Een eerlijke behandeling en hoor en wederhoor. Rechtsbronnen van een eerlijke behandeling - Smits - Artikel
Het recht op een eerlijke, evenwichtige behandeling van de zaak en wijze van horen van partijen komt in het Nederlands burgerlijk procesrecht tot uiting in het beginsel van hoor en wederhoor. Maar slechts het beginsel van hoor en wederhoor is echter niet volledig voor een eerlijke behandeling wat art. 6 EVRM betreft. Zo impliceert het art. 6 EVRM ook dat rechterlijke uitspraken voldoende gemotiveerd moeten zijn, dat de gerechtelijke taal voor de rechtzoekende (binnen het redelijke) begrijpelijk is en dat voor de rechtzoekende onder omstandigheden het recht bestaat om bij het proces aanwezig te zijn. Hoor en wederhoor is onder andere vastgelegd in art.1 jo 19 Gw, art. 19, 149, 131, 134, 353, 254, 168 30, 230 lid 1 onder e, 287 lid 1 Rv en lid 5 en 279 Rv, art. 121 Gw en art. 79-80 RO, etc. Diverse aspecten van het recht op een eerlijke behandeling zijn dat partijen het recht hebben om gehoord te worden (zich over en weer in voldoende mate over de zaak uit te laten), zodat gestreefd wordt dat zij een gelijke proceskansen hebben (recht op equality of arms) en tevens impliceert het recht dat in beginsel een deugdelijke motivering vereist is van de uitspraak.
Het recht om gehoord te worden
Iedere partij in een civiele procedure moet een redelijke gelegenheid krijgen om haar zaak aan het gerecht voor te leggen onder zodanige omstandigheden dat zij niet substantieel benadeeld wordt ten opzichte van de wederpartij. Dit is ruimer dan het recht op tegenspraak. Andersom kan hoor en wederhoor ook onderdeel zijn van het recht op tegenspraak. Het recht vormt een uitgangspunt, maar beperking ervan is mogelijk. Zo is de rechter bijvoorbeeld volgens art. 19 jo 25 Rv niet gehouden om een voorgenomen aanvulling van rechtsgronden eerst met partijen te bespreken, voordat zij daartoe over gaat. Echter moet wel worden vermeden dat de rechter partijen door die aanvulling partijen verrast. Een vraag die opkomt is in hoeverre de rechter bevoegd is ambtshalve kwesties aan te snijden, waar het geschil van partijen zich tot dan toe niet op gericht had. Jurisprudentie heeft uitgemaakt dat ‘de grens daar ligt waar het, gelet op het verloop van de procedure, in de rede ligt dat een partij zich op een dergelijke kwestie zou willen beroepen’. Dit criterium is vrij vaag. Rijmt het recht van partijen om gehoord te worden niet volledig met een hoorplicht van de rechter, de relatie zal in de meeste gevallen wel bestaan, ook als partijen daar niet om vragen. Het recht op hoor en wederhoor kan overigens niet in het oneindige worden doorgevoerd. Onder art. 6 EVRM is ieder vrij om ter kennis van de rechter feiten aan te brengen. Dit brengt met zich mee dat, indien strafbare feiten aan het ligt komen, de rechter geen aangifte daarvan mag doen.
Equality of arms
Het recht op een fair hearing is af te leiden uit het beginsel van gelijkheid der wapenen. Dit houdt in dat partijen gelijke proceskansen moeten krijgen om hun standpunt te verdedigen. Het Hof heeft geoordeeld dat voor een onderscheid tussen straf- en civiele zaken bij dit beginsel geen plaats is. De Hoge Raad is hier in mee gegaan: in drie uitspraken heeft zij een recht toegekend aan partijen dat nu is vastgelegd in art. 44 lid 3 Rv. Het beginsel van gelijkheid der wapenen omvat ook dat partijen zich gelijkelijk over stukken moeten kunnen uitlaten.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution