Inleiding strafrecht - UL - Recht - B1 - Oefententamen 2018

MC-vragen casus

Casus

De vrienden Luxor, Rudolf en Abel zijn lid van dezelfde Rotterdamse studentenvereniging. In het kader van hun ontgroening moeten zij dagelijks nieuwe opdrachten uitvoeren. Op woensdag 3 oktober 2016, de derde dag van de ontgroening, krijgen zij de volgende opdracht van het bestuur van hun dispuut: ‘Haal het nieuws en neem een cadeau mee.’ Luxor heeft een geniaal idee: ze gaan naar het attractiepark Madurodam in Den Haag om daar een miniatuurvliegtuig mee te nemen om dat vervolgens in de ochtendshow van Leonie Schagen op Radio Veronica aan de presentatrice aan te bieden. Abel en Rudolf vinden het een ‘superchill’ idee en de jongens besluiten het plan met zijn drieën uit te voeren. Ze spreken af dat Luxor een busje zal huren en dat Abel daarmee zal rijden. Eenmaal bij Madurodam aangekomen, zullen Luxor en Abel over de omheining van Madurodam klimmen om een miniatuurvliegtuig mee te nemen, terwijl Rudolf op de uitkijk zal staan. Vervolgens zullen ze direct doorrijden naar de studio van Radio Veronica.

Op donderdag 4 oktober 2016, tegen vijf uur in de ochtend, gaan de heren op pad. Nog geen uur later parkeren zij het busje in de bosjes bij de omheining van Madurodam in Den Haag. Terwijl Rudolf op de uitkijk staat, klimmen Luxor en Abel over de omheining. Al snel hebben zij een miniatuurvliegtuig gezien dat zich gemakkelijk laat verplaatsen en tillen dit over het hek. Even later ligt het miniatuurvliegtuig achterin het busje en gaan de jongens op weg naar de studio van Radio Veronica in Hilversum. Wat de jongens niet weten is dat de nachtwaker van Madurodam de jongens heeft zien lopen toen zij met het miniatuurvliegtuig naar het busje liepen. De door hem gealarmeerde politie arriveert net te laat, maar geeft over de radio direct een signalering uit. Op basis daarvan kijken alle surveillancewagens in de wijde omtrek uit naar het busje van de jongens. Desalniettemin arriveren de jongens tegen een uur of zeven ongehinderd bij de studio van Radio Veronica. In de uitzending vertellen de jongens uitgelaten over wat ze die nacht hebben gedaan en laten trots het miniatuurvliegtuig zien aan presentatrice Leonie Schagen en redactrice Amanda Buren. Leonie en Amanda zijn niet bepaald gecharmeerd van de actie van de jongens. Amanda – die in het verleden een blauwe maandag rechten heeft gestudeerd – aarzelt geen moment en houdt de jongens in de studio aan wegens verdenking van diefstal van het miniatuurvliegtuig en belt onmiddellijk de politie. Kort daarna draagt Amanda de jongens over aan de inmiddels gearriveerde politieagenten Vladder en Overbrecht. De agenten nemen ook het miniatuurvliegtuig in beslag.

De jongens worden door de agenten overgebracht naar het politiebureau in Hilversum. De daar aanwezige hulpofficier van justitie Groenen geeft direct na aankomst, om 8.00 uur, het bevel om de drie jongens op te houden voor onderzoek. Rudolf, die als eerste wordt verhoord, is behoorlijk ontdaan door de aanhouding. Hij vertelt tijdens het verhoor direct het hele verhaal aan de twee verhorende verbalisanten, die hem voorafgaand aan het verhoor wel de cautie hebben gegeven, maar hem niet hebben ingelicht over zijn recht op rechtsbijstand. Luxor en Abel worden enige uren later verhoord in het bijzijn van een raadsman en verklaren eveneens over de feiten die zich in de afgelopen uren hebben afgespeeld. Omdat het verhoor enige tijd in beslag heeft genomen en de officier van justitie de drie verdachten nogmaals wil laten horen, besluit hulpofficier van justitie Groenen om 16.00 uur de inverzekeringstelling van de drie jongens te bevelen. De volgende ochtend, het is dan vrijdag 5 oktober 2016, worden de jongens, na nogmaals te zijn verhoord, heengezonden.

Abel is nog niet eerder in aanraking met justitie geweest. Hij ontvangt op 4 november 2016 een strafbeschikking van de officier van justitie, waarin hem een taakstraf van 120 uur wordt opgelegd wegens diefstal in vereniging (art. 311 lid 1 onder 4o Sr).

Op 9 november 2016 brengt de officier van justitie een dagvaarding uit aan Luxor en Rudolf. Aan hen wordt ook diefstal in vereniging (art. 311 lid 1 onder 4o Sr) ten laste gelegd. Beiden zijn in de afgelopen vijf jaar al eens veroordeeld wegens soortgelijke feiten tot een taakstraf, die ze ook al hebben uitgevoerd. Ze worden opgeroepen om op 7 december 2016 te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam.

Vraag 1

Stel dat de rechtbank tot een veroordeling van Rudolf komt. Welke van de onderstaande sancties kan de rechtbank aan Rudolf opleggen?

  1. een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren;
  2. een geldboete van € 5.000 en een geheel voorwaardelijke taakstraf van 220 uren met een proeftijd van 2 jaren;
  3. een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de voorwaarde dat de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd niet in of in de directe omgeving van Madurodam mag begeven;
  4. plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.

Vraag 2

Stel dat Rudolf zich beroept op de strafuitsluitingsgrond ‘afwezigheid van alle schuld’ en de rechtbank honoreert dit beroep. Tot welke einduitspraak zal dit leiden?

  1. niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie;
  2. vrijspraak;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-kwalificeerbaarheid van het feit;
  4. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de verdachte.

Vraag 3

De dagvaarding in de zaak van Luxor bevat de volgende tenlastelegging: “dat hij op of omstreeks 4 oktober 2016 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van toe-eigening heeft weggenomen een miniatuurvliegtuig (model Airbus A320), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Madurodam B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

(art. 311 lid 1 onder 4o Sr)”

Tot welke einduitspraak zal de rechter hoogstwaarschijnlijk komen op basis van deze tenlastelegging?

  1. nietigheid van de dagvaarding;
  2. niet-ontvankelijkheid van het OM;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging;
  4. vrijspraak.

Vraag 4

Mag de verklaring die Rudolf tijdens zijn eerste verhoor door de politie heeft afgelegd in zijn zaak als bewijs worden gebruikt?

  1. nee, schending van het recht van de aangehouden verdachte om voorafgaand aan het eerste politieverhoor een raadsman te raadplegen leidt tot bewijsuitsluiting;
  2. nee, schending van het recht op rechtsbijstand brengt met zich dat een afgelegde verklaring geen wettig bewijsmiddel oplevert;
  3. ja, want hem is immers wel de cautie verleend;
  4. ja, het recht op rechtsbijstand bestaat pas vanaf de inverzekeringstelling van de verdachte.

Vraag 5

In het kader van het opsporingsonderzoek wordt Leonie Schagen door de politie als getuige gehoord. Kan haar verklaring door de rechter naar geldend recht als een wettig bewijsmiddel worden aangemerkt?

  1. nee, op grond van het onmiddellijkheidsbeginsel zijn verklaringen die niet op de zitting zijn afgelegd niet aan te merken als wettig bewijsmiddel;
  2. ja, als wettig bewijsmiddel in de zin van art. 339 lid 1 onder 3o Sv;
  3. ja, als wettig bewijsmiddel in de zin van art. 339 lid 1 onder 5o Sv;
  4. nee, het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.

Vraag 6

Welke stelling over de aanhouding van Luxor, Rudolf en Abel door Amanda is juist?

  1. de aanhouding is rechtmatig verricht op basis van art. 52 Sv;
  2. de aanhouding is rechtmatig verricht op basis van art. 53 Sv;
  3. de aanhouding is rechtmatig verricht op basis van art. 54 Sv;
  4. de aanhouding is onrechtmatig verricht.

Vraag 7

Is het ophouden voor onderzoek van Luxor, Rudolf en Abel op rechtmatige wijze geschied?

  1. ja, omdat aan alle daaraan te stellen voorwaarden is voldaan;
  2. nee, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld jegens de verdachten bestond;
  3. nee, omdat het bevel niet door de juiste functionaris is gegeven;
  4. nee, omdat de duur van het bevel is overschreden.

Vraag 8

Op welk moment is de vervolging van Luxor aangevangen?

  1. op 4 oktober 2016;
  2. op 5 oktober 2016;
  3. op 9 november 2016;
  4. op 7 december 2016.

Vraag 9

De officier van justitie legt Abel bij strafbeschikking een taakstraf op van 120 uur. Welk van de onderstaande stellingen ten aanzien van deze afdoeningsmodaliteit is juist?

  1. de officier van justitie mag in casu geen strafbeschikking uitvaardigen jegens Abel omdat dat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel;
  2. de officier van justitie mag wel een strafbeschikking uitvaardigen jegens Abel, maar voor dit feit mag hij slechts een geldboete opleggen;
  3. de officier van justitie mag Abel bij strafbeschikking een taakstraf opleggen, maar slechts nadat Abel is gehoord;
  4. de officier van justitie mag ten aanzien van dit feit geen strafbeschikking uitvaardigen.

Vraag 10

Rudolf wordt vervolgd voor diefstal in vereniging (art. 311 lid 1 onder 4o Sr). Dit kan worden gezien als het medeplegen van diefstal. Welke stelling is juist?

  1. van medeplegen is geen sprake omdat Rudolf slechts op de uitkijk heeft gestaan. Daarom is hij hoogstens behulpzaam geweest bij het plegen van diefstal;
  2. van medeplegen is geen sprake omdat Rudolf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Daardoor heeft hij geen enkel bestanddeel van de delictsomschrijving van diefstal vervuld;
  3. van medeplegen is wel sprake omdat er een nauwe en bewuste samenwerking tussen Luxor, Rudolf en Abel bestond, wat bleek uit het gezamenlijk opgestelde plan;
  4. van medeplegen is wel sprake om de enkele reden dat Rudolf zich niet tijdig van Luxor en Abel heeft gedistantieerd.

Overige MC-vragen

Vraag 11

De Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Heumen bevat de volgende bepaling:

“Artikel 10.2 Op vordering van de politie is een ieder verplicht zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 426 van het Wetboek van Strafrecht [openbare dronkenschap].”

Welke stelling over deze bepaling is juist?

  1. deze bepaling is in strijd met het lex certa-beginsel;
  2. deze bepaling is in strijd met het lex scripta-beginsel;
  3. deze bepaling is in strijd met het verbod op analogie;
  4. deze bepaling is in strijd met het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel.

Vraag 12

Op Oudejaarsdag fietst Olaf richting café Jantje waar hij met zijn vrienden heeft afgesproken. Olaf is al slecht gestemd die dag, niet alleen omdat hij een hekel heeft aan het obligate oud- en nieuwfeest en het daar bijhorende vuurwerk, maar ook omdat de knallen hem doen denken aan de tijd dat hij als militair gestationeerd was in een oorlogsgebied. Als de 17-jarige Rogier plotseling een strijker vlak voor zijn voor fiets gooit, slaan bij Olaf de stoppen door: hij springt van zijn fiets en begint op Rogier in te slaan. Olaf wordt vervolgd ter zake van zware mishandeling van Rogier (art. 302 lid 1 Sr). Ter zitting beroept hij zich op ontoerekenbaarheid als gevolg van zijn Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS).

Stel dat de rechter dit verweer honoreert, tot welke einduitspraak zal hij dan komen?

  1. vrijspraak vanwege het ontbreken van het opzet;
  2. ontslag van alle rechtsvervolging vanwege de niet-kwalificeerbaarheid van het feit;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging vanwege het ontbreken van de wederrechtelijkheid
  4. ontslag van alle rechtsvervolging vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid.

Vraag 13

In de zaak Ronnie Hernandez oordeelde de Rechtbank Den Haag ten aanzien van het causale verband tussen de geweldstoepassing door de politieagenten en de dood van het slachtoffer dat de door de politie toegepaste nekklem een onmisbare schakel is geweest in de gebeurtenissen die tot het gevolg, de dood van het slachtoffer, hebben geleid.

Welke causaliteitsleer komt in deze overweging van de rechtbank tot uiting?

  1. de leer van de condicio sine qua non;
  2. de voorzienbaarheidstheorie;
  3. de leer van de causa proxima;
  4. de leer van de redelijke toerekening.

Vraag 14

Jan Kromme, hoogleraar cognitieve neurowetenschappen, is zeer kritisch over het nut van de tbs als strafrechtelijke sanctie. In zijn boek ‘De vrije wil is een illusie’ betoogt hij hierover:

‘Iemand die steelt uit economische motieven heeft een brein dat niet heel veel anders in elkaar steekt dan dat van de gemiddelde Nederlander. Daar wordt gevangenisstraf opgelegd... Omgekeerd wordt via tbs geprobeerd reflexen af te leren die misschien wel nooit meer kunnen worden weggebrand, zoals bij een zedendelinquent of psychopathische moordenaar. Wat als, zoals bij sommige psychopaten, de structuren die emoties en sociale normen reguleren echt ‘stuk’ zijn? Die komen dan nooit meer terug, en dan lijkt iedere behandeling a priori zinloos.’

Met betrekking tot welk strafdoel richt deze kritiek van Kromme zich?

  1. generale preventie;
  2. speciale preventie;
  3. vergelding;
  4. herstel.

Vraag 15

Strafrechtwetenschapper Rozemond stelt dat: ‘De Hoge Raad in het Belminuten-arrest in aansluiting op het Elektriciteit-arrest de economische betekenis van belminuten en sms-berichten in het maatschappelijke verkeer [gebruikt] als verbindend argument voor zijn oordeel dat sprake is van goederen in de zin van artikel 310 Sr.’

Op het gebruik van welke interpretatiemethode doelt Rozemond in bovenstaand citaat?

  1. teleologische interpretatie;
  2. wetssystematische interpretatie;
  3. grammaticale interpretatie;
  4. wetshistorische interpretatie.

Vraag 16

Lauren heeft een auto onherstelbaar vernield, omdat de auto ‘haar gemeen aankeek.’ Bij haar aanhouding wordt een hoeveelheid heroïne in haar jaszak aangetroffen en in beslag genomen. Ze wordt voor de rechtbank vervolgd voor vernieling van de auto (art. 350 Sr). Op basis van deskundigenrapportages is de rechtbank van oordeel dat dit strafbare feit niet aan Lauren kan worden toegerekend omdat zij lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. Daarnaast vormt zij een gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Welke van de onderstaande sancties kan de rechtbank haar opleggen?

  1. terbeschikkingstelling en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen heroïne;
  2. terbeschikkingstelling en verbeurdverklaring van de in beslag genomen heroïne;
  3. plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen heroïne;
  4. plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en verbeurdverklaring van de in beslag genomen heroïne.

Vraag 17

Gijsbrecht wordt vervolgd ter zake van diefstal met geweld (art. 312 lid 1 Sr) en vernieling (art. 350 lid 1 Sr). Welke gevangenisstraf kan hij maximaal opgelegd krijgen indien de rechter hem veroordeelt voor beide ten laste gelegde feiten?

  1. 9 jaar;
  2. 11 jaar;
  3. 12 jaar;
  4. 14 jaar.

Vraag 18

Welke sancties kan de rechter opleggen bij een veroordeling ter zake van het verspreiden van kinderpornografie (artikel 240b lid 1 Sr)?

  1. een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar;
  2. een taakstraf voor de duur van 200 uren en een geldboete;
  3. een taakstraf voor de duur van 220 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden;
  4. een taakstraf voor de duur van 180 uren en een vrijheidsbeperkende maatregel.

Vraag 19

Johanna wordt vervolgd voor afpersing (art. 317 lid 1 Sr). Zij beroept zich op overmacht in de zin van noodtoestand (art. 40 Sr). De rechtbank honoreert dit verweer. Welke einduitspraak zal de rechtbank uitspreken?

  1. vrijspraak;
  2. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-kwalificeerbaarheid van het feit;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de dader;
  4. de rechtbank zal Johanna veroordelen tot een straf of maatregel.

Vraag 20

Welke straf mag een meervoudige kamer van een rechtbank niet opleggen ter zake van mishandeling (art. 300 Sr)?

  1. een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar waarvan één jaar voorwaardelijk;
  2. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden en een taakstraf voor de duur van 60 uur;
  3. een onvoorwaardelijke geldboete van € 250;
  4. een taakstraf voor de duur van 240 uur.

Vraag 21

Elise staat terecht ter zake van witwassen (art. 420bis Sr). Ter zitting blijkt dat de tenlastelegging onduidelijk is opgesteld. De rechtbank snapt niets van de tenlastelegging en oordeelt dat de dagvaarding nietig is omdat deze onvoldoende feitelijk en daardoor onbegrijpelijk is. De officier van justitie wil het er niet bij laten zitten en besluit Anouk opnieuw te dagvaarden voor de rechtbank. Is hij hiertoe bevoegd?

  1. Nee, dit is in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde;
  2. Nee, dit is in strijd met het bepaalde in artikel 68 Sr;
  3. Ja, want de beslissingen op de voorvragen van artikel 348 Sv leveren geen einduitspraak op;
  4. Ja, want er is nog geen uitspraak gedaan over het feit als bedoeld in artikel 68 Sr.

Vraag 22

Stef lijdt aan zogenaamde ‘coulrofobie’, een hevige angst voor clowns. Als hij in Dordrecht op straat door een als clown verklede straatartiest wordt benaderd, raakt hij in paniek en slaat de straatartiest met een ferme vuistslag een gebroken kaak. Stef ontvangt vervolgens twee dagvaardingen om voor zware mishandeling (art. 302 lid 1 Sr) terecht te staan: één om terecht te staan voor de politierechter van de Rechtbank Dordrecht, de plaats waar het feit is begaan, en één om terecht te staan voor de politierechter van de Rechtbank Spijkenisse, zijn woonplaats. De zitting bij de Rechtbank Dordrecht vindt als eerste plaats. De Dordse politierechter is van mening dat de politierechter van de Rechtbank Spijkenisse de zaak moet behandelen, omdat het feit binnen het rechtsgebied van die rechtbank is begaan. Wat zal de politierechter van de Rechtbank Dordrecht op dit punt doen?

  1. de politierechter zal zijn onbevoegdheid uitspreken omdat de Rechtbank Dordrecht niet absoluut competent is;
  2. de politierechter zal zijn onbevoegdheid uitspreken omdat de Rechtbank Dordrecht niet relatief competent is;
  3. de politierechter zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren omdat deze de zaak bij de onjuiste rechter heeft aangebracht;
  4. de politierechter zal geen van de bovenstaande uitspraken doen en de zaak naar de juiste rechter verwijzen.

Vraag 23

Uit de theorie van het sociaal contract vloeit voort dat de burger zich door het plegen van een delict buiten de gemeenschap heeft geplaatst, en een straf verdient om deze uitsluiting ongedaan te maken.

Bij welke straftheorie sluit deze stelling aan?

  1. natuurrechtelijke wils- en verdragstheorieën;
  2. absolute theorieën;
  3. relatieve theorieën;
  4. verenigingstheorieën.

Vraag 24

Welke functionaris is geen lid van het openbaar ministerie?

  1. de officier van justitie werkzaam bij een arrondissementsparket;
  2. de advocaat-generaal werkzaam bij een ressortsparket;
  3. de advocaat-generaal werkzaam bij het parket bij de Hoge Raad;
  4. de procureur-generaal werkzaam bij het parket-generaal.

Vraag 25

Jacob wordt vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr). Hij heeft een baksteen van een viaduct gegooid waardoor een automobilist is komen te overlijden. Ter terechtzitting voert zijn raadsman tijdens het pleidooi het uitdrukkelijk onderbouwde verweer dat Jacob geen opzet had op de dood van de automobilist.

Wat voor type verweer is het door de raadsman gevoerde verweer?

  1. preliminair verweer;
  2. bewijsverweer;
  3. kwalificatieverweer;
  4. sanctieverweer.

Vraag 26

Aan de rechterlijke straftoemetingsbeslissing worden bepaalde (motiverings)eisen gesteld, welke stelling ten aanzien van de straftoemetingsbeslissing is juist?

  1. indien de rechter de verdachte veroordeelt van het ten laste gelegde feit maar hem geen straf oplegt (art. 9a Sr), hoeft hij deze beslissing niet nader te motiveren in zijn vonnis;
  2. indien de zwaarte van de straf verbazing wekt in het licht van het gevoerde verweer en/of in vergelijking met de eerder opgelegde straf, geldt een bijzondere motiveringsplicht;
  3. indien de rechter afwijkt van de door het slachtoffer tijdens de uitoefening van zijn spreekrecht geformuleerde strafeis dient hij dat te motiveren;
  4. indien de rechter de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging oplegt moet hij dit, in tegenstelling tot de terbeschikkingstelling zonder dwangverpleging, motiveren.

Vraag 27

Bij psychische overmacht gaat het om zowel drang waaraan men geen weerstand kan bieden, als de drang waaraan men redelijkerwijs geen weerstand behoeft te bieden.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 28

Het Nederlandse strafrecht kent bijzondere strafmaxima, maar geen bijzondere strafminima.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 29

Mede onder invloed van artikel 6 EVRM heeft het Nederlandse strafproces een meer adversair karakter gekregen.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 30

Bij doleuze delicten is schuld in de zin van verwijtbaarheid een element, terwijl de wederrechtelijkheid als bestanddeel is opgenomen.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 31

De grondslagleer brengt mee dat de rechter de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv beantwoordt op basis van de tenlastelegging, ook al is het ten laste gelegde niet het werkelijk gebeurde.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 32

In een formeel omschreven delict staat de strafbaarheid van het gevolg centraal.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 33

Stel, de Nederlandse wetgever heeft verzuimd een strafprocessuele bepaling uit een richtlijn van de Europese Unie tijdig om te zetten naar nationaal recht. Een verdachte mag zich dan rechtstreeks op een dergelijke strafprocessuele bepaling beroepen, mits die bepaling nauwkeurig en onvoorwaardelijk is geformuleerd en gunstig is voor de verdachte.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 34

De wederrechtelijkheid van een feit wordt in beginsel verondersteld aanwezig te zijn indien een wettelijke delictsomschrijving is vervuld waarvan wederrechtelijkheid geen bestanddeel is.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 35

Het begrip wettelijk in artikel 1 Sr duidt op alle producten van legislatieve aard, hetgeen betekent dat niet alleen wetten die tot stand zijn gekomen volgens de grondwettelijke wetgevingsprocedure eronder vallen, maar bijvoorbeeld ook provinciale en gemeentelijke verordeningen.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 36

Het opportuniteitsbeginsel brengt een ruime discretionaire bevoegdheid met zich voor de officier van justitie. Ter begrenzing, structurering en controle van deze discretionaire bevoegdheid zijn de zogenaamde OM-richtlijnen in het leven geroepen.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 37

De in artikel 160 lid 3 WVW opgenomen bevoegdheid is een controlebevoegdheid die gebruikt mag worden wanneer nog geen sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 38

De maatregel van het rechterlijk gebieds- of contactverbod (artikel 38v Sr) kan slechts worden opgelegd in combinatie met een hoofdstraf.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 39

Vervolgen door middel van het uitvaardigen van een strafbeschikking valt strikt genomen niet onder de klassieke definitie van vervolgen, omdat daardoor in beginsel geen rechter in de zaak wordt betrokken.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Vraag 40

Bij een technisch sepot mag de officier van justitie voorwaarden stellen zoals het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer of het aanvaarden van reclasseringsbegeleiding.

  1. dit is juist;
  2. dit is onjuist.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. C
  2. D
  3. C
  4. A
  5. C
  6. B
  7. A
  8. C
  9. C
  10. C
  11. D
  12. D
  13. A
  14. B
  15. A
  16. C
  17. B
  18. C
  19. A
  20. B
  21. D
  22. B
  23. A
  24. C
  25. B
  26. B
  27. A
  28. A
  29. A
  30. B
  31. A
  32. B
  33. A
  34. A
  35. A
  36. A
  37. A
  38. B
  39. A
  40. B

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
3870