Algemene Rechtswetenschap 2 - Werkgroepopdrachten Week 2

Vragen

Vraag 1

Op 26 januari 2009 begon het proces tegen Thomas Lubanga. Hij is de eerste persoon die door het Internationaal Strafhof is berecht. Over welke misdrijven heeft het Internationaal Strafhof rechtsmacht? Geef hierbij aan in welke bepalingen van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof deze worden omschreven.

Vraag 2

Het land Centagua heeft het land Frederica voor het Internationaal Gerechtshof gedaagd. Centagua verwijt Frederica dat zij de guerrillabewegingen die in Centagua actief zijn van wapens voorziet en bovendien mijnen voor de kust van Centagua heeft geplaatst. Frederica stelt dat Centagua dreigt met ongeoorloofd geweld en voor instabiliteit in de regio zorgt.

a. Onder welke voorwaarde is het Internationaal Gerechtshof bevoegd over deze zaak te oordelen?

b. Op welke regel van internationaal recht kan Centagua zich beroepen?

c. Waarop zou Frederica zich kunnen beroepen? Zou dit kans van slagen hebben?

Vraag 3

Land Y heeft een aantal kernproeven gedaan in de Stille oceaan en vervolgens publiekelijk verklaard in de toekomst geen proeven meer te zullen uitvoeren. Enige tijd later komt land Y hierop terug. Land Z is hier niet blij mee.

Land Z kan land Y niet aan de door haar gedane verklaring houden, omdat staten soeverein zijn en niet door anderen op hun verklaringen kunnen worden aangesproken. Juist of onjuist?

Vraag 4

Laagland en Almanië zijn buurlanden en grenzen aan dezelfde zee. Zij kunnen het niet eens worden over de afbakening van het continentaal plat. Artikel 6 van het Verdrag van Genève van 29 april 1958 betreffende het continentaal plat bepaalt dat indien geen overeenstemming tussen de betrokken staten kan worden bereikt, de grens in principe moet worden vastgelegd door toepassing van de equidistantiemethode. Het verdrag is geratificeerd door Laagland, Almanië heeft het verdrag wel ondertekend maar niet geratificeerd. Laagland stelt dat de equidistantielijn, zoals genoemd in artikel 6, moet worden toegepast en dat, indien het verdrag niet van toepassing is, deze toch toegepast moet worden omdat het gebruik van de equidistantielijn inmiddels gewoonterecht is geworden. Almanië daarentegen wijst het gebruik van de equidistantielijn af. Zij stelt niet gebonden te zijn aan het verdrag. Ook stelt zij dat in artikel 6 geen gewoonterecht is gecodificeerd en dat het gebruik van de equidistantielijn niet tot nieuw gewoonterecht heeft geleid. Laagland en Almanië besluiten dat zij hun geschil aan een rechter willen voorleggen.

a. Kunnen Laagland en Almanië hun geschil aan een rechter voorleggen en welke rechter zal dat zijn?

b. Aan welke twee vereisten moet zijn voldaan wil het gebruik van de equidistantielijn internationaal gewoonterecht zijn?

c. Indien er een uitspraak in het geschil wordt gedaan, zal de rechter dan het verdrag of het internationaal gewoonterecht toepassen om het geschil op te lossen?

d. Noem nog twee bronnen van internationaal publiekrecht.

Vraag 5

a. Hoe komen verdragen volgens ons staatsrecht tot stand?

b. Wanneer treedt een verdrag waarbij Nederland partij is hier te lande in werking?

c. Op welke wijze kan parlementaire goedkeuring plaatsvinden en waar is dit geregeld?

d. In welk geval moet goedkeuring door het parlement verleend worden met ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen en waarom?

Vraag 6

a. Wat zijn de hoofdorganen van de Verenigde Naties?

b. Welk orgaan heeft de verantwoordelijkheid voor de handhaving van vrede en veiligheid en op welke wijze vindt de handhaving plaats?

c. Op welke wijze vindt besluitvorming binnen het onder 4b bedoelde orgaan plaats?

d. Kun je zeggen dat het onder 4b bedoelde orgaan supranationale trekken vertoont?

e. Heeft het Internationaal Gerechtshof net zoals de Nederlandse rechter verplichte rechtsmacht?

Vraag 7

Juist of onjuist?

a. Burgers kunnen door middel van het individueel klachtrecht uit het EVRM alle schendingen van nationale en internationale grondrechten door hun staat bij het EHRM aanhangig maken.

b. Burgers kunnen pas gebruikmaken van het individueel klachtrecht uit het EVRM als alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.

c. Het EHRM behandelt alleen een zaak aangebracht op grond van het individueel klachtrecht uit het EVRM, indien die niet in wezen gelijk is aan een zaak die reeds eerder door het hof is onderzocht.

Vraag 8

Juist of onjuist?

a. Het ambassadegebouw mag door de ontvangende staat zonder toestemming worden betreden.

b. Diplomaten en hun gezinsleden kunnen strafrechtelijk niet worden vervolgd.

c. De ontvangende staat kan één of meer leden van de ambassadestaf uitwijzen.

d. Het grondgebied waarop het ambassadegebouw staat is niet langer onderdeel van het grondgebied van de ontvangende staat.

Vraag 9

Juist of onjuist?

a. De Raad van Europa is een intergouvernementele organisatie.

b. De Noord-Atlantische verdragsorganisatie is een supranationale organisatie.

Vraag 10

Juist of onjuist?

a. De Nederlandse rechter kan een ieder verbindende verdragsbepaling buiten toepassing laten bij onverenigbaarheid met een wet in formele zin.

b. De Nederlandse rechter zal in geval van strijd tussen een wet in formele zin en een regel van ongeschreven volkenrecht in beginsel de eerste toepassen.

Vraag 11

Stel Nederland sluit een verdrag met land X om belastingontwijking tegen te gaan.

a. Hoe werkt de inhoud hiervan door in het Nederlandse recht?

b. Stel land X heeft gekozen voor het transformatiesysteem. Hoe werkt de inhoud van het akkoord door in het nationale recht van land X?

Vraag 12

Juist of onjuist?

a. Een nadeel van het incorporatiesysteem is dat de werking van het internationale recht door nationale maatregelen kan worden aangepast.

b. Een voordeel van het transformatiesysteem is dat een land beter grip houdt op het eigen recht, dat immers steeds bij nationale wet tot stand moet komen.

c. In een incorporatiesysteem krijgt het internationale recht direct gelding als nationaal recht.

Vraag 13

a. Wat zijn de organen van de Raad van Europa?

b. Wat is de rechtsmacht van het EHRM?

c. Wie kunnen er een klacht indienen bij het EHRM?

d. In een aantal procedures is nationale wetgeving getoetst aan het EVRM, zowel door de nationale rechter als het Europese Hof te Straatsburg. Noem een aantal belangwekkende uitspraken en geef aan waarom het ging.

Vraag 14

Juist of onjuist?

a. In de internationale rechtsorde ontbreekt een wereldwetgever die bindende regels kan uitvaardigen, behoudens vrijwillige aanvaarding daarvan door staten.

b. Hoewel in de internationale rechtsorde een wereldregering ontbreekt, wordt deze wel gekenmerkt door een centrale uitvoerende macht met betrekking tot de internationale vrede en veiligheid.

c. Individuen zijn geen subjecten van het volkenrecht.

Vraag 15

Het in artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest opgenomen stakingsrecht is 'een ieder verbindende bepaling' in de zin van art. 94 Gw.

a. Wat betekent dit en wat zegt artikel 94 Gw hierover?

b. Wie bepaalt of een verdragsbepaling een ieder verbindend is?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het Internationaal Strafhof heeft tot taak de berechting van personen die 'de meest ernstige internationale misdrijven' hebben begaan. Daaronder vallen genocide (volkerenmoord), misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. De rechtsmacht van het hof strekt zich mede uit tot dit soort internationale delicten indien deze zijn begaan tijdens een intern conflict van een bij het Statuut aangesloten staat. Het hof is echter alleen bevoegd met betrekking tot misdrijven die na de inwerkingtreding van het Statuut zijn begaan. Art. 5 Statuut Internationaal Strafhof.

