Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets deeltoets A Privaatrecht II

 

Vraag 1

Karel is eigenaar van een vrijstaand huis met schuur en tuin. Hij heeft ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op het geheel in het kader van een door de bank aan hem verstrekte geldlening van € 300.000. Vanwege plotselinge werkloosheid komt Karel zijn financiële verplichtingen jegens de bank niet na.

De bank maakt geen gebruik van haar recht van parate executie, maar verkrijgt van Karel een schriftelijke volmacht om de woning onderhands te verkopen. In de volmacht is onder meer bepaald dat verkoop en eigendomsoverdracht van het huis zal plaatsvinden ‘voor een prijs (marktconform) door gevolmachtigde vast te stellen’. Partijen hopen op deze wijze een hogere prijs te krijgen voor het huis, zodat Karel zijn schuld en rente aan de bank kan aflossen.

Uit een taxatie blijkt dat de woning een onderhandse verkoopwaarde heeft van

€ 315.000. Enkele weken na deze taxatie wordt de woning door de bank onderhands verkocht aan Anton voor een bedrag van € 193.000.

Karel voelt zich door deze transactie van de bank zeer ernstig benadeeld.

 

  1. Is Karel gehouden de woning aan Anton over te dragen?
     

  2. Afhankelijk van uw antwoord op vraag a zal ofwel Karel mogelijkerwijze schade lijden omdat hij tot nakoming van de overeenkomst verplicht is, ofwel Anton mogelijkerwijze schade lijden omdat Karel niet tot overdracht is gehouden.

Veronderstel dat Karel schade lijdt omdat hij tot overdracht aan Anton is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Karel te vergoeden?
 

  1. Veronderstel dat Anton schade lijdt omdat Karel niet tot overdracht is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Anton te
    vergoeden?
     

 

Vraag 2

Is het voor een automonteur die in dienst is bij een garagebedrijf van belang om te weten of het garagebedrijf bedingen in de overeenkomsten met klanten pleegt op te nemen waarbij aansprakelijkheid van het bedrijf (voor schade aan de auto van de klant tijdens de werkzaamheden ontstaan) wordt uitgesloten?

 

 

 

Vraag 3

Lees de volgende uitspraak en beantwoord de vragen onder de tekst.
 

Hoge Raad der Nederlanden
2 december 2011

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
….
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
(…)
 

3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster 1] en [verweerder 2] zijn zuster en broer. Zij hebben, na de splitsing van het hun in mede-eigendom toebehorende pand aan de [a-straat] te Amsterdam in drie appartementsrechten, het appartementsrecht [a-straat 1b] (ook wel aangeduid met indexnummer 2) te Amsterdam op 1 juli 1992 overgedragen aan [betrokkene 1].
Zij bleven gezamenlijk gerechtigd tot de appartementsrechten [a-straat 1a] en [1c] (ook aangeduid met indexnummer 1, respectievelijk indexnummer 3).
(ii) In de akte van levering van 1 juli 1992 van het appartementsrecht met indexnummer 2 aan [betrokkene 1] is het volgende wederzijdse voorkeursrecht opgenomen (waarbij [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk als verkoper worden aangeduid):
'X. VOORKEURSRECHT
1. Verkoper en koper verlenen elkaar, voor de periode dat ieder hunner eigenaar is van respectievelijk het appartementsrecht met het indexnummer 3 en met het indexnummer 2, over en weer een voorkeursrecht voor het geval zij het desbetreffende appartementsrecht wensen te vervreemden.
2. Indien een hunner het desbetreffende appartementsrecht wenst te vervreemden, dient hij dit aan te bieden aan de ander onder mededeling welke de koopsom en de overige condities zijn waarin een met name genoemde derde zich verbonden heeft te zullen kopen, voor het geval de desbetreffende voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht geen gebruik zal maken.
3. Indien de voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht gebruik wenst te maken, dient hij dit binnen twee weken na de datum dat hij het aanbod heeft ontvangen aan de aanbieder schriftelijk te berichten, in welk geval de akte tot levering uiterlijk twee weken na dit laatste bericht zal moeten worden verleden.
4. Spreekt de voorkeursgerechtigde zich niet uit of indien hij verklaart van zijn voorkeursrecht geen gebruik te zullen maken, is de aanbieder vrij het desbetreffende appartementsrecht aan de onder 2 bedoelde met name genoemde koper over te dragen voor de prijs en onder de condities als bedoeld.'
(iii) Bij brief van 4 maart 1999 heeft notaris [de notaris] (hierna: [notaris]) aan [betrokkene 1] het volgende bericht:
'Betreft: voorkeursrecht (…)
[Verweerder 2] heeft het voornemen het appartement met indexnummer 3 aan de te verkopen voor een vraagprijs van f 1.280.000,-.
Conform de koopakte van 1 juli 1992 heeft u een voorkeursrecht tot koop, uit te oefenen gedurende twee weken na ontvangst van dit bericht. Graag zou ik van u vernemen of u van uw rechten gebruik wilt maken.'
(iv) Bij brief van 31 maart 1999 heeft [betrokkene 1] aan [notaris] geschreven:
'inzake voorkeursrecht (…)
Met referte aan onze sinds 4 maart jl. gevoerde correspondentie en telefoongesprekken bericht ik u dat ik van mijn in uw brief dd 4 maart bedoelde rechten gebruik maak. Met het oog op het vrijmaken van de benodigde fondsen zal ik het op prijs stellen indien de overdracht over twee maanden kan plaatsvinden. Gaarne verneem ik daarover van u.'
(v) Per brief van 15 april 1999 heeft [betrokkene 1] vervolgens aan [notaris] meegedeeld:
'inzake: Voorkeursrecht (…)
Onder verwijzing naar mijn brief aan u van 31 maart jl., naar aanleiding waarvan ik nog niet vernam, bericht ik u dat de benodigde fondsen inmiddels zijn vrijgemaakt. Volgende week ben ik buitenlands en bij terugkeer hoop ik uw nader bericht aan te treffen.'
(vi)Bij brief van 27 april 1999 heeft [notaris] [betrokkene 1] het volgende bericht:
'Betreft: voorkeursrecht (…)

Op 4 maart jongstleden berichtte ik je dat [verweerder 2] het voornemen had het appartement met indexnummer 3 te verkopen. En vroeg ik je of je van het je toegekende voorkeursrecht gebruik wilde maken. Ik heb je in de week voor Pasen, vlak voor je paasreces, nog bericht dat er een gerede kans zou bestaan dat de verkoop niet zou doorgaan. Toen in de week van 21 april duidelijk werd dat de kans steeds groter werd dat zij niet tot verkoop wilden overgaan, maar tot een onderlinge verdeling wilden komen, heb ik je dat meteen bericht, teneinde te voorkomen dat je nog meer actie zou ondernemen, inmiddels is het zover dat beiden besloten hebben niet te verkopen, maar dat de gemeenschap tussen beide wordt opgeheven en dat de flat wordt toegescheiden aan [verweerster 1].
De boodschapper van deze berichten kan jou niet meer mededelen dan wat hierboven staat. Ik kan me voorstellen dat je teleurgesteld bent, maar de door mij op 4 maart geschreven brief hield de mededeling in dat het voornemen bestond om tot verkoop over te gaan. (...)'.
(vii) Bij akte van 9 juli 1999 zijn [verweerster 1] en [verweerder 2] een verdeling per 1 januari 1999 overeengekomen van de hun in gezamenlijk eigendom toebehorende appartementsrechten. De appartementsrechten met de indexnummers 1 en 3 zijn toegedeeld en geleverd aan [verweerster 1], waarbij aan die appartementsrechten een waarde is toegekend van ƒ 2.680.000,--. Uit hoofde van overbedeling heeft [verweerster 1] zich bij deze akte tegenover [verweerder 2] schuldig erkend voor een bedrag van NLG 1.380.000,-, voor welk bedrag een geldlening ten behoeve van [verweerder 2] als schuldeiser is overeengekomen.
 

(viii) Op 26 mei 1999 heeft [betrokkene 1] conservatoir beslag laten leggen op het appartementsrecht [a-straat 1c] te Amsterdam.
(ix) [Betrokkene 1] is op 24 mei 2009 overleden.
3.2.1 [Betrokkene 1] heeft in deze procedure gevorderd dat [verweerster 1] en [verweerder 2] worden veroordeeld tot (i) levering van het appartementsrecht met indexnummer 3 te Amsterdam aan [betrokkene 1] tegen betaling door [betrokkene 1] van een koopsom van ƒ 1.280.000,- en (ii) vergoeding van de schade die [betrokkene 1] als gevolg van hun handelen en nalaten heeft geleden en zal lijden, nader op te maken bij staat, met nevenvorderingen.
Aan die vorderingen heeft [betrokkene 1] het volgende, kort gezegd, ten grondslag gelegd. [Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben overeenkomstig het hem verleende voorkeursrecht bij brief van 4 maart 1999 het appartementsrecht aan hem te koop aangeboden voor ƒ 1.280.000,-- en hij heeft dit aanbod op 31 maart 1999 aanvaard, waardoor een onherroepelijke koopovereenkomst is tot stand gekomen en hij recht heeft op levering van het appartementsrecht. Voor zover hij geen recht op levering van het appartementsrecht heeft, zijn [verweerster 1] en [verweerder 2] tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen die voortvloeien uit het voorkeursrecht van koop, althans handelen zij onrechtmatig jegens hem door zonder nadere explicatie van verkoop aan [betrokkene 1] af te zien en het appartementsrecht toe te scheiden aan [verweerster 1].
3.2.2 De rechtbank heeft [verweerster 1] veroordeeld om mee te werken aan de levering van het appartementsrecht het appartement met indexnummer 3 aan [betrokkene 1], alsmede [verweerster 1] en [verweerder 2] hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van de schade die [betrokkene 1] als gevolg van hun handelen en nalaten heeft geleden.
3.2.3 Op het door [verweerster 1] en [verweerder 2] ingestelde hoger beroep heeft het hof de vorderingen van [betrokkene 1] alsnog afgewezen. Daartoe heeft het hof het volgende, samengevat weergegeven, overwogen.
Vooropgesteld wordt dat uit de bewoordingen van de brief van 4 maart 1999 van [notaris] aan [betrokkene 1] blijkt dat [verweerder 2] het voornemen had tot verkoop en dat [betrokkene 1] ervan op de hoogte was dat het betrokken appartementsrecht aan [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk toebehoorde (rov. 3.5). [Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben gemotiveerd betwist dat het appartementsrecht door hen gezamenlijk en ongeclausuleerd in de verkoop is gedaan en, meer concreet, dat door hen aan [notaris] een (toereikende) volmacht was verleend tot het bij brief van 4 maart 1999 doen van een aanbod tot verkoop van het appartementsrecht overeenkomstig het voorkeursrecht. [betrokkene 1] heeft onvoldoende (nadere) feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat aan [notaris] wel een toereikende volmacht was verleend, terwijl het bestaan van die volmacht ook niet uit de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen kan worden afgeleid. Derhalve is geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen (rov. 3.12).
[Betrokkene 1] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die tot de slotsom kunnen voeren dat [betrokkene 1] op grond van een verklaring of gedraging van [verweerster 1] en [verweerder 2] heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze heeft mogen aannemen dat aan [notaris] een toereikende volmacht was verleend. [Betrokkene 1] was ervan op de hoogte dat het appartementsrecht aan [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk toebehoorde. De mededeling in de brief van 4 maart 1999, dat [verweerder 2] het voornemen had tot verkoop van het appartementsrecht, heeft [betrokkene 1] blijkens zijn eigen verklaring ook niet als een bevoegd gedaan aanbod opgevat, zodat hij bij [notaris] op dit punt navraag heeft gedaan. [De notaris] heeft hem meegedeeld dat [verweerster 1] en [verweerder 2] een verdeling waren overeengekomen op grond waarvan [verweerder 2] het appartementsrecht zou verkrijgen, dat deze vervolgens wilde verkopen. Uit de verklaring van [betrokkene 1] kan niet worden afgeleid dat [verweerster 1] en [verweerder 2] bij hem het bedoelde vertrouwen hebben opgewekt. (rov. 3.14). De door [betrokkene 1] aangevoerde bijkomende omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden, omdat deze evenmin betrekking hebben op verklaringen en gedragingen van [verweerster 1] en [verweerder 2] ten aanzien van de volmachtverlening aan [notaris] en ook niet anderszins feiten en omstandigheden betreffen die voor rekening van [verweerster 1] en [verweerder 2] komen. Zo is de enkele veronderstelling van [betrokkene 1] dat een (huis)notaris in de regel geen aanbod doet zonder overleg of medeweten van zijn cliënten voor het aannemen van het vereiste vertrouwen onvoldoende. (rov. 3.15).
De stelling van [betrokkene 1], dat onder het begrip 'vervreemding', dat bij de formulering van het voorkeursrecht is gebezigd, mede valt de toedeling van het aandeel van [verweerder 2] in het in geschil zijnde appartementsrecht aan [verweerster 1] wordt verworpen (rov. 3.17 t/m 3.20).
3.3 (…)
3.4.1 De middelen II onder a. tot en met f. en III, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, richten zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof in rov. 3.14-3.15 dat [betrokkene 1] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij redelijkerwijze mocht aannemen dat door [verweerster 1] en [verweerder 2] aan [notaris] een toereikende volmacht was verleend. Daartoe wordt aangevoerd, kort gezegd, dat het hof ten onrechte of ontoereikend gemotiveerd is voorbijgegaan aan verschillende in feitelijke aanleg aangevoerde en in de toelichting op de middelen opgesomde omstandigheden, dan wel aan die omstandigheden onvoldoende gewicht heeft toegekend. Daarbij geldt in het bijzonder, aldus de toelichting, dat het hof heeft miskend dat voor gebondenheid van [verweerster 1] en [verweerder 2] aan het aanbod van [notaris] voldoende is dat sprake is van feiten en omstandigheden die zich binnen de risicosfeer van [verweerster 1] en [verweerder 2] bevinden. Wanneer een notaris handelt namens een opdrachtgever, bevindt een overschrijding van de aan een notaris gegeven volmacht zich, gelet op de (vertrouwens)positie die een van overheidswege benoemde notaris inneemt, in beginsel binnen de risicosfeer van zijn opdrachtgever.
3.4.2 De klachten falen. Het oordeel van het hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk en is niet ontoereikend gemotiveerd. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat het van de concrete omstandigheden afhangt of de door het optreden van [notaris] bij [betrokkene 1] gewekte schijn dat hij bevoegd was namens [verweerster 1] en [verweerder 2] het appartementsrecht te koop aan te bieden, kan worden toegerekend aan [verweerster 1] en [verweerder 2].
Daarbij geldt dat aan het optreden van een notaris namens zijn opdrachtgever niet reeds in het algemeen het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een toereikende volmacht was verleend. Naast het geval dat de schijn van toereikende vertegenwoordigingsbevoegdheid stoelt op verklaringen of gedragingen van de opdrachtgever, gaat het erom of in de gegeven omstandigheden het optreden van de notaris voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde opdrachtgever komt en daaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Het hof heeft feitelijk vastgesteld dat [betrokkene 1] de mededeling in de (hiervoor in 3.1 onder (iii) vermelde) brief van 4 maart 1999, dat [verweerder 2] het voornemen had tot verkoop van het appartementsrecht, niet heeft opgevat als een door [notaris] namens [verweerster 1] en [verweerder 2] bevoegd gedaan aanbod en dat, toen hij daarnaar navraag deed bij [notaris], deze hem heeft meegedeeld dat [verweerster 1] en [verweerder 2] een verdeling waren overeengekomen op grond waarvan [verweerder 2] het appartementsrecht zou verkrijgen, dat deze vervolgens wilde verkopen. Het hof heeft voorts, niet onbegrijpelijk, geoordeeld dat de door [betrokkene 1] ten gunste van zijn standpunt dat de schijn van volmachtverlening aan [verweerster 1] en [verweerder 2] kan worden toegerekend in hoger beroep aangevoerde omstandigheden geen betrekking hebben op verklaringen of gedragingen van [verweerster 1] en [verweerder 2]. Daarvan uitgaande, heeft het hof geoordeeld dat de door [betrokkene 1] daarnaast aangevoerde, niet op verklaringen of gedragingen van [verweerster 1] en [verweerder 2] terug te voeren, omstandigheden op grond waarvan bij hem de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt niet omstandigheden betreffen die voor rekening van [verweerster 1] en [verweerder 2] komen. Naar de kern genomen behelzen die nadere, naar buiten blijkende omstandigheden dat [notaris] in zijn functie van 'huisnotaris' van [verweerster 1] en [verweerder 2] door dezen was ingeschakeld om de communicatie met [betrokkene 1] te verzorgen inzake de verkoop van het appartementsrecht. Daaraan behoefde het hof niet de betekenis toe te kennen dat bij [betrokkene 1] naar verkeersopvattingen de schijn werd gewekt dat [notaris] bevoegd was namens [verweerster 1] en [verweerder 2] een (ongeclausuleerd) aanbod te doen tot verkoop van het appartementsrecht.
3.5 De in middel II onder g. en middel IV aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
(…)
 

