Bundel aantekeningen en samenvatting van de literatuur bij het vak Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie (Universiteit Leiden) - Pedagogische Wetenschappen (1)
- 918 reads
Bij een zygote is er ook sprake van een cellen celdeling doormiddel van Mitose.
Ouder | B | r |
r | Br | rr |
r | Br | rr |
Ouder | B | r |
B | BB | Br |
r | Br | rr |
Ouder | r | r |
r | rr | rr |
r | rr | rr |
Ouder | B | B |
r | Br | Br |
r | Br | Br |
Ouder | X (Zonder G6PD | Y |
X (Zonder G6PD) | XX (meisje zonder G6PD) | Xy (Jongen zonder G6PD) |
X (G6PD) | XX (meisje, zonder G6PD, maar kan dit wel doorgeven) | Xy (Jongen met G6PD en kan dit ook doorgeven) |
Aandoening | Prevalentie | Oorzaak | Verschijnselen |
Turner Syndroom | 1 op de 3000 | Ontbreken van een X chromosoom | mogelijke problemen met leren, onvruchtbaarheid |
Down Syndroom | 5 op de 1000 | Extra chromosoom | Lagere intelligentie |
Klinefelter syndroom | 2 op de 1000 | Extra geslachtschromosoom | Mogelijkheid tot lagere intelligentie |
Fragile X syndrome | 1 op 2000-4000 voor mannen 1 op 5000 voor vrouwen | Dragen van een X chromosoom met een beschadiging aan de onderkant van de chromosoom. Vrouwen hebben vaak nog een 'normale' X chromosoom tegenover staan, waardoor dit vaker voorkomt bij mannen. | Problemen op sociaal, fysiek en cognitief gebied. |
Het is echter mogelijk dat eeneiige tweelingen meer een gedeelde omgeving hebben dan twee-eiige tweelingen, omdat zij hetzelfde worden behandeld door familie of bijvoorbeeld dezelfde vrienden hebben. Aan de andere kant zijn ook tweelingen uniek. Ieder kind maakt andere situaties mee en ervaart de omgeving op een andere manier. Deze gedeelde en niet-gedeelde omgeving is een belangrijke factor om rekening mee te houden in onderzoek.
Onderzoek Jaffee et al., 2003: Een onderzoek met 5 jaar oude eeneiige en twee-eiige tweelingen. Wat bleek is dat kinderen met een lage antisociale vader zelf een goede ontwikkeling lieten zien bij veel aanwezigheid van de vader. Dit zou verklaard kunnen worden door de sociale leertheorie van Bandura. Kinderen met een hoge antisociale vader lieten bij veel aanwezigheid ook meer antisociaal gedrag zien. Ook hier kan weer gedacht worden aan de sociale leertheorie van Bandura.
De grote discussie rondom genen
Er is nog heel veel niet duidelijk over de hersenen, maar onderzoek gaat snel.
Myelination zorgt voor een snellere communicatie tussen neuronen. Myeline wordt aangemaakt door gliacellen en vormt zich om de axonen van neuronen. Het zorgt als het ware voor extra isolatie van axonen, waardoor informatie sneller wordt doorgegeven.
Als de hersenen beschadigd raken, zijn andere delen van de hersenen vaak goed in staat om bepaalde functies over te nemen.
Hersenen zijn erg Plastisch. Dit betekent dat hersenstructuren zich goed kunnen aanpassen op de omgeving.
Prenatale groei
Ovum: Eicel 'leeft' maar 3-5 dagen als deze niet bevrucht wordt. Grootste soort cel in het lichaam van een vrouw.
Bloedvaten gaan kloppen. Deze vormen later dan ook het hart.
Caesarean delivery (keizersnede): De baby wordt gehaald via een chirurgische ingreep via de buik van de moeder. Deze procedure komt ongeveer bij 20% van de bevallingen voor. Deze ingreep kan om verschillende redenen uitgevoerd worden
Een keizersnede kent ook een aantal nadelen/risico's:
Vooral in ontwikkelingslanden is het geven van borstvoeding belangrijk, omdat de kwaliteit van het water vaak niet goed genoeg is voor het geven van flesvoeding. Goede flesvoeding is hier bovendien erg duur. Een risico bij het geven van flesvoeding is dat de baby ondervoed kan raken bij het teveel verdunnen van de voeding. Dit wordt soms nog gedaan door de hoge kosten van flesvoeding.
