Romeins recht - Recht - RUG - B2 - Sheetnotes & Collegeaantekeningen
- 2073 reads
Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege? Maak (desgwenst) verwijzingen naar de literatuur.
Dit hoorcollege betreft het Goederenrecht, specifiek de Beperkte rechten.
Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? Vat deze kort samen.
Geen sprake van onderwerpen die niet worden behandeld in de literatuur.
Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Geen sprake van recente ontwikkeling in het vakgebied.
Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
Voor het tentamen is het belangrijk te weten wat erfdienstbaarheid betekent. Het houdt in dat er sprake is van een heersend erf en een lijdend erf. Er dienen hiervoor 2 erven en 2 verschillende eigenaren te zijn. Erfdienstbaarheden kunnen een dulden of niet-doen inhouden. Verder stelden de Romeinen 3 voorwaarden:
- Vicinitas (naburigheid): de romeinen namelijk een ruim begrip voor naburigheid, namelijk zolang het gebruik van het ene erf maar in het belang is voor het andere erf.
- Utilitas (nut): de erfdienstbaarheid moet te maken hebben met normaal gebruik heersend erf.
- Causa perpetua: niet door uitoefening tenietgaan.
Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen? Neem deze op en vermeld ook het antwoord.
- Hoe wordt een erfdienstbaarheid gevestigd?
Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt in:
a. Landelijke erfdienstbaarheid; hierbij gaat het om dulden
b. Stedelijke erfdienstbaarheid; hierbij gaat het om nalaten; werd gevestigd door een overdracht in rechten door middel van een schijnproces.
- Hoe gaat een erfdienstbaarheid teniet?
Een erfdienstbaarheid kan tenietgaan door het tenietgaan van het heersend of lijdend erf. Ook kan het tenietgaan door afstand; wanneer de eigenaar van het heersend erf eenzijdig afstand doet van zijn recht en tot slot door vermenging van eigendom van het heersend en het lijdend erf.
De enkele consensus bindt. In het Romeinse Recht is dit niet per definitie genoeg om een contractuele band tot stand te brengen. De gedachte dat consensus bindt is christelijk, het komt uit bijbel teksten.
Desondanks waren de belangrijkste Romeinse overeenkomsten toch consensueel. De belangrijkste vieren waren de koop/verkoop (emptio venditio), de huur/verhuur (locatio conductio), de maatschap (societas) en de lastgeving (mandatum). Dit zijn overeenkomsten die naar Romeins Recht ontstaan door de enkele wilsovereenstemming. Er zijn twee gemeenschappelijke trekken, namelijk 1) je kunt ze afsluiten onder afwezigen (dit in tegenstelling tot bijv. de stipulatio) en 2) ze zijn allemaal wederkerige overeenkomsten, bonae fide.
Is koop een vorm van ruil tegen geld? De Romeinen zeiden van niet. Koop is een eigensoortig contract dat je niet kon zien als ruil. Ruil is een innominaatcontract en koop kun je daar absoluut niet tot beschouwen. Naar Nederlands Recht vinden wij ook van niet, de koop is opgenomen in art.7:50BW. Wat is koop dan wel? Koop is een volmaakt wederkerig contract er vloeien altijd verbintenissen uit voort.
De koper moet natuurlijk de prijs (pretium) betalen, aan de prijs worden drie eisen gesteld. Ten eerste moet de prijs bepaalbaar zijn (let op is iets anders dan bepaald) (certum), de koopprijs moet verum zijn (waarachtig): de prijs moet in reële verhouding staat tot de waarde van de zaak en ten slotte moet de prijs ook rechtvaardig zijn (iustum).
Waar komt dat rechtvaardigde prijs vandaan? Diocletianus (284-305). Hij heeft een prijzenedict uitgevaardigd, een keizerlijke wet waarin voor allerlei goederen een bepaalde prijs werd genoemd. Aan de hand van die prijzenlijst gold het leerstuk van de enorme benadeling. Namelijk als je de zaak kocht voor minder dan helft van de waarde zoals in hete edict dan kon de verkoper de overeenkomst vernietigen of hij kon tegen de koper zeggen dat de verkoper de overeenkomst wil vernietigen tenzij de koper kon de helft van de waarde van de prijs in het edict alsnog betaalde voor de zaak. Bijstorten tot de helft van de waarde dan kon koper de zaak als nog krijgen. De koper heeft de actio empti.
De verkoper heeft de actio venditi. Als eerste moet de verkoper het ongestoorde bezit van de zaak verschaffen. Daarnaast is een verplichting vrijwaren tegen uitwinning. Wat is uitwinning? A verkoopt en levert aan B een ring die van C is. Er is dus een koopovereenkomst tussen A en B. De eigenaar is dus C, die wellicht de ring opspoort bij de bezitter (B). C stelt tegen B de rei vindiciatio (revindicatie) in. Wanneer treedt de verplichting vrijwaring tegen uitwinning in? Op het moment dat de koper niet langer het ongestoorde bezit heeft. Pas als de eigenaar de revindicatie richt tegen B dan pas vindt er een storing van zijn tot dan toe ongestoorde bezit plaats en kan de koper zeggen tegen de verkoper dat hij hem moet helpen om te bewijzen dat B eigenaar is. Je roept de verkoper in vrijwaring op omdat je uitgewonnen wordt door de derde, die verplichting treedt dan pas in werking als je bezit niet langer ongestoord is.
In het Nederlands Recht is het net iets anders geformuleerd, opgenomen in art.7:9 lid 1 BW. In het Nederlands Recht is de verkoper verplicht om de zaak in eigendom over te dragen. Dit betekent als u er achter komt dat de verkoper geen eigenaar was, je meteen een vordering tegen de verkoper in kan stellen. Dit kon in het Romeins Recht niet, want zolang een derde zich er niet mee bemoeit blijft je bezit ongestoord en dus heeft u dan geen poot om op te staan. Pas als derde zich meldt met een zakelijk recht kun je de uitwinning aanvechten.
Daarnaast heeft de verkoper nog een verplichting, hij staat namelijk in voor verborgen gebreken die ten tijde van koop aan de zaak kleefde. Als de koe ziek werd ten tijde van de koop, dan was u aansprakelijk ook al heb je het niet geweten. Dus ook aansprakelijk als u zich niet onbehoorlijk heeft gedragen. Als er zo'n gebrek was, dan kon de koper twee dingen doen. Ten eerste kon hij van de koopovereenkomst af, dat is wat we nu noemen vernietiging (actio redhibitoria) of hij kon de zieke koe wel nemen, maar voor een lagere prijs (actio quanti minoris). Dit vindt zijn oorsprong niet bij de Praetor maar bij een lagere ambtenaar, de Aedilis curulis, hij was juridisch gezien in charge bij de slaven- en dierenmarkt.
De verhuurder heeft de actio locati (opeisen huurpenningen van huurder) en de huurder heeft de actio conducti (het huurgenot wordt verschaft door verhuurder).
In het Romeins Recht gold het adagia, emptio tollit locatum (koop breekt huur). Dit betekent dus als je een huis verkoopt en de kamer huurt, dan gaat dat niet mee want de gehuurde kamer had naar Romeins Recht geen zaaksgevolg. De huurovereenkomst was een persoonlijke overeenkomst in de ogen van de Romeinen. Om dit te voorkomen als huurder, moest je vragen aan de verhuurder of hij bij de koop wilde vragen of de huurder mocht blijven zitten bij de verkoop aan de nieuwe eigenaar (dat is dan een nevenbeding). Dit is het tegengestelde in het Nederlands Recht, daar geldt dat de huurovereenkomst automatisch mee over gaat op opvolgers onder bijzondere titel van de verhuurder (koopt breekt geen huur, art.7:226BW).
Voorbeeld:
A verhuurt aan B. A verkoopt zijn huis aan C. Er geldt een nevenbeding tussen A en B dat bij verkoop de koper dezelfde huurovereenkomst moet aangaan. Daarnaast geldt er een actie tussen A en C. Als A het nevenbeding tegen C heeft gezegd en daar akkoord mee gaat dan moet C het huis wel aan B verhuren, C is dan namelijk contractueel verplicht om de overeenkomst met B te sluiten. Kortom, huur heeft de normale werking van contracten in het Romeinse Recht.
Een maatschap is een overeenkomst om door middel van inbreng van partijen winst te pogen. Er ontstaat dus niet een rechtspersoon of iets dat eigendom is van spullen. Het is een overeenkomst en geen rechtspersoon met eigen vermogen. De inbreng is dus niet van de maatschap, maar van de maten in mede eigendom. Het is een band tegenover A en B. Als A een auto koopt voor de maatschap van C. Dan heeft C een actie tegenover A en niet tegen B. In het Nederlandse Recht is dit hetzelfde. A moet betalen met gemeenschappelijk maatschap geld of met eigen geld. Indien A het met eigen geld betaalt, wil je natuurlijk dat B (mede maat) een deel van dat geld terug betaalt, dat doe je door de actio pro socio in te stellen. Er wordt dan een vergoedingsverplichting vastgelegd die afhankelijk is van wat wij in de overeenkomst van de maatschap hebben afgesproken. De hoogte van actio pro socio is dus afhankelijk van de maatschap overeenkomst.
De leeuwenmaatschap is dat de ene partij alle winst krijgt en de andere partij al het verlies op zich neemt. Dat mocht naar Romeins Recht niet. De grenzen liggen bij deze leeuwenmaatschap. Dat is een verboden maatschap, dan komt er geen maatschap tot stand.
Hoe eindigt een maatschap? Je sluit een maatschap met een persoon waarmee je winst wil maken. Als één van de maten overlijdt, dan eindigt de overeenkomst van de maatschap. Dit betekent niet dat de vorderingen die al bestonden voor het overlijden ook te niet gaan, enkel de overeenkomst van de maatschap gaat direct teniet, de eerdere vorderingen zijn nog geldig. Als je een maatschap hebt met 30 man, dan is het niet handig dat de maatschap eindigt als er maar één overlijdt, daarom kon je een verblijvensbeding opnemen in je maatschap. Dan werd de erfgenaam van de overleden maat, de nieuwe maat bij de andere 29. Daarnaast kun je de maatschap ook opzeggen, dan is de overeenkomst ook geëindigd.
Als je eindigt met de maatschap, dan zijn er overgebleven producten (geld, meubilair etc.) en die wil je natuurlijk verdelen. Dit doe je door een actio communi dividundo in te stellen. Het vonnis wijst dan waarover jij de eigendom verkrijgt. Als jij de koe krijgt toegewezen, dan word jij daar eigenaar van.
Je geeft aan iemand een last om iets voor jou te doen. Bijv. de vraag of jij mijn rok naar de stomerij wilt brengen. Als je dat niet wilt, dan stel je de actio mandati directa in: daarmee kan de lastgever de lasthebber aanspreken op hetgeen wat hij heeft belooft om dat ook daadwerkelijk te doen. De lasthebber heeft een tegen actie, de actio mandati contraria, de kosten die je maakt uit de last kun je terugvorderen met deze actie. Als je bijv. de bus moet nemen naar de stomerij.
Het is wederom een onvolmaakte wederkerige overeenkomst: altijd ontstaat de last voor de lasthebber, en het kan zo zijn dat er een tegenactie ontstaat, maar dat hoeft niet (je kan bijv. ook naast de stomerij wonen). Er ontstaat altijd één verbintenis, en wellicht mogelijk twee. De onvolmaakte wederkerige overeenkomst wordt door de bonae fidei beheerst.
Hoe eindigt lastgeving? Natuurlijk als je de last hebt uitgevoerd. Maar ook als de lasthebber overlijdt. Dit omdat je echt de persoon kiest voor de last en daardoor eindigt het contract van lastgeving bij de dood van de lasthebber. Dit betekent niet dat de vorderingen die al bestonden voor het overlijden ook te niet gaan, enkel de overeenkomst lastgeving gaat direct teniet, de eerdere vorderingen zijn nog geldig.
Lastgeving is niet hetzelfde als vertegenwoordiging. A geeft B last om voor A een slaaf te kopen. B koopt van C een slaaf. C verricht de voor eigendomsoverdracht vereiste handelingen. De eigenaar van de slaaf is B. De Romeinen kenden immers geen figuur van een achterman en vertegenwoordiging. Dus als je een lastgevingovereenkomst sloot dan verkrijgt die lasthebber gewoon de eigendom en de lasthebber moet het dan weer in eigendom overdragen aan de lastgever.
Cessie is de overdracht van een vordering. Dat kenden de Romeinen in beginsel niet. Zij deden dit via contracten en dan wel een lastgeving contract. Een speciale vorm, de procuratio in rem suam. Normaal moest de lasthebber de eigendom van bijv. peren doorgeven aan de lastgever. Maar hier mocht de lasthebber de eigendom voor zichzelf houden, als het ging om vorderingen.
Voorbeeld:
A geeft een last aan C om zijn last op B te innen. Dit lijkt erg veel op wat wij tegenwoordig cessie noemen, maar het grote verschil is dat A crediteur blijft van B. A geeft enkel de inningsbevoegdheid weg aan C zodat C kan gaan innen, want C heeft die last verkregen.
Enkele problemen? De Praetor stelt de lasthebber tot inning (C) een actie, actio utilis in, zodat C een actie kan instellen tegen B. Dit is dezelfde actie als die A heeft naar B. Het gevaar zit hierin dat A crediteur is en blijft van B. De Praetor heeft ook hier in geholpen, als er mededeling is gedaan van de inningsbevoegdheid aan B, dan weet B dat hij aan de lasthebber (C) moet betalen. Als de crediteur (A) dan bij B komt, moet hij zeggen dat hij niet aan de crediteur betaalt, want A mag dat helemaal niet meer innen omdat hij die bevoegdheid aan C heeft gegeven (exceptio doli). Tot de mededeling betaalt B gewoon bevoegd en bevrijdend aan A, daarvoor kon hij namelijk niet weten dat A die bevoegdheid niet meer had. (let op: dit lijkt sterk op onze Nederlandse stille cessie, behalve dan dat A crediteur blijft in het Romeins).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze bundel worden collegeaantekeningen uit het verleden met recentere updates in de vorm van sheetnotes gedeeld voor het vak Romeins Recht voor de opleiding Rechten, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1611 |
Add new contribution