  1. Welke rechten heeft een schuldeiser in het algemeen wanneer een schuldenaar zijn verbintenis niet nakomt?
     

  2. Welke van bovengenoemde rechten wil eiser in deze procedure uitoefenen en is voor de uitoefening van deze rechten verzuim vereist?
     

  3. In deze zaak speelt het leerstuk uitleg een bescheiden rol. Geef aan ten aanzien van welk(e) woord(en) dit het geval is.
    Welke norm zal bij deze uitleg het uitgangspunt zijn geweest?
     

  4. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof terecht de vorderingen afgewezen. Op welk(e) wetsartikel(en) zijn de overwegingen van de Hoge Raad gebaseerd?
     

  5. Zou de eiser in cassatie de notaris aan kunnen spreken op grond van art. 3:70 BW?
     

  6. Strookt de positie van de notaris inzake volmachtverlening met die van de makelaars?

 

 

 

Vraag 4

 

Lees de volgende casus en beantwoord de vragen onder de tekst.

 

1.1 Zowel van Dinter Giftbox als Ompak Pluimen heeft als bedrijfsactiviteit het (laten) ontwerpen en produceren alsmede verkopen van luxe verpakkingsmaterialen. Zij doen onderling al jaren zaken.

 

1.2 Ompak Pluimen heeft op verzoek van van Dinter Giftbox op 27 juni 2006 een offerte gestuurd voor de productie van fluwelen tasjes met opdruk. Deze tasjes waren bestemd voor een klant van van Dinter Giftbox, te weten Savier Boetiek. Savier Boetiek verkoopt luxe bijouterieën en de tasjes waren bestemd als cadeauverpakking voor de producten van Savier Boetiek.

 

1.3 Nadat tussen van Dinter Giftbox en Ompak Pluimen een geschil was gerezen over de (door Ompak Pluimen in eerste instantie foutief) geoffreerde prijs van de fluwelen tasjes, heeft van Dinter Giftbox op 7 juli 2006 opdracht gegeven aan Ompak Pluimen om 15.000 tasjes te produceren à € 0,33 per stuk. De tasjes moesten worden bedrukt met de tekst “Savier Boetiek”, waarbij het woord “Boetiek” was gedrukt in een verticale streep die over de gehele lengte van het tasje liep.

 

1.4 Bij brief van 8 augustus 2006 heeft Ompak Pluimen een monstertasje aan van Dinter Giftbox gestuurd en vermeld dat Ompak Pluimen zal starten met de productie zodra de zakjes door van Dinter Giftbox en Savier Boetiek zijn goedgekeurd.

 

1.5 Op 29 augustus 2006 heeft een medewerkster van van Dinter Giftbox aan Pamela, binnendienst-medewerker bij Ompak Pluimen, een e-mail gestuurd waarin onder meer het volgende is vermeld:

Ik heb zojuist met de klant gesproken over de monsters en deze zijn door haar niet akkoord bevonden. Ze informeerde mij dat de bedrukking niet overal even dik is en dat het er niet recht op staat. (…) Eigenlijk niet zo’n positief bericht. Ze noemde het zelf een b-keuze…

Ik weet niet of de volledige productie al gereed is, ik hoop het niet, want dan denk ik dat we een probleem hebben. (…)”

 

1.6 Op 9 september 2006 heeft Pamela een interne e-mail verstuurd aan enkele andere medewerkers van Ompak Pluimen, met de volgende inhoud:

Ik heb van van Dinter Giftbox te horen gekregen dat de zakjes voor Savier Boetiek zijn goedgekeurd als ze geproduceerd worden conform het door ons geleverde monster. De enige voorwaarde welke men stelde is dat onderstaande aanpassing wordt doorgevoerd, dwz dat de print recht op het zakje zit. (…)”

 

1.7 Ompak Pluimen heeft de zakjes op 8 november 2006 rechtstreeks afgeleverd bij Savier Boetiek en op 9 november 2006 aan van Dinter Giftbox een factuur gestuurd ten bedrage van € 5.890,50.

 

1.8 Als productie 8 bij de dagvaarding is een fax van Savier Boetiek aan van Dinter Giftbox d.d. 13 november 2006 overgelegd waarin is vermeld:

Hallo [Mevrouw], Krijg ik eindelijk dan toch vanmorgen de voile zakjes binnen. Maar de teleurstelling is groot als wij ze uitpakken… Ziet er niet goed uit! Streep van Savier Boetiek is nog steeds niet recht en het is echt een 2e keus zakje! Dit kunnen wij zo niet accepteren. (…)”

 

1.9 Bij faxbericht van 14 november 2006 heeft de medewerkster van van Dinter Giftbox deze fax van Savier Boetiek doorgestuurd aan Ompak Pluimen en in de begeleidende brief haar onvrede geuit over de gang van zaken bij de bestelling en de trage levering en voorts – onder meer – geschreven:

Op het moment dat ik de heer S. aan de lijn heb om mijn verbazing en boosheid te uiten belt Savier Boetiek op de andere lijn met het bericht: goederen binnen! Maar kwaliteit duidelijk onder de maat. Haar uitspraak: “Als je het niet kunt, zeg het dan gewoon !” Bij controle van twee monsterzakjes welke ons zijn toegestuurd kan ik niet anders dan dit beamen.”

 

1.10 In een reactie op deze brief heeft Ompak Pluimen bij brief van 7 december 2006 aan van Dinter Giftbox onder meer geschreven:

In uw brief vergroot u de zaak buitenproportioneel.

Laten we het theater voor wat het is en ons tot de relevante feiten beperken.

(…)

Ten aanzien van de kwaliteit, zien wij dat de druk goed is en de plaatsing niet afwijkt van de norm bij gebruik. Het iets weglopen van de streep aan de bovenkant is een gevolg van het zich verplaatsen van de opdekkende zijnaden en is slechts vóór gebruik waar te nemen, maar staat als zodanig niet scheef.

U kunt zelf constateren dat de bedrukking, na vulling en sluiting van het zakje, perfect geplaatst is. Wij kunnen derhalve uw afkeuring niet accepteren en houden u aan uw afnameverplichting.”

 

1.11 Savier Boetiek weigert de factuur van van Dinter Giftbox te betalen en heeft alle zakjes bij van Dinter Giftbox afgeleverd. Van Dinter Giftbox heeft de factuur van Ompak Pluimen, naar eigen zeggen door een fout van de boekhouder, betaald op 18 november 2006. Ondanks herhaalde sommatie van van Dinter Giftbox om tot terugbetaling van de factuur over te gaan, heeft Ompak Pluimen dit niet gedaan.

 

 

  1. Kan van Dinter Gitfbox bewerkstelligen dat zij recht krijgt op teruggave van het door haar betaalde bedrag, omdat Ompak Pluimen niet aan haar verplichtingen heeft voldaan? Bespreek alle vereisten, alsmede de gevolgen, van de door u genoemde rechtsgrond.
     

Veronderstel dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van Ompak Pluimen van toepassing zijn. In artikel 13 van deze voorwaarden is – voor zover van belang - bepaald:

 

Wij zijn nimmer aansprakelijk voor gebreken van onze producten, daaronder begrepen beschadigingen of tenietgaan van onze producten tijdens het vervoer, tenzij aan de navolgende voorwaarden voldaan is:

1. (…)

2. De goederen zijn nog in de oorspronkelijke staat van levering aanwezig, anders gezegd, zij zijn nog niet verwerkt of bewerkt.

3. Onze contractspartij houdt de gebrekkige goederen te onzer beschikking en staat deze op eerste verzoek aan ons af.

4. Onze contractspartij toont aan dat de gebreken te wijten zijn aan door ons gepleegde opzet of grove nalatigheid, daaronder niet begrepen opzet of grove nalatigheid van onze ondergeschikten en/of de door ons ingeschakelde vervoerders.

Indien aan alle genoemde voorwaarden is voldaan zijn wij gehouden, met uitsluiting van iedere verdere aansprakelijkheid, om de gebrekkige goederen door deugdelijke te vervangen. Onze contractspartij heeft derhalve nooit het recht om indien aan genoemde voorwaarden voldaan is, de overeenkomst aan te tasten en evenmin zijn wij aansprakelijk voor eventuele bedrijfsschade van onze contractspartij.

Wij zijn voorts in geen geval aansprakelijk voor geringe kleur- kwaliteit- model, design-, en/of maatverschillen tussen de monstergoederen en de eigenlijk geleverde goederen.”

 

  1. Verandert het gegeven dat voornoemde algemene voorwaarden van toepassing zijn uw antwoord op vraag a?

 

 

Vraag 5

Meneer de Wit is 87 jaar en moet wegens beginnende lichamelijke en geestelijke gebreken naar een verzorgingstehuis verhuizen. De Wit heeft van zijn ouders ooit een aantal mooie kunstvoorwerpen geërfd, die hij tot zijn spijt niet zal kunnen meenemen naar de krappe kamer die hij in het tehuis zal krijgen. Als zijn kinderen hun ouderlijk huis gaan opruimen, merken zij dat een antieke vaas en vier ertsen van Dimitri Dolores zijn verdwenen. Hun vader vertelt hen dat hij de antieke vaas (met een geschatte waarde van €7000) aan zijn trouwe hulp Adriaan heeft geschonken en dat hij vier ertsen (met een geschatte waarde van 10.000 voor € 8.000 heeft verkocht aan zijn goede vriend, de heer Pietersen, die hem de laatste jaren met raad en daad terzijde heeft gestaan.

De kinderen zijn onthutst; het gaat hen niet eens zozeer om het geld, als wel om de emotionele waarde die de voorwerpen voor hen altijd hebben gehad. Zij raden hun vader aan om de overeenkomsten op grond van haar beginnende dementie te vernietigen.
Welke vernietigingsgrond komt hier in aanmerking en wat moet de Wit in het kader van deze vernietigingsgrond stellen en bewijzen?
Hoe groot acht U de kans dat de Wit slaagt in het vernietigen van de overeenkomst met achtereenvolgens Adriaan en Pietersen?

