Verbintenissenrecht - UU - B2 - Werkgroepen 19/20
- 1506 reads
Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen.
Vonnis inzake Gemeente Schiedam versus Stichting Samenwerkende Schiedamse en Vlaardingse Ziekenhuizen (hierna: SSVZ)
‘2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast.
2.1 Het Schieland ziekenhuis te Schiedam en het Holy ziekenhuis te Vlaardingen hadden eind tachtiger jaren ieder plannen voor ingrijpende renovaties van de bestaande ziekenhuisgebouwen. Op initiatief van de toenmalige staatssecretaris van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zijn deze renovatieplannen ingetrokken en hebben de gezamenlijke besturen gekozen voor een nieuwbouw fusie-ziekenhuis.
2.2 Bij brief van 25 oktober 1991 deelt algemeen directeur L.A. van Eijk namens het Schieland ziekenhuis en het Holy ziekenhuis aan de Gemeente onder meer het volgende mede:
“Zoals eerder in onze correspondentie met het College van B.& W. is aangekondigd,
zal door het Schieland Ziekenhuis en het Holy Ziekenhuis een locatiestudie worden gestart ten behoeve van een nieuwbouwziekenhuis in deze gezondheidsregio met een omvang van 605/635 bedden. Wij hebben hiervoor het bureau Zandvoort Ordening & Advies bv ingeschakeld.
(…)”.
2.3 Op verzoek heeft de Gemeente in dat kader een aantal potentiële locaties in Schiedam aangedragen, waaronder de locatie Nieuwland, gelegen tussen de Damlaan, de Poldervaart en het spoor.
2.4 Het locatieonderzoek is in december 1991 uitgevoerd. Blijkens een rapport van stedebouwkundig bureau Zandvoort Ordening & Advies (hierna: Zandvoort), (…), oordeelt Zandvoort dat de locatie Nieuwland “duidelijk de beste plaats is voor de bouw van het nieuwe ziekenhuis”. Zandvoort komt vervolgens tot de volgende eindconclusie: “Wij adviseren de locatie Nieuwland als vestigingsplaats voor het nieuw te bouwen ziekenhuis”.
2.5 Conform het externe advies van Zandvoort is door de besturen van beide ziekenhuizen gekozen voor de locatie Nieuwland als (bouw)locatie voor het nieuwe ziekenhuis. Dit besluit is op 12 december 1991 door middel van een persbericht kenbaar gemaakt. In dat persbericht is tevens medegedeeld “dat één dezer dagen het voornemen tot besluit inzake fusie door beide besturen zal worden ondertekend”, zomede ”dat op korte termijn met de Gemeente Schiedam nader overleg zal worden gevoerd over de verder te nemen stappen”.
(….)
2.17 Bij brief van 8 september 1999 deelt SSVZ aan de Gemeente het volgende mede:
“Ingevolge uw verzoek bevestigen wij hierbij onze uitspraken zoals gedaan tijdens de vergadering van de Raadscommissie ROVV van 31 augustus 1999. De stichting SSVZ zal de financiering en de exploitatie van de gebouwde parkeervoorziening verzorgen. (….). De stichting SSVZ zal meewerken aan een kostenneutrale grondexploitatierekening van de percelen waarop de nieuwbouw van ziekenhuis en parkeergarage zal worden gevestigd. Binnen de exploitatiekosten gaat het daarbij om de standaardvoorzieningen zoals die rechtstreeks samenhangen met de vestiging van het ziekenhuis. Uiteraard zijn bijzondere onderwerpen zoals bijvoorbeeld het eventueel opwaarderen van de ecologische zone hier niet onder begrepen. Middels een voor beide partijen transparante open boekhouding zal de kostenneutraliteit bewaakt worden (…).”
2.18 Bij besluit van 2 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Schiedam, op voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2000, het bestemmingsplan “Ziekenhuis 1999” vastgesteld. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben bij besluit van 8 mei 2001 dit plan goedgekeurd.
(…)
2.19 Bij brief van 24 september 2001 deelt SSVZ aan de Gemeente onder meer mede dat SSVZ afziet van nieuwbouw op de locatie Nieuwland.’
De gemeente wil dat het ziekenhuis wel op de locatie Nieuwland wordt gebouwd. Zij stelt daartoe dat de verplichting tot het bouwen aldaar voortvloeit uit een reeds tussen partijen gesloten overeenkomst. De rechter overweegt echter dat van een rompovereenkomst tussen partijen nog geen sprake is. Is dit - gezien onderstaande overwegingen – begrijpelijk?
‘5.3 Vaststaat dat de rechtsvoorgangster van SSVZ (besturen en directies van het Schieland ziekenhuis en het Holy ziekenhuis) het advies van stedebouwkundig bureau Zandvoort hebben overgenomen en conform dit advies hebben gekozen voor de locatie Nieuwland als (bouw)locatie voor het nieuwe ziekenhuis. Blijkens het daarvan opgemaakte verslag is tijdens de 8e vergadering van het projectteam Ziekenhuis op 4 juni 1999 ten aanzien van de locatiekeuze nog eens herhaald dat dié keuze is gemaakt en dat daarover geen discussie meer is.
5.4 Daarnaast staat vast dat de Gemeente (planologische) werkzaamheden heeft verricht om ook de (rand)voorwaarden voor de nieuwbouw vervuld te krijgen. Tevens staat vast dat de gronduitgifte en -exploitatie op essentiële punten is geregeld. (veronderstelling wel rompovereenkomst). De Gemeente heeft activiteiten voorbereid om de grond bouwrijp te maken en noodzakelijke grondtransacties uitgevoerd.
5.5 Hoewel partijen het min of meer eens zijn over de berekeningstechniek van de grondexploitatie en het uitgangspunt van beide partijen is dat wordt gewerkt aan een kostenneutrale grondexploitatierekening van de percelen waarop de nieuwbouw van het ziekenhuis (en de parkeergarage) zal worden gevestigd met een voor beide partijen transparante open boekhouding (dat blijkt ook uit de brief van SSVZ d.d. 8 september 1999), staat nog niet helemaal vast in welke vorm de grondexploitatie zal geschieden. Met name staat niet vast of de grond wordt verkocht aan SSVZ of haar in erfpacht wordt gegeven. Daarnaast staan ook de definitieve cijfers en berekeningen voor de grondexploitatie nog niet vast.’
De gemeente vordert subsidiair dat SSVZ wordt veroordeeld tot (te goeder trouw) dooronderhandelen. In beginsel staat het onderhandelende partijen echter vrij om de onderhandelingen af te breken. Geef aan onder welke omstandigheden afbreken toch onaanvaardbaar zou kunnen zijn (ofwel: noem de criteria uit de relevante rechtsoverweging van het relevante arrest).
De rechter overweegt dat SSVZ de onderhandelingen niet op deze wijze had mogen afbreken. Toetst hij daarbij – gegeven het onderstaande - aan de juiste criteria?
‘De Gemeente staat op het standpunt dat indien de president ervan uitgaat dat op dit moment nog geen zodanige overeenstemming tussen haar en SSVZ zou bestaan dat gesproken zou kunnen worden van een SSVZ bindende overeenkomst waarvan de nakoming thans door de Gemeente zou kunnen worden afgedwongen, er toch in ieder geval sprake is van een gerechtvaardigd bij haar ontstaan vertrouwen in de totstandkoming van die overeenkomst, zodat SSVZ, gelet op het stadium van overleg en de mate van overeenstemming welke partijen hadden bereikt, zich daaraan in redelijkheid en billijkheid niet meer kan onttrekken, zodat de Gemeente kan verlangen dat SSVZ te goeder trouw dat overleg zal voortzetten zulks met de oprechte bedoeling om tot definitieve overeenstemming te komen.
5.9 (…)
5.10 Het gaat om twee partijen die al haast meer dan tien jaar met elkaar praten en daadwerkelijk bezig zijn om op de reeds in een vroeg stadium van dat overleg gekozen locatie een nieuw ziekenhuis te bouwen respectievelijk aan die bouw haar medewerking te verlenen. In een dergelijk geval is bij het oordeel omtrent de vraag of het afbreken van de besprekingen/onderhandelingen onaanvaardbaar is wegens gerechtvaardigd vertrouwen in het totstandkomen van de overeenkomst, voor wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend hoe daaromtrent ten slotte, op het moment van afbreken, moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.
5.11 Het valt in deze zaak op dat na tien jaren van (niet echt onderhandelen, maar meer) gestructureerd, regelmatig en al vér gevorderd overleg en samenwerking (waren er knelpunten dan werd een oplossing gevonden), SSVZ omstreeks begin september 2001 - voor de eerste keer en zonder vooraf ooit haar bedenkingen te hebben geuit, althans dat is niet gebleken - aan de Gemeente mededeelt dat van de bouw wordt afgezien en dat alsnog is gekozen voor nieuwbouw op het terrein van het Holy ziekenhuis te Vlaardingen, zulks terwijl partijen het eens zijn over een zeer groot aantal zaken en vrijwel alleen de modaliteiten van de grondexploitatie nog punt van discussie lijken.
5.12 Het op deze wijze afbreken van de onderhandelingen, terwijl naar voorlopig oordeel aan de zijde van de Gemeente het gerechtvaardigde vertrouwen bestond - zulks mede tegen de achtergrond van de hiervoor onder 2. vermelde vaststaande feiten - dat bouw van het ziekenhuis op de locatie Nieuwland in het verschiet lag, is in beginsel onaanvaardbaar te achten.
5.13 Dit beginsel leidt uitzondering indien zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan die met zich meebrengen dat van SSVZ in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij haar ziekenhuis op de ten processe bedoelde locatie bouwt. Dergelijke omstandigheden zijn evenwel niet gebleken.
5.13.1 In dit verband heeft SSVZ aangevoerd dat zij de laatste tijd in toenemende mate heeft geconstateerd dat voor nieuwbouw op de locatie Nieuwland slechts een gering maatschappelijk en politiek draagvlak in Schiedam is.
Naar voorlopig oordeel is daarvan in onvoldoende mate gebleken. SSVZ verwijst naar een uitspraak van Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de Gemeente tot vaststelling van het bestemmingsplan “Ziekenhuis 1999” is geschorst. Gelet op de overwegingen van deze beschikking ligt het voor de hand dat partijen opheffing van deze schorsing (kunnen) vragen. Deze schorsing is immers mede gebaseerd op de uitlating van SSVZ “dat in beginsel wordt afgezien van de ontwikkeling van een ziekenhuis in het plangebied”.
5.13.2 Als reden voor haar koerswijziging voert SSVZ tevens aan dat het thans mogelijk is om zonder vertraging alsnog voor de locatie Holy ziekenhuis te kiezen en nieuwbouw aldaar sneller te realiseren dan thans het geval zou zijn. Tegenover de betwisting door de Gemeente heeft SSVZ voor die stelling evenwel onvoldoende gronden aangevoerd. Bovendien is niet gebleken dat SSVZ eerder bezwaar heeft gemaakt tegen bedoelde duur.’
Veronderstel dat tussen partijen sprake is van dusdanige verstoorde verhoudingen dat toewijzing van een vordering tot dooronderhandelen zinloos zou zijn. Wat zou in dat geval wellicht een betere vordering zijn en wat wordt in dat kader bedoeld met ‘positief contractsbelang’?
N.B. deze opdracht betreft de basiskennis inzake volmacht/vertegenwoordiging. Bepaal – na de relevante wettelijke afdeling (art. 3:60 e.v. BW) aan de hand van voorgeschreven literatuur te hebben bestudeerd - allereerst wat de belangrijke wetsartikelen zijn. Bekijk vervolgens of je de casus aan de hand van deze wetsartikelen kunt beantwoorden.
Alberts verleent aan Berendsen twee volmachten. De eerste volmacht betreft de aankoop van een perceel grond dat door Draver te koop is aangeboden. De volmacht is schriftelijk verleend. In dit geschrift is geen maximum genoemd met betrekking tot de koopsom. De volmacht is aan Draver getoond. Mondeling heeft Alberts aan Berendsen laten weten dat hij beslist niet hoger wil gaan dan € 150.000. Berendsen sluit met Draver in naam van Alberts een overeenkomst tot aankoop van het perceel grond voor € 160.000.