Deze factoren hebben vervolgens ook weer invloed op de uitkomsten van het kind.
De fysieke groei van het lichaam heeft meer effect dan enkel het groeien. Het fysiek groter worden zorgt ervoor dat kinderen de manier moeten aanpassen hoe zij interacteren met hun omgeving. Ook zorgt het voor het kunnen uitvoeren van nieuwe vaardigheden. Deze aanpassingen zorgen ook weer voor het verkrijgen van nieuwe vaardigheden in andere domeinen, bijvoorbeeld op emotioneel of sociaal-cognitief gebied.
Een tweede seculaire trend is dat mensen steeds zwaarder worden. Ook de cijfers van Obesitas nemen hiermee toe. Iemand heeft Obesitas bij een BMI (Body Mass Index) van 30 of hoger. Culturele factoren zoals het krijgen van grotere porties met een hoog vetpercentage en weinig sporten is een belangrijke factor in de seculaire trend. Deze levensstijl begint al vroeg in de kindertijd. Ook genetische factoren spelen een rol. Kinderen die als kinderen overgewicht hebben, hebben dit vaak ook in de volwassenheid, ongeacht hun omgeving. Baby's van ouders met overgewicht hebben bij de geboorte bijvoorbeeld meer een voorkeur voor zoete smaken
Effecten zijn ook deels afhankelijk van de algemene overtuigingen dat er heerst binnen de maatschappij. Het effect is ook afhankelijk van de sociale steun die kinderen ontvangen vanuit hun omgeving.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Eysenck: Grote aanhanger van het nativism. Hij veronderstelt dat intelligentie aangeboren is.
Problematische stellingen in nature:
John Locke: Grote aanhanger van het empirisme. Hij ziet het kind als een tabula rasa (een onbeschreven blad)
Problematische stelling in nurture:
Bij een zygote is er ook sprake van een cellen celdeling doormiddel van Mitose.
Vijf verschillende zintuigen: zicht, gehoor, smaak, gevoel en reuk.
Vestibular system (evenwichtsorgaan): Bevindt zich in het oor. Zorgt ervoor dat we kunnen omgaan met zwaartekracht en balans kunnen houden. Oren zijn dus niet Enkel nuttig om te kunnen horen. Ook betrokken bij de 'righting reflex' vanaf 18 weken tijdens de zwangerschap. Hierbij kan een foetus zijn oriëntatie in de baarmoeder corrigeren.
Hoe de zintuigen werken is een zeer complex systeem. Ze werken namelijk allemaal samen.
Een pasgeboren baby kan veel verschillende geluiden al horen.
Rond 23/24 weken is er al bewijs dat een baby geluiden kan horen in de baarmoeder: Begint met bewegen na geluid.
Na geboorte zijn er weinig beperkingen van het gehoor, maar het is minder sensitief dan het gehoor van een volwassenen. Volwassen kunnen nog geluiden horen die 10/15 decibel zachter zijn dan dat baby's kunnen horen.
Baby's zijn minder gevoelig voor lagere toonhoogtes dan voor hogere toonhoogtes: Kan verklaren waarom mensen vaak met een hogere stem gaan praten naar een baby: Infant directed speech (motherese).
Tijdens de eerste twee jaar, zijn kinderen steeds beter in staat om verschillende geluiden en toonhoogtes te onderscheiden.
Neonaten: Pas geboren kinderen
Zicht is het meest dominante zintuig, omdat
.....read moreCognitie: Mentale processen die ons in staat stelt om kennis te herinneren en te gebruiken. Hieronder vallen mentale processen zoals aandacht, waarneming, leren, geheugen etc.
Piaget ging uit van verschillende fases in de cognitieve ontwikkeling. Het kan hierbij verschillen op welke leeftijd het kind exact deze fases doorloopt, maar de volgorde van de ontwikkeling is volgens Piaget voor ieder kind hetzelfde. Grofweg zijn de volgende stadia te onderscheiden:
Fase 2: Preoperational representations (2-7 jaar)
Habituation: Gewend raken aan een stimulus als deze een langere tijd wordt aangeboden. Na verloop van tijd laat iemand minder response zien. Dit gebeurt ook bij hele jonge kinderen. Habituatie zorgt ervoor dat wij niet aan iedere stimulus aandacht hoeven te geven. Dit zou te vermoeiend worden.