 

 

 

Antwoord vraag 1

  1. De bank is zijn volmacht te buiten gegaan. Er komt dus in beginsel geen koopovereenkomst tussen Karel en Anton tot stand (3:66 lid 1 a contrario), tenzij Karel ten opzichte van Anton de schijn heeft gewekt dat er wel een toereikende volmacht zou zijn geweest (3:61 lid 2). Dat heeft Karel niet gedaan (in de schriftelijk volmacht wordt gesproken over een marktconforme prijs). Karel is dus niet gehouden om tot levering van het huis aan Anton over te gaan.

  2. Het gaat in casu om een volmacht die voortvloeit uit de bankovereenkomst die is gesloten tussen Karel en de bank. Als Karel schade lijdt, omdat de bank zich niet aan zijn afspraak met betrekking tot marktconform verkopen houdt, is er aan de zijde van de bank een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die aan de bank kan worden toegerekend krachtens schuld. De bank zal derhalve aansprakelijk zijn op grond van art. 6:74.

  3. De bank staat jegens Anton in voor een toereikende volmacht (3:70). In casu is derhalve sprake van wanprestatie van de zijde van de bank en kan Anton schadevergoeding van de bank vorderen.
    NB: Z had om inzage in de schriftelijke volmacht kunnen vragen. Dat hij dat niet heeft gedaan, heeft echter niet tot gevolg dat aan zijn recht op schadevergoeding afbreuk wordt gedaan. Hij mocht erop vertrouwen dat de bank zijn volmacht correct zou uitvoeren en was niet gehouden om inzage in de schriftelijke volmacht te verlangen.
     

Antwoord vraag 2

Ja, want als van deze overeenkomst een exoneratiebeding deel uitmaakt, dan zal ook de werknemer daarvan kunnen profiteren, indien hij aansprakelijk wordt gesteld; zie art. 6:257. Als van zijn kant echter sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid gaat de ‘blokkering van de paardensprong’ niet op, want een beroep op het exoneratiebeding is in dat geval in strijd met de goede zeden.
 

Antwoord vraag 3

  1. De schuldeiser kan nakoming vragen (3:296 BW) en/of schadevergoeding vorderen (6:74). Bij een wederkerige overeenkomst kan hij bovendien nakoming van zijn verbintenis opschorten (6:262 of 6:52) en/of de overeenkomst ontbinden (6:265).

  2. Hij vordert nakoming (levering van het appartementsrecht) en schadevergoeding; zie r.o. 3.2.1.
    Voor nakoming is verzuim geen vereiste (de vordering behoeft voor nakoming slechts opeisbaar te zijn); voor schadevergoeding is verzuim in casu wel vereist, omdat levering van het appartementsrecht nog mogelijk is (6:74 lid)

  3. De uitleg betreft het begrip ‘vervreemding’ (zie r.o. 3.2.3 onderaan).
    ‘Voornemen tot verkopen’ (of `voornemen tot vervreemden’) is als antwoord ook goed gerekend. Het is deze zin die aanleiding is geweest voor het geschil.
    De rechter zal de Haviltexnorm hanteren, omdat de uitleg speelt in een procedure waarin partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest. De positie van derden speelt bij deze uitleg dus geen rol.

  4. De overwegingen van de Hoge Raad zijn gebaseerd op art. 3:66 lid 1 (a contrario) jo. 3:61 lid 2. De koopovereenkomst tussen verweerders en betrokkene 1 is niet tot stand gekomen, omdat aan de notaris geen volmacht tot verkoop was verleend en er geen verklaringen of gedragingen van verweerders zijn geweest, op grond waarvan de betrokkene anders mocht oordelen. Ook is er niet sprake van feiten of omstandigheden die binnen de risicosfeer van verweerders vallen.

  5. Art. 3:70. Krachtens dat artikel moet de tussenpersoon immers instaan voor het bestaan en de omvang van de volmacht.
    De vraag is of de notaris jegens betrokkene 1 de indruk heeft gewekt dat hij een volmacht tot verkoop had. De kans van slagen is niet groot, nu de Hoge Raad in r.o. 3.4.2 overweegt dat aan het optreden van een notaris namens zijn opdrachtgever niet reeds het gerechtvaardigd vertrouwen mag ontleend dat een toereikende volmacht is verleend. Bovendien overweegt de Hoge Raad dat het hof heeft vastgesteld dat de mededeling in de brief van 4 maart 1999 door betrokkene 1 blijkens zijn eigen verklaring niet als een bevoegd gedaan aanbod is opgevat.

  6. Ja, ook bij makelaars wordt niet aangenomen dat een enkele opdracht tot aan- of verkoop van een onroerende zaak een volmacht impliceert.
     

Antwoord vraag 4

  1. Van Dinter Giftbox kan recht krijgen op teruggave van het door haar betaalde bedrag door de overeenkomst met Ompak Pluimen schriftelijk te ontbinden (6:265 jo. 6:267). Er is sprake van een tekortkoming: de afgeleverde zaken beantwoorden niet aan de overeenkomst en zijn daarmee non-conform (7;17), omdat de kwaliteit onder de maat is, hetgeen zich met name uit in het feit dat de streep op de monsterzakjes niet recht is aangebracht. De tekortkoming is ook niet te gering, want van Dinter Giftbox heeft aangegeven dat het voor haar van groot belang is dat op de zakjes een rechte streep wordt aangebracht. Zij heeft tijdig te kennen gegeven dat er niet behoorlijk is nagekomen (6:89 jo. 7:23).

Behoorlijke nakoming is nog mogelijk, dus Ompak Pluimen moet in verzuim zijn voor tot ontbinding kan worden overgegaan (6:265 lid 2). Voor dit verzuim is een schriftelijke ingebrekestelling ex art. 6:82 nodig.

Wat de gevolgen van ontbinding betreft: nu beiden al gepresteerd hebben, ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen (6:271): van Dinter Giftbox zal alle zakjes moeten retourneren aan Ompak Pluimen en Ompak Pluimen is verplicht het bedrag aan van Dinter Giftbox terug te betalen.

  1. De algemene voorwaarden bevatten onder meer een verbod tot ontbinding. Er kan dus niet worden ontbonden, tenzij de betreffende algemene voorwaarde wordt vernietigd (6:233) of op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid buiten beschouwing wordt gelaten (6:248 lid 2).

Als van Dinter Giftbox geen grote wederpartij is (vgl. 6:235), en daar gaan we vanuit, dan zal zij een beroep kunnen doen op art. 6:233. Wat betreft art. 233 sub b: de feiten zwijgen over de vraag of een redelijke mogelijkheid is geboden aan van Dinter Giftbox om van de voorwaarden kennis te nemen. Of vernietiging op grond van sub b mogelijk is, weten we derhalve niet.

Wat betreft art. 6:233 sub a, kan worden opgemerkt dat een verbod tot vernietiging op de zwarte lijst staat (2:236 sub b). van Dinter Giftbox is echter geen consument en kan zich dus niet op deze lijst beroepen. Voor de vraag of reflexwerking kan worden aangenomen is van belang hoe groot van Dinter Giftbox is (hoe kleiner het bedrijf, hoe groter de kans op reflexwerking) en het feit dat de overeenkomst betrekking heeft op haar expertise (dat pleit tegen reflexwerking).

Ook zonder reflexwerking kan de rechter echter beslissen dat de betreffende algemene voorwaarde onredelijk bezwarend is. Het is in ieder geval in het voordeel van van Dinter Giftbox dat Ompak Pluimen de algemene voorwaarden eenzijdig heeft opgesteld (en dus geen gebruik maakt van branche-voorwaarden).

 

Antwoord vraag 5
 

Vernietigingsgrond 1

Vernietiging op grond van art. 3:33 jo. 3:34. De Wit moet dan stellen dat hij op grond van zijn dementie op het moment van de schenking en verkoop niet wist wat hij deed. Hij zal in ieder geval aannemelijk moeten maken dat de dementie zich op het moment van de transacties voordeed. Dat dementie een redelijke waardering van zijn belangen belet, lijkt niet voor betwisting vatbaar. Dat de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan wordt overigens vermoed in geval van de schenking aan Adriaan, omdat deze rechtshandeling voor de Wit nadelig is geweest (3:34 lid 1).

Als de Wit slaagt in het bewijs ten aanzien van zijn dementie op het moment van de litigieuze rechtshandelingen, hangt alles af van de vraag of Adriaan en Pietersen zich op gerechtvaardigd vertrouwen kunnen beroepen (3:35). Wisten zij af van de beginnende dementie van de Wit? Dat is wellicht aannemelijk, aangezien het om een vriend en trouwe hulp van de Wit gaat.

Pietersen heeft echter een volwaardige koopprijs betaald en hoefde zich daarom wellicht niet te realiseren dat de Wit deze verkoop eigenlijk niet wilde. Als hij van zijn verhuisplannen op de hoogte was, kan hij bovendien aanvoeren dat hij ervan uit mocht gaan dat de Wit de ertsen verkocht, omdat hij een kleinere woonruimte zou gaan betrekken. Gerechtvaardigd vertrouwen is er wellicht niet als de Wit aannemelijk kan maken dat Pietertsen wist dat verkoop binnen de familie gevoelig lag en dat de Wit nooit tot verkoop zou zijn overgegaan als hij mentaal in orde was geweest.

Adriaan heeft de antieke vaas geschonken gekregen. Om die reden ligt gerechtvaardigd vertrouwen bij hem misschien minder voor de hand. Als hij echter een hulp is die al jaren bij de Wit werkt, waarom zou een dergelijk cadeau aan hem dan niet werkelijk gemeend zijn? Ook in zijn geval is relevant of hij mocht denken dat de Wit de vaas kwijt wilde in verband met zijn verhuizing en of hij afwist van de emotionele waarde die deze antieke vaas voor de Wit en zijn gezin had.

Vernietiging op grond van 3:33 jo. 3:34 zal in dit geval niet eenvoudig zijn.
 

vernietigingsgrond 2

De grond die vervolgens het meest aannemelijk is, is misbruik van omstandigheden (3:44 lid 1 sub 4). Dat veronderstelt dat zowel Adriaan als Pietersen wetenschap hebben gehad van zijn beginnende dementie en dat deze dementie ook de oorzaak is geweest van de schenking c.q. verkoop. Wisten zij af van de beginnende dementie van de Wit? Dat is wellicht aannemelijk, aangezien het om een vriend en trouwe hulp van de Wit gaat. Was het inderdaad in een vlaag van dementie dat de Wit tot schenking c.q. verkoop is overgegaan?

Een ander vereiste is dat Adriaan en Pietersen de Wit hebben bewogen tot de schenking c.q. verkoop, m.a.w. dat het initiatief daartoe meer van hun kant dan van de Wit zelf is uitgegaan, terwijl zij wisten (of behoorden te weten) dat hij deze transacties in gewone doen niet zou hebben gesloten. Uit de casus blijkt niet dat het initiatief van Pietersen of Adriaan is uitgegaan. Vernietiging op grond van misbruik van omstandigheden lijkt in dit geval derhalve niet mogelijk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Privaatrecht bundel

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (4)

Tentamen Kernvak Privaatrecht I deeltoets A (16 mei 2011)

Vraag 1 (12 punten)

Bespreek of, en zo ja, op welke wijze, een recht van vruchtgebruik gevestigd kan worden op:

  • een hypotheekrecht
  • een fokstier
  • een recht van erfpacht
  • een vordering op naam

Vraag 2

In de Rotterdamse haven vindt veel containeroverslag plaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geautomatiseerde hijskranen. Deze kranen zijn tientallen meters hoog, zodat grote vrachtschepen eenvoudig hun lading kunnen lossen. De kranen halen de containers uit het laadruim en bewegen hiervoor over rails van vele meters lang, die met flinke bouten in de kade zijn verankerd.

a. (7 punten) Aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of de kranen onroerend zijn?

b. (4 punten) Is de eigenaar van de grond waarop de kranen staan ook eigenaar van de kranen? Zo ja, hoe kan worden bereikt dat een ander dan de eigenaar van de grond eigenaar van de kranen wordt?

Vraag 3 (11 punten)

A wil graag een kopieerwinkel beginnen. Hij heeft al een perceel grond met daarop een geschikt gebouw gekocht en geleverd gekregen van de vorige eigenaar B, die er groente en fruit verkocht. A koopt tien kopieermachines van C; de machines worden geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Vervolgens installeert hij de apparaten in zijn (A’s) gebouw. Een paar dagen later opent hij vol trots zijn winkel ‘Copy Copy’. A voldoet niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens C. C ontbindt daarom de overeenkomst met A en hij vraagt aan A vriendelijk doch dringend of hij zijn machines terug mag hebben. A antwoordt hem: ‘Hoezo, jouw machines? Deze machines zijn zo’n essentieel onderdeel van mijn kopieerwinkel dat ze mijn eigendom zijn geworden – wat is immers een kopieerwinkel zonder kopieermachines?!’

a. (2 punten) Wie is bezitter van de kopieermachines nadat zij zijn afgeleverd bij A maar voordat ze zijn geïnstalleerd?

 

b. (2 punten) Welke vordering stelt C tegen A in (gegeven het feit dat hij de machines terug wil)?

c. (7 punten) Hoe beoordeelt u het standpunt van A dat hij eigenaar is geworden van de kopieermachines?

Vraag 4 (3 punten)

A leent een kostbaar schilderij van zijn goede vriend B. Het schilderij krijgt een prominente plaats in de huiskamer van A. B overlijdt maar zijn erfgenamen weten niet dat B het schilderij had uitgeleend aan A. Daarom blijft het schilderij geruime tijd bij A hangen zonder dat de erfgenamen van B aanspraak maken op teruggave van het schilderij. Kan A door enkel tijdsverloop eigenaar worden van het schilderij en zo ja, na hoeveel jaar?

Vraag 5 (9 punten)

Geef drie voorbeelden van een afhankelijk recht en geef bij ieder voorbeeld aan van welk (hoofd)recht het recht in kwestie afhankelijk is.

Vraag 6 (4 punten)

Het arrest Teixeira de Mattos is gewezen onder oud recht. Onder huidig recht zou de bewindvoerder – ter onderbouwing van Teixeira’s goederenrechtelijke positie met betrekking tot de Nillmij-certificaten – zich op twee wetsartikelen kunnen beroepen. Welke wetsartikelen zijn dit?

Antwoordindicaties

Vraag 1

Een recht van vruchtgebruik kan worden gevestigd op goederen,.....read more

Access: 
JoHo members
Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (3)

Deeltoets B, Kernvak Privaatrecht I (Goederenrecht), 27 juni 2011

Vraag 1 (10 punten)

a. (4 punten)

Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

Hij heeft het bezit verloren, maar niet de eigendom. Hij kan daarom de eigendom overdragen, indien sprake is van een geldig titel en geldige levering (3:84 lid 1). Omdat hij alle feitelijke macht is kwijtgeraakt, kan hij geen bezit verschaffen ex art. 3:90 lid 1. Levering vindt daarom plaats door het opmaken van een akte (3:95).

b. (6 punten)

A vraagt B een unieke Chinese vaas voor hem te kopen. Op 1 mei koopt B in eigen naam maar voor rekening van A de bedoelde Chinese vaas van C. Op 2 mei gaat B failliet. Op 3 mei levert C de vaas aan B. Op 12 mei wil A de vaas bij B ophalen. De curator van B stelt zich op het standpunt dat B de eigenaar is van de vaas en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van de Chinese vaas?

Vraag 2 (6 punten)

In HR 24 maart 1995, AA 1995, 705 (Hollander's Kuikenbroederij), dat onder oud recht werd gewezen, leest men in de uiteenzetting van de feiten:

'In 1978 verkrijgt Hollander's een krediet van de Raffeisenbank Domburg (verder: de Bank). Daartoe draagt zij al haar tegenwoordige en toekomstige pluimvee aan de Bank in eigendom over, tot zekerheid van de betaling van het door haar aan de Bank verschuldigde.'

a. (3 punten)

Zou deze overdracht naar huidig Nederlands recht geldig zijn geweest?

b. (3 punten)

Hoe wordt tegenwoordig (anno 2011) vergelijkbare zekerheid voor de bank bewerkstelligd?

Vraag 3 (10 punten)

Simons verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Teunissen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Simons een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks Judasboompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Simons een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. (4 punten)

Wie is eigenaar van de opslagruimte en de Judasboompjes die Simons gebouwd respectievelijk geplant heeft?

b. (6 punten)Stel dat Teunissen de eigendom van de grond overdraagt aan Simons. Welk rechtsgevolg zou dat hebben voor het recht van erfpacht van Simons en voor het recht van hypotheek van de bank op het recht van erfpacht?

Vraag 4 (22 punten)

Bank B heeft een vordering van € 800.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A's) dure Stradivariusviool gevestigd ten behoeve van B.

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van B indien B zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Oefententamen voor het vak goederenrecht (2)

Kernvak Privaatrecht I, eindtoets 24 juni 2013

Vraag 1 (45 punten)

Nikkie van Vliet, een studente die nog bij haar ouders inwoont, heeft het academisch jaar 2010/2011 afgesloten als zij beseft dat ze reeds 7 jaren bezig is met haar studie Rechten en geen financiële middelen meer heeft om haar studie in het daaropvolgende studiejaar af te ronden. Omdat ze zo dicht bij de eindstreep is, besluit ze toch door te zetten en op zoek te gaan naar een geldbron. Die vindt ze: studiegenoot Bart Nijman, die altijd de nieuwste computerapparatuur in huis heeft, is een fervent en getalenteerd gamer en heeft de afgelopen jaren veel geld verdiend door succesvolle deelname aan internationale toernooien. Bart is bereid om Nikkie een lening te verstrekken. Maar Bart is niet alleen een getalenteerd gamer: hij scoorde een 9,0 voor zijn tentamen goederenrecht en realiseert zich bij het verstrekken van de lening aan Nikkie dat het verstandig is om zekerheid te bedingen. Bart vraagt Nikkie om een waardevolle zaak waarop zij ten behoeve van hem een pandrecht zou kunnen vestigen. Nikkie gaat akkoord met het pandrecht en geeft Bart in dat kader de met diamanten ingezette huwelijksketting van haar moeder mee, de meest waardevolle zaak die zich in haar ouderlijk huis bevindt.

a. (9 punten) Heeft Bart een pandrecht op de ketting verkregen?

Bart heeft bij het gamen ook een nieuwe iPad gewonnen. Nikkie heeft om die reden haar oog laten vallen op Barts oude, maar nog zeer bruikbare iPad. Zij geeft aan dat zij deze graag van Bart zou willen kopen maar daar nu het geld nog niet voor heeft. Over een half jaar verwacht zij het bedrag wel te hebben. Bart, die het lastig vindt om Nikkie iets te weigeren, gaat akkoord met de koop en is bereid de iPad meteen mee te geven. Wel wordt in de koopovereenkomst een eigendomsvoorbehoud opgenomen en spreken zij af dat betaling binnen zes maanden moet plaatsvinden.

Nikkie is de afspraak met Bart al snel vergeten. Sterker nog, ze heeft de iPad na drie maanden verkocht en geleverd aan Dirk, haar nieuwe vriend, maar wel met de afspraak dat Nikkie de iPad zelf zal mogen blijven gebruiken tot haar scriptie af is. Zes maanden na levering door Bart, komt hij de iPad ophalen, omdat hij nog steeds geen betaling heeft ontvangen. Nikkie, die aan een writer’s block lijdt en dus niet opschiet met haar scriptie, vertelt hem dat het apparaat inmiddels van Dirk is en weigert afgifte.

b. (9 punten) Kan Bart de iPad revindiceren?

Barts zaken lopen goed. Hij heeft een baan aangeboden gekregen bij een gameontwikkelaar en is daar op 1 februari 2012 in dienst getreden. Het accepteren van de baan maakt dat Bart klaar is voor een volgende stap in zijn leven. Hij besluit om een deel van zijn gespaarde geld te investeren in een onroerend zaak. Het studentenhuis waar Bart woont, wordt bij toeval te koop aangeboden en Bart wil het huis graag kopen. Zo gezegd, zo gedaan. Zijn spaargeld was niet.....read more

Access: 
Public
Oefententamen voor het vak goederenrecht

Oefententamen voor het vak goederenrecht

Kernvak Privaatrecht I Oefenvragen voor toets B

Vraag 1

Lees onderstaande uitspraak en beantwoord vervolgens de vragen.

NJF 2007/151

Partijen
Matech B.V., te Mierlo, appellante, proc. mr. L. Paulus,
tegen
1. UTO & UMH sneltransport B.V.,
2. UTO containers Ulft B.V.,
3. B.V. Ulftse transportonderneming UTO,
alle te Ulft, geïntimeerden, proc. mr. J.R.O. Dantuma.

Uitspraak
Hof:
(...)
3. De vaststaande feiten
3.1
Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel
niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud
van overgelegde producties de navolgende feiten vast.
3.2
Matech heeft op 6 september 2004 een koopovereenkomst gesloten ter zake van een
tweetal hydraulische alligatorscharen, type McIntyre LD 407 en 640, inclusief
toebehoren (hierna ook te noemen: de scharen) met R.A. Bron, h.o.d.n. Bron Project en
Evenementbouw (hierna ook te noemen: Bron), tegen een bedrag van € 56.000 (excl.
btw). Op 1 november 2004 heeft Matech de scharen geleverd aan Bron.
3.3
Bron heeft de aan Matech verschuldigde koopsom grotendeels onbetaald gelaten.
3.4
Bij brief van 2 november 2004 heeft Bron bevestigd dat hij de scharen aan UTO
transportonderneming voor een bedrag van € 62.500 (excl. btw) verkoopt. UTO
transportonderneming heeft het bedrag omstreeks november 2004 in termijnen aan Bron
voldaan. In november 2004 heeft Bron de scharen geleverd aan UTO
transportonderneming.
3.5
De raadsman van Matech heeft bij brief van 10 januari 2005 aan Bron ter zake van de
scharen een beroep gedaan op het bepaalde in art. 7:39 BW (recht van reclame).
3.6
Matech heeft bij dagvaarding van 26 januari 2005 Bron gedagvaard voor de rechtbank
te Arnhem en gevorderd, kort gezegd, Bron te veroordelen tot
1. betaling van onder meer (het onbetaald gebleven gedeelte van) de koopsom
2. het verschaffen van inlichtingen over de feitelijke verblijfplaats van de scharen en het
    verlenen van medewerking aan teruglevering van deze machines op straffe van een
    dwangsom.
3.7
De rechtbank te Arnhem heeft bij vonnis van 30 maart 2005 de vordering tot betaling
van het restant van de koopsom ten laste van Bron toegewezen en de vordering tot het
verschaffen van inlichtingen afgewezen omdat voor teruglevering van de scharen, naast
de toegewezen vordering tot betaling van de koopsom, geen plaats is.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het geschil tussen partijen betreft de vraag wie eigenaar is van de scharen: Matech of
UTO transportonderneming. Matech heeft in eerste aanleg haar vordering tot afgifte van
de scharen gebaseerd op een tweetal grondslagen. Ten eerste heeft zij gesteld dat de
scharen door de Engelse fabrikant onder eigendomsvoorbehoud aan haar zijn geleverd.
Ten tweede heeft Matech zich beroepen op het recht van reclame (art. 7:39 BW).
.....read more

Access: 
Public
Systematisch te werk gaan bij je tentamen privaatrecht
Gebruik van arresten bij het vak Privaatrecht
Privaatrecht gaat over de verhouding burger-burger
Problemen waar de gevorderde student bij privaatrecht tegenaan loopt
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bevat een zestigtal tentamenvragen rond het thema Inleiding privaatrecht (niveau Bachelor 1)


Deel 1

Vraag 1

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard, € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

Vraag 2

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

a. Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen?

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen.

c. Op welke wijze dient hij dit beroep te doen?

d. Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen?

 

Vraag 3

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.

Gaat het beroep van Vincent op?

Vraag 4

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

  1. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

  2. Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

Stel dat de konijnenvitaminen - door het verstrijken van de werkzame periode - ondeugdelijk blijken te zijn.

  1. Door wie kan Pets Place nu worden aangesproken?

 

Vraag

.....read more
Access: 
Public
Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Oefentoets Privaatrecht II (deeltentamen A)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets deeltentamen 1 (2011)

 

Casusbeschrijving

 

Hoge Raad der Nederlanden (2 december 2011)
 

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens,
tegen
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
(…)
 

3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster 1] en [verweerder 2] zijn zuster en broer. Zij hebben, na de splitsing van het hun in mede-eigendom toebehorende pand aan de [a-straat] te Amsterdam in drie appartementsrechten, het appartementsrecht [a-straat 1b] (ook wel aangeduid met indexnummer 2) te Amsterdam op 1 juli 1992 overgedragen aan [betrokkene 1].
Zij bleven gezamenlijk gerechtigd tot de appartementsrechten [a-straat 1a] en [1c] (ook aangeduid met indexnummer 1, respectievelijk indexnummer 3).
(ii) In de akte van levering van 1 juli 1992 van het appartementsrecht met indexnummer 2 aan [betrokkene 1] is het volgende wederzijdse voorkeursrecht opgenomen (waarbij [verweerster 1] en [verweerder 2] gezamenlijk als verkoper worden aangeduid):
'X. VOORKEURSRECHT
1. Verkoper en koper verlenen elkaar, voor de periode dat ieder hunner eigenaar is van respectievelijk het appartementsrecht met het indexnummer 3 en met het indexnummer 2, over en weer een voorkeursrecht voor het geval zij het desbetreffende appartementsrecht wensen te vervreemden.
2. Indien een hunner het desbetreffende appartementsrecht wenst te vervreemden, dient hij dit aan te bieden aan de ander onder mededeling welke de koopsom en de overige condities zijn waarin een met name genoemde derde zich verbonden heeft te zullen kopen, voor het geval de desbetreffende voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht geen gebruik zal maken.
3. Indien de voorkeursgerechtigde van zijn voorkeursrecht gebruik wenst te maken, dient hij dit binnen twee weken na de datum dat hij het aanbod heeft ontvangen aan de aanbieder schriftelijk te berichten, in welk geval de akte tot levering uiterlijk twee weken na dit laatste bericht zal moeten worden verleden.
4. Spreekt de voorkeursgerechtigde zich niet uit of indien hij verklaart van zijn voorkeursrecht geen gebruik te zullen maken,.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Tentamenvragen: Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.


 

 

Vragen en antwoorden tentamen Inleiding  Privaatrecht

 

Oefenvragen deel 1

 

Vraag 1 (4 pnt)

Anke ziet een advertentie in de krant: 'Te koop aangeboden herenhuis, Lindelaan 21, Heerhugowaard,  € 200.000,-'. Anke rijdt langs het huis. Het ziet er goed uit, vindt zij. Zij belt het telefoonnummer dat in de advertentie wordt genoemd en zegt dat zij het aanbod aanvaardt.

 

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welke wijze; zo nee, waarom niet?

 

 

Vraag 2 (11 pnt)

Arnold begeeft zich naar Victor, handelaar in verwarmingsapparatuur. Arnold deelt Victor mee dat hij zoekt naar een verwarmingsinstallatie waarmee hij zijn winkeltje (inhoud 250 kubieke meter) adequaat kan verwarmen. Victor wijst hem op een installatie en zegt: 'Dan is dit net wat voor u'. Victor vergist zich daarbij in de capaciteit van het apparaat. Arnold koopt de installatie en de daaropvolgende winter blijkt dat de verwarmingsinstallatie volstrekt niet toereikend is om Arnolds winkeltje warm te houden. Arnold wil van de koop af.

 

a.         Kan Arnold zich op een vernietigingsgrond beroepen? (2 pnt)

 

b. Geef aan de hand van de vereisten voor de desbetreffende vernietigingsgrond aan of Arnolds beroep al dan niet zal slagen. (4 pnt)

 

c.         Op welke wijze dient hij dit beroep te doen? (3 pnt)

 

d.         Stel dat Arnoldss beroep slaagt, wat zijn dan hiervan de gevolgen? (2 pnt)

 

 

Vraag 3 (3 pnt)

De 16-jarige Berend koopt met toestemming van zijn ouders een scooter van verkoper Vincent. Als Vincent de scooter na drie maanden nog niet heeft afgeleverd, handelingsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst spreekt Berend Vincent aan tot nakoming. Vincent beroept zich op het feit dat Berend.

 

Gaat het beroep van Vincent op? (3 pnt)

 

Vraag 4 (6 pnt, elke subvraag 2 pnt)

Karel is eigenaar van twee konijnen. Hij gaat op vakantie en spreekt met zijn buurvrouw Laura af dat zij voor zijn konijnen zal zorgen. Daarbij zegt Karel dat zij, als er iets nodig is, dat dan moet halen of doen en dat hij een rekening heeft lopen bij dierenwinkel Dierenzorg.

Laura koopt op rekening van Karel en in naam van Karel, konijnenvoer bij dierenwinkel Dierenzorg. Voorts koopt zij op eigen naam konijnenvitaminen bij een andere dierenwinkel, te weten Pets Place. Zij bewaart de rekening voor Karel.

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de koop van het konijnenvoer bij Dierenzorg? Tussen welke partijen ontstaat een overeenkomst?

 

Van welke rechtsfiguur is sprake met betrekking tot de konijnenvitaminen bij Pets Place? Tussen welke partijen ontstaat.....read more

Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis

Boeksamenvatting bij de 9e druk van Zwaartepunten van het vermogensrecht van Brahn en Reehuis


Deel 1 – Goederenrecht

 

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

Eigendom

Aangezien eigendom een absoluut recht is, volgt het recht de zaak indien zij uit de macht van de vervreemder raakt. Dit noemen we ook wel ‘zaaksgevolg’ of ‘droit de suite’. Zo kan de rechthebbende zijn goed opeisen bij een ieder die haar zonder recht houdt, ook wel revindicatie genoemd (art. 5:2 BW). Als A bijvoorbeeld zijn auto ter reparatie bij B heeft staan en B gaat failliet, dan komt A een separatistpositie toe (‘droit de préférence’). Vanwege de absolute werking van het eigendomsrecht kan A zijn auto uit het faillissement halen alsof er geen faillissement was. Zijn zaak zal dan niet door de curator worden verkocht. De auto behoort namelijk niet tot het vermogen van B en kan daarom niet worden verkocht.

 

Het eigendomsrecht en het recht van de schuldeiser zijn subjectieve rechten. Ze worden namelijk ontleend aan het object, de eigendom. Daarnaast zijn het vermogensrechten. Dit zijn alle op geld waardeerbare rechten of althans die rechten die in de economische sfeer liggen (art. 3:6 BW). Alle absolute rechten kunnen worden aangemerkt als vermogensrechten.

 

Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW). Het eigendomsrecht is een absoluut recht dat een zaak als object heeft (art. 5:1 BW). Een zaak is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (bijvoorbeeld een vaas of een auto; art. 3:2 BW). Het is dus alleen mogelijk om eigenaar van een zaak te zijn. Iemand die een vermogensrecht heeft (bijvoorbeeld een vordering op naam) is hiervan rechthebbende en geen.....read more

Access: 
Public
Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Tentamenvragen (mc) Grensoverscheidend Privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

  1. De Franse Code Civil:

    1. is geschreven op maat van de vrije, ondernemende burger.

    2. verbiedt de rechter uitspraak te doen door zelf algemeen verbindende regels neer te leggen.

    3. zowel alternatief a als alternatief b is juist.

    4. zowel alternatief a als alternatief b is onjuist.

 

  1. De bevoegdheid tot wetgeving op het terrein van het Privaatrecht berust in Duitsland bij:

    1. uitsluitend de federale overheid (de Bund).

    2. uitsluitend bij de deelstaten (de Länder).

    3. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de federatie echter voorrang geniet (o.a. “Bundesrecht bricht Landesrecht”).

    4. deels bij de federatie en deels bij de deelstaten, waarbij de deelstaten echter voorrang genieten (o.a. “Landesrecht bricht Bundesrecht”).

 

  1. Met betrekking tot de privaatrechtelijke richtlijnen, kan er correct worden geconcludeerd dat:

    1. alle richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben en een minimumharmonisatie nastreven.

    2. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn Productaansprakelijkheid (85/374/EG) daarop een uitzondering vormt.

    3. de meeste richtlijnen een minimumharmonisatie nastreven, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

    4. de meeste richtlijnen consumentenbescherming tot doel hebben, maar dat de richtlijn betalingsachterstand bij handelstransacties (2000/35/EG) daarop een uitzondering vormt.

 

  1. Hartkamp stelt in zijn boek dat doorwerking van Europees privaatrecht in het algemeen plaatsvindt:

    1. via de directe/rechtstreekse werking, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om voor het Hof van Justitie een beroep te doen op Europeesrechtelijke (communautaire) normen.

    2. via de verplichting tot richtlijnconforme interpretatie, dat wil zeggen de plicht van het Hof van Justitie om het nationale recht van lidstaten in overeenstemming met de Europese richtlijn uit te leggen

    3. via de overheidsaansprakelijkheid voor schendingen van Europees recht, dat wil zeggen de mogelijkheid van burgers om bij het Hof van Justitie compensatie te krijgen voor schade die is ontstaan door een schending van het Europees recht.

    4. via de plicht van de nationale rechter tot richtlijnconforme interpretatie van nationaal recht, waarmee richtlijnen in horizontale situaties van invloed kunnen zijn indien implementatie niet correct is geschied.

 

  1. Welke bewering ten aanzien van richtlijnen is de meest juiste?

    1. Verticale directe werking van een richtlijn is mogelijk indien een lidstaat de richtlijn niet, te laat of verkeerd heeft omgezet; deze bepalingen van de richtlijn dienen echter voldoende precies te zijn en aan de burger onvoorwaardelijk een recht toe te kennen.

  2. .....read more
Access: 
Public
Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Tentamenvragen (open) Grensoverscheidend privaatrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamenvragen deel A

2012

 

Laurentien Dekker besluit er eens een weekje tussenuit te gaan, en haar keuze valt op Milaan. Deze modestad oefent al lange tijd een grote aantrekkingskracht op haar uit, en zij wil bovendien een opera zien in het beroemde Scala theater in Milaan. Zij boekt aldus een reis bij reisbureau Volo. Het reisbureau verzorgt de vliegtickets, zes overnachtingen in een pittoresk hotelletje dichtbij het operahuis, en een kaartje voor de opera Faust. Het reisbureau bestaat 10 jaar en heeft daarom nog een leuke actie: iedere 10e klant krijgt een korte reis (minder dan tien dagen) binnen Europa gratis aangeboden, en behoeft slechts de luchthavenbelasting te voldoen. Daarnaast dient er, zo de klant alleen reist, ook nog een toeslag voor een eenpersoonskamer te worden betaald.

Vraag 1

  1. Nu er drie diensten door het reisbureau Volo zijn geboekt, is er dan nog sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel geüniformeerd Europees recht als nationaal recht.

 

  1. Nu Laurentien niet de volledige prijs betaalt voor de reis, is er dan nog wel sprake van een pakketreis? Betrek in uw antwoord zowel Europees recht alsmede de door u bestudeerde jurisprudentie.

Vervolg casus

Door lagere subsidies en het slechte economische tij kampen de Italiaanse operahuizen met forse financiële problemen. De overheid wil de schuldenproblemen oplossen door de lonen van werknemers van operahuizen te bevriezen, hetgeen leidt tot stakingen onder werknemers. Ook het personeel van de Scala staakt, zodat de productie Faust wordt afgelast.

Vraag 2

Waarom wordt het stakingsrecht in art. 153 lid 5 VWEU uitgezonderd van het Europese mandaat tot eenmaking van (sociaal) recht?

 

 

Laurentien besluit de geplande opera-avond anderszins in te vullen, en gaat dansen in een van de uitgaansgelegenheden van Milaan. Als zij bij het krieken van de dag terugkeert in haar hotel, drinkt zij uit de badkamerkraan drie flinke glazen water. Een paar uur later wordt zij wakker met heftige darmkrampen, en blijkt zij ook hoge koorts te hebben. Zij wordt in allerijl overgebracht naar een ziekenhuis, waar blijkt dat zij is besmet door het drinkwater van Milaan. De dienstdoende arts in het ziekenhuis vertelt Laurentien, dat de reisorganisatie hiervan op de hoogte had moeten zijn.

 

Vraag 3

 

  1. Stel dat de arts gelijk heeft, op grond van welk(e) Europeesrechtelijk(e) artikel(en) kan Laurentien Volo aansprakelijk stellen?

 

Stel dat Laurentien immateriële schade lijdt, zou zij die ook kunnen claimen? Betrek in uw antwoord zowel Europeesrechtelijk als Nederlands recht en tevens jurisprudentie van het Hof van Justitie.

 

Open vraag II

Veterinfarm BV te Rotterdam fabriceert antibiotica voor preventieve.....read more

Access: 
Public
Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Uitwerkingen colleges KV Privaatrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Kernvak Privaatrecht I

Hoorcollege 1 – 23 april 2013

 

Deze week zullen we in dit college stilstaan wat goederenrecht nu eigenlijk is. De kenmerken van het goederenrecht zullen worden besproken en ook de kenmerken van goederenrechtelijke rechten. Hierna zal nog over eigendom, meer omvattende rechten en over beperkte rechten worden gesproken.

 

Wat is goederenrecht.

Het goederenrecht heeft betrekking op het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen. Het betreft de relatie van mensen tot een goed. Hiermee verschilt het met het verbintenissenrecht, dit is namelijk dat mensen zich verbinden jegens een ander

 

Wat goederen zijn is te vinden in artikel 3:1 BW:

Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.’

 

Wat zaken zijn is te vinden in artikel 3:2 BW:

Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.’

 

Goederenrecht verschilt van land tot land. Zo verschilt het bijvoorbeeld in begrip, rechtsvorming of de systematiek. Ons systeem van goederenrecht is te vinden in het Burgerlijk Wetboek. Het goederenrecht verschilt van land tot land omdat ieder land zijn eigen autonomie heeft en dus zelf regels mag opstellen omtrent het goederenrecht. Dit is echter lastig om dat in het goederenrecht veel internationale handel wordt gedreven en er dus veel verschillende rechtsordes in die handel worden betrokken.

 

Kenmerken van het goederenrecht.

Het goederenrecht heeft twee kenmerken. Allereerst is het een gesloten stelsel. Dit wordt ook wel numerus clausus genoemd. Alles van het goederenrecht is vastgelegd in de wet. Dit is terug te vinden in artikel 3:81 BW.

 

‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen. Hij kan ook zijn recht onder voorbehoud van een zodanig beperkt recht overdragen, mits hij de voorschriften zowel voor overdracht van een zodanig goed, als voor vestiging van een zodanig beperkt recht in acht neemt.’

 

In dit artikel komen twee aspecten naar voren. Er zijn een aantal beperkte rechten mogelijk om te vestigen en over de inhoud van deze beperkte rechten wordt gezegd dat deze binnen de grenzen van de wet moeten zijn. Ook de wijze van verkrijgen goederen is een gesloten stelsel. Dit is terug te zien in artikel 3:80 BW. Hier staat dat men goederen onder algemene titel en onder bijzondere titel kan verkrijgen. Een andere optie is niet mogelijk.

 

Als tweede kenmerk is het goederenrecht ook dwingend recht. Men moet kijken naar de wet’s interpretatie. Men moet dan kijken naar de tekst, het systeem en de geschiedenis en het doel van de wetgever bij het maken van de wet. In het Staats- en Bestuursrecht heeft men de volgende.....read more

Access: 
Public
Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Collegeverslagen Kv Privaatrecht I (wk 5 t/m 7), deel 2

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Collegeverslagen Kernvak Privaatrecht I

 

Hoorcollege 5 28 mei 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over toekomstige goederen, verkrijging door een tussenpersoon, overdracht onder voorwaarde en het eigendomsvoorbehoud.

 

Nationaal Grondbezit/Kamphuis

Nationaal Grondbezit( hierna: NGB) vond een aannemer, Kerstens. Zij komen tot overeenstemming dat Kerstens voor NGB op zijn eigen grond gaat bouwen. NGB zei dat ze wel vooruit wilden betalen, maar dat ze dan wel een risico liepen. NGB wilde dan wel zekerheid. Zij spraken af dat alle bouwmaterialen die werden gebruikt werden verkocht aan NGB en ook werden geleverd aan NGB. Als de bouwmaterialen dus geleverd werden door de bouwleverancier, kreeg NGB de bouwmaterialen. In plaats daarvan betaalde NGB wel vooruit. Paragraaf 43 AV: alle op terrein aangevoerde zaken worden na goedkeuring eigendom van het Rijk. De bouwleverancier van Kerstens is Kamphuis. Kamphuis maakt in deze casus een eigendomsvoorbehoud. Het conflict gaat hier tussen Kamphuis en NGB. Kamphuis zegt dat de bouwmaterialen van hem zijn, want hij heeft een eigendomsvoorbehoud. NGB zegt echter dat zij eigenaar zijn, want zij hadden een levering bij voorbaat. Als er is geleverd bij voorbaat is er nog niet overgedragen. Er is pas sprake van overdracht op het moment dat het laatste vereiste is vervuld. In dit geval is dat de beschikkingsbevoegdheid. Pas op het moment dat Kerstens eigenaar wordt, is de levering voltooid. Omdat Kerstens nooit eigenaar wordt door het eigendomsvoorbehoud van Kamphuis, wordt ook NGB nooit eigenaar. Kamphuis blijft eigenaar van de materialen.