Is Alberts verplicht om € 160.000 voor het perceel grond te betalen?
Gesteld dat Alberts gebonden is aan de overeenkomst met Draver, kan hij Berendsen dan met succes aanspreken tot vergoeding van de schade die hij lijdt doordat hij voor het perceel grond € 10.000 meer moet betalen dan hij er zelf voor wilde betalen?
De tweede volmacht betreft de verkoop van een aan Alberts toebehorende antieke klok. Deze volmacht is mondeling verleend. Alberts heeft Berendsen laten weten dat hij hoopt de klok voor € 5.000 te kunnen verkopen, maar dat hij hem eventueel voor € 4.000 van de hand wil doen. Berendsen doet geruime tijd zijn best een koper voor de klok te vinden. Ten slotte sluit hij in naam van Alberts met Everdingen een overeenkomst tot verkoop van de klok voor € 3.600. Nog voordat de klok aan hem is geleverd, verkoopt Everdingen de klok aan Feith voor € 4.200.
Is Alberts verplicht tot levering van de klok voor € 3.600?
Gesteld dat Alberts niet verplicht is tot levering, kan Everdingen dan Berendsen met succes aanspreken tot vergoeding van schade bestaande in een winstderving van €600?
De kunstacademie in Arnhem beschikt over een aantal éénkamer-appartementen, bestemd voor de huisvesting van studenten aan deze opleiding. De huurprijs is laag met als gevolg dat studenten die hun opleiding aan de kunstacademie voortijdig afbreken graag in zo’n flat willen blijven wonen. In het huurcontract staat echter dat zij de woning binnen drie maanden na het einde van hun studie moeten hebben verlaten.
Omdat - de bij nader inzien toch niet voldoende kunstzinnig aangelegde - ex-student Sebastiaan zich niet aan deze verplichting houdt, schakelt de kunstacademie een advocaat in om een ontruimingsprocedure tegen Sebastiaan te beginnen. In een poging tot minnelijke schikking doet de advocaat aan Sebastiaan het voorstel om voor de rest van het academisch jaar een reële huurprijs te betalen, zodat hij tot het eind van dat jaar zal kunnen blijven zitten. Sebastiaan gaat akkoord.
De kunstacademie is not amused en stelt slechts opdracht te hebben gegeven voor het aanhangig maken van een ontruimingsprocedure. Zij vreest dat van de getroffen regeling een ongewenste precedentwerking zal uitgaan.
Is de kunstacademie gebonden aan de door de advocaat met Sebastiaan getroffen schikking?
In een aflevering van NJ Feitenrechtspraakuit 2018 verscheen een uitspraak van de voorzieningenrechter Den Haag die zich als volgt laat samenvatten:
Cum Laude Events BV (hierna: Cum Laude) is een uitzendbureau voor horecapersoneel. Cateraar ADO Hospitality and Events (hierna: ADO) exploiteert horeca in het Cars Jeans stadion. ADO wordt door Cum Laude aangesproken tot nakoming van een beweerdelijk gesloten samenwerkingsovereenkomst. De heer B., commercieel manager van ADO, heeft deze samenwerkingsovereenkomst in naam van ADO gesloten met Cum Laude. Het bedrag dat met de samenwerkingsovereenkomst gemoeid is, blijkt echter de bevoegdheid van B. te overschrijden. ADO weigert na te komen.
Cum Laude vordert ADO te veroordelen volledige uitvoering te geven aan de samenwerkingsovereenkomst. Cum Laude voert daartoe aan dat zij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat B. bevoegd was ADO te vertegenwoordigen op grond van feiten en omstandigheden die voor rekening van ADO komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van volmachtverlening kan worden afgeleid.
De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien daarvan:
“4.6. Het vorenstaande betreft het handelen van B., zijnde de onbevoegd handelende persoon. Daar komt echter bij dat ADO B. heeft aangesteld als commercieel manager, waarbij B. ook is toegetreden tot het managementteam van ADO dan wel ADO Den Haag, hetgeen ook extern is gecommuniceerd. B. is vervolgens niet alleen gesprekken met partners en derden gaan voeren over mogelijke samenwerkingen, hetgeen volgens ADO ook zijn taak is, maar hij heeft ook regelmatig contracten met zakenpartners ondertekend. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het daarbij ook gaat om minimaal één contract met een waarde van meer dan € 25.000. ADO heeft te dien aanzien gesteld dat die kwestie geheel anders is als het onderhavige geval, nu dat contract door B. wél uitvoerig met A.* is besproken en later door A. is bekrachtigd. Dat betekent echter dat het kennelijk vaker voorkomt dat een overeenkomst namens ADO door de onbevoegde B. wordt getekend, waarbij die overeenkomst vervolgens echter wel gestand wordt gedaan. De interne acties waaraan ADO refereert zijn daarbij voor derden niet kenbaar, maar het handelen van B. in naam van ADO wel.
4.7. Verder is gebleken dat Cum Laude na de ondertekening van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst foodcounters heeft geplaatst — waaraan in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt gerefereerd —, zij uitvoering is gaan geven aan de in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst overeengekomen commerciële tegenprestatie en zij facturen heeft gestuurd op basis van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst, die door
ADO ook zijn betaald. Ook als ADO zou worden gevolgd in haar stelling dat A. niet op de hoogte was van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst en dat niet zichtbaar was dat voormelde acties werden verricht op basis van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst, dan nog heeft te gelden dat wel ruim zes maanden lang uitvoering aan de nieuwe samenwerkingsovereenkomst is gegeven door beide partijen. ADO heeft daarbij kennelijk aan B. de vrijheid gegeven om een en ander zelfstandig namens ADO uit te voeren.”
* A. is de algemeen directeur van ADO
Op welk wetsartikel doet Cum Laude een beroep?
Fruytier bespreekt in zijn artikel drie recente arresten. Wat voegen deze arresten toe aan hetgeen werd beslist in ING/Bera?
Welke van de door Fruytier onderscheiden gezichtspunten herken je in de bovenstaande overwegingen?
De voorzieningenrechter heeft de vordering van Cum Laude in deze zaak toegewezen. Stel nu dat de rechter de vordering had afgewezen. Cum Laude wil de schade die zij in dat geval lijdt op commercieel manager B. verhalen. Noem de twee rechtsgronden die tot haar beschikking staan en bespreek welke rechtsgrond in beginsel de meeste kans van slagen biedt.
De conclusie dat het er nog geen sprake is van een rompovereenkomst is begrijpelijk. De rompovereenkomst verschilt van een gewone overeenkomst. Een rompovereenkomst bestaat namelijk wanneer er akkoord is over de belangrijkste onderdelen van de overeenkomst. Leemtes worden dan ingevuld door de wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 1), maar de essentiële punten moeten al zijn vastgesteld.
In dit geval zijn er nog veel leemtes in de rompovereenkomst. Er is namelijk nog veel niet besproken en besloten. Dit is te zien in de onderstreepte tekst hieronder (einde van ro. 5.5). Dit betekent dat de essentialia nog niet vast staat en het begrijpelijk is dat hier nog geen sprake was van een rompovereenkomst.
5.4 Daarnaast staat vast dat de Gemeente (planologische) werkzaamheden heeft verricht om ook de (rand)voorwaarden voor de nieuwbouw vervuld te krijgen. Tevens staat vast dat de gronduitgifte en -exploitatie op essentiële punten is geregeld. (veronderstelling wel rompovereenkomst).De Gemeente heeft activiteiten voorbereid om de grond bouwrijp te maken en noodzakelijke grondtransacties uitgevoerd.
5.5 Hoewel partijen het min of meer eens zijn over de berekeningstechniek van de grondexploitatie en het uitgangspunt van beide partijen is dat wordt gewerkt aan een kostenneutrale grondexploitatierekening van de percelen waarop de nieuwbouw van het ziekenhuis (en de parkeergarage) zal worden gevestigd met een voor beide partijen transparante open boekhouding (dat blijkt ook uit de brief van SSVZ d.d. 8 september 1999), staat nog niet helemaal vast in welke vorm de grondexploitatie zal geschieden. Met name staat niet vast of de grond wordt verkocht aan SSVZ of haar in erfpacht wordt gegeven. Daarnaast staan ook de definitieve cijfers en berekeningen voor de grondexploitatie nog niet vast.’
Het relevante arrest hierbij is CBB/JPO. Er moet gekeken worden naar ro. 3.6:
‘Als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandeling afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragenen met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hier kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.’
Criteria: partijen zijn vrij om de onderhandelingen af te breken, tenzij er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen of er andere omstandigheden zijn die het geval onaanvaardbaar maken. Hierbij moet worden gelet op de mate en wijze van vertrouwen, onvoorziene omstandigheden en het gehele verloop van de onderhandelingen.
Contractsvrijheid wordt dus vooropgezet (negatieve contractsvrijheid), maar uit dit arrest blijkt dat je niet altijd een contract kan beëindigen.
Mate en wijze van vertrouwen: 10 jaar lanf onderhandelingen en er heeft veel overleg plaatsgevonden. Dit is te zien in ro. 5.12
Onvoorziene omstandigheden: geen onvoorziene omstandigheden volgt uit ro. 5.13.
Schadevergoeding valt niet te vorderen op grond van art 6:74, omdat er geen verbintenis tot stand is gekomen. Eventueel aanspreken voor onrechtmatige daad art. 6:162.
Stappenplan:
Uitgewerkt:
Op grond van art. 3:60 lid 1 is een volmacht de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten.
In casu heeft Albert een volmacht gegeven aan Berendsen. Op grond van art. 3:66 lid 1 treft een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtigde verrichte rechtshandeling, in haar gevolgen alleen de volmachtgever. Dit betekent dat de volmachtgever alleen gebonden is aan de rechtshandelingen die in de volmacht waren besproken. Dit artikel brengt 2 vereisten met zich mee om te kunnen spreken van een geldige overeenkomst: binnen de grenzen van de bevoegdheid en in naam van. Aan het in naam van vereiste is voldaan, dat staat duidelijk in de casus. Maar Berendsen is wel zijn bevoegdheid te buiten gegaan, dus aan het vereiste van binnen de grenzen van de bevoegdheid is niet voldaan. Dit komt doordat 160.000 boven de afgesproken maximale prijs van 150.000 ligt. Albert zou hierdoor niet gebonden zijn aan de overeenkomst, omdat Berendsen zijn bevoegdheid te buiten is gegaan.
Vervolgens moet er gekeken worden of de wederpartij wordt beschermd op grond van art. 3:61 lid 2. Als de wederpartij gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat het gedane bod binnen de grenzen van de verklaring van de achterman was, dan zou er toch een rechtshandeling tot stand zijn gekomen (gerechtvaardigd vertrouwen of toedoenbeginsel). Dravor heeft in het onderhavige geval de geschreven volmacht gezien. De mondelinge volmacht ging enkel over de afgesproken maximale prijs. Hierdoor mocht Dravor er van uit gaan dat er geen maximale prijs was afgesproken, gezien de volmachtverlening die hij gezien heeft. Dit betekent dat Albert op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep kan doen, omdat Dravor gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een verklaring van de achterman Albert. Albert zal de 160.000 moeten betalen aan Dravor, waardoor er toch een geldige overeenkomst tot stand is gekomen.
Albert kan schadevergoeding eisen van Berendsen op grond van art. 6:74. Art. 6:74 veronderstelt een tekortkoming bij het totstandkomen van een verbintenis. De grondslag ligt in de nakoming van de verbintenis bij het contract. Maar de volmacht kan ook op zichzelf staan (blote volmacht). Een volmacht verplicht niet tot een handelen van de gevolmachtigde. Als de volmachtigde wel gaat handelen op basis van de volmacht, moet hij dit in naam van doen en binnen de grenzen van de bevoegdheid. Als de gevolmachtigde hieraan niet voldoet, dan komt de gevolmachtigde het contract niet na en kan er een beroep op schadevergoeding op grond van art. 6:74 worden gedaan.
Albert heeft een volmacht gegeven aan Berendsen. Op grond van art. 3:66 lid 1 moet Berendsen binnen de grenzen van zijn bevoegdheid blijven en in naam van handelen. Berendsen handelt in naam van Albert, dit is gegeven in de vraag. Door de klok voor 3600 te verkopen is Berendsen wel buiten zijn bevoegdheid getreden. Dit betekent dat er op grond hiervan geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Albert en Everdingen. Nu moet er gekeken of Everdingen een beroep kan doen op art. 3:61 lid 2. Er is hier geen sprake van gerechtvaardigd vertrouwen art. 3:61 lid 2, omdat er geen reden was om aan te nemen dat deze volmacht was verleend. Er zijn geen handelingen door de volmachtgever geweest waardoor Everdingen op de volmacht kon vertrouwen.
Op grond van art. 3:70 staat Berendsen jegens de wederpartij Everdingen in voor het bestaan en de omvang van de volmacht. Dit betekent dat Berendsen hier een verbintenis tegenover Everdingen heeft en hij de schade moet vergoeden (positief belang). Dit wordt anders wanneer Berendsen kan aantonen dat Everdingen weet of behoort te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbreekt of de gevolmachtigde de inhoud van de volmacht volledig aan de wederpartij heeft medegedeeld.
Kunstacademie Arnhem beschikt over de appartementen en huurt een advocaat in. Er is hier sprake van een volmacht art. 3:60 om de ontruimingsprocedure tegen Sebastiaan te beginnen. De volmachtgever is de kunstacademie en de gevolmachtigde is de advocaat. De advocaat treedt namelijk in naam van de kunstacademie op. Op grond van art. 3:66 lid 1 moet de gevolmachtigde in naam van handelen en binnen de grenzen van zijn bevoegdheid blijven. De kunstacademie kan in dit geval aanvoeren dat de advocaat buiten zijn bevoegdheid is getreden. Nu is het hier de vraag of Sebastiaan gerechtvaardigd heeft vertrouwd op het handelen van de advocaat. Op grond van art. 3:61 lid 2 is er in casu geen aanleiding dat Sebastiaan er niet op mocht vertrouwen dat de advocaat buiten zijn volmacht trad. Dit vertrouwen is echter niet veroorzaakt door de kunstacademie zelf. Er is geen volmacht getoond en hij heeft geen verder onderzoek gedaan. Hierdoor is de kunstacademie niet gebonden aan de schikking afgesproken door de advocaat met Sebastiaan.
Cum Laude doet een beroep op art. 3:61 lid 2.
Uit het artikel: ‘Recentelijk heeft de Hoge Raad in de arresten Tamacht/Hodenius,8 Aventura9 en Gesplitste appartementen10 het risicobeginsel verder verduidelijkt door te oordelen dat het niet zover gaat dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de onbevoegd handelende persoon. De rechter moet volgens de Hoge Raad in zijn uitspraak mede feiten of omstandigheden vaststellen die de onbevoegd vertegenwoordigde betreffen en die rechtvaardigen dat laatstgenoemde in zijn verhouding tot de wederpartij het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt.’
In het arrest ING/Bera werd bepaald dat de schijn van volmachtverlening aan de vertegenwoordigde kan worden toegerekend, wanneer men op grond van de feiten en omstandigheden gerechtvaardigd op de volmachtverlening heeft vertrouwd.
Hieruit volgt dat de arresten het risicobeginsel verduidelijken.
Fruytier artikel:
Algemene perspectieven àrisicotoedeling (moet het in de gegeven omstandigheden naar verkeersopvatting voor risico van de vertegenwoordigde komen), profijtbeginsel, invloedbeginsel, organisatie risico en voorkoming van misbruik.
Algemene gezichtspunten àaard van de partijen, aard van de pseudovertegenwoordiger, organisatie en transparantie van de pseudovertegenwoordigde, de functie die de pseudovertegenwoordiger bekleedt binnen de organisatie, de frequentie van de gedragingen van de vertegenwoordiger, de kennis die de wederpartij heeft of behoort te hebben van de wil van de pseudovertegenwoordigde om de rechtshandeling te verrichten.
Er kan dan een beroep worden gedaan op art. 3:70: de gevolmachtigde staat jegens de wederpartij in voor het bestaan en de omvang van de volmacht.
Anders art. 6:162 jo. art. 6:170: ondergeschikte bij aansprakelijkheid.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1778 |
Add new contribution