Collegeaantekeningen deel 2 Het vonnis


Hoorcollege week 4

 

Het vonnis en de rechtsmiddelen
De afgelopen drie weken hebben we de procedure bekeken tot aan het vonnis of het tussenvonnis. Na een schriftelijke gedingvoering (conclusiewisselingen) en na wellicht een comparitie of een pleidooi, ligt er een taak voor de rechter. Exploten 45 jo. 111. Na dagvaarding wordt conclusie van antwoord genomen. Meestal vindt er een comparitie van antwoord hierna plaats. Wellicht een pleidooi kan plaatsvinden. Het kan ook nog doorgaan tot repliek en dupliek. Na comparitie of pleidooi ligt er een taak voor de rechter: er moet een vonnis of tussenvonnis worden gewezen. Wat moet er allemaal in een vonnis staan? 230 Rv: opbouw vonnis.
Eindvonnis of tussenvonnis?

De rechter kan, voordat hij definitief over de zaak beslist, een tussenvonnis wijzen (art. 232 Rv). In de meeste gevallen zal een tussenvonnis interlocutoor zijn. Dit zijn inhoudelijke tussenvonnissen. Verschillende vormen tussenvonnissen: preparatore, interlocutore, incidentele en provisionele  Tussenvonnissen:

  • Preparatore tussenvonnissen: deze zijn van ondergeschikt belang. Er wordt een instructie gegeven.
    ‘brengt u a.u.b. een leesbare versie van een productie in het geding.’
  • Interlocutore vonnissen: instructie of een bewijslevering wordt gelast door de rechter.
  • Provisionele vonnissen: een provisioneel vonnis wordt gewezen naar aanleiding van een provisionele vordering (art. 223 Rv.). Een provisionele vordering is een vordering die je aanhangig maakt in de loop van een bodemprocedure waarin alvast een deel van het gevorderde moet worden toegewezen. Dit zal het geval zijn als de gedaagde een deel van het gevorderde heeft erkend. Het is een kort geding in de zaak zelf.
  • Incidentele vonnissen: een dergelijk vonnis wordt gewezen naar aanleiding van een incident (art. 208 e.v. Rv). Incidenten binnen een procedure is bijvoorbeeld een incident tot vrijwaring. Het is een procedure in een procedure.

Verschillende soorten eindvonnissen:

  • declaratore vonnissen: verklaring voor recht. Er wordt bindend vastgesteld wat rechtens is (artikel 3:302 BW). Een voorbeeld is dat de rechtbank voor recht verklaard dat ziekenhuis X aansprakelijk is voor de schade van patiënt Y.
  • constitutieve vonnissen: er wordt een rechtstoestand gecreëerd of teniet gegaan. Een voorbeeld is de ontbinding van een overeenkomst.
  • condemnatore vonnissen: dergelijke vonnissen veroordelen tot een doen of een nalaten. Ziekenhuis X moet € 50.000 aan patiënt Y betalen. Alleen condemnatore vonnissen (of condemnatore beschikkingen) leveren een executoriale titel op (art. 430 Rv.). Alleen deze vonnissen kunnen dus worden tenuitvoergelegd.

Gezag van gewijsde en kracht van gewijsde: belangrijke aspecten van vonnissen.
Kracht van gewijsde betekent dat tegen een rechterlijke uitspraak geen gewoon rechtsmiddel meer open staat. Een vonnis heeft pas gezag van gewijsde vanaf het moment dat het in kracht van gewijsde is gegaan (art. 236 Rv). Het gaat in kracht van gewijsde zodra er geen gewoon rechtsmiddel meer open staat. Door het gesloten stelsel van rechtsmiddelen kennen we het gezag van gewijsde. Er moet een einde komen aan een procedure. Een beslissing heeft tussen partijen bindende kracht. Dat houdt in dat je niet telkens maar weer dezelfde vordering op basis van dezelfde feiten en in kracht van gewijsde gegaan vonnis, en dus gezag van gewijsde hebben, opnieuw kunnen behandelen. Dit is het negatieve aspect van gezag van gewijsde. Gezag van gewijsde komt eigenlijk om dragende overwegingen van een beslissing. Het gaat alleen om die feiten die als bouwstenen zijn gebruikt in het vonnis.
Het volgende dient als voorbeeld van artikel 236 Rv: Gezag van gewijsde komt toe aan beslissingen over de rechtsbetrekking in geschil. Dit is de inhoudelijke beoordeling. Dat is het geval als de eiser stelt, en de gedaagde betwist niet voldoende gemotiveerd. Is de vordering bijvoorbeeld als onbewezen afgewezen, dan ontstaat gezag van gewijsde. Heeft de eiser bijvoorbeeld onvoldoende gesteld om de vordering te laten slagen, dan geen gezag van gewijsde. Aan een vonnis in kort geding komt nooit gezag van gewijsde toe. Een vonnis in kort geding kan in kracht van gewijsde (= geen gewoon rechtsmiddel kan meer worden ingesteld) gaan, maar heeft geen gezag van gewijsde (= bindende kracht tussen partijen).
Rechtsmiddelen
Gewone rechtsmiddelen:

  • Verzet (art. 143 Rv)
  • Hoger beroep (art. 332 Rv)
  • Cassatie (art. 398 Rv)
  • Buitengewone rechtsmiddelen: deze kom je in de praktijk bijna niet tegen.
  • herroeping (art. 382 Rv): ondanks in kracht van gewijsde, kan alsnog worden herroepen.
  • Derdenverzet (art. 376 Rv)

 

Wat is het belang van het verschil tussen gewone en buitengewone rechtsmiddelen?
De hoofdregel is dat gewone rechtsmiddelen de werking van een uitspraak schorsen. Buitengewone rechtsmiddelen hebben geen schorsende werking. Als u een vonnis van rechtbank Amsterdam krijgt waarin staat dat u recht heeft op schadevergoeding van uw buurman, en u gaan naar de deurwaarder. Het vonnis wordt betekent op basis van artikel 430 Rv. De buurman doet nog niets. U gaat beslag leggen op buurman. HB termijn loopt door. Die termijn is drie maanden. Als uw buurman in HB gaat, heeft dat schorsende werking van het vonnis van de rechtbank van Amsterdam. Buitengewone rechtsmiddelen hebben geen schorsende werking. Executie wordt door het instellen van een gewoon rechtsmiddel geschorst (artt. 145, 350 en 404 Rv). Dat is de schorsende werking. Buitengewone rechtsmiddelen hebben geen schorsende werking (artt. 379 en 386 Rv). In de praktijk merken wij dat de meeste vonnissen uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard (artikel 233 Rv). De bovengenoemde hoofdregel is door de praktijk ingehaald vanwege het standaard vorderen en het meestal toewijzen van deze uitvoerbaarheid bij voorraad (art. 233 Rv). Men vordert standaard uitvoerbaarheid bij voorraad. Uitvoerbaar bij voorraad heft de schorsende werking op. De hoofdregel is dat gewone rechtsmiddelen de werking van de uitspraak schorsen. Dit kan worden voorkomen door het vorderen van uitvoerbaarheid bij voorraad. Dit mag de rechter alleen op vordering van een partij (art. 233 Rv). Als een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan kunt u het nadien nog voorhouden. Dat gaat door middel van een incident in hoger beroep. Nadien kan ook nog, mits een rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend (art. 234 en 351 Rv). In andere woorden, in hoger beroep kan de uitvoerbaar bij voorraadverklaring worden geschorst op vordering van een partij. Een schorsing van een uitvoerbaar bij voorraadverklaring gaat niet zomaar. Er moet sprake zijn van een kennelijke feitelijke of juridische misslag. Ook kunnen omstandigheden aan het licht zijn gekomen die rechter niet in zijn belangen had kunnen meenemen. In alle gevallen geldt dat het geen verkapt appel mag zijn.
Verzet
Het kan zijn dat de gedaagde niet verschijnt. De rechter gaat kijken of de dagvaarding wel in orde is. Vervolgens als er geen ongegrondheid of kennelijke onrechtmatigheid is, zal de rechter een verstekvonnis wijzen. Dit zal uitvoerbaar bij voorraad zijn, als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. U kunt er meteen mee aan de slag, meteen mee naar de deurwaarder. Verzet is geen hoger beroep, het is wel een gewoon rechtsmiddel. Verzet doen geldt als conclusie van antwoord. Het geding wordt weer opnieuw geopend. We zitten dan nog steeds in de eerste aanleg. We pakken de draad weer op en gaan verder waar we gebleven zijn. De meest logische stap is de comparitie na antwoord. De termijn voor verzet is vier weken, en acht weken voor personen in het buitenland. Wanneer gaat de verzetstermijn lopen? Verzet termijn gaat lopen na de volgende mogelijkheden:

  1. betekening in persoon: Op het moment dat de verstekvonnis wordt betekent in persoon (art. 143 lid 2 Rv).
  2. daad gedaagde waaruit kennis voortvloeit: het gaat om kennis met de inhoud van het vonnis. Als gedaagde partij weet heeft van het vonnis is niet voldoende. De daad van bekendheid moet ondubbelzinnig voortvloeien.
  3. Tenuitvoerlegging van het verstekvonnis (art. 144 Rv bevat vier vormen van tenuitvoerlegging).