 

Levering bij voorbaat (artikel 3:97 BW)

Bestaande goederen kunnen worden overgedragen. Toekomstige goederen zijn goederen die er nog niet zijn, maar er zijn wel plannen voor iets zodat het goed gaat bestaan. Toekomstige goederen kunnen alleen worden geleverd en nog niet worden overgedragen. Omdat toekomstige goederen nog niet in het vermogen van de rechthebbende zijn, is hij niet beschikkingsbevoegd om over te dragen en kan er alleen worden geleverd bij voorbaat. Op het moment dat A beschikkingsbevoegd wordt, zal deze beschikkingsbevoegdheid direct over gaan op B. De overdracht of vestiging van beperkte goederen bij voorbaat geschiedt via de artikelen 3:84 jo 98 jo 97 BW.

 

Artikel 3:97 lid 1 BW: ‘Toekomstige goederen kunnen bij voorbaat worden geleverd, tenzij het verboden is deze tot onderwerp van een overeenkomst te maken of het registergoederen zijn.’

Registergoederen kunnen niet bij voorbaat worden geleverd omdat dit anders voor onduidelijkheid in de registers zou zorgen. Deze registers zouden dan te groot worden.

 

 

 

Indien er twee leveringen van hetzelfde goed bij voorbaat zijn, geldt artikel 3:97 lid 2 BW.

Dit artikel stelt: ‘Een levering bij voorbaat van een.....read more

Access: 
Public
Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Oefentoetsen & antwoordindicaties Kv Privaatrecht I, voor eindtoets

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefentoets 1+ antwoorden

 

Vraag 1 (22 punten)

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. (2 punten)

Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

Vestiging vindt plaats door het voorhanden zijn van een geldige titel en beschikkings-bevoegdheid en door het opmaken van een authentieke akte of het registreren van een onderhandse akte (3:98 jo. 84 jo. 237 lid 1).

 

b. (4 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

C verkrijgt tevens het pandrecht. Het pandrecht is immers een afhankelijk recht en gaat mee over naar de cessionaris (3:82).

 

c. (8 punten)

Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

Het pandrecht heeft goederenrechtelijk werking en blijft dus de piano bezwaren (ook te verklaren vanuit het nemo plus-beginsel). D zal zich niet met succes op art. 3:86 lid 2 kunnen beroepen, omdat de cp-levering tussen A en hem ten opzichte van de ouder gerechtigde De Rabobank niet geldig is (3:115 sub a jo. 3:90 lid 2). Derdenbescherming veronderstelt immers een geldige levering.

 

d. (8 punten)

Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

De Rabobank heeft nog steeds een pandrecht op de piano (1). Dat pandrecht is echter niet zo veel meer waard. Tevens verkrijgt De Rabobank, vanwege de waardevermindering van de piano, (door zaaksvervanging) van rechtswege een pandrecht op A’s vordering op E uit onrechtmatige daad (2) en op A’s assurantievordering op V (3), zie art. 3:229......read more

Access: 
Public
Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Laatste collegeverslag Kernvak Privaatrecht I (week 8)

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.


Hoorcollege 8 18 juni 2013

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over beperkte rechten in de context van het fiduciaverbod. Het pand en hypotheekrecht worden hierbij besproken. Verder zal dit hoorcollege gaan over het verhaalsrecht en over het retentierecht.

 

Numerus clausus.

Samen met het fiduciaverbod is de numerus clausus zeer belangrijk voor het goederenrecht. De numerus clausus houdt in dat het goederenrecht een gesloten systeem is. Het omvat twee aspecten, terug te vinden in artikel 3:81 BW. ‘Hij aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen.’ Allereerst bestaan er dus alleen beperkte rechten die de wet ons aanreikt en ten tweede moet de inhoud van deze rechten binnen de grenzen van de wet zijn. De wet is dus richting gevend.

 

Hypotheek

Het hypotheekrecht is een zekerheidsrecht. Het is terug te vinden in artikel 3:227 BW. Het hypotheekrecht is een beperkt recht( 3:8 BW), op registergoederen(3:10 BW) , strekkende tot verhaal van een geldvordering(3:7 BW) en het heeft voorrang op andere schuldeisers(artikel 3:279 BW). Het hypotheekrecht is een afhankelijk recht, omdat het afhankelijk is van een geldvordering. De hypotheekhouder heeft het recht van parate executie, te vinden in artikel 3:268 BW. Ook heeft een hypotheekhouder een separatistenpositie in een faillissement, artikel 57 lid 1 Fw.

 

Voor het vestigen van een hypotheekrecht zijn er vestigingsformaliteiten. Deze zijn te vinden in artikel 3:260 BW. Allereerst moet er een tussen partijen opgemaakte notariële hypotheekakte zijn, die wordt ingeschreven in de openbare registers. Dit is een constitutief vereiste. Een hypotheekrecht kan ook worden gevestigd op een toekomstige vordering en voor er een toekomstige vordering is. Dit is te vinden in artikel 3:231 BW.

 

Erfpacht

Erfpacht is terug te vinden in artikel 5:85 BW. ‘Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.’ Erfpacht wordt gebruikt voor de overdracht van grond door lagere overheden. De inhoud van erfpacht is te vinden in artikel 5:89 lid 1 BW. ‘Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.’ Een in de akte opgenomen bevoegdheid of verplichting heeft goederenrechtelijke werking, als deze niet in strijd komt met de wet of het wezen van het beperkt recht.

 

Fiduciaverbod

Het fiduciaverbod is te vinden in artikel 3:84 lid 3 BW. Er staat in : ‘Een rechtshandeling die ten doel heeft een goed over te dragen tot zekerheid of die de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, is geen geldige titel van overdracht van dat goed.’

Fiducia is.....read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Uitwerking colleges Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoorcollege 1 – 10 september 2012

 

Inleiding Privaatrecht gaat over de rechtsverhouding tussen burgers onderling. In het privaatrecht is het vermogensrecht een belangrijk onderdeel. Vermogen is juridisch gezien het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die een persoon heeft. Vermogensrechten zijn alle regels met betrekking tot de rechten en plichten die deel uitmaken van een vermogen. Het vermogensrecht valt te splitsen in goederenrecht en in verbintenissenrecht.

 

Goederen- en verbintenissenrecht

Het goederenrecht regelt de rechtsverhouding tussen een goed en een persoon. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten(art 3:1 BW). Voorbeeld van een goederenrecht is het eigendomsrecht(art.5:1 BW). Eigendom is volgens dit wetsartikel het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Goederenrecht heeft ook te maken met het eenheidsbeginsel. Dit beginsel wil zeggen dat wanneer je eigenaar bent van iets, een hoofdzaak, je automatisch ook eigenaar bent van al zijn bestanddelen.

Voorbeeld hiervan is de zaak die netwerkbeheerder Enexis tegen de provincies Groningen en Drenthe aan heeft gespannen. Enexis heeft het kabelnetwerk onder de lantaarnpalen in de provincies aangelegd en claimt eigenaar van deze palen te zijn. De grond waar deze lantaarnpalen instaan is echter van provincie en gemeente. Omdat het kabelnetwerk duurzaam met de grond is verenigd zijn gemeente en provincie hier ook eigenaar van. De gemeente is eigenaar van de hoofdzaak, de grond, dus ook van de rest van de bestanddelen van de lantaarnpalen.

Het verbintenissenrecht regelt de rechtsverhouding tussen personen onder elkaar. De relaties tussen verkoper en koper en verhuurder en huurder zijn hier voorbeelden van.

Het goederenrecht staat vooral beschreven in de boeken 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek. Het verbintenissenrecht staat beschreven in de boeken 3, 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Goederen

Goederen bestaan uit zaken en vermogensrechten.

 

Zaken (art.3:2 BW)

Het Burgerlijk Wetboek beschrijft zaken als voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten(art.3:2 BW). Zaken kunnen onroerend of roerend zijn. Onroerende zaken zijn de grond, de delfstoffen die nog niet gewonnen zijn, beplanting op de grond en werken en gebouwen die met de grond verenigd zijn. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn, ook wel de zaken die zich kunnen voortbewegen.

 

Portacabin arrest

In de zaak van het Portacabin arrest( jurisprudentiereader blz 27) komt duidelijk naar voren dat het van belang is dat men weet of een zaak roerend of onroerend is.

Op het bedrijfsterrein van Buys was een portacabin geplaatst, die Buys als uitbreiding voor het bedrijfsgebouw wilde gebruiken. Hiervoor waren ook diverse voorzieningen aangelegd. De portacabin werd.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Oefenpakket Inleiding Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefenvragen januari 2013

 

Meerkeuzevragen

 

1. Roos meent dat hij rechthebbende is op een vordering van € 10.000 op Blackson.

Door middel van een geregistreerde onderhandse akte draagt Roos deze

vordering over aan Bogarde. Bogarde draagt de vordering op zijn beurt op dezelfde

wijze over aan Seedorf. Vervolgens blijkt dat Roos niet de rechthebbende op de

vordering was, maar Rekik. Bogarde en Seedorf wisten hiervan beiden niets en

konden hiervan ook niets weten.

 

Wie is rechthebbende op de vordering?

 

a. Seedorf. Hij heeft geen bescherming nodig en is rechthebbende geworden door een

rechtsgeldige overdracht, nu Bogarde wordt beschermd op grond van art. 3:88 BW.

b. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat geen sprake is van ongeldigheid van

een vroegere overdracht.

c. Rekik. Seedorf wordt niet beschermd, omdat sprake is van

beschikkingsonbevoegdheid van Roos.

d. Seedorf. Hij wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in de

overdracht aan Bogarde.

 

2. Demmink verkoopt en levert de grond aan Mosterd. Mosterd verkoopt en

levert hetzelfde stuk grond door aan Padian. Achteraf blijkt dat de overdracht door

Demmink aan Mosterd ongeldig is, omdat de leveringsakte niet is opgemaakt door de

door laatstgenoemde ingeschakelde notaris, maar door diens klerk, die zich voor notaris

heeft uitgegeven. Demmink stelt zich op het standpunt dat hij hierdoor nog eigenaar

van het stuk grond is.

 

Heeft Demmink gelijk?

 

a. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan Mosterd.

b. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan hem.

c. Ja. Padian wordt niet beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek

in de overdracht aan Mosterd.

d. Nee. Padian wordt beschermd, omdat sprake is van een titel- of leveringsgebrek in

de overdracht aan hem.

 

3. Manolev heeft een elektrische fiets. Baccus, een fietsenhandelaar met een grote winkel in de stad, steelt deze elektrische fiets van hem en geeft hem de volgende dag aan Falco op zijn verjaardag. Falco is er heel blij mee en vindt het verbazend aardig van Baccus dat

hij een van zijn tweedehands elektrische fietsen aan hem cadeau geeft. Hij weet dat Baccus altijd een flinke voorraad tweedehandsfietsen heeft, doordat mensen deze inruilen voor een

mooiere of doordat hij deze koopt uit.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Vragen Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Vragen Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van.....read more

Access: 
Public
Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking oefenvragen Inl. Privaatrecht

Uitwerking van oefenvragen voor Inleiding Privaatrecht, gesorteerd per week. (alle antwoorden zijn onder voorbehoud)


Week 1:

Hoofdstuk 2: Absolute rechten

1. Is eigendom een absoluut of een relatief recht?

2. Leg uit wat ‘’droit de suite’’ inhoud:

3. Hoe noem je het begrip waarbij de rechthebbende zijn of haar goed kan opeisen bij elke persoon die haar houdt, zonder rechthebbende te zijn. Noem ook het artikel waar je dit begrip kunt vinden.

4. Zijn alle absolute rechten vermogensrechten? Noem ook het artikel waar het begrip ‘’vermogensrechten’’ wordt verduidelijkt:

5. Geef bij de volgende begrippen aan of diegene die het vermogensrecht heeft eigenaar of rechthebbende genoemd wordt en leg uit waarom.

Zaak

Vermogensrecht

Goed

6. Volgt er uit een artikel in het burgerlijk wetboek dat een eigendomsrecht nooit beperkt kan worden? En zo ja, uit welk artikel kun je dit halen?

7. Leg uit wat een beperkt recht is. Is een beperkt recht absoluut of niet?

8. Hoe werkt de seperatiepositie bij beperkte rechten?

9. Wat is het prioriteitsbeginsel?

Hoofdstuk 4: Derdenwerking en publicatie

Paragraaf 2

1. Zoek het artikel op over registergoederen en noem aan de hand daarvan 3 voorwaarden waaraan een goed moet voldoen, wil het een registergoed zijn.

 

2. Is een motor een registergoed?

 

3. Zijn alle onroerende zaken registergoederen?

4. Wat zijn onroerende zaken? Noem het artikel.

 

5. Zijn beperkte rechten op registergoederen ook registergoederen?

6. Zijn persoonlijke rechten op registergoederen ook registergoederen?

Week 2:

Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies

Paragraaf 1-4

1.Is er bij erfopvolging sprake van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel? In welk artikel is dit terug te vinden?

2. Vallen natrekking, schatvinding en vermenging geschieden door middel van verkrijging onder bijzondere titel of algemene titel?

