Feiten
Op 29 september 1983 trouwt L. een man van 39 jaar, met mevrouw van Wylick, een vermogende vrouw van 72 jaar die hulp en verzorging nodig heeft. L. is jarenlang haar verpleger geweest, en tussen beide is een vertrouwensrelatie ontstaan. Zij trouwen in gemeenschap van goederen. L. had sinds 1976 een relatie met een andere man, welke relatie hij niet heeft verbroken.
Slechts 1 maand na het huwelijk, op 5 november 1983, is mevrouw Van Wylick overleden. Het blijkt dat L. mevrouw Van Wylick op geraffineerde wijze en met grof misbruik van haar vertrouwen haar van het leven heeft beroofd. Toch eist L. zijn gedeelte uit de huwelijksgemeenschap op en ook vordert hij de erfenis.
De kinderen van mevrouw Van Wylick starten een procedure. Zij vorderen onder andere een verklaring voor recht dat met het huwelijk geen huwelijksgoederengemeenschap tot stand is gekomen en dat L. geen aanspraak kan maken op enig deel van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
Zowel de rechtbank als het Hof komen tot de conclusie dat de vordering van L. om vast te stellen dat L gerechtigd is tot de helft van de huwelijksgoederengemeenschap, afgewezen moet worden. Het hof stelt dat op grond van de omstandigheden, en dan vooral het korte huwelijk en de moord, duidelijk maken dat L. alleen met de vrouw is getrouwd vanwege haar vermogen. Hij had al bij het huwelijk het idee om Van Wylick te vermoorden. Het hof oordeelt dat L. geen aanspraak maakt op de algehele gemeenschap van goederen en vermogen.
Hoge Raad
In cassatie gaat het om de vraag of L. gerechtigd is in de helft van het vermogen behorende tot de ontbonden gemeenschap van goederen waarin hij met Van Wylick was gehuwd.
Art. 1:100 lid 1 BW schrijft bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap verdeling bij helfte voor.
Het hof heeft vooropgesteld dat bij de beantwoording van voormelde vraag in het licht van "de wel zeer bijzondere omstandigheden van dit geval'' enerzijds betekenis toekomt aan algemene rechtsbeginselen en anderzijds aan de eisen van redelijkheid en billijkheid waarnaar L. zich als deelgenoot in de tot stand gebrachte algemene gemeenschap van goederen heeft te gedragen. L. zou geen aanspraak kunnen maken op de bevoordeling ten gevolge van de algehele gemeenschap van goederen.
De Hoge Raad stelt dat het hof terecht heeft geoordeeld, dat in dit geval de toepassing van de krachtens artikel 1:100 lid 1 BW geldende regel in de bewoordingen van artikel 6:2 lid 2 NBW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. M.a.w. de duidelijke wet wordt terzijde geschoven met een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
Conclusie
Bij een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen geldt in principe de verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap (art. 1:100 lid 1 BW). Een afwijking van die regel is niet geheel uitgesloten, bijvoorbeeld in zeer uitzonderlijke gevallen zoals moord.
Arresten en jurisprudentie
- Arresten en jurisprudentie : waar vind je meer uittreksels en samenvattingen op WorldSupporter?
- Arresten en jurisprudentie: hoe kan je ze lezen, begrijpen en bestuderen?
- Arrestsamenvattingen: waar vind je per vakgebied arresten verzameld op WorldSupporter?
Samenvattingen en studiehulp
Studie in het buitenland
- Recht & Bestuur: opleiding tot studeren in het buitenland
- Juridische en bestuurlijke vaardigheden: leren of versterken
Vacatures en Stage in het buitenland
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution