Verbintenissenrecht - UU - B2 - Werkgroepen 19/20
- 1506 reads
Mijnheer A koopt een trui voor € 50. Na twee weken trekt hij de trui voor het eerst aan en ontdekt dan dat in het breiwerk een fout zit. Hij gaat terug naar de winkel, ziet dat er nog enkele identieke truien hangen en vraagt de verkoper zijn trui te ruilen voor een exemplaar zonder breifout. De verkoper weigert, onder verwijzing naar de kassabon, waarop staat dat ruilen alleen mogelijk is met bon en binnen acht dagen. A heeft geen bon en de acht dagen zijn ook voorbij. Overigens betwist de verkoper niet dat de trui bij hem is gekocht. Heeft A recht heeft op een andere trui?
Maartje is net naar Utrecht verhuisd en heeft eindelijk een eigen appartement. Na een tijdje heeft zij genoeg van het gesjouw naar de wasserette en besluit zij een wasmachine te kopen. In de winkel ziet ze meerdere modellen en vraagt de verkoper waarop de prijsverschillen zijn gebaseerd. Ze krijgt te horen dat de duurdere modellen, meestal Duitse ‘Qualitätsprodukte’, langer meegaan en twee jaar garantie hebben. De goedkopere modellen daarentegen hebben maar één jaar garantie. De keuze is niet moeilijk, want Maartje zit krap bij kas: ze schaft het goedkoopste exemplaar aan. De wasmachine wordt een week later geleverd.
Nadat de wasmachine 14 maanden lang tenminste twee keer per week gedraaid heeft, werkt geen enkel programma meer. Maartje gaat terug naar de winkel en wil een kosteloos herstel van haar wasmachine. De verkoper deelt haar mee dat dit helaas niet mogelijk is, omdat de garantietermijn is verlopen.
Wat is een garantie?
Welk voordeel biedt een garantie in bewijsrechtelijk opzicht?
Waarom is het antwoord van de verkoper onjuist? Besteed in je antwoord tevens aandacht aan de bewijsrechtelijke positie van Maartje.
Kan Maartje met succes vorderen dat zij de koopprijs krijgt terugbetaald (in plaats van herstel)?
Lees onderstaande casus.
Begint je achternaam met de letter A t/m L, bereid dan een kort pleidooi in hoger beroep voor waarin je verdedigt dat de vordering van appellante in hoger beroep alsnog moet worden toegewezen. Begint je achternaam met de letter M t/m Z, verdedig dan het standpunt dat het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg in stand moet worden gehouden. In beide pleidooien moeten de volgende aspecten aan de orde komen:
4.1 [appellante] heeft op 27 mei 2008 een gebruikte auto van het type Range Rover, merk Landrover, kenteken: TH-PT-63 (hierna: de auto) gekocht van Hazet voor een bedrag van € 7.002,-. Op diezelfde dag is de auto geleverd. De afspraken die in het kader van de aankoop door [appellante] zijn gemaakt tussen partijen zijn vastgelegd op een voorgedrukt formulier van Hazet dat de titel “Koopovereenkomst particulier” draagt. Op dit formulier zijn onder meer de naam- en adresgegevens van [appellante], de specificaties van de auto, de voorwaarden van de koop (“zonder enige garantie”), de prijs en de handtekeningen van partijen geplaatst.
4.2 Op 26 september 2008 is de auto, tijdens een rit op de Rijksweg A16, in brand gevlogen en op een vluchtstrook volledig uitgebrand. [appellante], die de auto bestuurde, was op dat moment op weg naar een zakelijke afspraak. Haar dochter bevond zich tevens in de auto. De auto is korte tijd na de brand op aangeven van hulpdiensten door een sleepauto afgevoerd naar de garage van Hazet. [appellante] en haar dochter reden als passagier mee in de sleepauto. De uitgebrande auto is aan Hazet ter bewaring aangeboden, maar de auto is met de sleepauto op verzoek van Hazet vervoerd naar Autodemontagebedrijf Reuvers om het wrak daar te laten bewaren, conform de daarvoor geldende milieutechnische regels.
4.3 Begin 2009 is er tussen partijen, op initiatief van Hazet, telefonisch contact geweest over de uitgebrande auto. Daarbij heeft [appellante] aangegeven dat zij wachtte op het politierapport van de brand. [appellante] heeft op 16 februari 2009 bij de politie het technisch rapport van de brand opgevraagd. Op 26 februari 2009 heeft de politie [appellante] bericht dat er geen technisch rapport is opgemaakt.
4.4 Bij e-mail van 6 mei 2009 heeft Autodemontagebedrijf Reuvers Hazet laten weten dat zonder haar tegenbericht het wrak van de auto op 8 mei 2009 zou worden gedemonteerd. Op 8 mei 2009 is de auto gedemonteerd.
4.5 Bij brief van 11 mei 2009 heeft [appellante] Hazet aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van de brand geleden schade, bestaande uit (o.a.) de aankoopsom van de auto.
4.6 [appellante] heeft begin juli 2009 schade-expert Extenso opdracht gegeven een technisch onderzoek naar de oorzaak van de brand aan de auto uit te voeren. Op 7 juli 2009 heeft de schade-expert [appellante] bericht dat dit onderzoek niet kan worden uitgevoerd omdat de auto niet meer voor onderzoek beschikbaar was.
4.7 Hazet heeft aansprakelijkheid voor genoemde schade van de hand gewezen. Haar meest verstrekkende verweer is dat [appellante] niet tijdig bij Hazet heeft geklaagd en aldus artikel 7:23 lid 1 BW (zie ook hierna onder onderdeel 6) heeft geschonden en 9 maanden na het ongeval heeft laten verstrijken voordat [appellante] opdracht heeft gegeven voor technisch onderzoek naar de brand. Op dat moment was het wrak van de auto gedemonteerd en kon genoemd onderzoek niet meer plaatsvinden.
5.1 (…)
Bij eindvonnis van 27 april 2011 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellante] afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Hazet op het bepaalde in artikel 7:23 lid 1 BW slaagt omdat het eerste (telefonische) contact tussen partijen pas begin 2009 en derhalve meer dan drie maanden na de brand aan de auto (de ontdekkingsdatum van de non-conformiteit) heeft plaatsgevonden. Dit betekent, aldus de rechtbank, dat [appellante] te laat, want niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd, terwijl zij geen bijzondere omstandigheden heeft gesteld die rechtvaardigen dat zij langer dan drie maanden niets van zich heeft laten horen. De rechtbank laat daarbij in het midden of [appellante] in het telefonische contact tussen partijen van begin 2009 voldoende duidelijk tegenover Hazet heeft geklaagd. Of sprake is van consumentenkoop in de zin van artikel 7:23 lid 1 BW heeft de rechtbank eveneens uitdrukkelijk in het midden gelaten.
5.2 Op 26 juli 2011 is [appellante] van het vonnis van de rechtbank Arnhem van 27 april 2011 in hoger beroep gekomen bij dit hof. [appellante] komt met … grieven op tegen het (bestreden) vonnis. … In de toelichting op deze grieven (en in de uiteenzetting van de feiten) wijst [appellante] er op dat zij al op de dag van de brand (hof: 26 september 2008) aan Hazet een verwijt heeft gemaakt. Zij deed dat toen zij als passagier in de sleepwagen, die het wrak van de auto naar het bedrijf van Hazet bracht, mee reed naar het bedrijf van Hazet. Vervolgens heeft zij in het telefoongesprek van januari/februari 2009 Hazet opnieuw mondeling een verwijt gemaakt, aldus [appellante]. Zij merkt voorts op dat de impact van de brand in de auto op haar psyche groot is geweest. Daardoor heeft zij gedurende een bepaalde periode visioenen van de verkoolde lichamen van haar en haar dochter (haar medepassagier tijdens de brand in de auto) gehad en is in diezelfde periode de ziekte kanker bij haar terug gekomen. [Ook] voert [appellante] aan dat brandweer en politie ter plekke van een technisch mankement (van de auto) hebben gesproken.
(…) Hazet betwist dat [appellante] bij haar op 26 september 2008, bij aflevering van de uitgebrande auto door de sleepwagen op haar bedrijf, heeft geklaagd of iets heeft gezegd over de mogelijke oorzaak van de brand of haar daarvan een verwijt heeft gemaakt. Ter zake van de gestelde grote psychische impact van de brand op [appellante] wijst Hazet op het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing en een bewijsaanbod op dit punt en betwist zij de mogelijke invloed van de gestelde impact op de mogelijkheid tijdig te kunnen klagen over de haar verweten tekortkoming.
Verhulst koopt bij garagehouder Terwee een nieuwe Peugeot 306. Omdat de auto ruim een half jaar in de showroom heeft gestaan, biedt Terwee aan de auto vóór de aflevering te controleren en eventuele mankementen te verhelpen.
Na de aflevering maakt Verhulst met zijn buurman Bode een rit. Bode is hevig in auto's geïnteresseerd en repareert weleens auto's uit liefhebberij. Tijdens de rit valt beiden op dat de remmen piepen. Bode schrijft dit toe aan een onjuiste afstelling van de remschijven en biedt aan het probleem te verhelpen. Verhulst maakt graag van dit aanbod gebruik, want dat bespaart hem een tocht naar de garage. Na een halve dag sleutelen deelt Bode mee dat de remmen niet meer piepen en het probleem verholpen is.
Bij gebruik van de auto door Verhulst, een dag na de reparatie door Bode, blijken de remmen opeens niet te werken, hetgeen een ernstige aanrijding tot gevolg heeft. De auto van Verhulst is flink beschadigd en Verhulst zelf is gewond.
Bij onderzoek achteraf naar de remmen blijkt dat er verschillende oorzaken kunnen zijn:
NB bij de volgende vragen speelt wellicht ook de vraag of een betrokkene onrechtmatig heeft gehandeld. Mocht dat het geval zijn, dan volstaat een korte toelichting aan de hand van kennis opgedaan in Inleiding Privaatrecht I. Volgende week zal de onrechtmatige daad uitgebreid aan de orde komen.
Vraag 4A
Gesteld dat het tekort aan remvloeistof de enige schadeoorzaak was. Zijn de fabrikant en de garagehouder aansprakelijk voor de door Verhulst zelf geleden schade, zo ja, op welke grondslag(en)? NB: Het is in de autobranche gebruikelijk dat de producent de auto aanlevert met te weinig remvloeistof. De verkoper maakt de auto vervolgens rijklaar door onder meer de remvloeistof tot de vereiste hoeveelheid aan te vullen.
Vraag 4B
Gesteld dat de ondeugdelijkheid van de remschijven de enige schadeoorzaak was. Zijn de fabrikant en de garagehouder aansprakelijk voor de door Verhulst zelf geleden schade, zo ja, op welke grondslag(en)?
Vraag 4C
Gesteld dat de ondeugdelijke reparatie de enige schadeoorzaak was. Is de buurman aansprakelijk voor de door Verhulst zelf geleden schade, zo ja, op welke grondslag(en)?
Er is hier sprake van een consumentenkoop art. 7:1 jo. art. 7:5 lid 1. Het gaat namelijk om een roerende zaak ex. art. 3:2 jo. 3:3 lid 2. De verkoper is een winkel die handelt in het kader van zijn bedrijfsactiviteit en de koper A is aan natuurlijk persoon die handelt buiten genoemde doeleinden. Op grond van art. 7:17 lid 1 moet de zaak aan de overeenkomst beantwoorden. A dacht een goede trui te kopen, maar er bleek een breiwerk fout in te zitten. Uit art. 7:17 lid 2 volgt dat de trui niet aan de overeenkomst voldoet, omdat het niet de eigenschappen van een goede trui bevat. Uit art. 7:18 lid 2 blijkt dat de bewijslast hier op de verkoper rust, omdat de zaak binnen 6 maanden na aflevering een conformiteit heeft. In geval van non-conformiteit bij koop heeft A recht op vervanging van de afgeleverde zaak ex. art. 7:21 lid 1 sub c. Op grond van lid 4 moet het herstel niet onmogelijk zijn en dat is hier ook niet het geval. A moet wel hebben voldaan aan zijn klachtplicht ex. art. 7:23 en arrest Ploum/Smeets 2. Lid 1 bepaalt dat dit in ieder geval is binnen een termijn van 2 maanden en daarvan is hier sprake.
Op grond van art. 7:6a lid 1 zegt een garantie bepaalde eigenschappen toe aan de koper. Lid 2 voeg toe dat de garantie duidelijk en begrijpelijk moet zijn. Volgens het arrest Mol/Meijer is er geen vaste betekenis voor het begrip garantie. De vraag of garantiebepalingen die strekking hebben, moet worden beantwoord door de uitleg ervan, waarbij het aankomt op de zin die partijen bij de overeenkomst in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs te dien aanzien van elkaar mochten verwachten.
In geval van garantie kunnen de hierin vastgelegde rechten worden uitgeoefend onverminderd alle andere rechten of vorderingen die de wet toekent. Het bewijzen ligt dan in handen van de verkoper net als in lid 2 van art. 7:18 binnen een termijn van 6 maanden.
De verkoper zegt dat de rechten van Maartje zijn vervallen, omdat de garantietermijn voorbij is. Er is hier sprake van een koop volgens art. 7:1. In dit geval gaat het om een consumentenkoop ex. art. 7:5. De wasmachine is een roerende zaak, verkoper handelt in bedrijfsactiviteit en de koper Maartje is een natuurlijk persoon die handelt buiten bedrijfsactiviteiten. Op grond van art. 7:17 moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Volgens lid 2 van hetzelfde artikel beantwoordt de zaak niet aan de overeenkomst, omdat de wasmachine niet de eigenschappen bezit die een koper ervan mag verwachten. Er is hier dus sprake van non-conformiteit. Een nadeel voor Maartje is dat de termijn van 6 maanden is verstreken, waardoor de bewijslast nu bij Maartje is ex. art. 18 lid 2. Mocht zij in haar bewijslast slagen dan moet worden gekeken naar art. 7:21. Maartje wil graag kosteloos herstel. Op grond van art. 7:21 lid 1 sub b moet de verkoper herstel van de afgeleverde zaak voldoen, mits de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen. Op grond van art. 7:21 lid 1 sub b jo. 7:21 lid 4 mag het niet onmogelijk zijn en dat is hier ook niet het geval. Op grond van het arrest Quelle zouden de kosten voor het gebruik van 14 maanden niet in rekening mogen worden gebracht aan Maartje en heeft zij recht op herstel van haar wasmachine.
Als Maartje de verkoopprijs terug wil, moet zij de overeenkomst ontbinden. Op grond van art. 6:265 jo. art. 7:22 lid 1 kan de koper de overeenkomst ontbinden als het afgeleverde niet aan de overeenkomt beantwoordt, tenzij de afwijking van hetgeen overeengekomen, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt. Er is hier geen sprake van een geringe betekenis. Echter voegt lid 2 toe dat de bevoegdheden uit lid 1 enkel ontstaan wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kan worden, dan wel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoeld in art. 21 lid 3. In het onderhavige geval is herstel of vervanging nog wel mogelijk, waardoor Maartje geen beroep op ontbinding kan doen.
Betreft het al dan niet een consumentenkoop (en de relevantie hiervan);Op grond van art. 7:1 jo art. 7:5 is van een consumentenkoop sprake indien er aan 3 vereisten is voldaan. Het moet gaan om een roerende zaak. In het onderhavige geval gaat het om een auto dat op grond van art. 3:2 jo 3:3 lid 2 een roerende zaak is. Daarnaast moet het gaan om een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-/bedrijfs-/ambachts- of beroepsactiviteit. De verkoper is Hazet en heeft zijn eigen autogarage. Er is hier dus gegeven dat Hazet handelt in het kader van een van de genoemde activiteiten. Tot slot moet het gaan om een koper als een natuurlijk persoon, daarvan is wel sprake. Er kan hier ook worden gezegd dat hier niet sprake is van een natuurlijk persoon, omdat de auto werd gebruikt voor een zakelijke afspraak. De conclusie ligt dan aan welk standpunt je in neemt.
