Psychology and behavorial sciences - Theme
- 15608 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In dit onderzoek word er gekeken naar situaties waarbij leiders kiezen voor hun eigen belang in plaats van het belang van de groep. Meestal gedroegen leiders zich in voordeel van de groep. Echter wanneer hun macht onzeker was, kozen leiders met veel dominantie voor hun eigen belang. Zo hielden ze belangrijke informatie achter, sloten ze een vaardig groepslid buiten en zorgen ervoor dat belangrijke groepsleden zich niet konden bemoeien met de taak. Dit belemmerende gedrag vertoonde de leider echter niet wanneer de groep tegen een rivale groep aan het strijden was.
Al van oudsher zijn leiders van belang voor het functioneren van groepen. Ze kunnen het welzijn van de leden van de groep waarborgen en ze helpen doelen te bereiken. Echter gaat leiderschap vaak samen met macht en macht kan ook nadelen hebben wanneer de leider macht gebruikt om er zelf beter van te worden.
Over het algemeen zorgen leiders voor een stabiele strategie die de groep helpt functioneren en hun doelen bereiken. Echter blijkt uit theorieën dat er een fundamenteel conflict bestaat tussen de motieven van leiders en volgers. Doordat leiders de groep helpen hun doelen te bereiken krijgen zij macht omdat zij controle krijgen over de bronnen die nodig zijn doelen te bereiken, gezien de volgers bepaalde macht en bronnen afgeven aan te leider, waardoor zij het gevaar lopen uitgebuit te worden. Het kan daarom zijn dat groepsleden proberen het gat te dichten van macht tussen hen en de leider. Leiders zullen juist eerder geneigd zijn dit gat zo groot mogelijk te houden, omdat macht voor hun persoonlijk tot voordelen kan leiden zoals een grotere vriendenkring, respect, status, gezondheid en geluk. Het blijkt zelfs dat mensen met meer macht meer kans hebben zich succesvol voort te planten. Om macht te behouden zijn zij dus minder geinhibeerd in het bereiken van hun doelen en zullen ze anderen eerder objectiveren. De gedane studie onderzoekt verschillende variabelen die een invloed hebben op de balans om voor het groepsdoel te kiezen of voor eigen belang te gaan. Dit zijn: (a) verschillen van het individu in dominantie motivatie, (b) de stabiliteit van de groepshiërarchie en (c) de mate van intergroeps conflict.
Volgens de evolutionaire theorie van status en leiderschap zijn er twee variabelen die werken om mensen meer machtig te maken, namelijk dominantie en prestige. Dominantie (= personaliseerde macht) is een staat waarin mensen macht krijgen en behouden door dwang en egoïstische manipulaties van groepsbronnen. Prestige (= sociale macht) is een staat waarin mensen infloed krijgen omdat zij respect hebben en over bepaalde kennis en vaardigheden beschikken die nodig zijn voor het behalen van groepsdoelen. Prestige en dominantie zijn twee verschillende strategieën die men kan gebruiken om macht te krijgen in hiërarchische groepen. Men stelt dat de mate van dominantie van de leider bepaald in hoeverre hij zal kiezen voor eigenbelang in plaats van de groepsdoelen. Wanneer men namelijk over minder dominantie beschikt vind men macht niet zo belangrijk en zal ook niet zo graag het gat tussen zichzelf en de volgers willen verkleinen en eerder gaan voor het vervullen van de groepsbelangen. Daarnaast stelt men ook dat mensen die machtig zijn geworden door prestige het belang van de groep voorop stellen, ook omdat zij minder geïnteresseerd zijn in het verkrijgen van macht.
Dat leiders het gat tussen hun en de volgers extra wil vergroten komt vooral voor in situaties waarbij de hiërarchie niet heel erg stabiel is. Deze instabiliteit kan een gevaar zijn voor de machtspositie van de leider. In een hele stabiele hiërarchie zou het zelfs voor leiders die erg dominant zijn niet de moeite waard zijn eigen belang voorop te stellen, dit doen zij alleen wanneer de hiërarchie onstabiel is. Daarnaast zou dit ook leiden tot meer conservatieve besluitvorming van de leider om zo de ‘status quo’ van hun macht te beschermen.
Er bestaat een spanning tussen de motivatie van een persoon om omhoog te klimmen in de hiërarchie van een groep en om de groep positief te kunnen vergelijken met andere groepen. wanneer de individuele identiteit opvallend is zal men streven naar meer status binnen de groep, maar wanneer de groepsidentiteit opvallend is zal men willen winnen van andere groepen. wanneer er dus een rivale groep is waarmee de groep in competitie moet zal dus de groepsidentiteit belangrijker worden en zal men minder focussen op intragroep competitie. Omdat intergroep competitie meer competitief is en samen gaat meer gevaar, angst en dreiging zal door de competitie tussen groepen men binnen de groep ook beter samenwerken. Individuele belangen doen er dan steeds minder toe. In plaats van de andere groepsleden als competitoren te zien, worden het nu bondgenoten. Men stelt dat door de aanwezigheid van een rivale groep, zelfs dominante leiders zullen kiezen voor het groepsbelang.
Om te kijken of leiders die hoog scoorden op dominantie, keek men of deze leiders hun groep van belangrijke informatie zou onthouden terwijl zij een taak moesten uitvoeren. Verder werden de leiders verdeeld in een onstabiele leiders groep, een stabiele leiders groep en een controle groep. Om dit te onderzoeken werd gebruik gemaakt van de RAT (remote associates test) waarbij men een woord moet kiezen dat drie anderen worden met elkaar verbind.
Het bleek dat wanneer de leiderschapsrol in een groep onzeker was, sommige leiders ervoor kiezen om informatie achter te houden en dat de groep dus minder goed zou presteren. Deze effecten werden alleen waargenomen bij participanten die hoog scoorden op dominantie. Er waren geen effecten voor de mensen die hier laag op scoorden, of bij participanten die hoge prestige behoeftes hadden. Informatie werd wel gedeeld wanneer de leiderschapsrol niet onzeker was. En uit onderzoek naar mediatie bleek inderdaad dat de neiging om informatie achter te houden werd gemedieerd door de wil eigen macht te beschermen in de groep, zelfs als dit ten koste ging van de groepsprestatie en geldbeloningen.
Groepsleden die veel talent en vaardigheden hebben, zijn zeer belangrijk voor groepsprestaties. Vandaar dat men denkt dat mensen met hogere score op dominantie in een onstabiele leiderschapspositie groepsleden die heel belangrijk blijken te zijn buiten willen sluiten van de groep om zo ervoor te zorgen dat zij niet hun plaats in kunnen nemen, ook al leidt dit tot slechtere groepsprestatie. Wanneer de participanten moesten kiezen of ze hun eigen machtsrol zouden beschermen of voor het groepssucces moesten kiezen, kozen de participanten die hoge dominantie beschikten voor hun eigen belang boven de doelen van de groep. Wanneer de positie van de leider onstabiel was, kozen deze participanten er ook voor het best presterende groepslid buiten de taak te houden.
Deze keuze voor eigen belang, werd alleen gemaakt door de leiders die dominant waren en wanneer de hiërarchie onstabiel was en de leiderschapsrol in gevaar kwam. Er werden net als in experiment 1 geen effecten van prestige gevonden, wat bevestigd dat de effect voortkwamen uit een wil naar macht in plaats van status of respect.
Men stelt dat intergroep competitie de mind-set van dominante georiënteerde leiders doet veranderen van mij versus jij naar ons versus hen. Men zal hierdoor de neiging hebben om ingroep leden te zien met meer verwantschap en dus ook het hoogst presterende teamlid en hiermee willen samenwerken. Het bleek inderdaad dat leiders die hoog scoorden op dominantie het hoogst presterende groepslid meer als bondgenoot zag, wanneer er een rivale outgroep aanwezig was in contrast met experiment 2.
Men stelt dat in de afwezigheid van intergroep competitie de leiders met hoge dominantie het hoogst scorende teamlid weer als bedreiging zullen gaan zien en er werd weer gekeken of dit niet het geval was wanneer intergroep competitie wel aanwezig was, net als in experiment 3. Dit werd getest met word-stem afmaak test. Het bleek dat in afwezigheid van intergroep competitie, dominantie georiënteerde leiders inderdaad het hoogst scorende lid als bedreigend beschouwde. Wanneer een rivale outgroep aanwezig was was dit niet het geval.
Men stelt dat bij intergroep competitie een dominant gerichte leider ervoor kiest dat het succes van de groep het belangrijkste is en een belangrijk groepslid een kern rol in de uitvoering van de groeptaak te geven. Het blijkt dat de keuzes van de leider sterk afhankelijk waren van de aan of afwezigheid van rivale groepen. Wanneer deze groepen afwezig waren kozen de leiders ervoor om de talentvolle individu in een rol te zetten waarbij ze weinig invloed hadden. Echter, als er wel competitie heerste met een andere groep plaatsen ze deze individu juist in een meer invloedrijke en machtigere rol. Dit alles duidt dus sterk op een verandering van mind-set van de leider.
Dat leiders hun eigenbelang voorop stelde boven het groepsdoel werd alleen waargenomen bij leiders die hoge mate van dominantie bezaten. Dit was niet het geval bij leiders met hoge prestige die respect en aanzien belangrijker vonden dan macht. Verder trad dit effect ook alleen op bij een onstabiele hiërarchie, waarbij de leider zijn rol als leider niet zeker was. Deze neiging werd echter omgekeerd bij de dreiging van een rivale uitgroep waar de groep in competitie mee moest. Dit laat zien dat een intergroep competitie ervoor zorgt dat dominantie gerichte leiders een verschuiving laten zien in mind-set van ik versus jij naar ons versus hen.
Dit onderzoek stelt dat wanneer men binnen een groep een stabiele hiërarchie kan vormen, de leider minder bezorgd is om zijn positie en ervoor kiezen het belang van de groep voorop te stellen. Het beste zou zijn wanneer de leider verantwoordelijk gehouden wordt voor de acties die hij onderneemt namens de groep (denk hierbij aan een democratisch politiek systeem) en bij niet goed functioneren zal worden afgezet. Dit geldt zeker aan het begin van een groepsfase waarbij hiërarchie onduidelijk is. Een meer democratisch systeem zou hierbij kunnen helpen. Daarnaast ziet men tegenwoordig vaak dat organisaties de macht in handen leggen van maar een hele kleine groep mensen.
Bij een meer platte hiërarchie, waarbij er meer mensen zijn met de macht en verschillende kennis en expertise is er een kleinere kans dat men kan of zal streven naar het eigen belang. De leiders die vooral kozen voor hun eigen belang waren de dominante leiders, deze leiders hebben ook de grootste drang naar macht. Men zou, voorafgaand aan het kiezen van een leider testen kunnen uitvoeren om te kijken welke persoon een hoge machtsbehoefte heeft en welke persoon bijvoorbeeld meer streeft naar prestige.
Meer onderzoek naar dit onderwerp zou gebaad zijn bij experimenten of testen in het veld, in echte organisatie in plaats van in een lab. Ook zou men situaties kunnen onderzoeken waarbij een leider een minder gelegitimeerde machtspositie in neemt om te kijken of deze resultaten ook hiernaar gegeneraliseerd kunnen worden. Verder is het onderzoek gericht op expliciete, observeerbare vorm van macht, zoals dominantie. Maar er zijn natuurlijk ook meer impliciete processen aan de gang die en effect hebben op de leiderschapskeuzes. Hiernaar zou verder onderzoek gedaan kunnen worden. Tot slot is er bij dit onderzoek alleen gelet op de psychologie van de leider en niet die van de volgers, terwijl zij natuurlijk wel een effect hebben op de leider en zijn of haar keuzes.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1234 | 1 |
Add new contribution