Inleiding strafrecht - UL - Recht - B1 - Oefententamen 2016 (2)

MC-vragen

Casus

In een museum te Rotterdam vindt op 10 oktober 2015 de feestelijke opening plaats van een tentoonstelling van de controversiële fotograaf Terry Richardson. Vanwege de omstreden reputatie van Richardson is veel pers aanwezig. Voorafgaand is er op de sociale media fel gediscussieerd over een opstelling die bestaat uit een groot met water gevuld ligbad waarin tweehonderd donderkopjes zwemmen. In het ligbad zijn drie metalen elektroden neergelaten, gekoppeld aan een elektrische installatie. Op deze installatie is een grote rode knop bevestigd. De opstelling suggereert dat, zodra men als museumbezoeker op de rode knop drukt, een stroomstoot door het bad wordt geleid waardoor alle donderkopjes worden geëlektrocuteerd.

Voorafgaand aan de opening verzamelt zich een groep demonstranten bij de ingang van het museum. Michael, één van hen, houdt een spandoek van ongeveer anderhalve meter breed aan twee houten latten omhoog, met daarop de tekst 'Dood aan de kopjeskiller'. Evelien, de vriendin van Michael, is wat minder activistisch en bewandelt de juridische weg. Zij heeft bij de politie aangifte gedaan tegen het museum vanwege het uitlokken tot het beschadigen van een dier (art. 47 lid 1 sub 2 jo. 350 lid 2 Sr). Intussen gaat de openingsceremonie in het museum gewoon door. De directeur van het museum houdt een speech waarin hij op het controversiële kunstwerk ingaat. Nadat hij zich naast het kunstwerk heeft opgesteld, vertelt hij: 'Dit werk daagt ons ironisch en indringend uit te reflecteren op onze zelfgeschapen identiteit van "kouwe kikkerlandje", en biedt ons aan ons alter ego op geïndustrialiseerde wijze ruw te beëindigen. Het confronteert ons gelijktijdig met onze zelfidentificatie, met de door onszelf gecreëerde mogelijkheden aan ons bestaan een einde te maken, alsmede met onze onmogelijkheid afstand te nemen van onze beheersingsdrang.'

Aan het einde van het verhaal van de directeur is er gelegenheid voor de aanwezige journalisten om aan de directeur vragen te stellen. Er is ook een verslaggever van radiozender BNR aanwezig, wiens opnames live worden uitgezonden. Deze verslaggever stelt de voor de hand liggende vraag: 'Vindt u het geen dierenmishandeling om zó met deze donderkopjes om te gaan?' De directeur antwoordt: 'Als iedereen van die knop afblijft, gebeurt er niets. Het publiek heeft het dus helemaal aan zichzelf te wijten als er straks tweehonderd dode donderkopjes ronddrijven in dit museum.' Michael, die buiten meeluistert met de radio-uitzending, ontsteekt hierop in razernij. Hij stormt met zijn spandoek naar binnen, omzeilt drie beveiligers, en dringt door tot de plaats bij het bewuste kunstwerk waar de museumdirecteur de journalisten te woord staat. Gedurende zijn tocht zijn er al flink wat links-radicale pamfletten uit zijn binnenzak gevallen, maar daardoor laat Michael zich niet afremmen. Schreeuwend en tierend baant hij zich een weg naar voren, grijpt de latten van zijn spandoek stevig in zijn beide handen en haalt met een ferme zwaai uit naar de museumdirecteur. Deze wordt lelijk geraakt op zijn voorhoofd en valt bewusteloos neer.

Michael is echter allesbehalve afgekoeld. Evert en Wilma, twee aanwezige journalisten, proberen hem te overmeesteren, maar hij biedt hevig weerstand. Op een gegeven moment zet Michael zich schrap en gooit Evert en Wilma van zich af, waardoor Evert in het bad met de donderkopjes terecht komt en Wilma tegen de rode knop wordt gegooid. Hoewel er een schreeuw van ontzetting door de menigte gaat, valt een gruwelijke afloop niet meer te vermijden: Evert wordt getroffen door de stroomstoot. Nadat de stroom is uitgeschakeld, wordt Everts bewegingsloze lichaam uit het ligbad gehaald. Hij overlijdt terwijl hij door de ambulance wordt vervoerd naar het ziekenhuis. Michael is nog steeds niet helemaal gekalmeerd en wordt door de andere journalisten aangehouden in afwachting van de politie. De museumdirecteur wordt ook met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Enige tijd later blijkt dat de directeur het er niet goed vanaf heeft gebracht. Hoewel zijn verwondingen niet ernstig zijn, is een hersenvliesontsteking het gevolg. Omdat deze in het ziekenhuis niet tijdig wordt onderkend, loopt de directeur een hersenbeschadiging op, als gevolg waarvan hij niet meer zal kunnen werken.

Zodra de politie arriveert, nemen twee agenten Michael over van de journalisten. De agenten fouilleren hem vervolgens, om te zien of Michael misschien nog meer links-radicale pamfletten bij zich heeft. Daarna nemen ze Michael mee naar het bureau. Daar wordt hij enkele uren opgehouden voor onderzoek, en verhoord in het bijzijn van zijn advocaat. De hulpofficier van justitie stelt hem op dezelfde dag in verzekering. Op 13 oktober wordt Michael voorgeleid aan de rechter-commissaris, die zijn bewaring beveelt. Twee weken later, op 27 oktober, beveelt de raadkamer de gevangenhouding van Michael voor negentig dagen. Na enige tijd wordt Michael gedagvaard. De officier van justitie legt aan Michael drie feiten ten laste: (1) opruiing (artikel 131 Sr), (2) zware mishandeling van de museumdirecteur (artikel 302 Sr) en (3) het door schuld veroorzaken van de dood van Evert (artikel 307 Sr). U mag ervan uitgaan dat de tenlasteleggingen correct en adequaat zijn opgesteld. De zitting van de meervoudige kamer vindt plaats op 8 februari 2016, en op het moment dat de uitspraak van de rechtbank in kracht van gewijsde gaat, bevindt Michael zich nog steeds in voorlopige hechtenis.

Het museum wordt niet vervolgd. Het Openbaar Ministerie behandelt de aangifte van Evelien wel, maar seponeert de zaak omdat 'de bezoekers misschien wel op de koop toenemen dat de donderkopjes sterven, maar niet echt die bedoeling zullen hebben omdat ze alleen willen zien wat er gebeurt'.

Vraag 1

Stel dat Michael wordt veroordeeld voor alle drie de ten laste gelegde feiten. Wat is de maximale duur van de gevangenisstraf die Michael kan worden opgelegd?

  1. acht jaar;
  2. negen jaar en acht maanden;
  3. tien jaar en acht maanden;
  4. vijftien jaar.

Vraag 2

Ten aanzien van de ten laste gelegde dood door schuld beroept Michael zich op de strafuitsluitingsgrond noodweer: als Evert en Wilma hem niet hadden aangevallen, had hij zich ook niet hoeven verdedigen. Tot welke einduitspraak moet de rechter ten aanzien van dit feit komen wanneer hij deze strafuitsluitingsgrond aannemelijk acht?

  1. vrijspraak;
  2. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-kwalificeerbaarheid van het bewezenverklaarde;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van de wederrechtelijkheid;
  4. ontslag van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van de verwijtbaarheid.

Vraag 3

Nadat Michael de dagvaarding heeft ontvangen, wil hij stappen ondernemen om een terechtzitting te voorkomen. Bij welke instantie moet hij daarvoor zijn?

  1. het gerechtshof;
  2. de raadkamer van de rechtbank;
  3. de voorzitter van de meervoudige kamer;
  4. de minister van Veiligheid en Justitie.

