Classical conditioning and the acquisition of human fears and phobias: A review and synthesis of the literature - Davey (1992) - Artikel

De huidige conditioneringsmodellen zijn een bron van informatie over leren en prestatie op verschillende manieren. Ten eerste is het nu mogelijk om met behulp van deze modellen op een redelijk nauwkeurige wijze de voorwaarden te beschrijven waaronder associatief leren voorkomt. Ten tweede zijn er belangrijke nonassociatieve processen die de sterkte van een geconditioneerde respons beïnvloeden. Ten derde heeft de ontdekking van deze nonassociatieve processen gevolgen voor behandeling. Er zijn belangrijke procedurele en dynamische verschillen tussen dierlijk en menselijk conditioneren. Daarom is het belangrijk een model te hebben dat, met de kennis over het dierlijk conditionering, een raamwerk vormt voor menselijk conditioneren.

Een belangrijke ontwikkeling in het dierlijk conditioneren is dat er steeds meer inferentiële technieken gebruikt worden, waardoor er nu ook informatie is over aspecten die we niet kunnen zien. De twee belangrijkste ontwikkelingen zijn de soorten associaties die gevormd worden tijdens verschillende types van klassiek conditioneren en de aard van de cognitieve representaties die invloed hebben op de CR. Postconditionering stimulus herwaardering is hiervan een illustratie. Deze procedure bestaat uit drie fasen:

  1. Dieren krijgen CS en UCS samen aangeboden totdat er een CR is ontstaan.

  2. Vervolgens krijgen ze een aantal keren de UCS alleen (herwaardering).

  3. Ze krijgen test presentaties van de CS.

De logica hier achter is dat als de CR gemedieerd wordt door een associatie tussen de CS en de UCS, dan zal herwaardering van de UCS ook de CR beïnvloeden. Daarentegen, als de CR gemedieerd wordt door een reflectieve associatie tussen stimulus en respons, dan zal de CR niet beïnvloed worden door herwaardering, omdat de UCS geen mediërende rol heeft. We nemen aan dat dieren over het algemeen associaties tussen de CS en UCS leren. Dit heeft een aantal implicaties. Ten eerste betekent dit dat de CS een interne representatie van de UCS activeert en dat deze representatie de CR medieert. Ten tweede betekent dit dat de sterkte of aard van de CR afhangt van de manier waarop de UCS representatie wordt beoordeeld. Ten derde kan de sterkte van de CR gemoduleerd worden door procedures die tot herwaardering leiden van de UCS representatie.

Er is op twee manieren bewezen dat mensen ook de associatie tussen CS en UCS leren. Ten eerste laat onderzoek zien dat mensen alleen maar een differentiële CR laten zien als ze de contingentie tussen CS en UCS verbaal kunnen weergeven. Ten tweede blijkt postconditionering herwaardering van de UCS de sterkte van de CR te beïnvloeden. De processen van herwaarderingen kunnen heel belangrijk zijn voor de modulatie van de sterkte van de CR in mensen. Er is een aantal manieren waarop bij mensen herwaardering kan worden bereikt. Dat kan door directe ervaring met de UCS, door sociaal of verbaal overgebrachte infomatie of door de reactie op de CS of UCS. Herwaardering kan de sterkte van de CR onafhankelijk van andere ervaringen met de contingentie tussen CS en UCS beïnvloeden.

Momenteel zijn de meeste modellen met betrekking tot dierlijke conditionering gebaseerd op contingentie in plaats van op nabijheid. Dat betekent dat ze benadrukken dat de nabijheid tussen CS en UCS niet voldoende is om conditionering te beroorzaken. Belangrijker is de voorspellende significantie van de CS die de UCS inluidt. Om de relatie of covariatie tussen gebeurtenissen te voorspellen is situationele informatie en eerdere verwachtingen over de covariatie nodig. De zogenaamde covariatie bias kan een verstoorde waarneming van de covariatie veroorzaken. Belangrijk is hier dat eerdere ervaringen de sterkte en het beloop van conditionering in mensen kunnen beïnvloeden.

Latente inhibitie is dat wanneer een CS herhaaldelijk alleen wordt gepresenteerd vóór de conditionering, het moeilijker is om een associatie tussen de CS en UCS te vormen, dan als de CS niet alleen is gepresenteerd. Dit proces kan ook in mensen getoond worden. Een ander fenomeen is blocking; Als de UCS voorspelt wordt door een CS (A), zorgt de combinatie van de CS (A) en een nieuw onderdeel (B) niet of nauwelijks voor een effect van B. Ook blocking is een voorbeeld van een combinatie tussen de CS en UCS waarbij er geen CR ontstaat. Voorbeelden van blocking in mensen zijn niet altijd even betrouwbaar gevonden. Nog een fenomeen is sensorisch preconditioneren; als een dier twee neutrale stimuli (CS1 en CS2) gepresenteerd krijgt, ontstaan er geen gedragsveranderingen. Echter, als het dier dan de combinatie van de CS2 met een UCS, zal presentatie van de CS1 ook de CR die bij de UCS hoort opwekken. Ook dit fenomeen is bij mensen gevonden. Het laat zien dat associatief leren kan ontstaan zonder dat er een differentiële CR aanwezig is en zonder een aversieve UCS.

Hogere-orde conditionering houdt in dat wanneer de CS een associatie heeft met de UCS en een CR kan oproepen, dan kan de CS ook gebruikt worden om andere mogelijke CS stimuli te versterken. Uit experimenten bij mensen blijkt dat de CS2 geassocieerd kan worden met de UCS representatie die ontstaan is door de CS1, omdat noch de respons op de CS1, noch de CS1 zelf de herinnering aan de aversieve UCS kunnen doen verdwijnen. De voorgaande informatie heeft duidelijk gemaakt dat conditionering bij mensen de meeste belangrijke associatieve kenmerken van dierlijk conditioneren bezit. Daarbij is het wel belangrijk om het contingente leren van mensen in termen van verwachtingen weer te geven. Oftewel, mensen beoordelen de relatie tussen de CS en de UCS door de relevante informatie te bekijken en op basis van deze informatie een verwachting te vormen. Mensen verschillen van dieren in de verfijning en diversiteit van de informatiebronnen. Daarnaast is het belangrijk om bepaalde menselijke kwaliteiten mee te nemen met betrekking tot de nonassociatieve factoren. Mensen kunnen bijvoorbeeld op een ingewikkelde wijze omgaan met problemen en hebben verschillende coping stijlen. In het model dat er geïllustreerd wordt in dit artikel, hangt het vermogen van de CS om een cognitieve representatie van de UCS te activeren af van de variëteit aan factoren die bepalen wat de persoon verwacht. De sterkte van de CR wordt gemoduleerd door processen die de beoordeling van de persoon beïnvloeden. Dit model verschilt op twee manieren van traditionele conditionering:

  • De associatie tussen CS en UCS wordt beïnvloed door andere factoren dan de ervaren contingentie.

  • De sterkte van de CR wordt bepaald door niet-associatieve factoren die de evaluatie van de UCS beïnvloeden.

Nu er een model vast is gelegd, is het mogelijk een aantal kritieken opnieuw te bekijken. Ten eerste leek de conditionering niet de situaties te kunnen voorspellen waarin iemand geen fobie ontwikkelde. De huidige conditioneringstheorie heeft hier een aantal verklaringen voor: latente inhibitie en de afhankelijkheid van de evaluatie van de UCS. De huidige theorie verwacht niet dat er een fobie ontstaat als de traumatische UCS minder waarde krijgt direct na de ervaring. Ten tweede kunnen veel angstige mensen zich geen trauma herinneren. Het huidige model ziet het verwerven van een associatie tussen CS en UCS en de modulatie van een negatieve UCS als twee betrekkelijk onafhankelijke processen. Ten derde werd er vaak gevonden dat presentaties van de CS alleen zorgden voor een toename van de angst, ookal was de UCS niet aanwezig. Dit kan verklaard worden door de invloed die de individuele evaluatie heeft. Angstige mensen blijken het trauma te herleven in hun hoofd en te focussen op de traumatische componenten van een gebeurtenis. Dit zou voldoende kunnen zijn om uitdoving tegen te gaan. Ten vierde blijkt er een niet evenredige verdeling te zijn van angsten in de klinische en niet-klinische populatie. Angsten zijn verbonden met bepaalde situaties en gebeurtenissen (slangen, spinnen) en niet met andere situaties, terwijl andere situaties (auto’s, elektriciteit) vaak gevaarlijker zijn. Evolutionair gezien zou een verklaring kunnen zijn dat onze voorouders een aanleg hebben gecreeërd voor stimuli die ooit een bedreiging waren. Deze verklaring heeft veel kritiek gekregen, mede door het gebrek aan voorspellende kracht. Een lichtere versie stelt dat men selectieve associaties bezit, wat betekent dat bepaalde prikkels makkelijker met gevolgen samengaan. Deze zogenaamde ‘bereidheid’ is niet evolutionair bepaald, maar eerder door eerdere overtuiging over de relatie tussen stimuli en uitkomsten. Dit is ook te vinden in het huidige model, de verwachting speelt hierin een rol.

Het doel van klassiek conditioneren bij mensen is groter dan bij dieren. We zijn niet zozeer geïnteresseerd in de factoren die bijvoorbeeld associatieve sterkte bepalen, maar meer in het begrip van alle factoren die de sterkte en volharding van een CR bepalen. Daarom is er een model nodig dat zich meer richt op de voorspellingen van een prestatie dan op de onderliggende processen. Rachman schetste een ‘drie paden model’ van verwerving:

  • Normale conditionering door directe ervaring met het trauma.

  • De overdracht van informatie.

  • Observationeel leren.

Er is bewijs dat een gedeelte van de verwerving van fobieën via de ‘andere’ weg gaat, dus niet via de directe ervaring met een traumatische gebeurtenis. Deze vorm van conditioneren lijkt belangrijker te zijn als er weinig eerdere ervaring was met de stimuli, bijvoorbeeld in de kindertijd. Verwachtingen kunnen twee effecten hebben. Ten eerste hebben ze effect op de beoordeling van covariatie en de sterkte van de CR. Ten tweede kunnen verwachtingen een differentiële CR ontwikkelen zonder dat er directe ervaring met de UCS is geweest.

Herwaardering kan op een aantal manieren functioneren in angsten en fobieën. Een voorbeeld is ontkenning, wat op de korte termijn een positief effect lijkt te hebben. Daarnaast gebruiken veel mensen een bepaalde manier van devaluatie als coping strategie. Ze maken de dreiging meer neutraal, gebruiken positieve vergelijkingen, negeren selectief onderdelen of maken de gebeurtenis minder belangrijk. Door deze coping strategie ontstaat er minder angst. Daarnaast kunnen verschillende gebeurtenissen in iemands leven de evaluatie van een trauma beïnvloeden. Een voorbeeld van een plotselinge verschuiving van angst is spontane remissie, waarbij de symptomen plotseling verdwijnen. Dit lijkt vaker te gebeuren als er positieve veranderingen zijn in iemands leven. De herwaardering van trauma is dus belangrijk in de modulatie van angst. Bovendien is het een determinant van de sterkte van een CR.

Voor welke angsten is zo’n conditioneringsmodel relevant? Niet alleen voor simpele, door conditionering verworven fobieën, maar ook voor fobieën die ontstaan door bijvoorbeeld observatie. De relevantie van het model voor milde niet-klinische angsten is niet helemaal duidelijk. Een belangrijke belemmering is het gebrek aan empirisch bewijs. Er moet vastgesteld worden in hoeverre associatieve fenomenen en de effecen van herwaarderingen geïdentificeerd worden in termen als ontogenie, remissie en onderhoud. Bovendien wordt er gesuggereerd dat conditionering betrokken is bij paniekaanvallen. Hierbij is de ‘catastrofische interpretatie’ van gevoelens een belangrijk onderdeel. Het model suggereert ook een samenvoeging van associatieve en cognitieve factoren.

De belangrijkste aspecten van de huidige conditioneringsbenadering van angsten zijn de gevolgen voor therapie:

  • Met latente inhibitie en blocking in het achterhoofd, lijkt regelmatige niet-traumatische blootstelling aan situaties zo vroeg mogelijk heel nuttig. Dit is een preventieve methode die al veel wordt gebruikt (bijvoorbeeld in de tandheelkunde).

  • Het verwerven van angsten en fobieën wordt beïnvloedt door individuele coping strategieën, en die kunnen beïnvloed worden door coping vaardigheden en positief denken.

  • Het herwaarderen van stimuli is belangrijk, bijvoorbeeld door de patiënt te overtuigen van het feit dat de stimulus geen dreiging (meer) is. De evaluatie en verwachting lijkt niet alleen af te hangen van verbale informatie, dat maakt de therapie moeilijker.

  • Zelf-observatie van iemands reactie op een gevreesde stimuli kan een oorzaak zijn voor het veranderen van de evaluatie van de UCS. Blootstelling kan hierbij helpen.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
533