De gemeenschappelijke geschiedenis van de Europese rechtswetenschap - T. Wallinga - Artikel


Dit artikel gaat over de gemeenschappelijke geschiedenis van de Europese rechtswetenschap vanaf de 12de eeuw tot de ontwikkeling van de nationale codificaties vanaf de 18de eeuw. Tijdens deze periode was het Romeinse recht, met name het Corpus Iuris Civilis, van groot belang voor het universitair onderwijs. Het Romeinse recht was niet het enige heersende recht, daarom zal er ook gekeken worden naar het canonieke recht en de morele theologie. Zij maakten de weg vrij voor het natuurrecht, dat weer de weg vrij maakte voor de moderne codificaties.

Waar gaat deze tekst precies over?

De Europese rechtswetenschap kent een lange geschiedenis. Je zou kunnen zeggen dat er sprake was van een gemeenschappelijke Europese rechtswetenschap tot het moment van de nationale codificaties. Dit stuk richt zich op de periode tussen de verschijning van universiteiten in Europa (Bologna, 1088) en de ontwikkeling van het nationaal codificeren van het recht.

Dit artikel gaat grotendeels over de receptie van het Romeinse recht, waardoor de nadruk zal liggen op het privaatrecht. Het Corpus Iuris Civilis is van groot belang, omdat deze Romeinse codificatie van groot belang was bij de juridische scholing van de Middeleeuwen tot en met de tijd van de nationale codificaties. In de tijd van de Glossatoren werd het Corpus Iuris Civilis een belangrijk instrument voor het universitaire onderwijs. De Glossatoren hebben geprobeerd om het Corpus Iuris Civilis makkelijker leesbaar te maken, door commentaar te geven in de kanttekening. De school van Orléans heeft de weg vrij gemaakt om het Corpus Iuris vrij te interpreteren. De commentatoren hebben vervolgens zowel de methoden van de Glossatoren als de school van Orléans toegepast en gebruikten het Corpus Iuris Civilis in de rechtspraktijk. Het humanisme vocht de autoriteit aan van het Romeinse recht door de toepassing van een meer fundamentele methode van tekstkritiek. Zij probeerden het volledige Corpus Iuris Civilis op dezelfde manier te schikken als de Instituten. Tenslotte heeft de Duitse historische school het Romeinse recht herbestudeerd, waardoor er invloeden zijn van het Romeinse recht in de Duitse codificatie het Bürgersliches Gesetzbuch.

Het Romeinse recht was niet het enige heersende recht. Vooral tijdens de Middeleeuwen werd ook het canonieke recht veel bestudeerd op de universiteiten. Het canonieke recht heeft er met name voor gezorgd dat er een gemeenschappelijk verbintenissenrecht kwam, en een gemeenschappelijk concept van de onrechtmatige daad. Het canonieke recht heeft zich hierbij vooral laten beïnvloeden door de moraaltheologie, met name door het werk van Thomas van Aquino. Canoniek recht en moraaltheologie contrasteren zeer met het Romeinse recht. Canoniek recht en moraaltheologie zijn vooral gebaseerd op generale principes, terwijl het Romeinse recht vooral jurisprudentie bevat.

Natuurrecht is de derde belangrijke benadering van het recht. Hugo de Groot introduceerde in de 17de eeuw het natuurrecht als een rationele benadering van het recht. Daarna werd het natuurrecht een grote concurrent van het Romeinse recht bij de universiteiten. Het natuurrecht maakte uiteindelijk de weg vrij voor de nationale codificaties van recht tijdens de Verlichting.

Er zijn twee belangrijke vragen die in dit artikel worden besproken:

  • Wat was de plaats van het Romeinse recht in de rechtspraktijk naast het canonieke recht en gewoonterecht?

  • Hoe is het gekomen dat juristen die opgeleid zijn in het Romeins recht er in geslaagd zijn om nationale privaatrechtelijke codificaties te ontwikkelen?

Wat is het Corpus Iuris Civilis?

Het startpunt van de ontwikkeling van de Europese rechtswetenschap is in Bologna. In een conflict met Duitsland nam de Italiaanse keizer Frederik Barbarossa een groot aantal juristen aan uit Bologna. Er was een flinke economische groei, waardoor er steeds meer werkgelegenheid kwam voor juristen. Deze juristen hadden wel een juridische training nodig, welke verzorgd werden door de universiteit van Bologna. Deze training baseerde zich vooral op het Corpus Iuris Civilis van keizer Justinianus. De Corpus Iuris Civilis bestaat uit drie onderdelen: De Digesten, De Instituten en de Codex Justinianus. De Codex Justinianus bestaat uit een aantal keizerlijke verordeningen. De Instituten zijn vier boeken die dienen als leerboeken voor studenten. De Digesten zijn geschriften van Romeinse rechtsgeleerden. Na de publicatie voegde Justinianus de Novellen toe. De Novellen zijn de constituties van Justinianus, maar zij vormen geen officieel onderdeel van het Corpus Iuris Civilis. De Digesten, de Instituten, de Codex Justinianus en de Novellen werden meegenomen naar Italië. De teksten kregen in Italië kracht van wet. Het vormde dus de basis van het rechtenonderwijs in Italië, met name in Bologna.

Wie waren de glossatoren en op welke wijzen werd het Corpus Iuris bestudeerd?

Een glossator is zoals de naam al aangeeft iemand die glossen schrijft.  Glossen zijn verklarende kanttekeningen uit het Corpus Iuris Civilis die in de marge of tussen de regels bijgeschreven werden en waarin de betekenis van woorden werd verklaard of teksten nader werden toegelicht. Het begin van de glossatoren is traditioneel in 1088, het jaar waarin de universiteit van Bologna werd opgericht. Het eind van de glossatoren is in 1263 toen Accursius stierf. Accursius zijn levenswerk is de Glossa ordinaria (1260), een verzameling van de Middeleeuwse glossen. Na zijn dood werd het schrijven van glossen minder populair. Glossen zijn commentaren tussen de regels door op het Corpus Iuris Civilis om de tekst te verduidelijken. De glossatoren waren de eerste die het Corpus Iuris Civilis hebben geprobeerd te structureren. Naast het geven van commentaar hebben zij een systeem van verwijzingen verzonnen, waardoor het makkelijker werd om stukken over hetzelfde onderwerp in de Instituten, Codex, Digesten of Novellen te vinden. Deze verwijzingen worden allegationes genoemd. Ook hebben zij de tekst zodanig geprobeerd te interpreteren, dat er geen tegenstrijdigheden meer overbleven. Dit deden ze door de teksten voor en tegen een bepaald argument te groeperen. Hieruit haalden zij een soort hoofdregel met de daarbij horende uitzonderingen.

Naast de glossen was er meer juridische literatuur die gebruikt werd om het Corpus Iuris te bestuderen op de universiteiten. Sommige volgen de ordo legum, dat is het behandelen van de teksten in de volgorde zoals ze in het Corpus Iuris Civilis staan. Dit is het geval in de commentum, dat later lecture wordt genoemd. Dit zijn aantekeningen van een ervaren student of assistent van de colleges van een professor. Een andere literatuurvorm is de schriftelijke vastlegging van queastio disputata. Dit was bedoeld om studenten te leren hoe ze problemen moesten analyseren en hoe ze in een concrete casus gestructureerd moesten pleitten.

Daarnaast is er nog de summa. Summae zijn samenvattingen, meestal van hele titels van het Corpus Iuris Civilis. Dit zijn systematische werken. Azo heeft heel veel summae geschreven over verschillende delen van het Corpus Iuris. Aan deze summae werden andere summea toegevoegd om een standaard summa te vormen van het Corpus Iuris. Hierna werden er geen summea meer geschreven. Het verschil van een summa met een commentum of lectura is dat een summa niet de volgorde van een tekst van het Corous Iuris volgt. Een summa heeft een eigen systeem om onderwerpen binnen een titel te behandelen. Hierdoor hebben summae op zekere hoogte de humanisten geïnspireerd voor hun latere systematische benadering.

Naast deze werken waren er ook nog korte monografieën over specifieke onderwerpen. Dit waren de summulae of de tractatus. Daarnaast is de ordines iudiciarii nog een belangrijke categorie. Dit is literatuur over het procesrecht. Dit was zo belangrijk, omdat in het Corpus Iuris zelf geen uitgebreide paragraaf staat over het procesrecht. De meest belangrijke ordines iudiciarri was de Speculum iudiciale van Durantis.

Glossatoren zagen het Corpus Iuris als een geldige wet. Ze aarzelden echter niet om de constituties van de Duitse keizers Frederick Barbarossa en Frederick II aan de Codex toe te voegen. Glossatoren waren vaak actief als adviseurs, advocaten of rechters. Toch komt er weinig van hun praktische ervaringen terug in de commentaren die zij op het Corpus Iuris schreven. Als ze het Corpus Iuris gebruikten in de praktijk – wat niet onwaarschijnlijk is - dan hebben zij dit niet genoteerd in hun stukken.

Er was een sterke relatie tussen de Glossatoren en de keizers, omdat het Romeinse recht de keizer zijn macht verschaftte. Zowel Charlemagne als Frederick Barbarossa hebben het Romeinse recht gebruikt om hun macht te legitimeren; wat enigszins vreemd is, aangezien Barbarossa het Corpus Iuris Civilis nooit als een geldige wet heeft verklaard.

In de 12de eeuw was er een conflicten tussen de Glossatoren, bijvoorbeeld tussen Bulgarus en Martinus. Bulgarus hield bij de interpretatie zich nauw vast aan de tekst, Martinus had de voorkeur op een liberale interpretatie aan de hand van de beginselen van de goede trouw. De leerling van Bulgarus was weer de leraar van Azo. Azo was de leraar van Accursius, de Glossator van de Glossa Ordinaria.

Wat was de heersende wetenschappelijke methode?

De belangrijkste middeleeuwse wetenschappelijke methode is de ‘schoolse’ methode: een formele logica toegepast op een gezaghebbende tekst. Het doel was de tekst te zien als een logisch geheel. Toegepast op het Corpus Iuris betekende dit dat er een manier moest worden gevonden om de tegenstrijdige meningen die bestonden over een juridisch probleem te harmoniseren. Deze formele logica werd gebaseerd op een belangrijk en invloedrijk boek van Abélard, genaamd Sic et non. Hij vergeleek verschillende meningen en analyseerde deze kritisch zonder een uiteindelijke conclusie te trekken.

Teksten werden gegroepeerd op hun overeenkomsten (similia), tegenstellingen (contraria) en ze werden vervolgens geanalyseerd en het onderscheid (distinctiones) tussen de teksten werd verklaard op deze manier. Hoewel deze methode vooral opbloeide tijdens de middeleeuwen, is het nog steeds een belangrijke manier van juridische redenatie.

Door civiele juristen werd in de middeleeuwen geen hiërarchie toegekend aan de bronnen van het recht. Er werd wel onderscheid gemaakt tussen civiel recht en natuurrecht, maar geen van beide werd gezien als een hoger recht. Hier kwam pas verandering in toen Azo dit onderscheid ging maken in zijn Summa waarin hij aan uitspraken van bepaalde instanties meer waarde toekende. Het idee van hiërarchie tussen rechtsbronnen lijkt een christelijke achtergrond te hebben, maar werd ook beïnvloed door canoniek recht en middeleeuws civiel recht.

Welke methoden gebruikten de juristen van de school van Orléans?

Sinds 1235 werd in Orléans juridisch onderwijs gegeven, vanaf 1306 in de vorm van universitair onderwijs. De eerste professoren waren Fransen en Italianen die hadden gestudeerd in Bologna en zij kunnen worden beschouwd als tegenstanders van Accursius. Belangrijke personen aan deze school waren Jacques de Revigny en Pierre de Belleperche, welke meer interesse hadden in de juridische theorie dan hun Italiaanse tijdgenoten, de Glossatoren, die de Romeinse teksten met een meer historische aanpak bestudeerden. Ook hadden de juristen van de school van Orléans meer oog voor de juridische praktijk en interpreteerde ze de Corpus Iuris wat losser. Revigny deelde daarnaast flink wat opvattingen met canonieke juristen. De werken van de school van Orléans diende als inspiratiebron voor de Commentatoren in de 14de eeuw.

In principe gebruikte de ultramontani, de Franse juristen uit Orléans, maar ook Montpellier en Toulouse, in essentie de zelfde methode als hun Italiaanse collega’s uit Bologna en schreven ze dezelfde type literatuur. Een specifiek schrijven dat tot bloei kwam in Orléans was de repetitio: een uitleg van een ingewikkelde tekst. Deze tekst werd dan veelal bestudeerd in samenhang met andere teksten, wat resulteerde in een complete en systematische uiteenzetting van een bepaald thema.

Wie waren de Post-Glossatoren?

De Post-Glossatoren zijn eigenlijk de juristen die na de Glossatoren kwamen. Een weinig eervolle titel, vandaar dat ze ook wel Commentatoren of Conciliator werden genoemd. De Commentatoren gingen verder waar de Glossatoren en de School van Orléans waren gebleven. De belangrijkste commentatoren waren Cinus de Pistorio, Bartolus de Saxoferrato en Baldus de Ubaldis. Bartolus is voornamelijk bekend vanwege zijn uitspraak nemo iurista nisi Bartolista, 'niemand is een jurist, tenzij hij een volgeling van Bartolus is'. Het omslagpunt tussen de Glossatoren en Commentatoren is Glossa ordinaria, geschreven door Accursius.

Gedurende de 11de tot 13de eeuw werd Italië gekenmerkt door steden met sterke lokale autoriteiten die zelf rechtspraken. Als gevolg hiervan waren er veel rechtsbronnen die inconsistent of incompleet waren. Het Romeins recht gold nog slechts als een kader dat op de achtergrond een rol speelde en aan de hand waarvan lokale regels werden opgesteld. Toch werden veel hoge rechtsprekende instanties bemand door juristen die een Romeinse scholing hadden gevolgd en volgens die lijn beredeneerden.

Uit het quaestio disputata blijkt duidelijk dat er vraag ontstaat naar aandacht voor de rechtspraktijk. Commentatoren reageerde op deze vraag door hun schrijven meer praktisch te houden, bijvoorbeeld in de vorm van het consilium, een academisch advies van een juridisch professor dat ziet op een praktisch geschil. Dit groeide uit tot de belangrijkste juridische literatuur uit deze tijd. Baldus was de meest belangrijke consiliator. Rechters waren vaak verplicht om een consilium aan te vragen voordat zei uitspraak deden. In deze consilia werd vaak het lokale recht beschouwd en geïnterpreteerd aan de hand van het Romeinse recht. Op deze manier kreeg het Romeins recht dan ook weer een belangrijke rol.

Uniek aan de Commentatoren is dat zij zich niet zozeer baseerden op teksten van het Corpus Iuris, maar meer gebruik maakten van specifieke thema’s of vraagstukken (materia), aangezien dit een functionelere structuur had. Het Corpus Iuris werd wel meer gesystematiseerd, vaak aan de hand van de laatste titel van Digesten: de diversis regulis iuris antiqui, wat een soort samenvatting van het stuk is.

In de tijd van de Commentatoren was er een sterke band tussen het civiele recht en canonieke recht. In de 14de eeuw werd het dan ook normaal voor studenten om beide rechtsgebieden te bestuderen en doctor utriusque iuris te worden, dokter in beide rechtsgebieden.

Wat was het belang van het canoniek recht?

