Rechtsvorming

Geef aan of de stelling juist of onjuist is. Motiveer uw antwoorden en verwijs, als dat mogelijk is, naar wetsartikelen.

Vragen

Stelling 1

De benoeming van een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht, valt te kwalificeren als een handeling van het bestuur.

Stelling 2

De Raad van State moet zowel over een voorstel van een wet in formele zin als over een ontwerp van algemene maatregel van bestuur, advies geven.

Stelling 3

De Staten-Generaal heeft krachtens attributie de bevoegdheid om wetten in formele zin te maken.

Stelling 4

Gerco de Vries heeft een huurachterstand van 16000,- bij zijn huurbaas. Het huis staat in Den Haag. De huurbaas woont in Amsterdam. De huurbaas is boos en besluit Gerco te dagvaarden. Gerco is echter inmiddels verhuisd naar Zwolle.

De Rechtbank Overijssel, sector kanton is bevoegd.

Stelling 5

Klaas heeft op zijn huis in neonletters ‘Nederland ontwapent’ geschreven. Bij de rechtbank beroept Klaas zich op art. 7 Gw. De officier van justitie zegt dat de gegarandeerde vrijheid in deze bepaling beperkt moet blijven tot het gedrukte schrift, neonletters vallen hier niet onder. De HR overweegt in zijn arrest: Het aanbrengen van een opschrift als het onderhavige moet met het aanbrengen van gedrukte of geschreven stukken op één lijn worden gesteld, nu dit als middle van bekendmaking in het maatschappelijk verkeer dezelfde functie heeft als het aanbrengen van geschriften in eigenlijke zin.

De HR maakt hier gebruik van de teleologische interpretatie.

Stelling 6

Lisa wil haar dwarsfluit voor 90 euro verkopen. Ze stuurt een appje naar haar vriendin Daphne waarin ze perongeluk zegt dat ze de dwarsfluit voor 80 euro verkoopt. Daphne appt terug akkoord te gaan. Wanneer Daphne de dag erna met 80 euro bij Lisa staat zegt Lisa dat ze zich heeft vergist end at ze 90 euro ervoor wil hebben. Daphne houdt Lisa aan de overeengekomen prijs van 80 euro.

Er is geen koopovereenkomst tot stand gekomen tussen Lisa en Daphne, omdat de wil en verklaring van Lisa niet overeenkomen.

Stelling 7

Sem is 12 jaar en verzamelt oude postzegels. Zijn ouders vinden het maar niks, omdat de postzegels zeer prijzig zijn. Ze 9,9verbieden hem dan ook nog meer postzegels te kopen. De postzegelhandelaar uit de buurt bidet Sem een week later voor 1000 euro een setje zeer kostbare oude postzegels aan. Sem koopt de postzegels van de postzegelhandelaar.

De ouders van Sem kunnen de koopovereenkomst ontbinden met een beroep op zijn minderjarigheid.

Stelling 8

Maria heeft 25 jaar geleden 200 euro geleend van haar ouders. Omdat haar ouders in de financiële problemen komen vragen ze het geleende geld terug. Maria denkt dat ze dat verschuldigd is en betaalt. Een poos later krijgt Maria een grote ruzie met haar ouders. Rond dezelfde tijd hoort ze van haar vriend dat de vordering al was verjaard (art. 3:306 BW), dus dat ze daarom niet verplicht was haar ouders terug te betalen.

Maria kan het betaalde bedrag terugvorderen van haar ouders op grond van onverschuldigde betaling.

Stelling 9

Frank heeft 50 grasmaaiers besteld bij Firma Grasmaaier. De levering moet uiterlijk woensdag 6 juli geschieden, anders heeft Frank niks meer aan de grasmaaiers. In de nacht voor de levering worden de grasmaaiers gestolen door een dievenbende, omdat de baas vergeten was de deur op slot te doen.

Frank hoeft Firma Grasmaaier niet in gebreke te stellen, want deze is van rechtswege in verzuim.

Stelling 10

De Hoge Raad heeft een aantal criteria gebruikt bij de vaststelling of er sprake was van gevaarzetting in het Kelderluik-arrest. Het onderstaande criterium is één van deze criteria.

De geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.

Stelling 11

Clara vraagt aan haar buurjongen Jip of hij op haar geliefde jonge katje wil passen, omdat zij een week met haar vriend weggaat. Jip gaat akkoord. Op de tweede dag dat Jip eten aan de kat brengt, ziet hij dat de kat ziek is. Hij brengt de kat naar de dierenarts en betaalt de kosten. Wanneer Clara weer terug komt vordert Jip de betaalde dierenarts kosten van Clara.

Op grond van zaakwaarneming (in de zin van art. 6:198 BW) moet Clara deze kosten betalen.

Stelling 12

Meester Robert krijgt op een dag de pop van kleuter Pien in bewaring. Hij vergeet de pop op een handige plek te leggen met als gevolg dat de pop uiteindelijk tussen de schoolpoppen terecht komt. Een week later pakt meester Robert per ongeluk dezelfde pop en geeft het mee aan de kleuter Ans waarvan hij weet dat de ouders geen geld hebben om een pop te kopen.

Ans is eigenaar geworden van de pop.

Stelling 13

Ricardo leent een motor van zijn opa en neemt de motor mee naar huis.

Tijdens deze leenperiode is hij de bezitter van de motor zolang hij de motor feitelijk onder zich heeft.

Antwoordindicatie Rechtsvorming

Stelling 1

Juist. De leden van de rechterlijke macht die met rechtspraak zijn belast, worden bij koninklijk besluit benoemd (2 pnt). Dit staat in art. 117 lid 1 GW (1 pnt). Een koninklijk besluit wordt gemaakt door de regering (1 pnt). De regering is onderdeel van het bestuur (1 pnt). Verheugt H2.

Stelling 2

Juist. Over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur moet de Raad van state worden gehoord (3 pnt). Dit staat in art. 73 lid 1 GW (1 pnt). In de Grondwet wordt met de term wet een wet in formele zin bedoeld (1 pnt). Verheugt H3.

Stelling 3

Onjuist. De regering en de Staten-Generaal gezamenlijk stellen wetten in formele zin vast (3 pnt). Dit staat in art. 81 GW (2 pnt). Verheugt H3.

Stelling 4

Onjuist. Het is een zaak betreffende een huurovereenkomst. Dus Rechtbank, sector kanton. Art. 42 RO jo. Art. 93 sub c Rv. -> absolute competentie. (2 pnt). De Hoofdregel voor de relatieve compententie is woonplaats gedaagde art. 99 RV. Maar art. 103 Rv zegt dat in zaken betreffende huur van een woonruimte is uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde is gelegen. Dat is niet de Rechtbank Overijssel. Bevoegd is de sector kanton van Rechtbank Den Haag. (3 pnt). Verheugt H4.

Stelling 5

Juist. De rechter kijkt hierbij naar de meest zinnige en meest gewenste betekenis van de bepaling ( 3pnt) in de huidige maatschappelijke omstandigheden (2 pnt). Verheugt H4.

Stelling 6

Onjuist. Bij wilsontbreken komt er in beginsel geen overeenkomst tot stand (1 pnt). Dit staat in art. 3:33 BW en ook art. 6:213 BW jo. Art. 6:217 BW (1 pnt). Maar er is de wilsvertrouwensleer, waardoor de overeenkomst wel tot stand komt (2 pnt). Dit staat in art. 3:335 BW (1 pnt). Verheugt H8.

Stelling 7

Onjuist. De rechtshandeling biedt geen mogelijkheid om te ontbinden, maar is vernietigbaar (1 pnt). Dit staat in art. 3:32 lid 2 BW ( 1 pnt). Sem is namelijk handelingsonbekwaam ( 1 pnt), want hij heeft geen toestemming van zijn ouders en is minderjarig art. 1:233 BW en art. 1:234 lid 1 BW (1 pnt). Deze rechtshandeling is ook niet gebruikelijk in het maatschappelijk verkeer art. 1:234 lid 3 BW (1 pnt). Verheugt H6.

Stelling 8

Onjuist. De vordering verjaart na 20 jaar en dan ontstaat een natuurlijke verbintenis art. 6:3 BW. Er is een vorderingsrecht, maar geen rechtsvordering. (2 pnt). Wanneer een rechtsgrond ontbreekt wordt de betaling onverschuldigd art. 6:203 BW (1 pnt). Er is in dat geval wel een rechtsgrond voor de betaling, namelijk de natuurlijke verbintenis die is ontstaan door de verjaring van de vordering ( 1pnt). Wanneer er ter voldoening van die natuurlijke verbintenis is voldaan, kan niet als onverschuldigd betaald teruggevorderd worden (1 pnt). Verheugt H6.

Stelling 9

Juist. Er is verwijtbaar gehandeld door de Firma waardoor een beroep op overmacht niet zal slagen. Het is een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenis (2 pnt). Er is een fatale termijn afgesproken in de overeenkomst ( 1 pnt). Daardoor ontstaat verzuim van rechtswege (1 pnt) in de zin van art. 6:83 sub a BW (1 pnt). Verheugt H6.

Stelling 10

Onjuist. Dit is het relativiteitsvereiste, geen kelderluik-criterium (4 pnt). Art. 6:163 BW (1 pnt). Verheugt H9.

Stelling 11

Onjuist. Er is geen sprake van zaakwaarneming, maar van een overeenkomst (3 pnt). Zaakwaarneming gaat om feitelijk handelen, maar hier wordt de bevoegdheid aan een rechtshandeling ontleend (overeenkomst) (2 pnt). (art. 6:198 en 7:600 BW). Verheugt H9.

Stelling 12

Onjuist. Ans krijgt de pop van een beschikkingsonbevoegde vervreemder (meester Robert) (1 pnt). Er wordt niet voldaan aan de eisen die art. 3:84 lid 1 BW aan de overdracht van een goed stelt (1 pnt). Ans wordt niet beschermd door art. 3:86 BW (2 pnt), nu zij geen tegenprestatie heeft verricht, zij heeft namelijk de pop gratis (om niet) gekregen (1 pnt). Verheugt H7.

Stelling 13

Onjuist. Ricardo is houder van de motor, want hij heeft een rechtsverhouding met zijn opa. Hij leent en houdt de motor niet voor zichzelf, dus er is geen sprake van inbezitneming (4 pnt). Art. 3:107 lid 1 BW (1 pnt). Verheugt H7.