Dishabituation: Toenemen van response als er een nieuwe stimulus wordt aangeboden.
Sensitization: Toename in de sterkte van een response op een stimulus als deze een langere tijd wordt aangeboden. Voorbeeld: Het afgaan van een wekker, het huilen van een kind etc.
Kost wel erg veel tijd en moeite.
Active intermodal matching (AIM): De baby probeert bepaalde handelingen/gezichtsuitdrukkingen overeen te stemmen met de visuele informatie die de baby ontvangt. De een
.....read moreBehavioral control: Ouders maken gebruik van consequente disciplinering en het stellen van regels en grenzen voor een bepaald gedrag. Ouders vormen hiermee het gedrag van het kind, omdat het kind de standaarden van ouders internaliseert.
Deze stijlen zijn makkelijk te onderzoeken door middel van vragenlijsten.
Eysenck: Grote aanhanger van het nativism. Hij veronderstelt dat intelligentie aangeboren is.
Problematische stellingen in nature:
John Locke: Grote aanhanger van het empirisme. Hij ziet het kind als een tabula rasa (een onbeschreven blad)
Problematische stelling in nurture:
Bij een zygote is er ook sprake van een cellen celdeling doormiddel van Mitose.
Vijf verschillende zintuigen: zicht, gehoor, smaak, gevoel en reuk.
Vestibular system (evenwichtsorgaan): Bevindt zich in het oor. Zorgt ervoor dat we kunnen omgaan met zwaartekracht en balans kunnen houden. Oren zijn dus niet Enkel nuttig om te kunnen horen. Ook betrokken bij de 'righting reflex' vanaf 18 weken tijdens de zwangerschap. Hierbij kan een foetus zijn oriëntatie in de baarmoeder corrigeren.
Hoe de zintuigen werken is een zeer complex systeem. Ze werken namelijk allemaal samen.
Een pasgeboren baby kan veel verschillende geluiden al horen.
Rond 23/24 weken is er al bewijs dat een baby geluiden kan horen in de baarmoeder: Begint met bewegen na geluid.
Na geboorte zijn er weinig beperkingen van het gehoor, maar het is minder sensitief dan het gehoor van een volwassenen. Volwassen kunnen nog geluiden horen die 10/15 decibel zachter zijn dan dat baby's kunnen horen.
Baby's zijn minder gevoelig voor lagere toonhoogtes dan voor hogere toonhoogtes: Kan verklaren waarom mensen vaak met een hogere stem gaan praten naar een baby: Infant directed speech (motherese).
Tijdens de eerste twee jaar, zijn kinderen steeds beter in staat om verschillende geluiden en toonhoogtes te onderscheiden.
Neonaten: Pas geboren kinderen
Zicht is het meest dominante zintuig, omdat
.....read moreCognitie: Mentale processen die ons in staat stelt om kennis te herinneren en te gebruiken. Hieronder vallen mentale processen zoals aandacht, waarneming, leren, geheugen etc.
Piaget ging uit van verschillende fases in de cognitieve ontwikkeling. Het kan hierbij verschillen op welke leeftijd het kind exact deze fases doorloopt, maar de volgorde van de ontwikkeling is volgens Piaget voor ieder kind hetzelfde. Grofweg zijn de volgende stadia te onderscheiden:
Fase 2: Preoperational representations (2-7 jaar)
Habituation: Gewend raken aan een stimulus als deze een langere tijd wordt aangeboden. Na verloop van tijd laat iemand minder response zien. Dit gebeurt ook bij hele jonge kinderen. Habituatie zorgt ervoor dat wij niet aan iedere stimulus aandacht hoeven te geven. Dit zou te vermoeiend worden.
Dishabituation: Toenemen van response als er een nieuwe stimulus wordt aangeboden.
Sensitization: Toename in de sterkte van een response op een stimulus als deze een langere tijd wordt aangeboden. Voorbeeld: Het afgaan van een wekker, het huilen van een kind etc.
Kost wel erg veel tijd en moeite.
Active intermodal matching (AIM): De baby probeert bepaalde handelingen/gezichtsuitdrukkingen overeen te stemmen met de visuele informatie die de baby ontvangt. De een
.....read moreBehavioral control: Ouders maken gebruik van consequente disciplinering en het stellen van regels en grenzen voor een bepaald gedrag. Ouders vormen hiermee het gedrag van het kind, omdat het kind de standaarden van ouders internaliseert.
Deze stijlen zijn makkelijk te onderzoeken door middel van vragenlijsten.
Misschien vraag je je af waarom je als toekomstige pedagoog het vak ontwikkelingspsychologie moet volgen. Voor pedagogen is het belangrijk om te weten wat een kind van een bepaalde leeftijd wel of niet kan. Wat is afwijkend gedrag en wat is normatief?
Het is handig vooraf te weten dat Engelse en Amerikaanse literatuur de ontwikkelingsfasen anders hebben ingedeeld dan Nederlandse literatuur.
De Engelse indeling (zoals in het boek):
- Infancy: 0 tot 3 jaar.
- Preschool age: 3 tot 6 jaar.
- School age 6 tot 12 jaar.
- Adolescence: 12 tot 20 jaar.
In Nederland verschilt deze indeling vooral in de vroege kinderjaren. De fase ‘infancy’ is opgesplitst in drie kleinere begrippen: baby (0-1), dreumes (1-2), peuter (2-3). Gevolgd door: kleuter, deze fase is van 4 tot 6 jaar. De rest van de fasen komen overeen met de Engelse, met één opmerking: kinderen gaan in Nederland vanaf hun 4e al naar school (weliswaar kleuterschool).
Met een normatieve ontwikkeling wordt de algemene ontwikkeling in gedrag en vaardigheden van kinderen bedoeld. Een goed voorbeeld is het consultatiebureau, hier wordt de groeicurve bijgehouden en vergeleken met de normatieve groei-ontwikkeling. De meeste kinderen volgen een min of meer een vast ontwikkelingspatroon. Als kinderen boven of onder deze norm liggen, noemen we dat de individuele variaties. Dit zijn de variaties om de algemene route heen. Hierbij wordt ook gekeken of sprake is van continuïteit. Continuïteit wil zeggen dat een kind als het eenmaal op een bepaalde route zit, niet snel extreem zal veranderen. Met gebruik van de Denver Screening Test worden de normen gemeten. Dit wordt weergegeven in een figuur met balken zoals te zien op dia 10. Het einde van de balk geeft aan op welke leeftijd de meeste kinderen een bepaalde vaardigheid beheersen. De balken lopen niet oneindig door. Er is een normatieve tijd waarbinnen kinderen een bepaalde vaardigheid zouden moeten kunnen. Er is dus een duidelijke range voor wat normaal is, maar daarbinnen is er veel ruimte voor variatie tussen kinderen (individuele variaties).
Men spreekt van kwantitatieve verandering wanneer een kind een vaardigheid steeds uitbreidt. Maar onder deze vorm valt ook groei. Een kenmerk of vaardigheid wordt dus steeds groter, het kind kan steeds meer. Een voorbeeld: eerst kan een kind 1 stap zetten, na een aantal dagen kan het kind er 4 en na een week 20 etc. Echter, niet alles is makkelijk in getallen uit te drukken. In dat geval spreken.....read more
De dreumesleeftijd is van 0 tot 2 jaar
De vroege kindertijd leeftijd is van 2 tot 6 jaar > in Nederland is dit nog opgedeeld in de peutertijd van 2 tot 3 jaar en de kleutertijd van 4 tot ongeveer 5 jaar
De schoolleeftijd is van 6 tot 12 jaar > in Nederland beschouwen we een kind van 4 al als schoolkind
De adolescentie is van 12 tot 18 jaar, maar wordt tegenwoordig vaak uitgesteld tot 20-24 jaar in Westerse maatschappijen, omdat de adolescentie fase wordt uitgesteld door het langere studeren.
