College- en werkgroepaantekeningen bij Onderzoekspracticum 1 - UL
College-aantekeningen bij Onderzoekspracticum 1 aan de Universiteit Leiden - 2015/2016
- College 1: Introductie - onderzoekspracticum
- College 2: Meetniveaus, frequentieverdelingen en grafieken
- College 3: Centrale tendentie, variabiliteit, schaaltransformaties
- College 4: Meten in de gedragswetenschap, ethiek
- College 5: Standaardnormaalverdeling
- College 6: Correlatie
- College 7: Regressie
- College 8: Sampling/ steekproeftrekken
- College 9: Betrouwbaarheid, validiteit en causaliteit
- College 10: Experimenteel onderzoek en kansrekening
- College 11: Steekproevenverdeling en betrouwbaarheids-intervallen
- College 12: Z-toets en caveats
- College 13: T-toets voor het populatiegemiddelde: power en type I en type II fouten
- College 14: Relaties in kruistabellen en de chi-kwadraattoets
- Bron
College 1: Introductie - onderzoekspracticum
Na het vak onderzoekspracticum 1 kan je zelf onderzoek doen, onderzoek van anderen beoordelen, vakkennis op peil houden, differentiëren tussen wetenschap en pseudowetenschap en kritisch leren denken.
Wetenschappelijk onderzoek is de zoektocht naar kennis en ‘waarheid’. De vraag is wat goede kennis is, hoe je aan goede kennis komt en deze gebruikt. Het kernwoord is kwaliteit. De kwaliteit van de manier waarop je kennis vergaard is essentieel. Deze kwaliteit wordt gewaarborgd door wetenschappelijke methoden.
Gedrag bestuderen doen we ook in onze vrije tijd, we zijn allemaal ‘experts’. Wat vroeger aanvaard werd is nu ondenkbaar of discutabel. Denk bijvoorbeeld aan lijf straffen op school. Vroeger was dit heel normaal, nu denken we hier niet meer aan. We hebben allemaal een idee over hoe wetenschap er uit ziet. We hebben een vooroordeel over mannen in witte jassen en reageerbuisjes, maar dit is vrij achterhaald.
Er is altijd een vastomlijnde methode bij wetenschappelijk onderzoek. Dit betekent dat er een stappenplan is, hoe je het beste kunt onderzoeken. De reden hiervoor is dat het onderzoek repliceerbaar moet zijn. Je kan niet out of the blue iets bedenken.
Een wetenschappelijk onderzoek moet aan een aantal criteria voldoen:
- Systematisch empirisme: Kennis vergaren op basis van het observeren van de realiteit. Je moet zien wat je wil onderzoeken. Dit moet op een systematische manier gebeuren, want wij nemen allemaal elke dag waar. Van uit waarnemingen kun je gaan toetsen.
- Publieke verificatie: Andere mensen moeten kunnen zien en controleren hoe onderzoek ik gedaan en op welke manier de resultaten tot stand zijn gekomen. Het hele proces moet zo open en transparant mogelijk worden gehouden. Je stelt jezelf open voor feedback en kritiek van buiten.
- Oplosbare problemen: Is wat je wilt onderzoeken ook meetbaar en op te lossen? Heb je de mogelijkheid om het met wetenschappelijke methodes te onderzoeken?
Twee soorten onderzoek in kwantitatief onderzoek:
- Fundamenteel onderzoek: Is kennis vergaren en uitbreiden. Dit hoeft niet gelijk toepasbaar te zijn in de praktijk. Bijvoorbeeld: Hoe verloopt de ontwikkeling van een kind?
- Toegepast onderzoek: Is probleemgericht werken, een probleem oplossen en de methode toepassen, meer praktijkgericht; rekening houdend met de ontwikkeling. Bijvoorbeeld: hoe kunnen we pesten op school aanpakken?
Notes onderzoekspracticum 1 - Pedagogiek - Leiden - BA 1
Notes onderzoekspracticum 1 - Pedagogiek - Leiden - BA 1
Hoorcollegeaantekeningen Onderzoekspracticum 1 (college 1, 2 en 3)
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoorcollege 1
Hoofdstuk 1, 2 en 3
Een surveyonderzoek is geschikt voor het onderzoeken van meningen, gedrag (als observatie niet kan) en kenmerken (als ze niet bekend zijn via bijv. het CBS). Hierdoor kun je deze data onderling vergelijken.
Voordelen van surveys zijn dat ze bijna overal afgenomen kunnen worden. Je kunt veel data tegelijkertijd verzamelen: je kunt veel mensen tegelijkertijd ondervragen over veel variabelen tegelijkertijd en er is veel aansluiting op bestaande data omdat er al veel surveyonderzoek is gedaan. De kosten van een survey zijn relatief laag. Er is een vrij natuurlijke setting, omdat er geen experimenteel lab aan te pas komt. De externe validiteit is hierdoor hoger bij surveys. Er is al veel bestaande data van surveys beschikbaar, waarmee je jouw nieuwe data kunt vergelijken of mee kunt controleren. Tenslotte is er al een aanzienlijke hoeveelheid onderzoekskennis over de surveymethode.
Nadelen van surveys zijn dat je de onafhankelijke variabelen niet kunt manipuleren. Een causaal verband vaststellen is hierdoor moeilijk en de interne validiteit is hierdoor beperkter. Verder kan de vraagformulering en volgorde van de vragen je bevindingen behoorlijk beïnvloeden. Steeds meer mensen hebben geen zin meer om een survey in te vullen, omdat ze al zo vaak benaderd worden om surveys in te vullen. Dit leidt tot een hogere non-respons.
Bij een survey begin je met een onderzoeksvraag. Vanuit hieruit ga je operationaliseren. Je gaat vragen opstellen voor een vragenlijst, en deze vragenlijst test je vervolgens. Je moet de vorm van je interview bepalen, een steekproef trekken, data verzamelen, data bewerken. Dan doe je een analyse en daar maak je een rapportage van.
In een survey trekt de onderzoeker de conclusies op basis van informatie die hij krijgt van de respondenten. In surveys kun je niet alles vragen: vragen over lang geleden kunnen respondenten waarschijnlijk niet meer beantwoorden. Social desirability houdt in dat mensen vaak niet zomaar vragen willen beantwoorden over sociaal minder acceptabel gedrag of meningen.
Primacy houdt in dat de eerste antwoordoptie het meest opvallend is. Recency houdt in dat dit voor de laatste antwoordoptie geldt. Het effect verschilt per afnamevorm. Bij visuele informatie (web, schriftelijk) geldt primacy, bij mondeling (telefoon, persoonlijk interview) recency. Effecten van primacy en recency vertekenen de antwoorden die mensen geven op vragen. Als je uitkomsten vergelijkbaar wilt houden, moet je de methode en de vragen ook gelijk houden. Om de betrouwbaarheid te meten, kun je een split sample test houden. Je zet dan bij de ene groep op een vragenlijst de ene helft van de vragen bovenaan, en die vragen bij de andere groep onderaan. Dan vergelijk je de uitkomsten. Om vertekening te voorkomen kun je de antwoorden roteren. Op individueel niveau is er dan nog steeds vertekening,.....read more
Onderzoekspracticum 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL
- In deze bundel worden collegeaantekeningen en tentamentests gedeeld voor het vak Onderzoekspracticum 1 voor de opleiding Pedagogiek, jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
- Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Startpagina Samenvattingen Pedagogiek - UL - jaar 1 op WorldSupporter.org
Add new contribution