Tijdens de middeleeuwen was het canoniek recht net zo belangrijk als het civiele recht. Van origine had het canoniek recht geen eigen boek of literatuur, zoals het civiele recht had in de vorm van het Corpus Iuris Civilis. Pas toen een monnik genaamd Gratianus een collectie van verschillende teksten ging maken in 1140 kwam hier verandering in. Dit werd officieel het Concordia discordantium canonum genoemd, maar is beter bekend als het Decretum Gratiani. Hierin werd geprobeerd al het kerkelijk recht in één systeem te brengen. Na de publicatie van de Decretum zijn pausen doorgegaan met het maken van regels en het nemen van beslissingen. Deze teksten (decretales) zijn later in andere collecties bijeen gevoegd, bijvoorbeeld in het liber extra van paus Gregorius IX of het liber sextus van Paus Bonifatius VIII. Deze collecties werden ook geleerd op universiteiten en samen met de Decretum vormt dit dan ook het grootste deel van het Corpus Iuris Canonici.

Het canoniek recht leverde een flinke bijdrage aan de ontwikkeling van het contractenrecht. In het civiele recht werden contracten gezien als onderdeel van een bepaalde categorie. Als het niet binnen een specifieke categorie pastte, had het geen werking en deze categorie was doorslaggevend voor de gevolgen van het contract. Het canoniek recht verwierp deze leer en stelde dat in principe alle overeenkomsten gelding hebben.

Deze manier van denken, aangevuld door de moraaltheologie, speelde een rol op het gebied van schadevergoedingen. Volgens het canoniek recht moest iedereen die vanwege zijn schuld (culpa) schade veroorzaakte deze compenseren. Deze gedacht is nog terug te vinden in het Franse Code civil en het Nederlandse Burgerlijk Wetboek.

Samen met het civiele recht heeft het canoniek ook gezorgd voor een stelsel van procesrecht. Dit werd namelijk niet echt behandeld in het Corpus Iuris Civilis. Het belangrijkste stuk hierover is speculum iudiciale van Wilhelmus Durantis.

Wat is moraaltheologie?

Moraaltheologie is een onderdeel van de theologie dat zich bezighoudt met morele vraagstukken die worden beantwoord in een christelijke sfeer. Hierdoor komt het dicht bij het recht, dat zich ook bezig houdt met bijvoorbeeld wat goed of fout is. Bronnen voor de moraaltheologie zijn het Oude en Nieuwe Testament, maar ook bijvoorbeeld de filosofie en het natuurrecht.

De belangrijkste moraaltheoloog is Thomas van Aquino die de summa theologiade schreef, een soort handleiding voor beginnende studenten over de relaties tussen God en de Mens. Belangrijk voor het recht is Thomas’ doctrine van vergoedding. Het stelt dat wanneer het iemands schuld is dat een andere minder heeft dan hij hoort te hebben, hij dit behoort te compenseren (restituere) om de oorspronkelijke balans te herstellen. Het toebrengen van schade aan een ander is een zonde (peccatum) die niet eerder kan worden vergeven dan wanneer de schade is vergoed.

Thomas baseerde zijn stukken op Aristoteles’ concepten van iustitia distibutiva (distributieve rechtvaardigheid) en iustitia commutativa (commutatieve rechtvaardigheid) in de Ethica Nicomachea. De rol van iustitia distibutiva is een situatie van gelijkheid te creëren waarbij de mensen een positie en bezittingen heeft die aansluiten bij zijn waarde en talent. Wanneer deze balans wordt verstoord, is het de rol van het iustitia commutativa om de situatie weer te herstellen door middel van bijvoorbeeld het recht.

Wat was de School van Salamanca?

De moraaltheologie bleef zich tot de vroege 16de eeuw baseren op de doctrines van Thomas Aquinas, het Thomisme. Het Humanisme, protestantisme en de ontdekking van de Nieuwe Wereld zorgden ervoor dat de relatie tussen God en de Mens aan de tand werd gevoeld. Voornamelijk de School van Salamanca nam deze uitdagingen op zich en probeerde antwoorden te vinden voor de nieuwe sociale en economische orde.

De School werd gezien als de uitvinding van economische wetenschap, maar is minstens even belangrijk geweest op juridisch vlak. Zo werden nieuwe conclusies getrokken over gelijkheid, mensenrechten en het idee dat de soevereiniteit bij het volk ligt. Tevens wordt het gezien als de uitvinder van internationaal publiekrecht en stelde het vragen over de legitimiteit van de onderdrukking in de Nieuwe Wereld. Uiteindelijk zou Hugo de Groot ervoor zorgen dat de algemene beginselen van moraaltheologie werden losgekoppeld van de theologie en verbonden aan het recht.

Wat bedoelen we met het Juridisch Humanisme?

Het juridisch Humanisme, een nieuwe kijk op het civiele recht, werd geïnspireerd door het nieuwe denken in plaats van het aannemen van alles, zoals dit tijdens de Middeleeuwen gebeurde. Het kwam op twee plaatsen in verschillende tijden tot bloei: in de 16de eeuw in Frankrijk en in de 17de eeuw in Nederland.

De juridisch Humanisten waren voornamelijk geïnteresseerd in de historische context van de teksten van het Coprus Iuris met behulp van niet-juridische bronnen uit die tijd. De meest bekende publicatie was de observatio, een korte tekst in het Latijn waarin een specifiek punt wordt gemaakt. Men ging in deze leer dus terug naar de oorsprong van de teksten, waarbij bijvoorbeeld Griekse teksten (Graeca leguntur) werden gebruikt om het Corpus Iuris te verklaren.

Het juridisch Humanisme werd echter niet in de praktijk met open armen ontvangen. Voornamelijk de juristen die in de praktijk werkten met het recht hadden veel kritiek. De teksten waar zij hun argumenten op baseerden werden namelijk in twijfel gesteld.

De juridisch Humanisten waren de grondleggers van het interpolatie kritiek. Interpolatie kritiek richt zich op het verminderen van de veranderingen die later zijn toegevoegd aan het Romeinse recht zoals dit in de klassieke oudheid gold. Dit was dan ook vrij makkelijk te bereiken: alle stukken die waren bijgevoegd werden beoordeeld en teruggevoerd tot de originele tekst. Hoewel het onmogelijk was om alle verandering terug te voeren, werd er wel redelijk duidelijk wat de structuur van het oude Romeinse recht was, waardoor de Digesten beter in hun oude context werden geplaatst en geïnterpreteerd.

Naast deze manier van het schrappen van nieuwe stukken tekst, werd er ook een andere manier gehanteerd. Men probeerde op een systematischere manier de inhoud van het Corpius Iuris te bekijken. Dit was in het verleden al gedaan per thema of titel in bijvoorbeeld summae en repetitiones, maar werd nu geprobeerd te doen voor het Corpius Iuris als geheel.

Wat was het belang van het natuurrecht tijdens de 17de en 18de eeuw?

Tijdens de 17de en 18de eeuw werd het natuurrecht een serieuze concurrent van het Romeins recht en leverde het een belangrijke bijdrage aan de nationale codificaties die uiteindelijk het Romeins recht de das om deden. Het idee dat natuurrecht een allesomvattend rechtssysteem is, kan worden herleid tot de oude Grieken, het Romeins recht en de Latijnse Bijbel. Thomas van Aquino maakte er een juridische filosofie van die door de School van Salamanca verder werd uitgewerkt. Hugo de Groot ging hier mee verder en bracht een radicale verandering: hij stelde dat het natuurrecht was gebaseerd op het denken van de mens (ratio) en los van God kon worden gezien.

Wat bedoelen we met Usus modernus pandectarum?

In de achtergrond werd tijdens de 16de en 17de eeuw in de praktijk ook nog gebruikt gemaakt van een meer praktische werkwijze die werd gebaseerd op de middeleeuwse tradities van mos italicus. Hoewel de teksten door de Juridisch Humanisten enigszins werden aangepast, veranderden zij niet de werkwijzen. In Duitsland werd deze praktische aanpak Usus modernus Pandectarum genoemd.

In de breedste zin van het woord betekent dit dat een moderne versie van het Romeins recht wordt gebruikt, zoals nog steeds in bijvoorbeeld Zuid-Afrika en Sri Lanka gebeurt. Het moderne Romeinse recht was een soort mix van het klassieke recht dat werd aangepast door plaatselijk recht en gewoonten. Het Romeins recht werd steeds meer een interpretatielijn voor het lokale recht naarmate de tijd vorderde.

Wat is de geschiedenis van de Duitse codificatie?

Ironisch genoeg is de Duitse codificatie, het Burgerliches gesetzbuch (BGB), sterk beïnvloed door een persoon die in 1814 nog sterk tegen de codificatie was. Professor Anton Friedrich Justus Thibaut kwam naar voren met het idee om een algemene codificatie van het civiele recht in Duitsland te maken, geïnspireerd door het Franse Code Civil.

Friedrich Carl von Savigny stelde echter dat Duitsland nog niet klaar was voor een codificatie. In Vom Beruf betoogde hij dat het recht dient te worden gemaakt op een soort wiskundige manier. Het recht in een land is net zo karakteristiek als de taal. Het is niet gemaakt voor het volk, maar groeit met het volk. Een codificatie kan dan ook alleen succesvol zijn als het wordt gegrond op de historie van het volk. Hiervoor is kennis van de tradities essentieel.

Het Romeins recht werd dan ook bestudeerd, niet zozeer op zichzelf, maar meer met het oog op de toekomst. De leerlingen van Savigny gebruikten het Romeins recht zelfs voor begrippen als rechtshandelingen, die niet in de Romeinse tijd voorkwamen. Als gevolg hiervan is het BGB een codificatie geworden die zeer dicht staat bij het Justininaans. Meer dan bijvoorbeeld het Code Civil, dat een eeuw eerder werd opgesteld.

Conclusie

De eerste vraag, gesteld in de inleiding, betrof de rol van het Romeinse recht in de rechtsprakijk. De Glossatoren hebben het Romeinse recht mogelijk toegepast, maar de Commentatoren deden dit in elk geval en hun traditionele methode wordt nog steeds gebruikt. Het Romeinse recht heeft echter niet meer de overduidelijke, imperiale autoriteit die het had ten tijde van de Middeleeuwen, mede door de kritiek van de juridisch Humanisten en de aanhangers van het natuurrecht. In moderne codificaties is nog slechts de intellectuele inhoud van het Romeinse recht terug te vinden.

De tweede vraag betrof de ontwikkeling van codificaties. Het Romeins recht bestond uit jurisprudentie, specifieke oplossingen in specifieke casussen, waar niet direct autoriteit aan verbonden was. Gedurende de Middeleeuwen werd dit Romeinse recht zodanig bestudeerd en behandeld, dat het leidde tot de privaatrechtelijke systemen van vandaag. Hier waren twee factoren voor van belang:

  • De interieure factor begon met de Middeleeuwse summae, waarbij teksten rondom een onderwerp samengevoegd werden.

  • De exterieure factor is die van het canonieke recht, de moraaltheologie en het natuurrecht. Hierdoor werd er meer in algemene principes gedacht.

Het Romeins recht lijkt aan een wederopleving begonnen te zijn. Dit is bijvoorbeeld te zien in het streven van de Europese Unie naar meer uniformiteit. Het streven is om een Europees privaatrecht te ontwikkelen en het Romeinse recht wordt hierin gezien als een gemeenschappelijk element, met mogelijke oplossingen voor toekomstige problemen.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Rechtsgeschiedenis & Rechtshistorie: Uitgelichte samenvattingen en studiehulp - Bundel

Rechtsgeschiedenis zei u? Eh… hoezo? – Asser - 1994 - Artikel

Rechtsgeschiedenis zei u? Eh… hoezo? – Asser - 1994 - Artikel

Volgens Asser is rechtsgeschiedenis niet langer een middel om oplossingen te vinden voor dringen vragen, die de gehaaste rechtshelper en verschapper vandaag de dag moet beantwoorden. In de moderne rechtsontwikkeling is er geen rol van betekenis voor de rechtsgeschiedenis, deze wordt nu gestuurd door doelmatigheid en maatschappelijke relevantie. Rechtsgeschiedenis is nu enkel een concept van interesse van hobbyisten. Mocht de studie Nederlands recht worden ingekort, zal rechtsgeschiedenis al snel uit het curriculum geschrapt worden. Studenten zullen meer gebruik gaan maken van boeken over wetsgeschiedenis, ook wel de parlementaire geschiedenis. Uit de wetsgeschiedenis leer je hoe het recht was voordat de nieuwe wet van kracht werd. Deze nieuwe wet verzet bakens, waardoor de oude wet niet meer interessant is. De nieuwe regel moet immers in de praktijk worden gebracht.

Rechtsgeschiedenis speelt een nog kleinere rol in de rechtspraak. Regels worden vastgesteld, de betekenis hiervan wordt aangeduid en de beslissing volgt hieruit. Alleen de praktijkjurist die achtergronden wil weten, zal hiernaar nog onderzoek kunnen doen via de wetsgeschiedenis.

Ook in de juridische literatuur komt rechtsgeschiedenis steeds minder aan bod. Het moderne recht staat centraal. Dit vindt Asser ook terecht, want rechtsgeschiedenis levert in de praktijk geen argumenten meer op. Het is wetenschap waar je tegenwoordig niets meer aan hebt; het heeft geen toegevoegde waarde meer. Wat heb je dan nog aan de rechtsgeschiedenis? Het is immers het zicht op de maatschappij en menselijke verhouden, die bepalend zijn voor de maatschappelijke aanvaardbaarheid van rechtsregels. Maatschappelijk gezien heeft rechtsgeschiedenis haar overtuigingskracht verloren, zij heeft enkel nog een verklarende waarde.

Ons rechtsdenken is gericht geraakt op de doelmatigheid van oplossingen voor problemen waarvoor de belangenstrijd ons juristen stellen. Eisen en belangen van individuen vullen ons recht. In alle rechtsgebieden is het individu die verhaal zoekt. Iedere jurist krijgt dit dilemma gepresenteerd.

Wat moeten we nou met de rechtsgeschiedenis? Dat is de vraag die Asser zicht stelf. Hierbij komt hij tot de conclusie dat alleen rechtshistorici op het terrein van het moderne recht vooruitstrevend en veranderingsgezind kunnen zijn. Grote geleerden uit het verleden verdienen ons respect, omdat zij in hun tijd aan het recht bouwden op een wijze die niet alleen wegens het mooie stelsel en grote kennis van zaken bewondering afdwong en nog steeds afdwingt, maar omdat zij recht bouwden dat houdbaar leek, dit vanuit hun kennis en ervaring uit de praktijk. Ook wij moeten recht scheppen dat de basis zal kunnen zijn voor verdere ontwikkeling. De continuïteit van het recht moet gewaarborgd blijven, en dit kan door juist te veranderen. De continuïteit van rechtsontwikkeling moet gewaarborgd blijven, we moeten blijven bewegen en vernieuwen. De jurist moet weet hebben van de regels, maar ook van de bodem waarop deze zijn gegroeid, en dus van de rechtsgeschiedenis. We moeten weten waarom ons recht eruit ziet zoals het eruit ziet. We moeten voorkomen dat we in fouten vervallen die al eens gemaakt zijn, maar we moeten ook begrijpen hoe de regels die we nu scheppen zich verder kunnen ontwikkelen. Het verleden kan ons de toekomst wijzen.

.....read more
Access: 
Public
De gemeenschappelijke geschiedenis van de Europese rechtswetenschap - T. Wallinga - Artikel

De gemeenschappelijke geschiedenis van de Europese rechtswetenschap - T. Wallinga - Artikel


Dit artikel gaat over de gemeenschappelijke geschiedenis van de Europese rechtswetenschap vanaf de 12de eeuw tot de ontwikkeling van de nationale codificaties vanaf de 18de eeuw. Tijdens deze periode was het Romeinse recht, met name het Corpus Iuris Civilis, van groot belang voor het universitair onderwijs. Het Romeinse recht was niet het enige heersende recht, daarom zal er ook gekeken worden naar het canonieke recht en de morele theologie. Zij maakten de weg vrij voor het natuurrecht, dat weer de weg vrij maakte voor de moderne codificaties.