Vraag 2

a. Indien beide partijen zich vrijwillig onderwerpen aan de rechtsmacht van het hof. (art. 36 Statuut Internationaal Gerechtshof)

b. Frederica handelt in strijd met het internationaal recht, namelijk door de contra's in het land te steunen in hun guerrillaoorlog. Dit is in strijd met het beginsel geen geweld tegen een andere staat te gebruiken. (Nicaragua case) (art. 2 lid 4 Handvest VN).

c. Preliminaire bezwaren: Frederica kan de rechtsmacht van het IGH met betrekking tot deze zaak in twijfel trekken. Waarschijnlijk niet, in de Nicaragua case verwierp de rechter ook de preliminaire bezwaren. Zelfverdediging (art. 51 Handvest VN), maar geen sprake van zelfverdediging.

Vraag 3

Onjuist, staten kunnen maatregelen nemen tegen een staat die zich niet aan de regels van het internationaal publiekrecht (schending van goede trouw, algemeen rechtsbeginsel, zaak Frankrijk tegen Australië).

Vraag 4

a. Het Internationaal Gerechtshof. Laagland en Almanië onderwerpen zich namelijk vrijwillig aan een rechter (art. 36 Statuut Internationaal Gerechtshof)

b. Er moet sprake zijn van een gedragswijze die zich in de loop van de tijd enige malen heeft herhaald (statenpraktijk). Er moet sprake zijn van een uniforme, wijdverbreide en constante praktijk. Ook moeten staten de overtuiging hebben dat die praktijk rechtens juist is (opinio iuris).

c. Almanië heeft het verdrag niet geratificeerd waardoor zij niet gebonden is aan het verdrag. Het verdrag kan dus niet wordentoegepast. Ook is het gebruik van de equidistantielijn geen gewoonterecht, omdat de opinio iuris ontbreekt (North Sea Continental Shelf Cases). De rechter zal dus geen van de bronnen gebruiken, maar oordelen dat de betrokken partijen in goed vertrouwen moeten onderhandelen om overeenstemming te bereiken over een billijke afbakening.

d. Algemene rechtsbeginselen en jurisprudentie (art. 38 Statuut Internationaal Gerechtshof)

Vraag 5

a. Totstandkoming van verdragen:

  • Voorbereiding verdragstekst (art. 90 Gw) (door vertegenwoordigers van de landen)

  • Ondertekening door regering (art. 4 Reglement van Orde Raad van Ministers jo. art. 12 WVV)

  • Advies van de Raad van State (art. 73 Gw)

  • Goedkeuring door de Staten-Generaal (art. 91 lid 1 Gw)

    • Expliciet: verplicht indien verdrag afwijkt van Gw (art. 91 lid 3 Gw)

    • Anders ook stilzwijgend (art. 3 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen)

  • Ratificatie (of bekrachtiging) door het staatshoofd + Minister van BuZa (art. 14 WVV)

  • Bekendmaking in Tractatenblad (art. 93 Gw (binding) en art. 95 Gw (de wijze waarop dit moet gebeuren) → zie verder Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen)

  • Inwerkingtreding (Dit is afhankelijk van het verdrag en van Nederland)

b. Incorporatiesysteem: als het verdrag in werking treedt (bilateraal of multilateraal), treedt het voor Nederland ook in werking.

c. Uitdrukkelijk (art. 91 lid 3 Gw) of stilzwijgend (art. 3 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen) (art. 4 en 5 Rijkswet)

d. Indien het verdrag afwijkt van de Grondwet dan wel tot zodanig afwijken noodzaakt. (art. 91 lid 3 Gw) → afwijking van de Grondwet impliceert namelijk een grondwetswijziging, en daarbij heb je ook twee derde van de stemmen nodig (art. 138 Gw)

Vraag 6

a. De Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad, Economische en Sociale Raad, Trustschapsraad, Internationaal Gerechtshof en Secretariaat. (art. 7 Handvest VN)

b. De Veiligheidsraad. Zij kan dwangmaatregelen nemen. De leden van de Verenigde Naties zijn verplicht de besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig het Handvest te aanvaarden en uit te voeren (art. 24 en 39 Handvest VN).