Vraag 4

De raadsman van Michael voert ter terechtzitting het verweer dat het oneerlijk is dat Michael de enige is die voor opruiing wordt vervolgd, omdat er bij de andere demonstranten net zulke teksten op de spandoeken stonden. Op welk beginsel doet Michael hier een beroep?

  1. het vertrouwensbeginsel;
  2. het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging;
  3. het verbod van détournement de pouvoir;
  4. het gelijkheidsbeginsel.

Vraag 5

Het Openbaar Ministerie seponeert de aangifte van Evelien. Deugt de redenering van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het opzet?

  1. ja, want in dit geval dient oogmerk te worden bewezen;
  2. ja, want in dit geval dient noodzakelijkheidsbewust temworden bewezen;
  3. nee, want in dit geval is het bewijzen van voorwaardelijk opzet voldoende;
  4. nee, want in dit geval hoeft geen enkele gradatie van opzet te worden bewezen.

Vraag 6

Michaels advocaat voert aan dat de hersenbeschadiging van de directeur niet door Michael is veroorzaakt. Als de rechtbank dit verweer verwerpt, welke van onderstaande overwegingen kan zij dan het beste in haar vonnis opnemen?

  1. ‘dat toch de reeks van gebeurtenissen voorafgaand aan en tijdens de ziekenhuisopname, volgend op de slag, naar algemene ervaringsregels te rekenen is tot hetgeen als gevolg van een zodanige slag met een stomp voorwerp op het voorhoofd redelijkerwijze is te voorzien’;
  2. ‘dat het oplopen van hersenvliesontsteking als gevolg van een slag bekomen letsel als voormeld niet van zodanige aard is dat het zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer redelijkerwijze niet meer als gevolg van de slag aan de dader zou kunnen worden toegerekend’;
  3. ‘dat het niet aan twijfel onderhevig is dat in de keten van gebeurtenissen de gedraging van de verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg’.
  4. ‘dat de verwondingen en kneuzingen aan het hoofd van het slachtoffer en de daardoor opgetreden hersenvliesontsteking en hersenbeschadiging, een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg waren van de slag die verdachte aan het slachtoffer toebracht’.

Vraag 7

Was de fouillering van Michael rechtmatig?

  1. ja, op grond van artikel 55b Sv;
  2. ja, op grond van artikel 56 Sv;
  3. ja, op grond van artikel 7 lid 3 Politiewet;
  4. nee, Michael is onrechtmatig gefouileerd.

Vraag 8

Was de aanhouding van Michael rechtmatig?

  1. ja, op grond van artikel 52 Rv;
  2. ja, op grond van artikel 53 Sv;
  3. ja, op grond van artikel 54 Rv;
  4. nee, Michael is onrechtmatig aangehouden.

Vraag 9

Stel dat Michael wordt veroordeeld voor alle drie de ten laste gelegde feiten. Is Michaels spandoek vatbaar voor verbeurdverklaring en/of onttrekking aan het verkeer?

  1. het spandoek kan worden verbeurdverklaard en worden onttrokken aan het verkeer;
  2. het spandoek kan wel worden verbeurdverklaard, maar niet worden onttrokken aan het verkeer;
  3. het spandoek kan niet worden verbeurdverklaard, maar wel worden onttrokken aan het verkeer;
  4. het spandoek kan niet worden verbeurdverklaard en niet worden onttrokken aan het verkeer.

Vraag 10

Stel dat Michael wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en negen maanden. Wanneer wordt hij weer in vrijheid gesteld?

  1. op 10 december 2016;
  2. op 10 januari 2017;
  3. op 10 april 2017;
  4. op 10 juli 2017.

Vraag 11

Wie draagt in Nederland de formele verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen?

  1. het Openbaar Ministerie;
  2. het gerecht dat de betreffende straf heeft opgelegd;
  3. het ministerie van Veiligheid en Justitie;
  4. de Reclassering.

Vraag 12

In de kelder van de kroeg van Rachelle worden dikwijls (illegale) boksfeesten georganiseerd, waaraan de minderjarige Joanne vaak meedoet. Monique de moeder van Joanne, vreest voor het welzijn en de veiligheid van haar dochter en besluit dagelijks meerdere bezoekjes te brengen aan de kroeg teneinde te bewerkstelligen dat de boksfeesten niet langer plaatsvinden. Ook stuurt zij meerdere brieven per week waarin zij Rachelle verzoekt de boksfeesten te beëindigen. Rachelle voelt zich hierdoor in haar persoonlijke levenssfeer aangetast en doet aangifte tegen Monique wegens belaging ex artikel 285b Sr. Tijdens de zitting voert de raadsman van Monique aan dat zij handelde uit overmacht in de zin van noodtoestand: het welzijn van Joanne woog in dit geval zwaarder dan de privacy van Rachelle.

Wat is de einduitspraak van de rechter indien hij het verweer honoreert?

  1. vrijspraak;
  2. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-kwalificeerbaarheid van het bewezenverklaarde;
  3. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de gedraging;
  4. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van de dader.

Vraag 13

Welke van de volgende beweringen uit het Bijlmer noodweer-arrest is niet correct?

  1. het Hof achtte in de beoordeling van het beroep op noodweer en noodweerexces van belang dat verdachte geen ongeoefend schutter was;
  2. als gevolg van de onwettigheid van het wapenbezit kon het beroep op noodweerexces niet slagen;
  3. het beroep op noodweer kon niet slagen nu verdachte de grenzen van noodweer had overschreden door haar belagers in vitale delen van het lichaam te schieten;
  4. omdat het eerdere waarschuwingsschot van verdachte geen effect had, was het verdere gebruik van het vuurwapen noodzakelijk en geboden.

Vraag 14

Roxanne is boos op Patrick en wil hem thuis opzoeken om hem in elkaar te slaan. Ze is bang dat ze hem niet de baas zal kunnen en vraagt daarom Miroslav om haar een handje te helpen. Miroslav doet aan karate en zal wel een aantal flinke trappen kunnen uitdelen. Miroslav houdt wel van een vechtpartijtje en stemt in. Samen gaan ze naar de woning van Patrick. Patrick doet open en krijgt direct een paar rake trappen van Miroslav. Roxanne is tevreden en samen vertrekken zij. Hoe kan de rol van Roxanne het beste worden gekwalificeerd?

  1. uitlokker;
  2. doen pleger;
  3. medepleger;
  4. medeplichtige.

Vraag 15

Welke van de onderstaande beweringen over het spreekrecht van het slachtoffer is correct?

  1. de verklaring die een slachtoffer ter uitoefening van zijn spreekrecht aflegt, mag niet gaan over de straftoemeting;
  2. de verklaring die een slachtoffer ter uitoefening van zijn spreekrecht aflegt, kan worden gebruikt voor het bewijs;
  3. het slachtoffer dat gebruik wil maken van zijn spreekrecht, dient zich te voegen als benadeelde partij;
  4. het slachtoffer kan slechts gebruik maken van zijn spreekrecht indien dat geen onevenredige belasting van het strafgeding vormt.

Vraag 16

Marieke bevindt zich, zonder dat zij daartoe gerechtigd is, op een verboden plaats (art. 429quinquies Sr). Hulpofficier van justitie Lois ziet dit en houdt Marieke aan. Na verhoor wil zij Marieke in verzekering stellen, zodat zij haar een dagvaarding kan uitreiken. Mag zij Marieke in verzekering stellen?

  1. nee, inverzekeringstelling is niet in het belang van het onderzoek;
  2. nee, voor dit feit is geen inverzekeringstelling mogelijk;
  3. nee, zij is hiertoe niet bevoegd;
  4. ja, aan alle vereisten voor inverzekeringstelling is voldaan.

Vraag 17

Welke strafuitsluitingsgrond past het best bij het volgende verweer: 'Toen zij op het punt stond om mij met het dienblad te slaan, heb ik vanuit de hoek waarin ik stond het broodmes van het aanrecht gegrepen. Dat was het enige wat ik kon doen. Ik kon niet weglopen en iets anders was niet voorhanden. Net voordat zij mij wilde slaan, heb ik haar tientallen malen met het mes gestoken. Ik was zo ontzettend bang dat zij mij zou mishandelen, dat ik van angst niet meer normaal kon denken en handelen. Ik heb radeloos met mijn ogen dicht in het wilde weg met het mes van mij afgestoken.'

  1. noodweer;
  2. overmacht in de zin van noodtoestand;
  3. noodweerexces;
  4. psychische overmacht.

Vraag 18

Edgar wordt door de rechtbank vrijgesproken van oplichting (artikel 326 Sr). De officier van justitie wil het er niet bij laten zitten en besluit Edgr opnieuw te dagvaarden voor de rechtbank. Is hij hiertoe bevoegd?

  1. ja, dit is mogelijk op grond van artikel 404 Sv;
  2. ja, de officier van justitie heeft immers het vervolgingsmonopolie;
  3. nee, dit is in strijd met de beginselen van een behoorlijke strafrechtspleging;
  4. nee, dit is in strijd met het bepaalde in artikel 68 Sr.

Vraag 19

Bram is op Eindhoven Airport gepakt met tien kilo xtc-pillen in de dubbele bodem van zijn koffer. Ter terechtzitting voert hij het volgende verweer: "Door een gokverslaving ben ik ernstig in de schulden geraakt. Ik heb onder meer gegokt bij een louche illegaal casino, en mijn schuldeisers hebben mij onder druk gezet mijn schulden te betalen. Ze dreigden de woning van mijn vader, die bejaard is en in een rolstoel zit, in brand te steken. Ik kon de stress niet meer aan: ik moest het probleem oplossen. Ik wilde geen geld stelen, en zag daarom geen andere mogelijkheid dan een beetje bijverdienen met xtc-smokkel." Op welke strafuitsluitingsgrond doet Bram een beroep?

  1. overmacht in de zin van noodtoestand;
  2. ontoerekenbaarheid;
  3. ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid;
  4. psychische overmacht.

Vraag 20

Welke van de volgende beweringen over het Blackout-arrest is correct?

  1. de Hoge Raad oordeelde dat verkeersschuld reeds kan worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van rijgedrag in strijd met de verkeersregels;
  2. de Hoge Raad oordeelde dat, gezien de Garantenstellung van een autobestuurder, onvoorzichtig rijgedrag in de vorm van overtreding van verkeersregels tot het aannemen van verkeersschuld leidt;
  3. de Hoge Raad oordeelde dat verontschuldigbare onmacht de verwijtbaarheid van het gedrag wegneemt;
  4. de Hoge Raad oordeelde dat, aangezien de black-out van de bestuurder plotseling opkwam en niet voorzienbaar was, de gedraging niet wederrechtelijk was.

Vraag 21

Anouk maakt al maanden gebruik van het onbeveiligde Wifi-netwerk van haar buren, Ruud en Ben. Ruud en Ben hebben geen limiet op hun datagebruik, maar merken wel dat het internet soms een stuk trager is dan op andere momenten. Als zij erachter komen dat Anouk gebruik maakt van hun Wifi-netwerk, doen zij aangifte bij de politie wegens diefstal van (capaciteit van) bandbreedte (artikel 310 Sr). Ter terechtzitting bepleit de raadsvrouw van Anouk dat vrijspraak dient te volgen. Welke van onderstaande argumenten heeft het meeste kans van slagen?

  1. bandbreedte heeft geen vermogenswaarde en/of reële waarde;
  2. Ruud en Ben hebben niet de feitelijke macht over de bandbreedte verloren;
  3. bandbreedte valt in de categorie 'gegevens' in de zin van artikel 80 Sr;
  4. niet Ruud en Ben, maar de internetprovider is eigenaar van de bandbreedte.

Vraag 22

Welke combinatie van sancties kan de rechter niet opleggen bij een veroordeling wegens zware mishandeling (artikel 302 Sr)?

  1. een gevangenisstraf van zes jaar en een taakstraf van 180 uur;
  2. een gevangenisstraf van zes jaar en onttrekking aan het verkeer van het gebruikte slagwapen;
  3. een gevangenisstraf van zes jaar en een geldboete van € 81.000;
  4. een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van het gebruikte slagwapen.

Vraag 23

Kan een verklaring die de verdachte tijdens het vooronderzoek tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd en die vervolgens is neergelegd in een proces-verbaal, door de zittingsrechter voor het bewijs worden gebruikt?

  1. nee, het betreft hier een de auditu verklaring, waarvan de Hoge Raad al in 1926 heeft bepaald dat deze niet voor het bewijs mag worden gebruikt;
  2. ja, dit is een wettig bewijsmiddel in de zin van artikel 340 Sv;
  3. ja, dit is een wettig bewijsmiddel in de zin van artikel 341 Sv;
  4. ja, dit is een wettig bewijsmiddel in de zin van artikel 344 Sv.

Vraag 24

Max moet op 15 maart 2016 voor de rechter verschijnen wegens vernieling van een motor (artikel 350 Sr). De advocaat van Max voert ter zitting aan dat de vernieling verjaard is, omdat het feit meer dan zes jaar geleden is begaan. Stel dat dit verweer gehonoreerd wordt, tot welke uitspraak zal de rechtbank dan komen?

  1. nietigheid van de dagvaarding;
  2. onbevoegdheid van de rechter;
  3. niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie;
  4. schorsing van de vervolging.

Vraag 25

Ali wordt vervolgd voor straatschenderij (artikel 424 lid 1 Sr). De tenlastelegging op de correct aan hem uitgereikte dagvaarding luidt als volgt:

'dat hij op of omstreeks 1 januari 2016, in Nederland, op of aan de openbare weg, tegen een goed enige baldadigheid heeft gepleegd, waardoor gevaar of nadeel kon worden teweeggebracht, bestaande die baldadigheid en dat gevaar of nadeel uit het urineren op/tegen een (politie)auto. (art. 424 lid 1 Sr)'

Stelling: Deze dagvaarding voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan de aan de inhoud van de tenlastelegging.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 26

Als de rechtbank bij een voorvraag blijft steken, wordt die beslissing in het vonnis opgenomen en gemotiveerd.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 27

Voorbedachte raad is de zwaarste gradatie van opzet.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 28

Astrid heeft al een tijd lang het idee om haar broer Bob te bevrijden uit de gevangenis. Inmiddels heeft zij daartoe allerlei spullen verzameld. Op een dag besluit zij ook nog een schroevendraaier te stelen uit een winkel. Astrid wordt echter betrapt, aangehouden en naar het politiebureau gebracht. Daar zwijgt zij op alle vragen die haar worden gesteld. Ondertussen verricht de politie een doorzoeking in haar huis naar spullen die kunnen dienen om de waarheid aan het daglicht te brengen. De politie vindt een koevoet, een bivakmuts en een plattegrond van de gevangenis waarop de cel van Bob is gemarkeerd.

Stelling: hier is sprake van strafbare voorbereiding van de bevrijding van een gedetineerde (artikel 191 Sr)

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 29

In het kader van een alcoholcontrole laat agent Alex de bestuurders van een hele rij auto's blazen. Marianne heeft flink gedronken op de donderdagmiddagborrel. Op het moment dat ze haar raampje naar beneden draait, komt de alcoholwalm Alex al tegemoet. Hij vraagt onmiddellijk: 'Zo, toch nog achter het stuur kunnen kruipen in uw toestand, mevrouwtje?' Daarop barst Marianne in tranen uit en smeekt Alex om geen proces-verbaal op te maken, ondanks het feit dat ze veel te veel gedronken heeft.

Stelling: aangezien Alex belast was met het houden van toezicht, hoefde hij de cautie niet te geven.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 30

Volgens de subjectieve pogingsleer is de verdachte strafbaar die poedersuiker over de grens smokkelt waarvan hij denkt dat het cocaïne is.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 31

Het opleggen van een voorwaardelijke straf dient het strafdoel van speciale preventie.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 32

Opzet omvat mede de wederrechtelijkheid van de gedraging.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 33

Bij culpa moet mede de objectieve onvoorzichtigheid van het gedrag worden bewezen.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 34

Indien een Nederlandse strafbepaling in strijd is met een richtlijn waarvan de omzettingstermijn is verstreken, kan iemand die van overtreding van die strafbepaling wordt verdacht zich op de richtlijn beroepen en moet de strafbepaling buiten toepassing worden gelaten.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 35

Als de rechter een deels voorwaardelijke gevangenisstraf heeft opgelegd, komt de veroordeelde niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidsstelling.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 36

Een verzoek van de verdachte om een getuige ter terechtzitting op te roepen, kan door de officier van justitie worden geweigerd indien hij van mening is dat de verdachte door deze weigering redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 37

Miriam kampt al jaren met een drugsverslaving. Op een avond mishandelt zij – onder invloed van drugs - haar man Gerard. De volgende dag kan zij zich niets meer herinneren, maar Gerard wel. Hij doet daarom aangifte van de mishandeling. Vanwege de toestand en de verslaving van Miriam kan haar de mishandeling niet worden toegerekend, nu niet kan worden gezegd dat zij verwijtbaar heeft gehandeld.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 38

Lagere overheden mogen geen strafvorderlijke bevoegdheden in het leven roepen.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 39

Rachid wordt veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, waarvan twee jaar voorwaardelijk, wegens een gewelddadige overval op de 84-jarige Els in haar eigen woning. Daaraan kan de rechter de bijzondere voorwaarde verbinden dat Rachid een agressietraining volgt.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Vraag 40

Het opnemen van wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving beperkt de reikwijdte van de strafbaarstelling.

  1. dit is correct;
  2. dit is niet correct.

Open vraag

Beschrijf de centrale positie van de officier van justitie in het Nederlandse strafrecht aan de hand van het opportuniteitsbeginsel. Leg daartoe uit wat het opportuniteitsbeginsel inhoudt en welke rol dit beginsel speelt bij het nemen van beslissingen over de vervolging. Betrek in uw antwoord de met het opportuniteitsbeginsel samenhangende grondslagleer en de mogelijkheden tot buitengerechtelijke afdoening.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B
  2. A
  3. B
  4. D
  5. C
  6. B
  7. B
  8. C
  9. A
  10. B
  11. A en C
  12. A
  13. B
  14. C
  15. A
  16. B
  17. C
  18. D
  19. D
  20. C
  21. A en B
  22. A
  23. D
  24. C
  25. A en B
  26. A
  27. B
  28. B
  29. B
  30. A
  31. A
  32. B
  33. A
  34. A
  35. A
  36. A
  37. B
  38. A
  39. A
  40. A

Antwoordindicatie Open vraag

1) Centrale positie officier van justitie en het opportuniteitsbeginsel

A. Definitie/omschrijving opportuniteitsbeginsel

Het opportuniteitsbeginsel houdt in dat de officier van justitie kan beslissen of tot vervolging wordt overgegaan of niet, op gronden aan het algemeen belang ontleend (art. 167 Sv).