Waar gaat deze tekst precies over?

De Europese rechtswetenschap kent een lange geschiedenis. Je zou kunnen zeggen dat er sprake was van een gemeenschappelijke Europese rechtswetenschap tot het moment van de nationale codificaties. Dit stuk richt zich op de periode tussen de verschijning van universiteiten in Europa (Bologna, 1088) en de ontwikkeling van het nationaal codificeren van het recht.

Dit artikel gaat grotendeels over de receptie van het Romeinse recht, waardoor de nadruk zal liggen op het privaatrecht. Het Corpus Iuris Civilis is van groot belang, omdat deze Romeinse codificatie van groot belang was bij de juridische scholing van de Middeleeuwen tot en met de tijd van de nationale codificaties. In de tijd van de Glossatoren werd het Corpus Iuris Civilis een belangrijk instrument voor het universitaire onderwijs. De Glossatoren hebben geprobeerd om het Corpus Iuris Civilis makkelijker leesbaar te maken, door commentaar te geven in de kanttekening. De school van Orléans heeft de weg vrij gemaakt om het Corpus Iuris vrij te interpreteren. De commentatoren hebben vervolgens zowel de methoden van de Glossatoren als de school van Orléans toegepast en gebruikten het Corpus Iuris Civilis in de rechtspraktijk. Het humanisme vocht de autoriteit aan van het Romeinse recht door de toepassing van een meer fundamentele methode van tekstkritiek. Zij probeerden het volledige Corpus Iuris Civilis op dezelfde manier te schikken als de Instituten. Tenslotte heeft de Duitse historische school het Romeinse recht herbestudeerd, waardoor er invloeden zijn van het Romeinse recht in de Duitse codificatie het Bürgersliches Gesetzbuch.

Het Romeinse recht was niet het enige heersende recht. Vooral tijdens de Middeleeuwen werd

.....read more
Access: 
Public
Chronologie Rechtsgeschiedenis
The Common History of European Legal Scholarship (summary)

The Common History of European Legal Scholarship (summary)

The Common History of European Legal Scholarship - Wallinga, Tammo

 

Roman Law; Justinian’s Corpus Iuris Civilis

The starting point lies in Bologna, a university founded against the background of the power struggle between the German emperor and the pope and the rise to prosperity of many cities in Northern Italy. The central text in legal education was the major text of Roman law: the Corpus Iuris Civilis of the (Eastern) Roman Emperor Justinian. Under his aegis, three important works were compiled in 528-534 in Constantinople: (1) the Codex Justinianus, (2) the Institutes (an introductory work for beginning students, but with force of law based on the Institutes of the Roman jurist Gaius) and the (3) Digest; a collection of fragments from the works of the Roman jurists of the classical period, ca. 100 BC-250 AD, issued as one constitution of Justinian. After the publication of these works, Justinian continued to issue new constitutions which are called Novels; a collection of 168 of these together with the three works mentioned earlier forms what is called the Corpus Iuris Civilis. The Institutes, Digest, Codex and a collection of Novels extant at the time were taken to Italy when Justinian’s generals had managed to gain control over a good part of it in a campaign that had started in 534. The texts were given force of law in Italy, supposedly at the request of Pope Vigilius, in 554. Towards 1100 Justinian’s Corpus Iuris Civilis formed the basic text for legal education in civil law. There were three approaches to the Roman texts: that of the Glossators, the School of Orléans and the Commentators.

 

Glossators

The beginning of this first period is traditionally put at 1088. The glosses – notes in the margins and sometimes between the lines of the Justinianic texts – range from simple explanations to thorough analysis of the legal contents. The Glossators made the first efforts to come to grips with the rather unstructured work that the Corpus Iuris is. They set up a system of references (allegationes) that made it easier to relate texts on the same subject and they tried to interpret the texts in such a way that no contradictions remained. This they achieved by grouping the texts in favour of and against a certain argument or rule, and texts as the rule and others as the exceptions. The approach is essentially a-historical: the Glossators studied the Corpus Iuris Civilis as one body of authoritative texts and were not interested in the inscriptiones of the Digest, which provide information about individual jurists and make it possible to give each his own place in the historical development of Roman law. Another kind of commentary Summae are summaries, mostly of entire titles of the Corpus Iuris. They are systematic works, even if the system does not extend beyond the scope of the title in hand. Azo wrote a number of summae on different parts of the Corpus Iuris, to which others were added during the first

.....read more
Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 5e druk van Hoofdstukken uit de Europese codificatiegeschiedenis van Lokin en Zwalve

Boeksamenvatting bij de 5e druk van Hoofdstukken uit de Europese codificatiegeschiedenis van Lokin en Zwalve


Wat is de basis van de Europese codificatie? - Chapter 1

Wat is codificatie?

Bij de Romeinen en de Grieken werd al onderscheid gemaakt tussen geschreven (ius ex scripto) en ongeschreven recht (ius ex non scripto). Codificatie valt onder het geschreven recht en vloeit voort uit de behoefte aan rechtszekerheid. Codificatie is een geschreven recht, waaraan de overheid een aan haar gezag ontleende, uitsluitende geleding toekent. Dit zorgt ervoor dat de rechtsoptekening volledig is. Het was de Engelsman Jeremy Bentham (1748-1832) die het woord voor het eerst gebruikte ten tijde van de Verlichting. Een codificatie moet voldoen aan drie kenmerken:

  • Er moet een overheid zijn die gezag uitoefent over haar onderdanen;

  • Het moet op schrift gesteld recht betreffen, en

  • Dat recht moet volledig zijn.