 

3. Wie is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben?

4. Wanneer verlies je het eigendom op je roerende zaak?

5. Hoe noem je een verkrijging die niet onder algemene titel valt?

Hoofdstuk 5: Bezit en houderschap

 

1.Is een bezitter ook gelijk eigenaar?

2.A leent zijn fiets uit aan B. Wie is dan de bezitter?

3. Hoe noem je B in dit geval?

4. X is bezitter van een auto en leent de auto aan Y. Kan X bezitter van de auto zijn ondanks dat hij het goed niet onder zich heeft? Noem een artikel uit BW 3 waarop je je antwoord kan baseren.

5. Wat is een huurder?

A. bezitter van het vorderingrecht en bezitter van het huis

B. bezitter van het huis en detentor van het vorderingsrecht.

C......read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Privaatrecht II

Uitwerking colleges Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Kernvak Privaatrecht II week 1

 

Kernvak Privaatrecht II gaat over het verbintenissenrecht.

Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen 2 of meer personen. Het is actief tegen passief, de schuldenaar tegenover de schuldeiser. Er zijn verschillende verbintenissen. De bronnen van verbintenissen zijn: de rechtshandeling en overeenkomst, verbintenissen uit de wet, zoals de onrechtmatige daad en schadevergoeding. De belangrijkste 2 zijn de overeenkomst en de onrechtmatige daad. Andere bronnen van verbintenissen zijn de ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en zaakwaarneming

 

Het verbintenissenrecht regelt relaties tussen personen. Het regelt dus waar risico’s liggen en wat de gevolgen zijn van deze risico’s. De rode draad is de risicoverdeling. Het gaat om een juridische afweging.

Binnen het verbintenissenrecht heeft men autonomie: je mag doen wat je wil. Men mag vertrouwen en als hier sprake van is, kan men worden beschermd. Ook zijn criteria als hoedanigheid van de partijen van belang, bedrijf of particulier, kind of volwassenen.

 

Casus van de week HR ING/Bera

Bera holding een bedrijf in Suriname, opgericht door 2 mensen, Berner en Ramkalup. Die waren eerst beide aandeelhouders. Later is een daarvan exclusief bevoegd om Bera te vertegenwoordigen. Bankrekening aangemaakt door Berner, hij is daartoe bevoegd t.n.v. Bera. De post wordt echter gestuurd naar een bedrijf in Nederland waar Ramkalup zeggenschap over heeft.

Op een gegeven moment gaat er een geldbedrag van Bera Holding naar een vennootschap van Ramkalup. Berner weet hier niets van omdat de post naar Nederland wordt verstuurd.

Hoe komt Bera Holding/meneer Berner weer terug aan zijn geld? Kan hij dit vorderen van Ramkalup? Of van de ING? Had de ING moeten weten dat Ramkalup niet bevoegd was?

 

De totstandkoming van een rechtshandeling

Voordat een rechtshandeling tot stand kan komen moeten de bouwstenen behandeld worden.

  1. Uitleg verklaring, artikel 3:37. Een verklaring heeft werking, zodra deze de ander heeft bereikt.

  2. Er is een wil nodig, artikel 3:33 als de wil en de verklaring overeenstemmen is er een rechtshandeling. Als er sprake is van discrepantie tussen de wil en de verklaring, is er geen sprake van een wil en spreekt met van een wilsontbreken, artikel 3:33 en 3:34BW.

  3. Als er sprake is van discrepantie moet men kijken of er een gerechtvaardigd vertrouwen is. Dit is te vinden in artikel 3:35 BW. Er is geen overeenstemming tussen wil en verklaring, maar men mocht erop vertrouwen dat er wel sprake was van een overeenstemming. Is dit niet het geval dan is

  4. .....read more
Access: 
Public
Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Oefentoets voor deeltoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets deeltoets A Privaatrecht II

 

Vraag 1

Karel is eigenaar van een vrijstaand huis met schuur en tuin. Hij heeft ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op het geheel in het kader van een door de bank aan hem verstrekte geldlening van € 300.000. Vanwege plotselinge werkloosheid komt Karel zijn financiële verplichtingen jegens de bank niet na.

De bank maakt geen gebruik van haar recht van parate executie, maar verkrijgt van Karel een schriftelijke volmacht om de woning onderhands te verkopen. In de volmacht is onder meer bepaald dat verkoop en eigendomsoverdracht van het huis zal plaatsvinden ‘voor een prijs (marktconform) door gevolmachtigde vast te stellen’. Partijen hopen op deze wijze een hogere prijs te krijgen voor het huis, zodat Karel zijn schuld en rente aan de bank kan aflossen.

Uit een taxatie blijkt dat de woning een onderhandse verkoopwaarde heeft van

€ 315.000. Enkele weken na deze taxatie wordt de woning door de bank onderhands verkocht aan Anton voor een bedrag van € 193.000.

Karel voelt zich door deze transactie van de bank zeer ernstig benadeeld.

 

  1. Is Karel gehouden de woning aan Anton over te dragen?
     

  2. Afhankelijk van uw antwoord op vraag a zal ofwel Karel mogelijkerwijze schade lijden omdat hij tot nakoming van de overeenkomst verplicht is, ofwel Anton mogelijkerwijze schade lijden omdat Karel niet tot overdracht is gehouden.

Veronderstel dat Karel schade lijdt omdat hij tot overdracht aan Anton is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Karel te vergoeden?
 

  1. Veronderstel dat Anton schade lijdt omdat Karel niet tot overdracht is gehouden. Is de bank in dat geval verplicht de schade van Anton te
    vergoeden?
     

 

Vraag 2

Is het voor een automonteur die in dienst is bij een garagebedrijf van belang om te weten of het garagebedrijf bedingen in de overeenkomsten met klanten pleegt op te nemen waarbij aansprakelijkheid van het bedrijf (voor schade aan de auto van de klant tijdens de werkzaamheden ontstaan) wordt uitgesloten?

 

 

 

Vraag 3

Lees de volgende uitspraak en beantwoord de vragen onder de tekst.
 

Hoge Raad der Nederlanden
2 december 2011

Arrest in de zaak van:
De erven van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot.....read more

Access: 
Public
Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Oefentoets voor eindtoets Privaatrecht II

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets Kernvak Privaatrecht II Deeltoets B
 

Vraag 1

 

Vraag 1 a.

Twee agenten bellen aan bij een man en delen hem mee dat zijn zoontje (11 jaar oud) bij een aanrijding is verongelukt. De man kan het verlies (ook op langere termijn) niet verwerken en roept op aanraden van zijn huisarts psychiatrische hulp in. Kan hij de door hem met betrekking tot deze therapie gemaakte kosten verhalen op degene die de aanrijding heeft veroorzaakt?

Vraag 1 b.

In de `hangmatzaak’ (HR 8 oktober 2010) ging het om de vraag of een medebezitter een andere medebezitter op grond van art. 6:174 BW aansprakelijk kan stellen. Leg uit waarom dit een vraag van relativiteit betreft.

 

Vraag 2

 

Eugene heeft samen met zijn zus en diens echtgenoot een kunst- en antiekbeurs te Venlo bezocht. Bij de stand van galerie La Fleur gebeurde het volgende. Al kijkend naar een ± 2.25 meter hoog staande klok deed Eugene een paar stappen achteruit. Bij de derde pas liep hij tegen een – naar later bleek hol -houten pilaartje aan waarop een aan de galerie toebehorende Friese Staartklok uit 1580 stond opgesteld (vraagprijs € 500.000). Het pilaartje begon te wankelen als gevolg waarvan de klok op de grond viel. Hierdoor is een schade ontstaan van in totaal € 65.000, voor onder meer waardevermindering en reparatiekosten.

 

Is de Eugene jegens La Fleur aansprakelijk voor de schade, en zo ja, moet hij alle schade betalen?

 

Vraag 3

 

Dahlia Acacia B.V. (verder te noemen Dahlia) sluit in week 41 van 2011 met van Jaarsveld een (licentie-)overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst krijgt van Jaarsveld het recht om 80.000 rozenplanten met de naam Beatrix te kweken voor de productie van snijbloemen. Het bedrag dat voor de licentie moet worden betaald, is € 55.000.

Naast de licentie heeft van Jaarsveld ook nog stekken nodig om de rozenplant in kwestie te kunnen kweken. Daartoe sluit van Jaarsveld op dezelfde dag een overeenkomst met Lely Acacia B.V. (verder te noemen Lely), de zustervennootschap van Dahlia. Lely, die zich bezighoudt met het vermeerderen van rozenplanten, verbindt zich ten opzichte van van Jaarsveld tot levering van 80.000 stekken van de rozenplant in kwestie. De koopsom bedraagt € 75.000. Ter zake van de levering bevat de koopovereenkomst de volgende bepaling: ‘levering van de stekken vanaf week 46 en 47. De vermeerderaar.....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Begrippenlijst Kernvak Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Inleiding

 

A

Absoluut toekomstig goed: goederen die in het geheel nog niet bestaan.

 

Afhankelijke rechten: een recht dat zodanig aan een ander recht is verbonden dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan (art. 3:7 BW).

 

Authentieke akte: Een akte opgemaakt in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door een daartoe aangestelde ambtenaar of een daarmee gelijk te stellen persoon. Voorbeeld is bijvoorbeeld een notariële akte, dagvaarding of beslagexploot.

 

B

Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (art. 3:8 BW).

 

Bestanddeel: onzelfstandige onderdelen van een zaak op grond van een ideële band of hechte materiele band (art. 3:4 BW).

 

Bloot eigenaar: de eigenaar die zijn zaak met een goederenrechtelijk recht bezwaard ziet.

 

Burgerlijke vruchten: opbrengsten die goederen met behoud van hun substantie genereren, waarbij de vrucht een vermogensrecht is (art. 3:9 lid 2 BW).

 

C

Conservatoir: rechten bewarend.

 

D

Dubbel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al evenmin bestaande rechtsverhouding.

 

E

Eenheidsbeginsel: zakelijke rechten kunnen slechts een zaak als geheel betreffen, niet slechts een of meer onderdelen ervan.

 

Eigendom: het meest volledige recht op een goed.

 

Enkel toekomstige vorderingen: nog niet bestaande vorderingen uit een al wel bestaande rechtsverhouding.

 

Exclusiviteit van goederenrechtelijke rechten: iedere derde is verplicht zich te onthouden van gedragingen die de rechthebbende op een goed in zijn gebruik, beheer of beschikking storen.

 

Executoriaal: rechten effectuerend.

 

G

Gesloten systeem: men kan geen nieuwe goederenrechtelijke rechten in het leven roepen. Daarnaast is goederenrecht, behoudens uitzonderingen, dwingend recht en er kan dus niet van afgeweken worden.

 

Goed: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).

 

Goede trouw (negatief): een kennen noch behoren te kennen (art. 3:11 BW). Dit is de omschrijving die men wettelijk gezien aanhoudt.

 

Goede trouw (positief): een niet weten en niet behoren te weten.

 

Goodwill: de surplus waarde van de onderneming boven de optelsom van de waarden der afzonderlijke goederen.

 

H

Heerschappijleer: Verdedigd door Von Savigny. Een goederenrechtelijk recht geeft heerschappij over een goed, een persoonlijk recht geeft heerschappij over een persoon.

 

I

Ideëel bestanddeel: een bestanddeel dat zonder een bepaalde hoofdzaak als onvoltooid moet worden aangemerkt. Men kijkt bij het vaststellen hiervan naar de verkeersopvattingen (art. 3:4 lid 1 BW).

 

K

Kadaster: een soort van juridische landkaart van Nederland. Onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen.

 

Kenbronnen: Burgerlijk Wetboek, verdragen,.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Oefenpakket eindtoets Kv Privaatrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefentoets voor de eindtoets 1

 

Vraag 1

De Rabobank heeft een vordering van € 950.000 op A. A heeft tot zekerheid van betaling een stil pandrecht op zijn (A’s) dure piano gevestigd ten behoeve van De Rabobank.

 

a. Hoe wordt een stil pandrecht gevestigd?

 

b. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien De Rabobank zijn vordering op A verkoopt en levert aan C?

 

c. Wat gebeurt er met het pandrecht van De Rabobank indien A zijn piano verkoopt en levert aan D, die het pandrecht van De Rabobank kent noch behoort te kennen, indien wordt afgesproken dat A de piano voorlopig nog voor D zal houden?

 

d. Stel dat E – die nog een appeltje met A te schillen heeft – met een hockeystick een onherstelbare barst in de piano slaat, waardoor deze onbespeelbaar (en daarmee nagenoeg waardeloos) wordt. A is tegen deze vernieling verzekerd bij verzekeraar V.

De Rabobank heeft nu pandrechten op drie verschillende goederen.

Noem er twee en bespreek waarom het pandrecht op het betreffende goed tot stand is gekomen.

 

Vraag 2

a. Kan een bestolen eigenaar de eigendom van een gestolen roerende zaak overdragen aan een ander?

Zo ja, op welke wijze vindt de levering plaats?

 

b. Kees vraagt Jan een uniek schilderij voor hem te kopen. Op 1 mei koopt Jan in eigen naam maar voor rekening van Kees het bedoelde schilderij van C. Op 2 mei gaat Jan failliet. Op 3 mei levert C het schilderij aan Jan. Op 12 mei wil Kees het schilderij bij Jan ophalen. De curator van Jan stelt zich op het standpunt dat Jan de eigenaar is van het schilderij en weigert afgifte.

Wie is op 12 mei eigenaar van het schilderij?

 

Vraag 3

Pieter verwerft een recht van erfpacht op het perceel van Willemsen. Dit recht van erfpacht wordt gevestigd voor een periode van twintig jaar. Na drie jaar laat Pieter een opslagruimte op het perceel bouwen en plant hij een reeks boompjes langs het pad dat naar deze ruimte leidt. Voor de bouw van de opslagruimte heeft Pieter een lening bij de bank gesloten. Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze lening heeft hij ten gunste van de bank een recht van hypotheek op zijn recht van erfpacht gevestigd.

a. Wie is eigenaar van de opslagruimte en de boompjes die Pieter gebouwd respectievelijk geplant heeft?

 

b. Stel dat Willemsen de eigendom van de grond overdraagt aan Pieter. Welk rechtsgevolg zou dat hebben.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 1

Aantekeningen van het hoorcollege van het kernvak Privaatrecht II.


Hoorcollege week 1

Inhoud van het vak

  • Rechtshandeling en overeenkomst;

  • Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad (buitencontractuele aansprakelijkheid);

  • Schadevergoeding

 

Programma

  • Totstandkoming rechtshandeling

    • Wilsvertrouwensleer

  • Totstandkoming overeenkomst

    • Aanbod en aanvaarding

  • Vertegenwoordiging

 

Grondbeginselen verbintenissenrecht

  • Pacta sunt servanda: verbintenissen moeten worden nagekomen;

  • Consensualisme: vormvrijheid;

  • Contractsvrijheid: met iedereen mag een contract gesloten worden.

 

Totstandkoming rechtsovereenkomst

  1. Allereerst moet onderzocht worden of er sprake is van een verklaring: deze verklaringen zijn vormvrij (art. 3:37 BW, consensualisme).

  2. Er moet sprake zijn van een verklaring die overeenstemt met de wil.

    1. Bij discrepantie hiertussen, bijvoorbeeld in geval van

      1. Art. 3:33 BW, misverstand: zie bijvoorbeeld HR: Bunde/Erckens. Ontbreken van de duidingswil.

      2. Art. 3:34 BW, ontbreken van de handelingswil: storing in de geestestoestand.

        1. Geestestoestand moet redelijke waardering van belangen belemmeren.

        2. Verklaring is onder invloed van een stoornis gedaan. Dit mag vermoed worden zo te hebben plaatsgevonden als de verbintenis nadelig werkte ten aanzien van de persoon die de verbintenis sloot.

                                      Komt er geen (voor een overeenkomst vereiste) rechtshandeling tot stand.

                                      Indien er sprake is van een met de wil overeenstemmende verklaring, komt een rechtshandeling tot stand.

  1. Gerechtvaardigd vertrouwen kan echter een discrepantie repareren (art. 3:35 (in sommige gevallen jo. art. 3:11 BW)). Zie hiervoor ook het arrest HR: Westhoff/Spronsen.

  2. Indien er sprake is van een rechtshandeling, moet onderzocht worden of er van redelijkheid en billijkheid een beperking uitgaat. In het arrest HR: Westhoff/Spronsen wordt dit omschreven als ‘goede trouw’. Indien er sprake is van derogerende werking van redelijkheid en billijkheid komt geen rechtshandeling tot stand.

 

Overeenkomst: komt tot stand door aanbod (is een rechtshandeling) en aanvaarding (is ook een rechtshandeling).

 

Vertegenwoordiging

Er zijn verschillende cases denkbaar: bijvoorbeeld een werknemer die het bedrijf waarvoor hij werkt vertegenwoordigt, of de curator die de onder curatele gestelde vertegenwoordigt.

 

Onmiddellijke vertegenwoordiging:

Leidt ertoe dat dat een rechtshandeling van de tussenpersoon toegerekend wordt aan de achterman.

 

Eisen zijn

  • Vertegenwoordigingskwaliteit

  • Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Indien de volmacht overschreden wordt (en er dus geen sprake meer is van een vertegenwoordigingsbevoegdheid), is de achterman niet gebonden (art. 3:66 lid 1 BW). Als de achterman echter de rechtshandeling.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Privaatrecht II deel 2

Hoorcollege aantekeningen van week 3 en 4. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 3

 

Programma:

1.      Vervolg (ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde rechtshandeling

  1. Vorm
  2.  Inhoud

2.      Algemene voorwaarden, afd. 6.5.3 BW

  1. Totstandkoming
  2. Vernietigbaarheid

Pas in het volgende HC worden de onderwerpen met betrekking tot aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid etc behandeld.

 

(Ver)nietig(baar)heid

De ongeoorloofde of aantastbare rechtshandelingen kan op verschillende wijzen tot stand gekomen zijn:

  1. Door een handelingsonbevoegde
  2. Door een handelingsonbekwame
  3. Bij aanwezigheid van een wilsgebrek
  4. Door strijd met een vormvoorschrift
  5. Door actio Pauliana
  6. Bij strijd met wet, openbare orde of goede zede

Ten slotte met betrekking tot algemene voorwaarden: niet (op de juiste manier) ter hand gesteld of onredelijk bezwarend.

 

Strijd met vormvoorschrift

Uit art. 3:39 BW blijkt dat strijdigheid met vormvoorschriften leidt tot nietigheid (bijvoorbeeld de koopovereenkomst tav onroerend goed die niet volgens art. 7:2 BW schriftelijk is). In gevallen waarin slechts een van de partijen beschermd wordt, leidt dit tot vernietigbaarheid.

De professionele verkoper zal echter bij een beroep op dit vormvoorschrift sneller op de redelijkheid en billijkheid sluiten, waardoor dit beroep niet altijd op zal gaan.

Hoofdregel is echter dat rechtshandelingen in beginsel vormvrij zijn (art. 3:37 BW). Als de wet echter een vorm voorschrijft (zoals in art. 7:2 BW), bepaalt art. 3:39 BW dat deze rechtshandeling nietig is, tenzij de wet anders voorschrijft (dit is dus het geval als slechts een van beide partijen beschermd wordt).

 

Actio Pauliana

Wordt beschreven in art. 3:45 BW. Er zijn drie voorwaarden:

  1. Er is sprake van een onverplichte rechtshandeling door de schuldenaar (terugbetaling van een schuld (bijvoorbeeld eerst aan ouders en vervolgens aan de bank) valt hier dus niet onder);
  2. Daardoor wordt een schuldeiser benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden;
  3. En de schuldenaar wist dit of behoorde dit te weten.

 

Beperking contractvrijheid door de inhoud van de overeenkomst (zie ook het arrest Esmilo/Mediq m.nt. Lindenberg)

In dergelijke gevallen kan art. 3:40 BW uitkomst bieden. Dit artikel kan het beste worden toegepast volgens onderstaand stappenplan:

1.      Art. 3:40 lid 2 BW

a.     Is er sprake van dwingend recht? Slechts in gevallen waarin er sprake is van dwingend recht, is dit artikel van toepassing (dus geen regelend recht (veel regelend recht staat in boek 6)). Voorbeelden van dwingend recht zijn art. 7:6 BW, art. 6:246 BW, WvSr.

 

b.     Rechtsgevolgen?

                                                         i.           In sommige gevallen is strijd met dwingend recht opgenomen in de dwingendrechtelijke bepaling zelf (meestal vernietigbaarheid of nietigheid). De sanctie voor het vastleggen van een te lange proeftijd in een arbeidsovereenkomst is bijvoorbeeld nietigheid op dit punt. Er komt dan een overeenkomst tot stand zonder proeftijd (dus gewoon een.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I

Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Privaatrecht I


Collegeaantekeningen week 1-3

Hoorcollege week 1

Goederenrecht heeft als doel jou het goed te laten halen dat van jou is. Het is de oorsprong van goederenrechtelijke rechten die je tegen een ieder kan inroepen. Het gaat om het verkrijgen, houden en vervreemden van goederen.

We maken het onderscheid tussen een roerend en onroerend goed omdat er specifieke regels zijn om bijvoorbeeld overdracht mogelijk te maken. Dit op basis van het economische belang (de waarde) en het publieke belang (welk goed is van wie?).

In het goederenrecht staat de relatie persoon-goed centraal, anders dan in het verbintenissenrecht, dat gericht is op de verhouding persoon-persoon. Bij dit laatste recht gaat het om rechten die de ene persoon in beginsel uitsluitend tegenover de andere persoon kan inroepen. Goederenrechtelijke rechten kennen absolute werking (derdenwerking). Het goederenrecht maakt tezamen met het verbintenissenrecht deel uit van het vermogensrecht.

 

HR Blaauboer/Berlips

Berlips is eigenaar van een stuk grond en verkoopt dit aan Blaauboer. Hij verkoopt en hij levert dit stuk grond. In de leveringsakte wordt een clausule opgenomen. In deze akte staat dat Berlips gehouden is om een weg aan te leggen.
 

Berlips, als eigenaar, legt de weg niet aan, en verkoopt en levert zijn stuk grond aan Maks. Aan de ene kant is hier het verbintenissenrecht (overeenkomst) en aan de andere kant het goederenrecht (onroerend goed). Berlips beroept zich op het goederenrecht, want het eigendomsrecht is overgegaan naar Maks. De verplichting tot het leggen van de weg, gaat niet over met het eigendom. Persoonlijke verbintenissen kunnen het eigendomsrecht niet beperken, zodat zij evenmin bij overgang van dat eigendomsrecht op de nieuwe eigenaar van rechtswege overgaan.

 

Kenmerken van het goederenrecht

Het belangrijkste kenmerk van het goederenrecht is dat er een gesloten stelsel (numerus clausus) van beperkte rechten (art. 3:81 BW). Het aantal goederenrechtelijke rechten zijn dus neergelegd in het wetboek: meer zijn er niet. Deze rechten hebben ook een gesloten inhoud, deze is dwingend vormgegeven. De grenzen van het recht worden aangegeven door de wetgever en door uitspraken van de Hoge Raad. Het verbintenissenrecht is juist een open stelsel.

Niet alleen de goederenrechtelijke rechten hebben een gesloten stelsel, maar ook verkrijging en verlies kennen dit. Dit is te vinden in art. 3:80 BW. Goederen zijn te verkrijgen onder algemene titel en onder bijzondere titel.

Onder algemene titel verkrijgt men door erfopvolging, door boedelmenging, door fusie, door splitsing en door de goedkeuring van een overdrachtsplan (art. 3:80 lid 2 BW). Men kan goederen onder bijzondere titel verkrijgen door overdracht, verjaring, door onteigening en verder op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging (art. 3:80 lid 3 BW).

Ook verliest men goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen (art. 3:80.....read more

Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen

Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht - UU - Aantekeningen


 

Hoorcollege 1

Vermogensrecht

  • Wat is dat?

  • Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.

  • Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.

Het vermogensrecht (in objectieve zin)

  • Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)

  • Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.

    • Gesloten systeem van rechten

    • Dwingend recht (hoe het in de wet staat)

    • Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)

  • Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)

    • Open systeem van rechten

    • Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht

    • Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!

Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.

  • Zie BW 6. (vrije wil om te doen wat je goeddunkt, vertrouwen bij een bepaalde handeling)

Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)

  • HR Jeffrey-arrest (NJ 1998/853): Vermogensrecht weet niet goed wat ze buiten het vermogen moeten.

Wat is een verbintenis?

  • = Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.

  • Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.

  • De verbintenis houdt in:

    • Een verplichting tot een prestatie voor de één

    • En het recht op die prestatie van de ander.

  • Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.

Twee zijden van dezelfde betekenis:

  • Actieve zijde (schuldeiser)

    • Vorderings(recht): bevoegdheid om iets te vorderen (actie in recht)

    • Art. 3: 296 BW

    • Rechtsvordering/actie

    • Executierecht: fysiek geldend maken (bv. deurwaarder/politie bij iemand spullen weghalen)

  • .....read more
Access: 
Public
Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Inleiding Privaatrecht: Goederenrecht in 2015-2016.



Hoorcollege 2: Eigendom, bezit en houderschap.

Eigendom

Eigendom is het eigendomsrecht op een zaak. Het eigendom is het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Zie hiervoor artikel 5:1 BW. Eigendom is speciaal gericht op zaken, bij andere goederen word iemand niet de eigenaar genoemd maar de rechthebbende. Wanneer iemand eigenaar van een zaak is heeft hij alle bevoegdheden omtrent die zaak en dus ook exclusieve bevoegdheden als revindicatie (art. 5:2 BW).

Bezit en houderschap

Bezit en houderschap komt ter sprake als je macht kan uitoefenen over een bepaalde zaak. Een eigenaar is vaak ook de bezitter van een zaak. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Artikel 3:119 lid 1 BW bepaalt dat de bezitter wordt vermoed om rechthebbende te zijn. Dit betekent dat wanneer iemand dat betwist hij zelf zou moeten bewijzen dat de desbetreffende persoon die bezitter is niet de eigenaar is. De bewijslast ligt dus niet bij de bezitter. Een voorbeeld wanneer de eigenaar en de bezitter niet dezelfde persoon zijn, is wanneer A de fiets van B steelt, A blijft de eigenaar van de fiets maar hij kan geen macht meer over de fiets uitoefenen daarom is hij geen bezitter van de fiets meer. De bezitter van de fiets is nu B tenminste als hij de fiets voor zich zelf gebruikt.

Art. 3:107 lid 1 BW geeft een definitie van het word bezit, “bezit is het houden van een goed voor zichzelf”. Een bezitter ben je als je, je gedraagt als de eigenaar. Naast bezitter kan iemand ook een houder zijn van een zaak. Een houder van een zaak ben je wanneer je feitelijke macht over de zaak kan uitoefenen zonder dat je, je gedraagt als de eigenaar van de zaak. Art 3:108 BW zegt dat de uiterlijke feiten beslissend zijn of iemand een bezitter of houder is van een zaak, deze uiterlijke feiten moeten dan naar verkeersopvattingen beoordeeld worden. Met verkeersopvattingen wordt er bedoeld van wat de gemiddelde Nederlander ervan denkt. Als je een goed houdt omdat je de.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1541
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.