Hoger beroep
Één van de functies van hoger beroep is controle op de rechtspraak. Hoger beroep kan worden ingesteld door middel van een grief. Een tweede functies is dat er nieuwe kansen worden geboden. Het hoger beroep is qua omvang als de wijze van procederen beperkter. We kennen in het hoger beroep de twee conclusie-regel. Dit betekent dat memorie van grieven en memorie van antwoord het enige is dat in Hoger beroep wordt behandeld. Rechtspleging is hoger beroep is een stuk beperkter.
Appellabiliteit van tussenvonnissen
Met het nieuwe procesrecht is de appellabiliteit van tussenvonnissen ingeperkt. Een belangrijk aspect van het appel is dat met het nieuwe procesrecht de appellabiliteit van tussenvonnissen is ingeperkt. Artikel 337 lid 2 Rv stelt: geen tussentijds appel is mogelijk tenzij het een deelvonnis of een provisioneel vonnis betreft (337 lid 1). Een partij kan de rechter wel vragen een tussentijds hoger beroep toe te staan (art. 337 lid 2 Rv).
Als tussentijds appel mogelijk is, dan kan ook het niet appellabele deel in het appel worden betrokken. U kunt dan toch, ondanks artikel 337 lid 2, tussentijds appelleren. (HR Ponteecen/Stratex: ook in de nieuwe situatie blijft het mogelijk om in beginsel niet appellabele tussenvonnisdeel alsnog te appelleren.)
Deelvonnissen
Een deelvonnis is deels tussenvonnis, deels een beslissing waarbij de rechter een deel van het gevorderde in het dictum definitief heeft toe- of afgewezen. Een dictum is de uiteindelijke beslissing, of praktische slotsom, meestal aangekondigd met ‘recht doende’, toe- of afwijzing van het gevorderde. Van een deelvonnis gaat de appeltermijn direct lopen. Heb je een deelvonnis en je gaat niet appelleren, dan kun je niets meer doen tegen het deel dat eindvonnis is. Dat heeft dan kracht van gewijsde en gezag van gewijsde gekregen. Het staat hierdoor bindend vast tussen partijen. Dit vloeit voort uit artikel 337 lid 2 en uit de jurisprudentie.
Onderscheid tussen bindende eindbeslissing en het deelvonnis
Een deelvonnis betekent dat er een einde gemaakt aan een deel van het geschil is gemaakt door een uitdrukkelijk dictum. In het dictum wordt definitief een deel van het gevorderde toe- of afgewezen. Bindende eindbeslissingen betekent dat één of meer geschilpunten zijn uitdrukkelijk en zonder voorbehoud in een tussenuitspraak beslist. In het verdere verloop van het geding is de rechter hieraan gebonden. In andere woorden, een rechter mag in beginsel in het verdere verloop van de procedure niet meer terugkomen op deze beslissing. De rechter heeft zich er zelf aan verbonden. Leer van bindende eindbeslissingen is afgezwakt in arrest Kojen/ABB. Het hof heeft het verweer van ABB verworpen, dit deed het hof onvoorwaardelijk. Het was dus een bindende eindbeslissing. Later komt het Hof terug op zijn bindende eindbeslissing. Kojen gaat in cassatie en beroept zich op hoor en wederhoor: je mag niet zomaar terugkomen op een beslissing. De Hoge Raad beslist het volgende: de goede procesorde brengt mee dat binding aan een beslissing op grond van onjuiste feitelijke en juridische gronden, niet kan worden aanvaard. Dat is het geval als bij nadere lezing door het Hof wordt beseft dat het niet is goed gegaan bij de eerste keer lezen. De goede procesorde brengt mee dat je daarop mag terugkomen. Cassatiemiddel brengt mee dat je dat niet mag doen als je partijen niet hebt gehoord. HR: maar partijen hebben dus pleidooi inhoudelijk hierover gehad. Ze zijn er op in gegaan tijdens het pleidooi, dus er heeft wel degelijk hoor en wederhoor plaatsgevonden. Een eindbeslissing op onjuiste feitelijke of juridische grondslag mag worden heroverwogen. Maar niet voordat partijen zich hierover mochten uitlaten! 

 

Werkgroep week 4

Het vonnis
Deze week gaat over de dagvaardingsprocedure. Bij een groot gedeelte van de stof van deze week staat de appellabiliteit centraal. Artikel 24 Rv bevat het verbod voor de rechter om feiten aan te vullen. In andere woorden, de rechter mag de feitelijke grondslag niet aanvullen. Artikel 25 bevat de verplichting voor de rechter om rechtsgronden aan te vullen. De rechter moet dit ambtshalve doen. de rechter mag echter niet de rechtsgronden aanvullen buiten de rechtsstrijd van partijen. Dit is het geval als de rechter in de materiele positie van partijen treedt. Ter illustratie van de situatie dat de rechter in de materiele positie van partijen treedt dient artikel 6:74 Rv. Het nietig achten van een overeenkomst zorgt voor betreding in de materiele rechtspositie van partijen. Uit het arrest Regiopolitie/Hovax kan je opmaken dat de rechter het misschien wel aan de orde mag stellen, maar dan moet er wel hoor en wederhoor toegepast worden. Ook in het geval de rechter beslist dat verjaring, nietigheid of ontbinding moet plaatsvinden, zorgt voor een verandering in de materiële positie van partijen. Deze gevallen mogen niet onder artikel 25 Rv worden geschaard. Er is sprake van  materiele partijautonomie.
Artikel 149 Rv bevat het verbod tot aanvulling van de feiten. De rechter mag slechts vaststaande feiten als bouwstenen gebruiken om zijn beslissing op te baseren. De rechter mag geen feiten gebruiken die niet zijn gesteld. Notoire feiten hoeven niet te worden gesteld. Dat staat in het tweede lid van artikel 149 Rv. In het arrest Google-ende rechter bleek dat de rechter ambtshalve feiten had aangebracht in de procedure. Hij had uit eigen beweging feiten van het internet gebruikt bij zijn beslissing. De Hoge Raad heeft beslist dat partijen in de gelegenheid moeten worden gebracht om te reageren op feiten die de rechter op internet heeft gevonden. Dit is het beginsel van hoor en wederhoor.
Vraag 1a: Volgens artikel 149 Rv mag de rechter niet de feiten aanvullen.
Vraag 1b: de rechter mag partijen niet op een mogelijkheid wijzen tijdens de comparitie. In het arrest Regiopolitie/Hovax werd beslist dat de rechter ambtshalve een vraagstuk aan de orde mag stellen als partijen in de gelegenheid zijn zich in een debat erover uit te kunnen laten en partijen moeten kunnen beslissen of zij een debat willen. Er moet rekening met het beginsel van hoor en wederhoor worden gehouden.
Vraag 1c: volgens artikel 25 Rv moet de rechter de rechtsgronden ambtshalve aanvullen.
Vraag 1d: De rechter is verplicht om de regels over termijnen toe te passen op grond van openbare orde. In het arrest Van Rooij/van der Sluijs heeft de Hoge Raad beslist dat de rechter niet mag uitgaan van een andere rechtsgrond dan de rechtsgrond die door de eiser is gesteld.
Vraag 1e: het inroepen van regels die van invloed zijn op de materiele rechtspositie van een partij, moet aan die partij worden overgelaten. Een voorbeeld van een regel die zich niet zonder meer voor ambtshalve toepassing leent is de bevrijdende verjaring (artikel 3:322). De omstandigheid dat op een dergelijke rechtsregel geen beroep is gedaan, betekent niet dat zij in het geheel geen rol kan spelen. Gaandeweg wordt aanvaard dat de rechter in een tussenvonnis of anderszins aan de orde stelt of op mogelijke toepasselijke rechtsregels een beroep zal worden gedaan, of het nu gaat om regels die de rechter in beginsel wel ambtshalve zou mogen toepassen of regels waarbij dat niet het geval is. In het laatste geval moet het beroep wel zeer voor de hand hebben gelegen, wil het de rechter zijn toegestaan de regel ambtshalve aan de orde te stellen. De bevoegdheid tot ingrijpen wordt begrensd door de eis dat de rechtsgang eerlijk is en dat schijn van partijdigheid wordt vermeden.
Vraag 2a: Gewone rechtsmiddelen hebben in beginsel schorsende werking in beginsel. Janssen kan op basis van 430 Rv gewoon ten uitvoer laten leggen. Ook al loopt de appel termijn, dan kan het gewezen vonnis ten uitvoer worden gelegd. Als de gemeente appelleert, dan schorst dat de werking van het vonnis van Jansen.
Vraag 2b: nee, hoger beroep heeft in beginsel schorsende werking. Executie wordt door het instellen van een  gewoon rechtsmiddel geschorst (artikel 145, 350, 404 Rv). Artikel 350 Rv heeft betrekking op de schorsende werking van hoger beroep.
Vraag 3a: Dat is mogelijk. Het gaat om een tweede kans voor partijen. Dus nieuwe gronden kunnen bijvoorbeeld worden aangevoerd (artikel 347 jo. 130 Rv).
Vraag 3b: Dat is mogelijk op grond van artikel 236 Rv. Dit artikel gaat over het gezag van gewijsde. Het moet gaan om rechtsbetrekking in geschil (HR Van Raalte/SH Beheer). Er is geen sprake van een rechtsbetrekking in geschil. Er is dus geen gezag van gewijsde. De vrouw kan dus gewoon opnieuw naar de kantonrechter toe. 
Vraag 4: het gaat in deze vraag om een ‘ja maar-verweer’. B beroept zich op een bevrijdend rechtsfeit. Het is een bevrijdend verweer. B krijgt de bewijslast. Hij valt niet de grondslag van C aan. De stelplicht en bewijslast liggen bij B (artikel 149 en 150 Rv). B kan niet meer in hoger beroep want de termijn is verlopen. B kan herroeping vorderen op basis van bedrog (artikel 382 Rv), maar dat heeft geen schorsende werking. B zal moeten stellen en zo nodig bewijzen dat er bedrog was. (De termijn geldt niet voor geïntimeerde die incidenteel appelleert: ook na verstrijken appeltermijn kan incidenteel worden geappelleerd. Uiterlijk bij memorie van antwoord.)
 

Hoorcollege week 5

Samenvoegen van rechtsvorderingen
Objectieve cumulatie
Dit is het samenvoegen van meerdere zelfstandige vorderingen. Het kan gaan om primaire en subsidiaire vorderingen. Bij een subsidiaire vordering wordt als het ware gezegd: ‘als u daar niet aan wil’. Als de eiser aan het procederen is, dan kan de gedaagde nu ‘we toch bezig zijn’: een tegeneis instellen. Dit wordt ook wel een eis in reconventie genoemd. De oorspronkelijke eis wordt dan de conventie. In een dagvaardingsprocedure mag de tegeneis heel anders zijn. Het hoeft niet samen te hangen met de oorspronkelijke eis. Het voordeel van een eis in reconventie is de kosten: er hoeven geen griffierechten te worden betaald. Bij een verzoekschriftprocedure moet het tegenverzoek wel samenhangen met het oorspronkelijk verzoek. In artikel 137 Rv staat dat een tegeneis moet worden ingesteld bij conclusie van antwoord. De gedaagde zegt schriftelijk wat hij ervan vindt.
Beperkingen voor de eis in reconventie:

  • artikel 136 Rv: "De gedaagde is bevoegd een eis in reconventie in te stellen, tenzij de eiser in conventie is opgetreden in hoedanigheid en de reconventie hem persoonlijk zou betreffen of omgekeerd." Het volgende voorbeeld dient ter illustratie van artikel 136 Rv: jouw broertje is nog geen 18 en wil gaan procederen tegen de provider van zijn telefoon. Jouw vader treedt dan op als wettelijk vertegenwoordiger van het broertje. Stel dat jouw broertje gedaagde is, dan kan de vader in de procedure alleen optreden voor het broertje, hij kan niet zelf met iets komen tegen de provider. Hij kan niet voor zichzelf met een tegeneis komen.
  • internationaal verband (artikel 7 lid  Rv; artikel 8 sub 3 EEX-vo herschikking): er moet samenhang bestaan tussen de eis en de tegeneis.
  • bij een andere procesgang dan de dagvaardingsprocedure bestaan vaak beperkingen voor de eis in reconventie.
  • een procedure leent zich niet voor een tegenseis naar aard. Het gaat hier bijvoorbeeld om een onteigeningsprocedure.

Het uitgangspunt bij instellen van een tegeneis is artikel 138. Het gaat hier om gezamenlijke behandeling /gelijktijdige afdoening van conventie en reconventie. Dit gebeurd in beginsel. Hierop bestaan uitzonderingen:

 

  • artikel 138 lid 1: conventie of reconventie kan of zou eerder moeten worden afgedaan. Hier moeten partijen om vragen.
  • artikel 138 lid 2: geen gezamenlijke behandeling bij een verzoekschriftprocedure tegenover een dagvaardingsprocedure.
  • artikel 138 lid 2: geen gezamenlijke behandeling bij een kantonzaak tegenover een gewone zaak (zie ook artikel 94 lid 3 Rv).

Subjectieve cumulatie
Bij subjectieve cumulatie gaat het om meerdere eisers en/of meerdere gedaagden. De cumulatie bestaat dus in de partijen. Ook kan er sprake zijn van deelname van derden. Deelname van derden kan vrijwillig (voeging; tussenkomst) of onvrijwillig (artikel 118 Rv; vrijwaring) voorkomen.
Vrijwillige deelname van derden:

  • Voeging: een bank kan bijvoorbeeld mee procederen.
  • Tussenkomst: een derde partij komt tussen de eiser en gedaagde.

Onvrijwillige deelname van derden:

  • artikel 118 Rv: als er sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. Bijvoorbeeld als twee mensen rechthebbende zijn van een goed. Een voorbeeld is een gemeenschap. Het gaat dan om alle erfgenamen bij een procedure. 
  • vrijwaring: er bestaan twee soorten vrijwaring. Persoonlijke/eenvoudige vrijwaring: a en b hebben ruzie, B haalt C erbij om het af te schuiven op hem als hij verliest van A. Je krijgt dan twee zaken. De oorspronkelijke zaak/hoofdzaak en de vrijwaring. Zakelijke vrijwaring is een instaan. Het gaat om het instaan voor het bestaan van een recht. Artikel 210 lid 3: Indien de vordering wordt toegewezen, bepaalt de rechter de dag waarop zowel de hoofdzaak als de zaak in vrijwaring weer op de rol zullen komen. Je vraagt om toestemming van de rechter of een persoon in vrijwaring mag worden opgeroepen. Aan het einde krijg je een vonnis in de hoofdzaak (dit is de oorspronkelijke zaak) en een vonnis in de vrijwaringszaak.

Kortgeding
Het kortgeding is een afzonderlijke procedure ten opzichte van de bodemprocedure. In de bodemprocedure wordt definitief het geschil beslecht. Het kortgeding is vooral een voorlopige beslissing. De bodemprocedure is de procedure waar alles meestal tot op de bodem wordt uitgezocht. De beginselen van algemene procesorde moeten in beginsel wel werken, maar er moet een balans worden gevonden tussen belang van eisende partij en de gedaagde partij. Artikel 6 EVRM is van toepassing op het kortgeding, maar kan vanwege de noodzaak van snelle besluitvorming niet altijd van toepassing vinden.
Provisionele voorziening:
Artikel 223 Rv: provisionele vordering. In de bodemprocedure wordt een voorlopige voorziening getroffen. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering (artikel 223 lid 2). Het is geen apart kortgeding uit artikel 253 Rv.
Artikel 254 Rv: het kortgeding. De vereisten voor kortgeding zijn:

  • spoedeisend belang: hier wordt gelet op belangen van partijen.
  • voorziening bij voorraad.

Meest voorkomende voorzieningen in kortgeding:

  • opheffing van beslagen: er bestaat twee soorten beslagen. Ten eerste het conservatoor beslag. Dit gebeurd door een deurwaarder (van te voren). Het betreffende goed wordt conservatoor bewaard. Ten tweede het executoriaal beslag. Dit gebeurd achteraf, na het krijgen van de executoriale titel.
  • executiegeschillen: als er gedoe is over de tenuitvoerlegging van een executoriale titel.
  • veroordelingen tot de betaling van een geldvordering. Spoedeisend belang moet natuurlijk worden gemotiveerd. Het restitutierisico staat niet in de weg tot betaling van een geldsom, maar moet worden gezien als een belang.
  • voorlopige voorzieningen in de sfeer van het personen- en familierecht.
  • voorlopige voorzieningen met betrekking tot rechtspersonen
  • voorlopige voorzieningen op privaatrechtelijk gebied. Voorbeelden zijn uitwinning van pand en hypotheek of bijvoorbeeld burenruzies.

Een kortgeding is altijd een ordemaatregel in afwachting van een eventuele bodemprocedure. De kortgeding rechter moet nadenken wat de bodemrechter zou beslissen. Dit is niet het geval bij een staking. Een bodemprocedure is daarbij te langdurig. Het idee van de wetgever was dat een kortgeding dient als voorlopige voorziening. Ontbinding van een overeenkomst kan niet plaatsvinden door een kortgeding rechter. Slechts de bodemrechter mag ontbinden. Ontruiming kan wel worden beslist in kort geding. Het is namelijk een afweging van de belangen. In zaken van intellectuele eigendommen, is een bodemprocedure nodig. Maar in veel andere gevallen is een kort geding procedure voldoende. Het kan natuurlijk wel.
Wat gebeurd er bij een ander oordeel bodemrechter in materieel dezelfde zaak?

  • in dat geval ontvalt de grondslag aan de veroordeling in het kortgedingvonnis. De grondslag van het kortgeding vonnis valt weg.
  • Het gevolg is het terugvorderingen wegens onverschuldigde betaling of een schadevergoeding.
  • let op: een eventueel opgelegde en verbeurde dwangsom blijft in geval van een ander oordeel van de bodemrechter verschuldigd (HR Kempkes/Samson: de prikkel om de dwangsom te betalen verandert niet. Die was er nog, die moest worden nagekomen. Als het kortgeding in hoger beroep wordt beslist vervalt de dwangsom wel). De dwangsom is een prikkel om het na te komen. Een dwangsom dient te worden bepaald aan partijen.
  • bij vernietiging van het kortgedingvonnis in hoger beroep vervalt de dwangsom wel (HR Kempkes/Samson).

Artikel 256 Rv: is de zaak geschikt om in kortgeding te worden beslist? De zaak is niet geschikt voor kortgeding in met name de volgende gevallen:

  • feitelijk te ingewikkeld. Een kortgeding duurt maar anderhalf uur. Als een zaak te ingewikkeld is, kan het niet per kortgeding worden behandeld.
  • juridisch te ingewikkeld. De rechter moet hier terughoudend mee omgaan.

Een ander vereiste voor kortgeding is: 

  • het spoedeisend belang. Spoedeisendheid is nodig voor een kortgeding. Het staat in artikel 254 lid 1 Rv. Het is een afweging van de belangen van partijen. Het gaat om het belang van de eiser bij een beslissing op heel korte termijn tegen het belang van de gedaagde om alles in bodemprocedure naar boven te brengen. de rechter moet hier ambtshalve naar kijken. Het komt erop neer: kan van de eiser worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht?

Een volgend vereiste voor kort geding is natuurlijk de absolute bevoegdheid van de kortgeding rechter. Voor een gewoon civiel kortgeding over een laptop bijvoorbeeld kan je niet naar de Ondernemingskamer van een hof in Amsterdam. Wanneer het gaat om een burgerlijke zaak met een spoedeisend karakter, en er geen andere voorziening is, dan is de kortgedingrechter bevoegd. De kortgedingrechter is een soort restrechter.
Nog een vereiste is de relatieve bevoegdheid van de kortgedingrechter. Dit is de geografische  bevoegdheid. De gewone regels van relatieve bevoegdheid gelden ook in kortgeding. Het uitgangspunt is dus woonplaats of vestigingsplaats van de gedaagde partij. Artikel 99 Rv. In kortgeding mag je ook naar de kortgedingrechter van het arrondissement waar de voorziening moet worden getroffen.
Procedure van het kortgeding
Artikel 254 Rv gaat over het begin van het kortgeding. De kortgeding rechter zegt wanneer je mag komen. Dit staat in lid 2. Lid 3 gaat over incassozittingen. Een advocaat moet een conceptdagvaarding maken. Ook de verhinderdata zijn van belang. De deurwaarder moet een dagvaardingsprocedure worden betekent. Dit heet exploot doen. Artikel 45 Rv bevat de volgende bepaling: een dagvaarding geschiedt bij exploot. Dit is een aanzegging door de deurwaarder.
Artikel 255 lid 2: je hoeft bij een kortgeding niet altijd een dagvaarding uit te brengen. Een partij kan vrijwillig verschijnen, dan hoeft een dagvaarding niet te worden uitgebracht.
Art. 254 lid 5 Rv: In zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld en beslist is ook de kantonrechter bevoegd tot het geven van een voorziening als in deze afdeling bedoeld. Daarbij is op de kantonrechter van toepassing hetgeen omtrent de voorzieningenrechter is bepaald. Je kan alleen in kortgeding kiezen tussen voorzieningenrechter en kantonrechter. Dit is een uitzondering voor kortgeding. Bij een bodemprocedure is het niet mogelijk om te kiezen.
De zitting
De gedaagde in kortgeding heeft geen advocaat nodig. Dit staat in artikel 255 lid 1 Rv. In lid 2 staat dat de rechter mag bevelen dat de zitting op een andere plaats dan in het gerechtsgebouw wordt gehouden.
De formele bewijsregels zijn in kortgeding niet van toepassing. Het is namelijk een erg korte procedure. Er komt eigenlijk nooit getuigenverhoor voor. Wat wel vaak gebeurd is dat er informanten op de zitting worden gehoord.
De uitspraak
Artikel 339 Rv: het vonnis van een kortgeding wordt vaak toegestuurd. Als je het niet eens bent kan je hoger beroep instellen. Binnen 4 weken moet je in hoger beroep.
 

Werkgroep week 5

 

Het kortgeding
De volgende artikelen zijn van belang bij het kortgeding:

  • Artikel 257 Rv: de bodemrechter is niet gebonden aan voorlopig oordeel van de kortgedingrechter. Andersom is dat wel het geval. Dat wordt het afstemmingsbeginsel genoemd.
  • Artikel 233 Rv: vorderen van uitvoerbaarheid bij voorraad
  • Artikel 258 Rv: in kortgeding kan rechter het uitvoerbaar bij voorraad ambtshalve verklaren.
  • Artikel 256 Rv: sommige zaken zijn niet geschikt voor kortgeding. De zaak is dan te ingewikkeld voor een behandeling in kortgeding. Een voorbeeld is een zaak met veel bewijslevering.

Eisen van het kortgeding:

  • artikel 254 Rv: het moet gaan om spoedeisende zaken. Dit wordt ambtshalve door rechter onderzocht. De spoedeisendheid wordt beoordeeld op grond van de situatie zoals die nu is (ex nunc).
  • artikel 45 jo. 111 Rv: de dagvaardingstermijn is minimaal een termijn uit artikel 114 of 115 Rv na de roldatum.
  • artikel 125 Rv: de dagvaarding wordt ter griffie ingediend. De kortgedingdagvaarding wordt opgesteld. Het gaat niet naar de deurwaarder toe, maar wordt per fax naar het bureau kortgeding gestuurd. Daar wordt de datum bepaald. Die datum vul je in bij je dagvaarding.

