Crime and Deviance in the Life Course - Artikel
Crime and Deviance in the Life Course. Annual Review of Sociology
Inleiding
Volgens data uit o.a. de Verenigde Staten wordt de meeste eigendom en geweldsmisdrijven gepleegd door jongeren. De leeftijd waarop de meeste jongeren criminaliteit plegen ligt rond de 16 a 18 jaar oud en daarna neemt hun plegen van criminaliteit af.
Om de over-representatie van jongeren binnen criminaliteit te verklaren zijn verschillende bronnen gebruikt (o.a. officiële rapporten, zelfrapportages en slachtofferenquêtes).
De leeftijd-criminaleitscurve heeft veel impact op sociale studies over criminaliteit, waarbij de focus ligt op de jongeren. Hierdoor worden de kindertijd en de link tussen de kindertijd en bepaalde gedragingen op latere leeftijd verwaarloosd.
Tegelijkertijd hebben criminologen weinig oog voor het andere eind van het spectrum: het moment waarop volwassen criminelen besluiten niet langer crimineel gedrag te vertonen. Er zijn dus veel dingen waar geen rekening meer wordt gehouden, zoals dus de kindertijd, de veranderingen die zich voordoen binnen jongeren en de factoren waardoor mensen later geen criminaliteit meer plegen. Daarom wordt in dit paper de kindertijd en volwassenheid wel besproken binnen criminaliteit. Er wordt gekeken naar de levensloop met aandacht voor de continuïteiten, discontinuïteiten en de sociale invloeden binnen iemands leven.
Het levensloopperspectief draagt ook bij aan recente tegenstellingen die verwikkeld zijn binnen de criminologie. We zijn het er allemaal over eens dat de kwestie over leeftijd en criminaliteit belangrijk is. Wel zijn er verschillende ideeën over. Hirschi & Gottfredson (1983) beargumenteren dat de leeftijd-criminaliteitscurve ongewijzigd blijft over bepaalde periodes, plaatsen, soorten criminaliteit en demografische groepen. Zij geloven dat leeftijd een direct effect heeft op criminaliteit en dit kan niet verklaard worden vanuit sociale factoren. De oorzaken van criminaliteit zijn hetzelfde op elke leeftijd en er is dus geen longitudinaal onderzoek nodig om de oorzaken van criminaliteit te achterhalen.
Echter stelt Farrington (1986) juist dat de leeftijd-criminaliteitscurve helemaal niet consistent is en juist variatie laat zien in de invloed van leeftijd op criminaliteit. Hij stelt dat de relatie tussen leeftijd en criminaliteit varieert binnen tijd en van soort delict, locatie en geslacht.
Blumstein & Cohen (1979) stellen dat individuele misdaadcijfers constant zijn gedurende iemands criminele carrière, wat inhoudt dat arrestatiecijfers niet altijd verminderen naarmate iemand ouder wordt. (Dit in tegenstelling tot wat aan het begin gesteld werd).
Het levensloopperspectief
De levensloop wordt gedefinieerd als: ‘paden die door de levensduur lopen’. Leeftijd gerelateerde transities zijn ingebed in sociale instituties en zijn onderhevig aan historische veranderingen. Twee centrale concepten liggen ten grondslag aan de historische veranderingen. Een daarvan is die van het traject.
Een traject is een route of weg van ontwikkeling gedurende de levensduur, zoals werk, het huwelijk, ouderschap, zelfvertrouwen en crimineel gedrag. Transities worden gemarkeerd door speciale gebeurtenissen (bv. Je eerste baan of eerste huwelijk) die zijn ingebed in trajecten. Sommige transities zijn leeftijd gerelateerd en sommige niet, dus wat vaak als belangrijk wordt aangemerkt zijn de normatieve timing en volgorde van de veranderingen binnen een rol, status of andere sociaal bepaalde positie.
Levensloop analyses focussen zich daarom ook vaak op de duur, timing en rangschikking van grote levensgebeurtenissen en de consequenties die zij meebrengen voor latere sociale ontwikkelingen.
De lange termijn visie die belichaamd wordt door de levensloop concludeert dat er een sterke connectie is tussen de gebeurtenissen binnen iemands jeugd en ervaringen in de volwassenheid.
Echter impliceert de kortere termijn visie dat transities of keerpunten levenstrajecten kunnen veranderen en ze paden kunnen omleiden. Dit heeft dus minder met de jeugd te maken.
Naast de studie van trajecten en veranderingen tussen het gedrag binnen de jeugd en die binnen de volwassenheid, zijn er nog drie andere thema’s waar de het levensloopkader zich mee bezig houdt: 1. Een punt van zorg over de sociale betekenissen van leeftijd gedurende de levensloop, 2. De intergenerationele overdracht van sociale patronen en 3. Het effect van gebeurtenissen op macro-niveau en structurele locatie op individuele levensgeschiedenissen.
Om deze thema’s te onderzoeken worden individuen door de tijd heen bestudeerd, met specifieke aandacht voor leeftijd, historische context en de sociale invloed van leeftijd gerelateerde transities. Uiteraard is longitudinaal onderzoek dan ook belangrijk voor levenslooponderzoek.
Van alle thema’s binnen het levenslooponderzoek is de mate van stabiliteit en verandering in zowel gedrag als persoonlijke eigenschappen gedurende een periode waarschijnlijk de meest complexe. Stabiliteit versus verandering is één van de ‘hotste’ onderwerpen binnen de sociale wetenschappen.
Hoewel persoonlijkheid een belangrijk onderwerp is, spitsen we ons in dit paper (vanwege de ruimte die we hebben) alleen toe op gedrag.
De stabiliteit van criminaliteit en delinquentie
Het bestuderen van gedrag was lang een groot onderdeel van alleen de psychologie. Hierdoor is een groot gedeelte van het met longitudinaal onderzoek gevonden bewijs gevonden door psychologen en anderen die anti sociaal gedrag bestuderen (niet altijd is criminaliteit onderdeel van deze studies).
Ons uitgangspunt is dat individuele verschillen in antisociaal gedrag stabiel zijn gedurende de levensloop. De stabiliteit van criminaliteit en antisociaal gedrag wordt vaak gedefinieerd als ‘homotopic continuity’.
Recente empirische studies die laten zien dat er stabiliteit binnen crimineel en delinquent gedrag over tijd is zijn o.a. die van West & Farrington(1985) en Wolfgang et al (1987).
Deze data is echter niet nieuw. 50 jaar geleden werden deze resultaten ook al gevonden bij gevangenen die bestudeerd werden aan de hand van hun criminele carrière.
Iets wat nog interessanter is, is de koppeling tussen wangedrag in de jeugd en volwassen gevolgen die worden gevonden binnen levensdomeinen die ver voorbij het wettelijke begrip criminaliteit gaan. Dit fenomeen wordt ook wel ‘heterotypic continuity’ genoemd.
Bijvoorbeeld een bepaald gedrag binnen de jeugd hoeft geen voorspelling te zijn voor datzelfde gedrag in de volwassenheid, maar later gedrag kan mogelijk wel worden geassocieerd met het soort gedrag dat eerder voorkwam. Hoewel niet altijd crimineel, de volwassen gedragingen die binnen deze categorie vallen zijn o.a. overmatig drinken, verkeersovertredingen, echtelijke conflicten of misbruik, etc.
Robins concludeerde dat antisociaal gedrag (in de kindertijd) beter een status voorspelt, dan dat een status anti sociaal gedrag voorspelt.
Effecten
Veel crimineel onderzoek focust zich op of de tienerjaren of de volwassenheid. Hierdoor is het idee van de kindertijd die invloed heeft niet heel goed geïntegreerd in de criminologe literatuur.
Iets wat ook vaak gesteld wordt, o.a. door Gottfredson & Hirschi, is dat levensgebeurtenissen (zoals een baan krijgen, gaan trouwen, ouder worden, etc.) weinig effect hebben op crimineel gedrag, want criminaliteitscijfers dalen met de leeftijd (of deze levensgebeurtenissen zich nou voordoen of niet).
Veranderingen
Toch worden niet alle antisociale kinderen ook antisociale volwassenen. Capsi & Moffit hebben een onderzoek gedaan waarin ze concludeerden dat antisociaal gedrag vaak alleen blijvend is bij een klein groepje mannen waarbij de gedragsproblemen ook redelijk extreem zijn.
Ook zijn er onderzoeken die aantonen dat het huwelijk (anders dan wat eerder gezegd werd) wel degelijk effect heeft op antisociaal gedrag. Het verhelpt niet altijd crimineel gedrag, maar het verminderd vaak wel het drink en drugs gedrag van de criminelen. De transities die men ondervindt binnen de volwassenheid kan dus het effect van de tegenslagen die men in de jeugd had, verminderen.
Sampson & Laub kwamen erachter dat stabiliteit binnen een baan en een huwelijk zorgden voor een verandering binnen de volwassenheid. Hoe sterker de banden met werk en vrouw (of gezin), hoe minder criminaliteit de delinquenten pleegden. Dit had met informele sociale controle te maken.
Betrouwbaarheid
Toch is criminaliteit voorspellen adhv jeugdvoorspellingen niet altijd even betrouwbaar. Ze resulteren vaak in een overschatting van de toekomstige criminaliteit. Dit wordt ook wel het ‘false positive problem’ genoemd. Daartegenover staat het ‘false negative’ probleem. Niet iedereen die nu crimineel is, had vroeger last van antisociaal gedrag.
Continuïteit
Onaangepast gedrag kan worden veroorzaakt door ophopingen van eigen ervaringen en achtergrond van mensen (cumulatieve continuïteit) en door oproepen van bepaalde reacties van anderen gedurende de sociale interactie (interactionele continuïteit).
Toch kan het zijn dat criminaliteit soms onderschat wordt. Dit heeft te maken met delicten die niet vaak opgenomen worden in officiële statistieken. Bijvoorbeeld de witteboordencriminaliteit. Er is dus meer onderzoek nodig om de tegenstrijdigheden die zich af en toe voordoen (jeugd heeft geen/wel invloed, huwelijk helpt wel/niet tegen criminaliteit, etc.) te verduidelijken.
Conclusie
De traditionele vijandigheid onder sociologen tegen onderzoek naar de jeugd i.c.m. delinquentie en antisociaal gedrag is ongegrond. Niet alleen kan de stabiliteit die daarbij voorkomt sociologisch worden onderzocht, de keerzijde hiervan is verandering. Iets wat bij volwassenen die verbonden zijn aan maatschappelijke instellingen van grote invloed is.
Er moet, door middel van longitudinaal onderzoek, onderzoek gedaan worden naar antisociaal gedrag in de kindertijd en volwassen criminaliteit met het oog op theorieën en onderzoeken naar de levensloop.
- 1178 reads
Add new contribution