorwaarden niet ongunstiger mogen zijn dan die welke voor gelijksoortige nationale vorderingen gelden, en niet van dien aard mogen zijn, dat zij het verkrijgen van schadevergoeding in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maken.”

3. “In het kader van de nationale wettelijke regeling die hij toepast, kan de nationale rechter de schadevergoeding niet afhankelijk stellen van het bestaan van schuld (opzet of onzorgvuldigheid) bij het staatsorgaan waaraan de schending is toe te rekenen, die verder gaat dan de voldoende gekwalificeerde schending van het gemeenschapsrecht.”

4. “De vergoeding ten laste van de Lid-Staten van de schade die zij wegens schendingen van het gemeenschapsrecht aan particulieren hebben veroorzaakt, dient adequaat te zijn ten opzichte van de geleden schade. Bij ontbreken van gemeenschapsrechtelijke bepalingen ter zake dient het nationale recht van elke Lid-Staat de criteria te bepalen voor de vaststelling van de omvang van de schadevergoeding, met dien verstande, dat die criteria niet ongunstiger mogen zijn dan die welke gelden voor soortgelijke beroepen of vorderingen die op het nationale recht zijn gebaseerd, en dat zij hoe dan ook niet van dien aard mogen zijn, dat zij de vergoeding van de schade in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maken. Met het gemeenschapsrecht is niet in overeenstemming een nationale regeling die in het algemeen de voor vergoeding in aanmerking komende schade beperkt tot de schade veroorzaakt aan bepaalde, in het bijzonder beschermde individuele goederen, met uitsluiting van door de particulieren gederfde winst. Voor zover zulks in het kader van soortgelijke, op het nationale recht gebaseerde beroepen of vorderingen mogelijk is, moeten bovendien bijzondere vormen van schadevergoeding, zoals de "exemplaire" schadevergoeding naar Engels recht, in het kader van op het gemeenschapsrecht gebaseerde beroepen of vorderingen kunnen worden toegekend.”

5. “De verplichting voor de Lid-Staten om de schade te vergoeden die aan particulieren is veroorzaakt door hun toe te rekenen schendingen van het gemeenschapsrecht, kan niet worden beperkt tot schade geleden na de uitspraak van een arrest van het Hof houdende vaststelling van de gestelde niet-nakoming.”

Leerstuk

Elke handeling verricht door een lidstaat, die een schending van een Verdragsartikel tot gevolg heeft en daarnaast schade voor individuen veroorzaakt heeft, is een mogelijke grond voor schadevergoeding. De vraag of ook daadwerkelijk schade vergoed moet worden, wordt beantwoord aan de hand van drie voorwaarden:

  • De geschonden rechtsregel strekt ertoe aan particulieren rechten toe te kennen.

  • Er is sprake van een voldoende gekwalificeerde schending.

  • Er bestaat een direct causaal verband tussen de schending van de op de staat rustende verplichting en de door de benadeelde persoon geleden schade.

Image

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Samenvattingen: de beste jurisprudentie en arresten voor Europees recht en recht van de Europese Unie samengevat

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
Check more of topic:

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
Search a summary, study help or student organization