Oefententamen 2018 - Staatsrecht - UL

Vragen

Vraag 1 (10 punten)

Het boek Staatsrecht onderscheidt vier elementen van de rechtsstaat. Een van die elementen is de machtenscheiding.

  1. Wat is het belangrijkste verschil tussen machtenscheiding en machtenspreiding? (5 punten)

De auteurs van het boek Staatsrecht stellen dat in Nederland het concept van de machtenscheiding ‘niet integraal’ te vinden is. Wel is er volgens hen een zekere mate van machtenspreiding in de Nederlandse constitutie gerealiseerd.

  1. Onderbouw aan de hand van twee normen uit de constitutie dat Nederland niet een integrale scheiding van machten, maar wel een zekere mate van machtenspreiding kent (5 punten).

Vraag 2 (10 punten)

Het boek Staatsrecht onderscheidt diverse staatsvormen, waarvan de eenheidsstaat en de federale staat de meest voorkomende zijn.

  1. Wat is het belangrijkste verschil tussen een eenheidsstaat en een federale staat? (5 punten)

In 1815 heeft de Grondwetgever (de huidige) artikelen 50 en 67, derde lid in de Grondwet opgenomen. Uit deze bepalingen valt op te maken dat Nederland een eenheidsstaat is.

  1. Verklaar waarom uit artikel 50 en artikel 67, derde lid van de Grondwet blijkt dat Nederland een eenheidsstaat is (5 punten).

Vraag 3 (15 punten)

Op 6 april 2016 vond in Nederland een raadgevend correctief referendum over de Wet tot goedkeuring van de (onder andere) door de lidstaten van de Europese Unie gesloten Associatieovereenkomst met Oekraïne (hierna: de Goedkeuringswet) plaats. Na afloop stelde de Kiesraad vast dat, mede gelet op de opkomst van het referendum, de uitslag van het referendum geldt als een uitspraak tot afwijzing van de Goedkeuringswet. In het licht van die vaststelling schreef artikel 11 Wet raadgevend referendum voor dat ‘zo spoedig mogelijk een voorstel van wet wordt ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet’.

Op 29 april 2016, vlak nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk was geworden, daagde Forum voor Democratie (FvD) de Staat voor de Rechtbank Den Haag. FvD eiste dat de rechter voor recht zou verklaren dat de Staat jegens FvD onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het bepaalde in artikel 11 Wrr niet ‘zo spoedig mogelijk’ een wetsvoorstel in te dienen dat strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.

In haar uitspraak van 12 april 2017 over deze zaak buigt de Rechtbank Den Haag zich onder andere over de vraag of zij, gelet op haar positie in het staatsbestel, in staat is om de door FvD gevraagde verklaring voor recht te geven. Het had bijna een jaar geduurd voordat de regering toepassing gaf aan artikel 11 Wrr. Pas op 16 december 2016 ging zij tot de indiening van het wetsvoorstel tot regeling van de inwerkingtreding van de Wrr over.

  1. Had FvD een rechterlijk bevel tot indiening van het gevraagde wetsvoorstel op grond van artikel 11 Wrr kunnen eisen? (5 punten)
  2. Licht toe waarom toepassing van het criterium ‘zo spoedig mogelijk’ uit artikel 11 Wrr in deze casus op zichzelf weinig autonome rechtsvinding door de rechter vereist (10 punten).

Vraag 4 (15 punten)

Mariëlle is een alleenstaande moeder met een bijstandsuitkering, en woont samen met haar kind in een studio in het centrum van Rotterdam. Ze ontvangt maandelijks huurtoeslag, waardoor ze haar woonruimte net kan betalen en daarnaast haar kind en haarzelf kan onderhouden.

Op een dag ontdekt Mariëlle dat ze opnieuw zwanger is. Omdat de studio waar ze woont absoluut niet berekend is op drie personen, moet ze noodgedwongen verhuizen naar een grotere woning. Na een korte zoektocht accepteert ze een tweekamerappartement in Rotterdam voor een huur van € 800,- per maand. Mariëlle vraagt opnieuw huurtoeslag aan voor haar nieuwe woning, maar haar aanvraag wordt afgewezen omdat haar maandelijkse huurprijs boven de toeslagengrens van € 710,86 ligt. Feitelijk betekent dit dat zij slechter af is dan voorheen: door het wegvallen van de huurtoeslag houdt Mariëlle maandelijks minder geld over om voor haarzelf en haar kinderen te zorgen dan toen ze nog in haar oude woning met huurtoeslag woonde.

Uiteindelijk wendt Mariëlle zich, na het doorlopen van de relevante bestuursrechtelijke voorprocedures, tot de Rechtbank, sector bestuursrecht. Zij doet daar een beroep op artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR).

  1. Mag de rechtbank dit artikel toepassen? (5 punten)
  2. Onderbouw de volgende stelling: ‘De wijziging die het Rookverbod-arrest aanbracht in de jurisprudentie van de Hoge Raad inzake “een ieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van internationale organisaties” is te betreuren.’ (10 punten)

Vraag 5: De gekozen burgemeester van Amsterdam (30 punten)

De gemeenteraad van Amsterdam vindt het tijd voor meer ‘directe democratie’ en zou daarom het liefste zien dat de nieuwe burgemeester van Amsterdam rechtstreeks wordt gekozen door de Amsterdamse bevolking. De raad neemt daarom een motie aan, waarin waarnemend burgemeester Van Aartsen de opdracht krijgt om ‘uit te zoeken wat er mogelijk is op dit punt.’

Waarnemend burgemeester Van Aartsen heeft hier eigenlijk helemaal geen zin in, want hij gelooft niet in de gekozen burgemeester. Het liefste zou hij de motie dan ook gewoon niet uitvoeren, maar dat durft hij niet. Hij parkeert de kwestie daarom maar bij zijn juridisch adviseur. Dat bent u.

U slaat de Gemeentewet erop na en ziet dat de gemeenteraad een rol speelt in de benoemingsprocedure van een burgemeester. U herinnert zich nog een stuk van Westerweel en Van Tienen uit uw studie, en u vraagt zich af: kan er een niet-correctief, bindend lokaal referendum worden uitgeschreven over de vraag wie de raad aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties moet voordragen als burgemeesterskandidaat? En als dat niet kan, wat zou dan eventueel juridisch nog (net) wél kunnen? Van Aartsen heeft al aan u laten weten dat er ten aanzien van de geheimhouding van de door de burgemeesterskandidaten ingestuurde stukken geen problemen bestaan. De minister heeft ontheffing gegeven voor de schending van de geheimhoudingsplicht.

U weet dat uw baas niet zit te wachten op uw persoonlijke mening over de gekozen burgemeester. Hij heeft immers om een juridische notitie verzocht. Maar omdat u hebt begrepen hoe Van Aartsen ongeveer tegen het onderwerp aankijkt, wilt u in uw notitie ook ingaan op de vraag wat de invoering van een gekozen burgemeester (of iets wat daar op lijkt) zou betekenen voor de positie van de gemeenteraad. De invoering van de gekozen burgemeester betekent in feite de introductie van een presidentieel stelsel op lokaal niveau. U vraagt zich af of de positie van een volksvertegenwoordiging in een presidentieel stelsel eigenlijk wel zo aantrekkelijk is voor de gemeenteraad van Amsterdam.

Schrijf een juridische notitie voor de waarnemend burgemeester en ga daarbij ten minste in op deze punten:

  • Of waarnemend burgemeester Van Aartsen verplicht is om de motie uit te voeren (5 punten)
  • Welke juridische mogelijkheden de gemeenteraad van Amsterdam heeft om hun nieuwe burgemeester zoveel mogelijk door de bevolking te laten kiezen (10 punten)
  • Of de invoering van een gekozen burgemeester de positie van een gemeenteraad verzwakt of versterkt (10 punten).

In uw notitie kunt u vraagstukken omtrent de geheimhoudingsplicht van artikel 61c, derde lid Gemeentewet buiten beschouwing laten. Voor de kwaliteit van de notitie worden maximaal 5 punten toegekend. Onder de kwaliteit vallen: spelling, stijl en niveau van de juridische argumentatie.

Vraag 6 (20 punten)

Op 27 februari 2018 wees het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een arrest in de zaak Sinkova t. Oekraïne. In deze zaak behandelde het Hof een klacht van Sinkova, die van mening was dat zij onterecht was veroordeeld voor ‘de betreding en ontheiliging van een oorlogsmonument’, dat in Oekraïne geldt als een strafbaar feit. Sinkova werd veroordeeld, nadat zij besloot als protest tegen het verspillen van aardgas eitjes te bakken op de ‘eeuwige vlam’ op een oorlogsmonument in Kiev. De boodschap die zij hiermee uitdroeg was dat het geld dat naar dergelijke ‘eeuwige vlammen’ gaat, beter kan worden besteed aan het verbeteren van de leefomstandigheden van oorlogsveteranen.

Stel: deze zaak speelt zich niet in Oekraïne, maar in Nederland af. Neem aan dat het verbod op het betreden en ontheiligen van oorlogsmonument in een gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening is opgenomen.

  1. Kan Sinkova een geslaagd beroep doen op artikel 7 Grondwet? (10 punten)
  2. Kan Sinkova een geslaagd beroep doen op artikel 10 EVRM? (10 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Machtenscheiding houdt in dat wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende taken in de staten worden gescheiden en door drie separate instanties worden uitgeoefend. Machtenspreiding houdt in dat de drie genoemde taken wel zijn verdeeld, maar niet over drie separate organen. (2 punten voor een correcte uitleg van machtenscheiding, 3 punten voor een correcte uitleg van machtenspreiding).

Vraag 1b

Verschillende antwoorden zijn mogelijk:

  • De constitutie bevat diverse voorschriften die machtenscheiding in functionele zin uitsluiten. Uit artikel 81 Grondwet blijkt dat wetgeving in formele zin wordt vastgesteld door de regering en de Staten Generaal. De regering voert zodoende samen met de Staten-Generaal wetgevende taken uit en is de uitvoerende macht op het hoogste nationale niveau. De wetgevende en uitvoerende taken zijn dus niet geheel gescheiden. De regering is bevoegd krachtens delegatie een wetgevende taak te vervullen, mede op basis van artikel 89 Grondwet). Verder bestaan er diverse bepalingen die aan de Staten-Generaal een bestuurlijke taak toekennen, bijvoorbeeld ten aanzien van het goedkeuringsrecht van verdragen (artikel 91), het budgetrecht (artikel 105) en medezeggenschap over bijzondere benoemingen (o.a. art. 30, 77, 118).
  • Verder sluit de constitutie ook machtenscheiding in organisatorische zin uit. Uit de ongeschreven vertrouwensregel en het recht van kamerontbinding (art. 64 Grondwet) blijkt dat zeggenschap van de Staten-Generaal over de regering en vice versa niet is uitgesloten. Bij volledig doorgevoerde machtenscheiding zou dat wel het geval zijn geweest.
  • Verder blijkt ook de bepalingen in de Grondwet over decentralisatie (art. 124 e.v.) dat de Nederlandse constitutie een zekere mate van machtenspreiding kent.
  • Er is ook een zekere mate van machtenscheiding in de Nederlandse constitutie aanwezig, omdat de rechtsprekende taak duidelijk is gescheiden van de andere twee taken. Dat volgt uit artikel 112/hoofdstuk 6 Grondwet/artikel 6 EVRM. (5 punten voor twee van de hierboven genoemde voorbeelden, waarvan uit ten minste één moet blijken dat machtenscheiding in Nederland niet integraal in doorgevoerd, 2 punten voor het noemen van één correct voorbeeld van machtenscheiding of machtenspreiding).

Vraag 2a

In een federale staat geldt de grondwettelijke garantie dat de deelstaten specifieke eigen bevoegdheden hebben. In een eenheidsstaat is dat niet het geval. (5 punten)

[Varianten hierop zijn bijvoorbeeld: in een federale staat gelden twee grondwetten: de nationale en de deelstaat, in een eenheidsstaat maar één grondwet. Zo lang het antwoord uitlegt dat in een federale staat het staatsgezag fundamenteel gesplitst is, kan het – afhankelijk van de formuleringen – voor de volle punten in aanmerking komen. Het niet noemen van de gedeelde/gesplitste bevoegdheidsverdeling levert maximaal 3 punten op. Het niet (correct) noemen van een relatie van die deelstaten met hun centrale overheid levert maximaal 4 punten op.]

Vraag 2b

Beide artikelen rekenen af met de republiek. Uit artikel 50 blijkt dat de Staten-Generaal niet langer de bevolking van de afzonderlijke provincies, maar het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen. Artikel 67, derde lid Grondwet markeert dat Kamerleden niet, anders dan in de tijd van de Republiek het geval was, een last van hun achterban mogen aannemen. Uit beide bepalingen valt derhalve op te maken dat Nederland niet langer alleen op het niveau van de provincies, maar ook op landelijk niveau wordt bestuurd (5 punten voor een (summiere) uitleg waaruit blijkt dat beide artikelen tot doel had om af te rekenen met de Republiek).

Vraag 3a

Nee, een rechterlijk bevel tot indiening van het gevraagde wetsvoorstel stuit af of op HR Waterpakt: volgens dit arrest kan de rechter niet een bevel tot wetgeving aan de wetgever opleggen (2 punten voor het noemen van Waterpakt, 3 punten voor de toelichting).

Vraag 3b

De term ‘zo spoedig mogelijk’ komt ook in wettelijke bepalingen die geschikt zijn voor rechterlijke toepassing (zie o.a. art. 18 Kinderbijslagwet). Interpretatie en toepassing van het criterium uit artikel 11 Wrr is daarom op zichzelf niet problematisch, maar wordt dat wel in het licht van de politiek gevoelige context waarin om toepassing van het artikel wordt gevraagd (7 punten voor een correcte uitleg van autonome rechtsvorming, 3 punten voor een bespreking van de politieke context).

    Vraag 4a

    De vraag die hier moet worden beantwoord, is of artikel 11 IVESCR ‘een ieder verbindend’ is in de zin van artikel 93 en 94 Grondwet (1 punt). Dit kan worden bepaald aan de hand van HR Rookverbod (1 punt). Op basis van de casus kan niet worden vastgesteld of de verdragspartijen iets over de rechtstreekse werking zijn overeengekomen, maar ervan uitgaande dat dit niet het geval is, is de volgende vraag doorslaggevend: is het resultaat van de bepaling zodanig onvoorwaardelijk en nauwkeurig geformuleerd dat zij in de context waarin zij wordt ingeroepen als objectief recht kan functioneren? (1 punt).

    Artikel 11 lid 1 IVESCR bepaalt onder meer dat een ieder recht heeft op ‘steeds betere leefomstandigheden’. In deze situatie gebeurt echter exact het tegenovergestelde: de leefomstandigheden van Mariëlle verslechteren. In de context van deze casus is het resultaat van de bepaling derhalve voldoende duidelijk: het artikel verlangt verbeterende leefomstandigheden, en niet het tegenovergestelde. In deze casus zal de bepaling daarom ‘een ieder verbindend’ zijn (2 punten).

    Vraag 4b

    Ter onderbouwing van de stelling zijn in ieder geval twee argumenten aan te voeren:

    1. Het verschil tussen HR Rookverbod en het oudere arrest HR Spoorwegstaking zit hem daarin, dat in Rookverbod de zogenaamde ‘contextuele benadering’ wordt geïntroduceerd. Die houdt in dat het antwoord op de vraag naar de ‘een ieder verbindendheid’ van verdragsbepalingen afhankelijk wordt van de context waarin de bepaling wordt ingeroepen. In Spoorwegstaking speelde de context geen rol: vage bepalingen die niet als objectief recht konden functioneren, werkten nooit rechtstreeks (5 punten). Het gevolg van de contextuele benadering uit Rookverbod is dat dezelfde bepaling in de ene situatie wél ‘een ieder verbindend’ kan zijn, en in de andere situatie niet, terwijl onder Spoorwegstaking voor alle gevallen vast kon komen te staan of een bepaling rechtstreeks werkte. De nieuwe situatie leidt daarmee tot rechtszekerheidsproblemen: het is moeilijker geworden vooraf te voorspellen of een vage verdragsbepaling voor de rechter kan worden ingeroepen en door de rechter kan worden toegepast (5 punten).
    2. In Nederland gelden nog altijd verdragen die jaren geleden zijn gesloten, in een tijd waarin nog helemaal niet werd nagedacht over de vraag of de verdragsbepalingen door de burger rechtstreeks konden worden ingeroepen. Zulke bepalingen werden bewust vaag gehouden, zodat de lidstaten voldoende ruimte hadden om op hun eigen manier (en op hun eigen tempo) het beoogde resultaat te bereiken. HR Spoorwegstaking erkende die wens, in die zin dat vage bepalingen ook daadwerkelijk niet konden worden ingeroepen door de burger. HR Rookverbod brengt daar verandering in waardoor de Nederlandse wetgever plotseling wordt geconfronteerd met de rechtstreekse werking van verdragsbepalingen waarvan dat oorspronkelijk niet de bedoeling was. HR Rookverbod houdt daarmee onvoldoende rekening met het primaat van de wetgever om te bepalen aan welke bepalingen van internationaal recht de burger aanspraken kan ontlenen (10 punten).

    Vraag 5

    Een motie is een uitspraak van de raad, die is in beginsel niet bindend. Een burgemeester is dus vrij om de motie naast zich neer te leggen (max 3 punten). Verstandig is het mogelijk niet, omdat de raad een aanbeveling tot ontslag kan doen, zie artikel 61b lid 2 Gemeentewet (max 2 punten).

    De burgemeester wordt bij Koninklijk Besluit benoemd (artikel 131 Grondwet of artikel 61 lid 1 Gemeentewet). Daar valt lokaal niet aan te morrelen. De gemeenteraad heeft echter de bevoegdheid om een (zwaarwegende) aanbeveling te doen over wie de minister (als eerste) voor benoeming voordraagt (artikel 61 lid 5 Gemeentewet). Het is denkbaar daarover een referendum te organiseren.

    Een bindend referendum zal hier niet kunnen. Raadsleden moeten zonder last kunnen stemmen over de aanbeveling (artikel 27 Gemeentewet of artikel 129 lid 6 Grondwet). OF: bindend referendum over de bevoegdheid onder artikel 61 lid 5 Gemeentewet zou het gesloten stelsel van bevoegdheden doorbreken. (max 5 punten).

    Wel is het mogelijk om een niet-bindend raadplegend niet-correctief referendum te organiseren over de vraag wie de gemeenteraad moet voordragen. Niet de raad als orgaan maar individuele raadsleden kunnen vooraf beloven de uitslag van een dergelijk referendum over te nemen. Dergelijke politieke zelfbinding is echter nooit juridisch bindend (artikel 27 Gemeentewet) en ook niet rechtens afdwingbaar (vgl. HR Arubaanse Verkiezingsafspraak). (max 5 punten)

    Bij de invoering van een gekozen burgemeester ontstaat lokaal een presidentieel stelsel. Dat betekent dat de positie van de raad eigenlijk verzwakt wordt. Nu is nog sprake van ‘een zekere’ vertrouwensrelatie tussen de raad en de burgemeester (de raad kan immers een aanbeveling tot ontslag doen uitgaan, zie artikel 61b lid 2 Gemeentewet), bij de gekozen burgemeester kan dat (straks) niet meer. Een volksvertegenwoordiging in een presidentieel stelsel bevat immers ten principale geen vertrouwensrelatie met de uitvoerende macht (max 10 punten).

    Vraag 6a

    Stap 1: valt het eitjes bakken op een eeuwige vlam binnen de reikwijdte van artikel 7 (lid 3) Grondwet

    • Ja, want er worden ‘gedachten en gevoelens geopenbaard’ (3 punten)
    • Ook goed: (1) het bakken van eitjes heeft een expressief karakter en (2) er is blijkens de casus een duidelijke meningsuitende intentie (EHRM Murat Vural)

    Stap 2: is de beperking (strafrechtelijke veroordeling) geoorloofd?

    Artikel 7 lid 3 Grondwet bevat enkel een competentievoorschrift: alleen de formele wetgever mag beperkingen aanleggen op het recht gedachten en gevoelens te openbaren (‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’) (3 punten). Volgens de casus is de beperkingsmogelijkheid neergelegd in een APV, niet zijnde een wet in formele zin. De beperking voldoet daarmee niet aan het competentievoorschrift uit artikel 7 Grondwet (3 punten). Het beroep op artikel 7 Grondwet zal dus slagen (1 punt).

    Vraag 6b

    Stap 1: valt het eitjes bakken op een eeuwige vlam binnen de reikwijdte van artikel 10 EVRM?

    • Zie vraag 5a: niet opnieuw punten voor dit onderdeel.

    Stap 2: is de beperking (strafrechtelijke veroordeling) geoorloofd?

    • Toepassing van de criteria uit EHRM Sunday Times (1 punt):
    • Is de beperking bij wet voorzien? Ja, de beperking is neergelegd in een APV. Binnen het systeem van het EVRM is ook dat een ‘wet’ (2 punten).
    • Heeft de beperking een legitiem doel? Artikel 10 lid 2 EVRM maakt beperkingen o.a. mogelijk in het belang van de voorkoming van wanordelijkheden of strafbare feiten. Dat is hier aan de orde, dus de beperking heeft een legitiem doel (1 punt).

    Is de beperking noodzakelijk in een democratische samenleving?

    • is het middel geschikt? Ja, strafrechtelijke vervolging is geschikt om het legitieme doel te bereiken (1 punt)
    • was er een lichter middel? Ja of nee kan allebei punten opleveren, afhankelijk van de redenering. Als goed wordt beargumenteerd dat er wel/geen lichter middel voorhanden was, dan 2 punten.
    • is de beperking proportioneel? Ja of nee kan allebei punten opleveren, afhankelijk van de redenering. Als goed wordt beargumenteerd dat de beperking wel/niet proportioneel is, dan 2 punten.

    Conclusie: er kan wel/geen geslaagd beroep worden gedaan op artikel 10 EVRM (1 punt).

    Image

    Access: 
    Public

    Image

    Image

     

     

    Contributions: posts

    Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.

    Image

    Spotlight: topics

    Check the related and most recent topics and summaries:
    Institutions, jobs and organizations:
    Activity abroad, study field of working area:

    Image

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the summaries home pages for your study or field of study
    2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
    3. Use and follow your (study) organization
      • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
      • this option is only available through partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
      • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Main summaries home pages:

    Main study fields:

    Main study fields NL:

    Follow the author: Law Supporter
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Statistics
    1951