Is er sprake van nonconformiteit/garantie (en de relevantie hiervan); Ex. art. 7:6a blijkt dat garantie bepaalde eigenschappen aan de koper toekent. In de overeenkomst staat dat de deze is gesloten ‘zonder enige garantie’. Op grond van art. 7:6a kan de koper alle rechten en uit art. 7:17 lid 1 blijkt dat de zaak de overeenkomst moet beantwoorden. De vraag is hier of de auto al mankementen had toen het werd verkocht aan appellante. Op grond van art. 7:18 lid 2 ligt de bewijslast binnen 6 maanden vanaf de koop op de verkoper om te bewijzen dat de zaak wel de overeenkomst beantwoordde op het moment van het verkopen. Na 6 maanden ligt de bewijsplicht op de koper om aan te tonen dat de zaak al mankementen had toen zij het kocht. Omdat er 6 maanden zijn verstreken ligt de bewijslast op appellante. Nu er reeds geen technisch rapport is of nog kan worden opgesteld, zal zij niet slagen in het verweer. Zij heeft een tweedehands auto gekocht, waardoor zij niet alle eigenschappen mocht verwachten van de auto. Dit betekent dat de non-conformiteit niet kan worden aangetoond.
Is er voldaan aan de klachtplicht (en de relevantie hiervan)? Aansluiten bij het oordeel van de rechtbank. Aan de klachtplicht is niet voldaan. De koper heeft niet tijdig geklaagd, waardoor art. 7:23 lid 1 is geschonden. Zij had ook al eerder achter het schade rapport aan kunnen gaan dan dat zij nu heeft gedaan.
Tekort aan remvloeistof had door de controle in de garage kunnen worden vastgesteld. Voor de aansprakelijkheid van de fabrikant moet gekeken worden naar art. 6:185. Op grond van dit artikel is een producent aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Ex. art. 6:186 is een product gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten. In dit geval is er geen sprake van een gebrekkig product. De remschijven waren niet gebrekkig, maar de remvloeistof was niet bijgevuld. De fabrikant kan op grond hiervan niet aansprakelijk worden gesteld. Voor de aansprakelijkheid van de garagehouder moet worden gekeken naar art. 7:24 nu het hier gaat om een consumentenkoop art. 7:1 jo 7:5. Er is sprake van een non-conformiteit, omdat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt art. 7:17. uit art. 7:21 blijkt dat de koper kan eisen voor herstel of vervanging indien dit niet onmogelijk is of schadevergoeding kan eisen op grond van art. 7:24 lid 1 jo 6:74.
De remschijven waren ondeugdelijk, hetgeen pas na intensief onderzoek had kunnen worden geconstateerd. Voor de aansprakelijkheid van de fabrikant moet gekeken worden naar art. 6:185. Op grond van dit artikel is een producent aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Ex. art. 6:186 is een product gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten. In dit geval hangt het samen met sub a waarin staat dat het samenhangt met de prestatie van het product. Uit art. 6:188 blijkt dat de benadeelde de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband moet bewijzen. In dit geval bestaat de schade beschadigingen aan de auto en letselschade (verwondingen van Verhulst). Het gebrek is vastgesteld in de vraag, de remschijven waren ondeugdelijk. Het oorzakelijk verband is hier duidelijk, door de ondeugdelijke remschijven is er een ongeluk veroorzaakt. Ex. art. 6:190 lid 1 sub a is de fabrikant aansprakelijk voor de letselschade als dat kan worden vastgesteld uit de verwondingen van Verhulst.
De verkoper kan op grond van consumentenkoop art. 7:1 jo 7:5 van een non-conform product art. 7:17 worden aangesproken op grond van art. 7:24 lid 2. Dit kan alleen wanneer er sprake is van de tenzij formule. In dit geval is daar geen sprake van, waardoor de verkoper niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Er moet hier eerst worden vastgesteld dat er tussen Verhult en de buurman geen overeenkomst is vastgesteld. Dit betekent dat Verhult de buurman enkel kan aanspreken vanuit onrechtmatige daad art. 6:162. De vereisten hiervoor zijn: onrechtmatige daad (lid 2: inbreuk op een recht, doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt), toegerekend (lid 3: te wijten aan schuld, of andere oorzaak die krachtens de wet of verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt), schade, causaal verband, relativiteitsvereiste (art. 6:163).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1654 |
Add new contribution