Uit de omschrijving van het opportuniteitsbeginsel moet blijken dat het opportuniteitsbeginsel de officier van justitie de mogelijkheid geeft een haalbare zaak te seponeren om beleidsredenen. De beslissing om niet te vervolgen wegens een gebrek aan bewijs of wettelijke vervolgingsbeletselen (bijvoorbeeld de dood van de verdachte) is dus geen uitvloeisel van het opportuniteitsbeginsel.

Het opportuniteitsbeginsel is daarnaast niet hetzelfde als het vervolgingsmonopolie: uit het vervolgingsmonopolie volgt dat het OM de vervolgende instantie is, uit het opportuniteitsbeginsel blijkt dat het OM niet verplicht is om te vervolgen.

B. Omschrijving van het belang van het opportuniteitsbeginsel voor de centrale rol van het OM

Studenten kunnen voor deze uiteenzetting verschillende relevante aspecten noemen, waaronder:

  • het OM geeft invulling aan het opportuniteitsbeginsel door vervolgingsbeleid te ontwikkelen,

dat wordt neergelegd in richtlijnen;

  • het OM is dominus litis, 'heer en meester van het rechtsgeding': bepaalt of, wie, hoe en voor

welk feit wordt vervolgd;

  • het OM heeft het vervolgingsmonopolie en kan voor verschillende vervolgingsmodaliteiten

kiezen;

  • de taken van het OM in het algemeen (art. 124 RO; leiding geven aan de opsporing, beslissen

over de vervolging en verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen).

2) De grondslagleer en de mogelijkheden tot buitengerechtelijke afdoening

C. Definitie/omschrijving grondslagleer

De grondslagleer houdt in dat de rechter beraadslaagt op grondslag van de tenlastelegging (art. 348 en 350 Sv).

D. Omschrijving van de grondslagleer in relatie tot het opportuniteitsbeginsel

Als de officier van justitie de beslissing heeft genomen om te vervolgen, mag hij ook bepalen voor welk feit hij vervolgt. Dat doet hij door een bepaald feit ten laste te leggen, welke tenlastelegging vervolgens de grondslag voor het onderzoek ter terechtzitting vormt (art. 348 en 350 Sv). Het OM kan om opportuniteitsredenen voor een minder zwaar delict vervolgen dan het 'haalbaar' acht, de rechter moet zijn onderzoek dan beperken tot de beoordeling van het tenlastegelegde delict. De rechter mag niet afwijken van de tenlastelegging, daarom wordt wel gesproken van de tirannieke

werking van de tenlastelegging.

E. Benoemen buitengerechtelijke afdoeningsmodaliteiten

Het OM heeft diverse mogelijkheden tot buitengerechtelijke afdoening: het voorwaardelijk sepot (art. 167 lid 2 Sv), de transactie (art. 74 Sr) en de strafbeschikking (art. 257a Sv e.v.). Om een punt te krijgen voor dit onderdeel, moeten minstens twee buitengerechtelijke afdoeningsmodaliteiten zijn benoemd.

F. Relatie tot het opportuniteitsbeginsel

Het OM heeft verschillende mogelijkheden om zaken af te doen buiten de rechter om. Het OM kan seponeren onder het stellen van voorwaarden, en als de verdachte zich daaraan houdt zal hij niet worden vervolgd. Bij de transactie kan de verdachte zelf instemmen met het voorstel van het OM, waarmee de zaak eveneens is afgedaan. Ook bij een strafbeschikking wordt in beginsel de rechter niet betrokken bij de zaak, tenzij de verdachte verzet aantekent. Ook de keuze voor een afdoeningsmodaliteit wordt beheerst door het opportuniteitsbeginsel. De officier van justitie kan bijvoorbeeld kiezen voor buitengerechtelijke afdoening met het oog op het verminderen van de druk op de rechterlijke macht.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2837 1