Situaties waarbij kortgeding niet kan:
Kun je in kortgeding ontbinding van huurovereenkomst of arbeidsovereenkomst oordelen? Nee, want kortgedingprocedure heeft een voorlopig karakter. Vernietiging van een rechtshandeling in kortgeding kan ook niet. Een declaratoor vonnis (verklaring voor recht) kan ook niet in kortgeding. De rechter wijst het dan af. Een vonnis met een constitutief karakter kan ook niet bij kortgedingrechter worden uitgesproken.
Vraag 1a: artikel 254 lid 5 gaat over het korgeding bij de kantonrechter. Mevrouw Krans had ook kunnen kiezen voor de kantonrechter. Het gaat in casu namelijk om een aardvordering, namelijk een huurovereenkomst. Krans kan ook naar voorzieningenrechter omdat in kortgeding de keuze vrij is. In artikel 254 lid 1 Rv staat namelijk ‘in alle spoedeisende zaken’, dus ook de aardvorderingen van de kantonrechter, mogen bij de voorzieningenrechter worden behandeld. Bij de kantonrechter kan in persoon worden geprocedeerd. Dat is een voordeel. Een tweede voordeel is dat er bij de kantonrechter lagere griffierechten zijn dan bij voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter is soms wat zakelijker. Artikel 50 RO gaat over de voorzieningenrechter.
Vraag 1b: door het starten van een bodemprocedure verliest het kortgeding vonnis zijn werking. Ook door middel van het instellen van hoger beroep verliest het kortgeding zijn kracht. Hoger beroep leidt tot vernietiging van kortgedingvonnis (HR Kempkes/Samson).
Vraag 1c: het moet dan gaan om een financiële noodsituatie. Dit is een spoedeisend belang (artikel 254 Rv). Door het ontbreken van serieuze betwisting door Groothorst worden minder grote eisen aan het spoedeisend belang gesteld. Je moet altijd het restitutierisico bij geldvorderingen in kortgeding meenemen. Bij een belangenafweging moet je meenemen of er gevaar/risico is dat Krans bij de toewijzing van geldvordering het niet kan terugbetalen bij vernietiging of bij een andersluidend bodemvonnis. Je moet dus meenemen dat als je als rechter de geldvordering toewijst, dat krans het bedrag niet kan terugbetalen als kortgeding vonnis wordt vernietigd of andersluidend bodemvonnis wordt gewezen. Dat is het restitutierisico.
Vraag 2: de verschillen tussen de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure:
a. relatieve competentie:
- de verzoekschriftproceedure (artikel 262 Rv): rechter van de woonplaats of verblijfplaats van de verzoeker of van de belanghebbenden.
- dagvaardingsprocedure (artikel 99 Rv): woonplaats van de gedaagde.
b. de tegeneis/ het tegenverzoek:
- dagvaardingsprocedure: de tegeneis moet in de conclusie van antwoord gesteld. Het hoeft geen verband te houden met oorspronkelijke voordering (artikel 137 Rv).
- verzoekschriftprocedure: er bestaat een eis van samenhang tussen de eis en de tegeneis (artikel 282 lid 4 Rv; artikel 223 Rv: provisionele vordering)
c. de motiveringseis: deze is hetzelfde in beide procedures.
- dagvaardingsprocedure: artikel 30 Rv
- verzoekschriftprocedure: artikel 30 Rv is van overeenkomstige toepassing 287 lid 1 Rv.
d. de toepasselijkheid van het bewijsrecht:
- dagvaardingsprocedure: de gewone regels van bewijsrecht zijn van toepassing.
- verzoekschriftprocedure (artikel 284 Rv): de gewone regels zijn van toepassing tenzij aard zich ertegen verzet. Een voorbeeld hiervan is artikel 7:685 Rv: ontbinding van arbeidsovereenkomst vergt een snelle procedure. Alles gebeurd op de ene zitting. Je kan dan niet aan de formele regels van bewijslast gebonden zijn.
e. het ambtelijk aanvullen van rechtsgronden:
- artikel 25 Rv is van toepassing op beide procedures, want het staat in de algemene bepalingen.
f. de rechtsmiddelen:
- dagvaardingsprocedure (artikel 142 Rv): je kan verzet instellen omdat de wet het bepaald. Er bestaat een gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
- verzoekschriftprocedure: verzet hiertegen is onmogelijk. Je kan een beschikking krijgen ook al verschijnt iemand niet. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen is ook hier van belang. Artikel 358 Rv bevat het hoger beroep tegen beschikkingen.
Vraag 3a: ja dat kan. Het voldoet aan de eisen van artikel 278 lid 2. Het instellen van een verzoekschrift is best vormvrij. De deurwaarder komt er niet aan te pas (bij de dagvaardingsprocedure wel). Het moet hier een dagvaardingsprocedure zijn. Het verzoekschrift wordt door de verzoeker (rekwestrant) gericht tot die rechter die volgens de regels van de relatieve en absoute bevoegdheid competent is en bij de griffie van het gerecht ingediend. Het verzoekschrift moet de gegevens vermelden betreffende de verzoeker, een omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust (artikel 278 lid 1 Rv). Het verschuldigde griffierecht moet binnen vier weken na de indiening betaald zijn. Is het inleidende stuk verkeerd gekozen, dan leidt dat niet tot niet-ontvankelijkheid. De procedure is en blijft aanhangig, alleen zal de rechter zo nodig de aanlegger bevelen het stuk te verbeteren of aan te vullen (69 Rv). Artikel 7:685 is het voorbeeld van waar een verzoekschriftprocedure moet worden ingesteld. Voorbeelden voor verzoekschriftprocedure: alimentatie etc.
Vraag 3b: de vraag is of dit een verzoekschriftprocedure is? 6:74 is de materieelrechtelijke aanspraak. Let op artikel 261 Rv: alles wat met een verzoekschrift moet worden ingeleid, moet dan door verzoekschrift worden behandeld. In artikel 6:74 staat niet dat het met een verzoekschriftprocedure moet worden behandeld. Nu weten we dus dat we de dagvaardingsprocedure moeten gebruiken. Door middel van artikel 3:296 BW (geven doen of nalaten) kan artikel 6:74 worden afgedwongen.
 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1520