Het eerste kenmerk berust op het feit dat een codificatie zonder gezag geen waarde heeft. Codificatie is daardoor niet denkbaar in een samenleving die geen overheid kent. De overheid in kwestie kan zowel kerkelijk als wereldlijk zijn. Bij een kerkelijke overheid geldt het recht alleen voor kerkelijke onderdanen. Het tweede kenmerk houdt in dat een op schrift gestelde regeling dan wel het gehele recht ófwel een bepaald rechtsgebied omvat. Een voorbeeld van een dergelijk rechtsgebied is het strafrecht. Een voorbeeld van wat niet gezien wordt als een codificatie is de vaststelling van de Rijksbegroting. Hieruit blijkt dat elke codificatie een daad van wetgeving is, maar niet iedere wetgevingsactiviteit een codificatie. Het onderscheid hiertussen is niet altijd duidelijk. In de literatuur wordt uitgegaan van een alomvattend rechtsgebied. Een ongeschreven codificatie is niet mogelijk. Uit het derde kenmerk volgt dat een optekening van recht alleen een codificatie is wanneer deze volledig is. Dit houdt in dat buiten deze optekening geen ander recht geldt op het eigen gebied. Door interpretatie wordt volledigheid van het recht gerealiseerd. Men mag hierbij aannemen dat er een gespannen verhouding bestaat tussen de schrijver en de tekstuitlegger, in een gecodificeerde samenleving is deze verhouding echter geformaliseerd. De wetgever is de met gezag beklede tekstschrijver en de rechter is de met gezag beklede tekstuitlegger.

Wat doet een tekstschrijver?

Codificatie

.....read more
Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 1e druk van Beknopte geschiedenis van het Romeinse recht van Zwalve

Boeksamenvatting bij de 1e druk van Beknopte geschiedenis van het Romeinse recht van Zwalve


Hoe is de grote invloed van het Romeinse recht op het recht wereldwijd ontstaan? - Chapter 1

I. Hoe groot is de invloed van het Romeinse recht wereldwijd?

Het Romeinse recht is van grote invloed geweest op het moderne recht; nog steeds zijn er sporen van dit recht terug te vinden in de moderne rechtsstelsels. Grote delen van Europa, maar ook andere delen van de wereld, hebben in het verleden onder Romeins gezag gestaan. Toch hangt de verspreiding van het Romeinse recht slechts gedeeltelijk hiermee samen. Er zijn immers ook grote gebieden, waaronder delen van Duitsland maar ook de Nederlandse provincie Friesland, die nooit onder Romeins gezag hebben gestaan. Toch is ook hier het Romeinse recht gaan gelden dankzij de renaissance.

II. Wat was er bijzonder aan het rechtssysteem in Duitsland?

In 1495 werd door de toenmalige Duitse keizer Maximiliaan het Reichskammergericht, een centraal gerechtshof voor het gehele rijk, ingesteld. Dat rijk bestond toen uit Duitsland, Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk, delen van Hongarije en de Nederlanden.

Het Duitse keizerrijk bestond uit verschillende, min of meer autonome, gebieden. Het Reichskammergericht diende als appelrechter van uitspraken, in civiele zaken, gedaan door de gerechtshoven van deze gebieden. In beginsel diende het Reichskammergericht recht te spreken op basis van het (on)geschreven recht van het betreffende gebied. Indien dit recht geen uitsluitsel bood, diende het recht te doen op basis van het gemene recht (het Romeinse recht). Dit proces, waarbij Maximiliaan voortbouwde op het Romeinse keizerrijk, staat bekend als de receptie van het Romeinse recht (het opnemen van het Romeinse recht in eigen rechtsstelsel).

Door de introductie van het Romeinse recht in de hoge gerechtshoven probeerde de centrale overheid enige juridische uniformiteit in haar beslissingen te bewerkstelligen. Het Romeinse recht is dan ook overwegend van overheidswege opgelegd. De gelding van het Romeinse recht werd bevorderd door de toenemende professionalisering van het overheidsapparaat. Zo werden gerechtshoven meer en meer samengesteld uit universitair geschoolde ambtenaren. Dit proces deed zich ook voor op lager niveau, het Romeinse recht vond immers ook hier zijn ingang.

III. Wat gebeurde er met het Romeinse recht tijdens de 'Dark Ages'?

Tijdens de ‘Dark Ages’ (de Middeleeuwen) tussen grofweg 500 en 1000 heeft zich in West-Europa een proces van barbarisering voltrokken, waarbij de klassieke cultuur grotendeels verloren ging. Het Romeinse recht raakte in de Middeleeuwen gelukkig niet helemaal in de vergetelheid. In Italië in het bijzonder bleef de herinnering aan het verleden nog enigszins levend. In de zogenaamde 'domscholen'

.....read more
Access: 
Public
Rechtsgeleerdheid: uitgelichte samenvattingen van de afgelopen jaren per studiegebied - Bundel

Rechtsgeleerdheid: uitgelichte samenvattingen van de afgelopen jaren per studiegebied - Bundel

Image

Zoek en vind samenvattingen en studiehulp van de afgelopen jaren: per studiegebied

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
969