Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefenmaterialen
- 3133 reads
Bestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)
Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)
Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.
Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?
De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?
Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?
De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.
Onder welke voorwaarden kan de ‘Stichting Stop het geluid’ worden aangemerkt als belanghebbende en acht u de kans groot dat aan die voorwaarden wordt voldaan?
Stel: de bekende zanger Guus Meeuwis heeft met de ‘Stichting Eindhoven danst’ afgesproken te komen optreden op het evenement van deze stichting. Hij maakt zich echter zoveel zorgen over de vraag of hij wel voldoende publiek zal trekken als er nog een evenement wordt georganiseerd, dat hij zich genoodzaakt voelt bezwaar te maken tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Is hij ontvankelijk?
De ‘Stichting Eindhoven danst’ procedeert als belanghebbende tegen de verleende vergunning. Zij meent dat de aard en het karakter van de locatie waarvoor de vergunning is verleend, zich verzetten tegen het houden van een evenement in de zin van artikel 2.19 lid 3 APV EIndhoven.
Leg uit of sprake is van beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid in artikel 2.19 lid 3 APV EIndhoven.
Op welke wijze zal de bestuursrechter toetsen of de aard en het karakter van de locatie zich verzetten tegen het houden van het evenement? Licht uw antwoord toe.
Leg uit dat de burgemeester een bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Stel dat de burgemeester voor deze bevoegdheid beleidsregels heeft opgesteld. Mag hij afwijken van de door hem zelf opgestelde beleidsregels indien hij dit nodig acht?
Stel: de ‘Stichting Eindhoven danst’ stelt dat het maximumaantal te houden evenementen in en rondom het Stratumseind al vergund is, met name omdat de burgemeester op grond van artikel 2.19 lid 4 APV GroningenEindhoven op 31 december 2014 besliste en in de lokale krant bekendmaakte dat het aantal te houden evenementen in en rondom het Stratumseind in september 2015 wordt beperkt tot 1.
Leg uit waarom de beslissing van 31 december 2014 een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en leg uit wat het rechtskarakter van dit besluit is.
Stel: in het besluit op bezwaar stelt de burgemeester dat hij zich heeft vergist en dat de aanvraag voor een vergunning inderdaad had moeten worden geweigerd omdat het maximaal aantal evenementen al vergund was. Hij herroept derhalve de verleende vergunning. Dat is tegen het zere been van de ‘Stichting Eindhoven gaat los’. Die stichting verzoekt de burgemeester om wijziging van zijn besluit van 31 december 2014. Het aantal evenementen moet worden vergroot. De burgemeester wijst dat verzoek af.
Kan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ tegen deze laatste weigering bezwaar en (daarna) beroep indienen? Leg uit.
Stelling: ‘Een beroep tegen een besluit op bezwaar waarbij de belanghebbende ten onrechte ontvankelijk is verklaard, zal ambtshalve leiden tot een gegrond beroep bij de rechtbank, waarbij het bestreden besluit wordt vernietigd en de rechtbank zelf in de zaak voorziet door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.’ Is deze stelling juist? Verklaar uw antwoord.
Stel: de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ legt zich neer bij het feit dat haar evenement niet door zal gaan. De stichting heeft echter wel bij de gemeente EIndhoven bedongen dat zij voortaan de drankleverancier van de gemeente zal zijn.
Zijn op de gemeentelijke beslissing tot het aangaan van de overeenkomst het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 Awb en het motiveringsbeginsel van art. 3:46 van toepassing?
Negatief optreden. Het grijpt in in de rechten en vrijheden van burgers.
(Ingevolge art. 8:2, aanhef en onder a, Awb kan inderdaad geen beroep worden ingesteld tegen avv’s.) Wat Van Gaal kan doen, is een beschikking op grond van deze bepaling uitlokken en daartegen procederen en in het kader van die procedure de rechtmatigheid van de APV- bepaling aanvechten. Dit kan bijvoorbeeld door een evenementenvergunning aan te vragen, of door het houden van een evenement zonder vergunning en dan het handhavingsbesluit aanvechten. Daarnaast kan hij bij de burgerlijke rechter stellen dat de avv een onrechtmatige daad oplevert in de zin van art. 6:162 BW.
In het Fluorideringarrest heeft de Hoge Raad de werking van het legaliteitsbeginsel uitgebreid naar ingrijpend positief overheidsoptreden. Negatief overheidsoptreden viel altijd al onder het legaliteitsbeginsel. Daarmee blijft echter een categorie van niet-ingrijpend positief overheidsoptreden over waarvoor niet altijd een wettelijke grondslag is vereist. De stelling is dus onjuist.
De stichting kan op basis van art. 1:2 lid 1 niet als belanghebbende worden aangemerkt, vooral omdat zij geen persoonlijk belang heeft. Op grond van artikel 1:2 lid 3 Awb kan de stichting wel als rechtspersoon belanghebbend zijn bij een besluit als zij opkomt voor bepaalde algemene of collectieve belangen die zij overeenkomstig haar doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden behartigt. Daarnaast moet er tevens sprake zijn van een actueel, direct geraakt en objectief bepaalbaar belang bij het bestreden besluit. De stichting behartigt in casu – gelet op de naam – een algemeen belang. In casu is dit algemene belang, er van uitgaande dat deze zijn vastgelegd in de statuten, niet te algemeen geformuleerd. Dat men dit belang behartigt moet ook blijken uit de feitelijke werkzaamheden van de stichting. Procederen alleen is niet voldoende, zie ABRvS 1 oktober 2008 “Stichting Openbare Ruimte”. Vanwege het laatste vereiste zal niet snel sprake kunnen zijn van belanghebbendheid.
Om bezwaar aan te kunnen tekenen moet Guus Meeuwis belanghebbende zijn bij het bestreden besluit. Op grond van artikel 1:2 lid 1 Awb moet zijn belang rechtstreeks bij een besluit zijn betrokken. Wanneer er sprake is van een belang, is uitgewerkt in de jurisprudentie.
eigen belang: in casu ja, geen algemeen belang en niet van iemand anders;
persoonlijk belang: in casu ja, voldoende onderscheidend van willekeurig ander belang;
objectief bepaalbaar belang: in casu ja, zijn belang is op geld waardeerbaar;
actueel: in casu ja, niet toekomstig of een onzeker belang. Vergunning is verleend;
Beoordelingsruimte: de wetgever heeft door gebruik van vage termen ruimte gelaten aan een bestuursorgaan om in een concreet geval te interpreteren of aan voorwaarden voor bevoegdheidsuitoefening is voldaan. Vage termen in dit artikel zijn: ‘aard en karakter van de locatie’, ‘evenement’ en ‘gevarieerd programma’.
Beoordelingsvrijheid: de wetgever heeft het oordeel of aan de voorwaarden voor bevoegdheidsuitoefening is voldaan geheel overgelaten aan het bestuursorgaan, in beginsel met uitsluiting van ieder ander. In dit artikel is sprake van expliciete beoordelingsvrijheid wat blijkt uit de woorden ‘naar het oordeel van’.
Beleidsvrijheid: de wetgever heeft aan het bestuursorgaan overgelaten om zelf te bepalen of het de wettelijk toegekende bevoegdheid al of niet zal uitoefenen en/of hoe het die bevoegdheid zal uitoefenen. Lid 3 is een ‘kan’-bepaling. Er is dus of-vrijheid.
Omdat de burgemeester hier beoordelingsvrijheid heeft, zal de rechter dit terughoudend (of: marginaal) toetsen. Beoordelingsvrijheid houdt immers in dat het oordeel of aan de voorwaarden etc is voldaan geheel is overgelaten aan het bestuursorgaan. De rechter moet zich daarom terughoudend opstellen.
De burgemeester is een a-orgaan, zie art. 1:1 lid 1 Awb. Hij valt niet onder de uitzondering van lid 2. De rechtspersoon waar de Burgemeester onderdeel van uitmaakt is de gemeente, en die is gezien art. 2:1 lid 1 BW een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon. Gelet op art. 6 Gemeentewet is de burgemeester orgaan van die rechtspersoon.
Ingevolge art. 4:84 Awb zal de burgemeester als hoofdregel conform zijn beleidsregels moeten beslissen. Hij mag echter afwijken, als de gevolgen voor één of meer belanghebbenden onevenredig zouden zijn met de met de beleidsregel te dienen doelen.
De definitie van een ‘besluit’ in art. 1:3 lid 1 Awb kent vier elementen. Schriftelijk? Ja, dat lijkt zeer aannemelijk (ook gelet op het krantenbericht). Bestuursorgaan? Ja, namelijk de burgemeester. Publiekrechtelijk? Ja, het is een eenzijdig door het bestuur afgekondigde beperking en betreft een exclusieve, niet aan een ieder toekomende bevoegdheid. Rechtshandeling? Ja, het is een aanwijzing in de zin van het vierde lid van art. 2.19 APV en is de aanwijzing van een gebied en een periode waarin beperkingen gelden voor evenementen. Beslissing is gericht op rechtsgevolg (‘verandering in wereld van het recht’).