c. In de Veiligheidsraad worden besluiten genomen volgens de regel dat een besluit is aangenomen als negen leden daarmee hebben ingestemd, mits hieronder begrepen de vijf permanente leden (art. 27 lid 3 Handvest). De vijf permanente leden hebben daarmee vetorecht en kunnen besluiten blokkeren.

d. Ja, de leden van de Verenigde Naties zijn verplicht de besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig het Handvest te aanvaarden en uit te voeren (art. 25 Handvest). Hieruit volgt dat de lidstaten een gering deel van hun soevereiniteit van de VN, in het bijzonder aan de Veiligheidsraad, hebben overgedragen. Daarmee kun je ook wel spreken van een intergouvernementele organisatie met supranationale kenmerken.

e. Nee, het hof is alleen bevoegd in zaken waarin lidstaten zich vrijwillig onderwerpen aan de rechtsmacht van het hof.

Vraag 7

a. Onjuist, de rechtsmacht van het hof strekt zich uit tot kwesties met betrekking tot de interpretatie en toepassing van het EVRM (art. 32 EVRM).

b. Juist, art. 35 lid 1 EVRM.

c. Juist, dan is de de klacht niet-ontvankelijk (art. 35 lid 2 sub b EVRM).

Vraag 8

a. Onjuist, toestemming noodzakelijk.

b. Juist, diplomatieke immuniteit. Art. 29 en 37 Verdrag inzake diplomatiek verkeer.

c. Juist, persona non grata. Art 9 Verdrag inzake diplomatiek verkeer.

d. Onjuist, diplomatiek personeel moet zich wel aan de wetten van het gastland houden. Het gebouw is wel onschendbaar.

Vraag 9

a. Juist.

b. Onjuist, is een intergouvernementele organisatie.

Vraag 10

a. Onjuist, art. 94 Gw bepaalt dat de rechter wettelijke voorschriften die onverenigbaar zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties buiten toepassing moet laten.

b. Juist.

Vraag 11

a. Volgens het incorporatiesysteem: het verdrag geldt hier als zodanig, omzetting of transformatie in een nationale wet is niet nodig. Het verdrag werkt als zodanig in de interne rechtsorde.

b. Het verdrag wordt omgezet in een nationale norm hetgeen niet noodzakelijkerwijs een formele wet is. Omzetting of transformatie in een nationale wet is noodzakelijk. Voordeel: internationaal recht past precies in het nationale stelsel.

Vraag 12

a. Onjuist, dat is een nadeel van het transformatiesysteem.

b. Juist.

c. Onjuist, heeft wel directe werking in de nationale rechtsorde, maar het blijft internationaal recht.

Vraag 13

a. Comité van Ministers, Parlementaire Vergadering. (art. 10 Statuut Raad van Europa)

b. De rechtsmacht van het hof strekt zich uit tot alle kwesties met betrekking tot de interpretatie en de toepassing van het gehele EVRM en de daarbij behorende protocollen (art. 32 EVRM).

c. Een burger, een particuliere organisatie of een lidstaat (art. 33 en 34 EVRM).

d.

  • Burgerlijk recht: Marckx

  • Strafrecht: Zwolsman, EBI en Van der Velden.

Vraag 14

a. Juist, in de internationale rechtsorde is er geen centrale instantie die de naleving van regels afdwingt en sancties oplegt in geval van overtreding. Dichtst bij wereldwetgever: Algemene Vergadering.

b. Juist, de Verenigde Naties (Veiligheidsraad).

c. Onjuist, wel.

Vraag 15

a. Art. 94 Gw bepaalt dat de rechter wettelijke voorschriften die onverenigbaar zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen buiten toepassing moet laten. Het begrip een ieder verbindend betekent dat de grondwetgever niet wil dat de rechter verdragsbepalingen toepast waarvan de toepassing aan de wetgever is. Internationaal recht heeft voorrang op het nationale recht.

b. De nationale rechter, die moet de zaak oplossen naar Nederlands recht, kijkt naar de rangorde van de bepalingen.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2011