Met een normatieve ontwikkeling worden de algemene veranderingen en ontwikkeling in gedrag en vaardigheden van kinderen die in principe bij iedereen voorkomen. Dit is de groeicurve die wordt bijgehouden op het consultatiebureau. De meeste kinderen volgen een min of meer vast ontwikkelingspatroon. Als kinderen boven of onder deze norm liggen, noemen we dat de individuele ontwikkeling. Dit zijn de variaties om de normale route heen. Hierbij wordt ook gekeken of er een continuïteit is. Continuïteit wilt zeggen dat een kind als het eenmaal op een bepaalde route zit, niet snel extreem zal veranderen. Bijvoorbeeld: een rustig kleutertje zal geen extreem drukke 8 jarige worden. Met gebruik van de Denver Screening Test worden de normen gemeten. Dit wordt weergegeven in een figuur met balken zoals te zien op dia 10. Het einde van de balk geeft aan op welke leeftijd de meeste kinderen een bepaalde vaardigheid bezitten. De balken lopen niet oneindig door. Dit komt, omdat er een normatieve tijd is waarbinnen kinderen een bepaalde vaardigheid zouden moeten kunnen. Er is dus een duidelijke range voor wat normaal is, maar daarbinnen is er veel ruimte voor variatie tussen kinderen (individuele ontwikkeling).
Als er een ontwikkeling is waarbij iets wat een kind al kan beter wordt noemen we dit kwantitatieve ontwikkeling. Bijvoorbeeld: eerst kan een kind 1 stap zetten, na een aantal dagen kan het kind er 4 en na een week 20 etc. Het staat dus voor een verandering in de hoeveelheid. Theorieën die hiervan uitgaan hebben als uitgangspunt: hoe ouder het kind, hoe meer vaardigheden het heeft. Tegengesteld hier aan is de kwalitatieve ontwikkeling. Hierbij is er een transformatie van een vaardigheid van het kind plaats vindt. Bijvoorbeeld: een kind van een jaar of 2 zal een huilend gewond persoon een kusje willen geven om te troosten, maar een kind van 10 belt 112. De hulpintentie is hetzelfde, maar het gedrag is fundamenteel anders. Dit heeft te maken met de complexiteit.....read more
Misschien vraag je je af waarom je als toekomstige pedagoog het vak ontwikkelingspsychologie moet volgen. Voor pedagogen is het belangrijk om te weten wat een kind van een bepaalde leeftijd wel of niet kan. Wat is afwijkend gedrag en wat is normatief?
Het is handig vooraf te weten dat Engelse en Amerikaanse literatuur de ontwikkelingsfasen anders hebben ingedeeld dan Nederlandse literatuur.
De Engelse indeling (zoals in het boek):
Infancy: 0 tot 3 jaar.
Preschool age: 3 tot 6 jaar.
School age 6 tot 12 jaar.
Adolescence: 12 tot 20 jaar.
In Nederland verschilt deze indeling vooral in de vroege kinderjaren. De fase ‘infancy’ is opgesplitst in drie kleinere begrippen: baby (0-1), dreumes (1-2), peuter (2-3). Gevolgd door: kleuter, deze fase is van 4 tot 6 jaar. De rest van de fasen komen overeen met de Engelse, met één opmerking: kinderen gaan in Nederland vanaf hun 4e al naar school (weliswaar kleuterschool).
Met een normatieve ontwikkeling wordt de algemene ontwikkeling in gedrag en vaardigheden van kinderen bedoeld. Een goed voorbeeld is het consultatiebureau, hier wordt de groeicurve bijgehouden en vergeleken met de normatieve groei-ontwikkeling. De meeste kinderen volgen een min of meer een vast ontwikkelingspatroon. Als kinderen boven of onder deze norm liggen, noemen we dat de individuele variaties. Dit zijn de variaties om de algemene route heen. Hierbij wordt ook gekeken of sprake is van continuïteit. Continuïteit wil zeggen dat een kind als het eenmaal op een bepaalde route zit, niet snel extreem zal veranderen. Met gebruik van de Denver Screening Test worden de normen gemeten. Dit wordt weergegeven in een figuur met balken zoals te zien op dia 10. Het einde van de balk geeft aan op welke leeftijd de meeste kinderen een bepaalde vaardigheid beheersen. De balken lopen niet oneindig door. Er is een normatieve tijd waarbinnen kinderen een bepaalde vaardigheid zouden moeten kunnen. Er is dus een duidelijke range voor wat normaal is, maar daarbinnen is er veel ruimte voor variatie tussen kinderen (individuele variaties).
Men spreekt van kwantitatieve verandering wanneer een kind een vaardigheid steeds uitbreidt. Maar onder deze vorm valt ook groei. Een kenmerk of vaardigheid wordt dus steeds groter, het kind kan steeds meer. Een voorbeeld: eerst kan een kind 1 stap zetten, na een aantal dagen kan het kind er 4 en na een week 20 etc. Echter, niet alles is makkelijk in getallen uit te drukken. In.....read more
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
Ontwikkelingspsychologie
De ontwikkelingspsychologie gaat over het weten wat kinderen kunnen, doen en begrijpen op een bepaalde leeftijd. Ook wordt er gekeken naar probleemgedrag, scholing en vaardigheden, om te weten wat je kunt verwachten bij een kind. Hierdoor ontstaan verspellende patronen.
Ontwikkelingsconcepten
Ontwikkelingsproblemen
Met een normatieve ontwikkeling wordt de ontwikkeling die voor de meeste kinderen hetzelfde is, bedoeld. Dit is de ontwikkeling die wordt bijgehouden op het consultatiebureau. Als kinderen boven of onder deze norm liggen, noemen we dat de individuele ontwikkeling. Hierbij wordt ook gekeken of er een continuïteit is. Als een kind bijvoorbeeld laat loopt, zal hij of zij dan ook laat fietsen? Met gebruik van de Denver Screening Test wordt de range gemeten. Als er een ontwikkeling is waarbij iets wat een kind al kan beter wordt noemen we dit kwantitatieve ontwikkeling. Tegengesteld hier aan is de kwalitatieve ontwikkeling. Hierbij ontwikkelt iets door te veranderen. Dit heeft te maken met de complexiteit van vaardigheden. Als de ontwikkeling heel geleidelijk gaat, gaat het continue en als het sprongsgewijs gaat, gaat het discontinue. Met plasticiteit wordt de kneedbaarheid van een ontwikkeling bedoeld. Dit is de mate waarin en onder welke voorwaarden ontwikkeling nog veranderd kan worden. Een voorbeeld hiervan is de kritische periode, waarbij een kind alleen iets kan leren in een bepaalde periode. In de kindertijd is de plasticiteit het hoogst en in de volwassenheid het laagst.
Ontwikkelingstheorieën
De psychoanalyse van Freud wordt tegenwoordig niet zoveel meer gebruikt. De psychosociale relaties van Erikson worden echter nog wel gebruikt. Freud heeft een bijdrage geleverd voor de huidige kennis door het belang van de vroege kindertijd aan de geven. Zijn theorieën zijn echter niet op een heel wetenschappelijke manier tot stand gekomen.
Door de leertheorie van Watson zijn we gaan begrijpen hoe je gedrag kan veranderen door te belonen en te straffen. Bandura breidde het uit met het belang van imitatie. De ouder is het voorbeeldfiguur en zelfs zonder beloning kunnen kinderen iets nadoen. Een voorbeeld hiervan is het Bobodoll experiment.
Bij de cognitieve theorie ging Piaget aan de slag met intelligentie. Hij heeft een theorie opgesteld over cognitieve redenering (denken en redeneren) in 4 stadia:
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Wat een chille samenvatting! Floortje Bastian contributed on 13-12-2022 11:17
Hi Noa,
ik zie dat je een super uitgebreide en duidelijke samenvatting hebt geschreven voor dit hoorcollege. Wat chill! De verschillende onderwerpen rondom de biologie van ontwikkeling zijn voor mij nu een stuk duidelijker, dankjewel! Is dit ook een onderwerp waar jij later wat mee wilt gaan doen?
Dankjewel!! Noa van der Hulst contributed on 13-12-2022 17:06
Hi Floortje!
Fijn dat je er wat aan hebt!
Dit is wel een onderwerp waar ik altijd al interesse in heb gehad! Ik heb namelijk ook een tijd gehad waarbij ik graag Verloskunde wilde gaan studeren. Dit is uiteindelijk dus Pedagogische Wetenschappen geworden, maar ik ben zeker aan het oriënteren of ik hier later mee kan gaan doen. Ik neig nu ook sterk naar het lesgeven!
Leuk dat je een comment plaatst, dankjewel!
Add new contribution