Wat is het rechtskarater van het besluit? Het betreft een concretiserend besluit van algemene strekking. Het gaat om een naar buiten werkende, voor herhaling toepasbare en door het bestuursorgaan vastgestelde regel. Het besluit geeft concretisering (naar plaats en tijd) van het toepassingsbereik van de APV (= een AVV). Er ontbreekt een zelfstandige rechtsnorm, maar het besluit bevat een uitwerking van de verbodsnorm genoemd in art. 2.19 APV. Rechtskarakter: Geen zelfstandige rechtsnorm, concretisering APV, dus concretiserend besluit van algemene strekking.
Het antwoord moet in ieder geval vermelden:
het besluit waarvan wijziging wordt gevraagd (besluit van 31 december 2011) is een concretiserend besluit van algemene strekking;
de weigering om dat besluit te wijzigen is geen besluit (geen rechtsgevolg) en het is evenmin de weigering van een aangevraagde beschikking, zodat artikel 1:3 lid 2 Awb niet van toepassing is;
langs de weg van artikel 6:2 onder a Awb (weigering om een besluit te nemen) wordt de afwijzing van het verzoek met een besluit gelijkgesteld en is dus wel appellabel.
Het antwoord moet vermelden:
de notie dat het beroep tegen de beslissing op bezwaar wel ontvankelijk is (ook al was het bezwaar zelf niet-ontvankelijk) en dat de bestuursrechter de ontvankelijkheid ambtshalve toetst;
de conclusie dat de rechtbank het besluit op bezwaar zal vernietigen (dat is immers onjuist) en wel zelf in de zaak kán voorzien, maar daartoe niet verplicht is.
Het gaat om privaatrechtelijk handelen van de gemeente, omdat geen sprake is publiekrechtelijke rechtshandeling; het sluiten van een overeenkomst over het leveren van drank is geen exclusief aan de overheid toegekende bevoegdheid. Het college van B&W zal beslissen over het aangaan van de privaatrechtelijke overeenkomst door de gemeente. Art. 3:1 lid 2 Awb bepaalt dat op andere handelingen van bestuursorganen dan besluiten de afdelingen 3.2 tot en met 3.4 Awb van overeenkomstige toepassing zijn, voor zover de aard van de handeling zich daartegen niet verzet. Het zorgvuldigheidsbeginsel van art. 3:2 zou derhalve toepasselijk kunnen zijn. Het motiveringsbeginsel van art. 3:46 staat in afdeling 3.7 en is in beginsel niet van toepassing.
Artikel 10
Er is een Bloembollenkeuringsdienst, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als BKD. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Lisse.
Artikel 11
De BKD is belast met:
Artikel 12
De BKD heeft een directie en een raad van toezicht.
Artikel 3
Artikel 30
Artikel 2:25
In het dorp Berkel en Rodenrijs, in de gemeente Lansingerland, wordt jaarlijks door een groep van twintig vrijwilligers een feestweek georganiseerd. De festiviteiten van de 14 e editie van de feestweek starten op 9 augustus 2019. De organisatie heeft voor deze feestweek diverse activiteiten voor jong en oud bedacht. Het idee is om een grote biertent te plaatsen op het centrale plein, waarin in de avonduren onder het genot van Duitse Schlagerhits volop gefeest kan worden en overdag onder meer een bingomiddag, een kookworkshop en een Kaffee- und Kuchen-festijn zullen plaatsvinden. Het huren van de biertent blijkt echter een kostbare aangelegenheid. Om de financiële middelen
.....read moreWet op discotheken
Artikel 33
Artikel 33a
Aan het hoofd van de discothekenautoriteit staat de raad van bestuur.
Artikel 33b
De raad van bestuur heeft, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van discotheken, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor drankbarren, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van alcoholverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
Artikel 3
(...)
APV Den Haag 2009
Artikel 12.2
Artikel 12.3
De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 12.4
Artikel 12.5
Artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies. |
Artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon. |
Artikel 3 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland 1. De deelnemende bestuursorganen richten bij deze gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam op als bedoeld in artikel 51, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet. 2. Het openbaar lichaam (…) hierna genoemd ‘openbaar lichaam OV-bureau Gelderland’ en is gevestigd te Arnhem. |
Artikel 5 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland De organen van het openbaar lichaam OV-bureau Gelderland zijn: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. |
Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994 1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit. |
Artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit: a. de volgende borden: I bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft; (…) |
Artikel 5:19 APV Arnhem 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. 2. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden of verkopen van goederen dan wel aanbieden van diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 3. De vergunning kan worden geweigerd: a. indien te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; b. in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid. 4. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid. |
De Arnhemse gemeenteraad is 2017 voortvarend begonnen. De gemeenteraad heeft zich als doel gesteld om in 2018 de prijs te winnen voor meest milieubewuste binnenstad, deze prijs gaat namelijk gepaard met hoog prijzengeld. Om dit te bereiken zijn de heren het er over eens dat de binnenstad auto- en busvrij moet worden. Arnhem heeft altijd trolleybussen gehad maar dit is volgens
.....read moreArtikel 4 Flora- en faunawet |
Artikel 9 Flora- en faunawet |
Artikel 68 Flora- en faunawet |
Artikel 83 Flora- en faunawet |
Artikel 85 Flora- en faunawet |
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen Artikel 2:19 Vergunning evenementen 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. [….] 3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien: – de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of – door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat. |
Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. |
Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand 1. Er is een raad voor rechtsbijstand. 2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort. 3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid. 4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies. 5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen. |
Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand 1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte. 2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies. 3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan. |
De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.
Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in
.....read moreBestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)
Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)
Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.
Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?
De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?
Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?
De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.
Onder welke voorwaarden
.....read moreSoms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.
Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:
“De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”
Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:
“De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”
Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.
Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:
“De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”
Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;
b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”
Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.
2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”
Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”
Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.
En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?
Dient de beslissing door het LBIO
.....read moreVelp is een dorp in de gemeente Rheden. In het dorp staat een basisschool met 40 leerlingen. Achter deze basisschool staat een gymnastiekzaal. Die gymzaal wordt gebruikt voor lessen lichamelijke opvoeding van de school en verder door trefbalvereniging DPMO (De Pijl Moet Om). Daarnaast trainen de jongste leden (de F’jes, E’tjes en D’tjes) van hockeyvereniging VVO er in de wintermaanden.
De basisschool gaat uit van de Stichting Scholengroep Veluwenzoom. Omdat de school te weinig leerlingen heeft om rendabel te kunnen functioneren, zal deze over twee jaar worden gesloten. Bij de gymzaal is sprake van achterstallig onderhoud en asbest. Daarom heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom besloten het gebruik van de gymzaal te beëindigen. De trefbalvereniging en de hockeyvereniging, die geen gebruik meer zullen kunnen maken van de gymzaal, zijn samen met de Vereniging dorpsbelangen Velp in onderhandeling met het gemeentebestuur van Rheden over het opknappen van de gymzaal, zij het vooralsnog zonder resultaat. De Vereniging dorpsbelangen Velp, die blijkens haar statuten opkomt voor de collectieve belangen van de bewoners van Velp en waarvan half Velp lid is (waaronder nogal wat hockeyers en trefballers), dient bij B&W Rheden, onder verwijzing naar de Subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Dorpen Gemeente Rheden, een subsidieverzoek in ter ondersteuning van de kosten van het opknappen van de gymzaal.
Is de afwijzing van het subsidieverzoek door B&W Rheden een besluit?
Inmiddels heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom bij B&W Rheden een vergunning voor het slopen van de gymzaal aangevraagd. B&W van Rheden hebben die vergunning bij besluit van 1 augustus 2014 verleend.
Is trefbalvereniging DPMO ontvankelijk in haar bezwaar tegen de verleende vergunning voor het slopen?
De jeugdtrainer die in dienst is bij hockeyvereniging VVO, dreigt zijn baan kwijt te raken als er ’s winters geen trainingslocatie voor de jeugd meer is. Is de jeugdtrainer ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de vergunning voor het slopen?
Stel: in plaats van de gevraagde sloopvergunning ontvangt de Stichting scholengroep Veluwenzoom een brief van B&W Rheden met daarin de mededeling: “Wij achten ons niet gehouden op uw verzoek een beslissing te nemen.”
Zijn op de brief van B&W de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de Awb van toepassing?
De Stichting scholengroep Veluwenzoom vindt de reactie van B&W onacceptabel. Wat kan zij ondernemen?
Bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor het slopen moeten B&W toepassing geven aan het bepaalde in de Bouwverordening Gemeente Rheden. De bouwverordening bevat algemeen verbindende voorschriften (a.v.v.’s).
Leg uit in welke opzichten een a.v.v. van een beleidsregel verschilt.
Hoe kan de vraag naar de rechtmatigheid van een in een a.v.v. neergelegde regel in een procedure bij de bestuursrechter aan de orde komen?
De relevante bepaling van de Bouwverordening luidt als volgt:
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning
.....read moreOp de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:
Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.
Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur
Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.
Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning
Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.
De kosten (leges)
De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.
De aanvraag
Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).
De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.
Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.
Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.
Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.
Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het
.....read moreOp 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.
Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).
Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.
Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”
Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?
De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).
Artikel 136 APVU luidt als volgt:
‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’
Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?
Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.
Artikel 137 APVU luidt als volgt:
‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’
Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?
Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk.
.....read moreIn deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution