Communication, marketing, pr and sales - Theme
- 14136 reads
Social media kan ruw gedefinieerd worden als een groep van op het internet gebaseerde applicaties, die samen de ideologische en technologische basis van Web 2.0 vormen en hierbij de maak en uitwisseling van user-generated inhoud mogelijk maken. (Definitie volgens Kaplan en Haenlein)
Van networked communication naar platformed sociality
De uitvinding van het Wereldwijde Web in 1991 door Tim Berners-Lee leidde tot een nieuw type van netwerk communicatie. Met deze netwerk media kon men zich aansluiten aan of gebruik maken van een groep, maar het netwerk verbond de mensen niet automatisch aan elkaar. Dit gebeurde met de komst van Web 2.0 rond 2000, waarmee de netwerk communicatie interactief werd.
Volgens Lisa Gitelman kunnen de complexe verbindingen van de media gezien worden als sociale structuren van communicatie, die zowel de technologische vormen en haar protocollen bevatten als culturele gebeurtenissen waar mensen verbonden worden.
Het dagelijkse leven verandert samen met de media, waarbij beide invloed op elkaar hebben. Doordat men steeds meer op het internet zit, zijn social media platforms een functionele infrastructuur geworden. Hierdoor wordt het web niet langer alleen gestuurd, maar ook geprogrammeerd. De nadruk kwam van het gebruik bij de gepersonaliseerde service te liggen. Zo werden sites niet langer bestuurd als conduits (leiders), maar als applied services (toegepaste diensten). Jonathan Zittrain noemt deze overgang appliancization. Volgens Michel de Certeau onderhandelt het publiek vervolgens over hoe ze de aangeboden diensten gebruiken, dit noemt hij tactics to negotiate. De ontwikkeling van social media platforms heeft grote invloed gehad op publieke en privé communicatie.
Social media platforms zijn naast een afgemaakt product ook dynamische objecten, die zich aanpassen aan de behoefte van de gebruiker en het echt gemaakt hebben als hun naam een werkwoord is geworden (zoals ‘googlen’). Zoekmachines en browsers hebben het web gecultiveerd, met Google Search als grote winnaar. Op het succes van deze grote social media platforms liften application program interfaces (APIs).
Onder social media bestaan verschillende types:
De types kunnen uiteraard overlappen. De meeste social media platforms begonnen als één type, maar hebben zich gaandeweg uitgebreid naar meerdere type sites.
Het maken van het sociale web: het coderen van connecties van mensen
Rond 1970 werd informatietechnologie nog vaak beschouwd als een instrument van controle. Rond 1960 ontstond echter al een tegenbeweging, die de waarden van de gemeenschap en collectiviteit samenvoegde met het idee van persoonlijke vrijheid en macht. Deze twee opvattingen botsten gedurende de jaren 70, maar aan het eind van het decennium werden computers eindelijk gezien als potentiële instrumenten van vrijheid in plaats van onderdrukking. Zoals Fred Turner liet zien werden netwerken steeds vaker verbonden met het idee van ‘expressions of the true self’ en ‘peer-to-peer adhocracy’. In het begin van het internet was er sprake van input van het publiek, maar deze werd door commerciële ontwikkelaars snel de kop in gedrukt. Met Web 2.0 kwam er een nieuwe kans voor deze interactiviteit. Tussen 2000 en 2006 groeide deze behoefte aan contact en medewerking en hiermee introduceerde Henry Jenkins de wereld van een convergence culture. Een cultuur waar oude en nieuwe media en producent en consument op elkaar inwerken. In 2008 introduceerde Axel Bruns een nieuwe klasse producenten, die zowel gebruikers als distributeur zijn (bijvoorbeeld schrijvers op Wikipedia).
Social media platforms proberen een human network te bouwen, waar de mens zelf kan meewerken aan wat hij of zij wil. Toch zijn de netwerken van invloed op wat deze individuen doen en denken, volgens Christakis en Fowler. Naast human networks zijn social media dus ook automated systems die connecties manipuleren en ontwikkelen, maar wordt het human netwerk het meest aangeprezen door social media. Zo wordt ook het idee van participatie en meewerken door de social media zeer aangeprezen, maar is deze vooral gericht op commercie. Het beïnvloeden ontstaat ten eerste doordat persoonlijke en digitale verbondenheid samengevoegd wordt op het web en hiermee deze verbondenheid zijn waarde verliest door woorden als ‘friending’ en ‘followers’. Dit wordt het popularity principle genoemd: hoe meer contacten je hebt, hoe meer status je hebt, aangezien meer mensen denken dat je populair bent en zo ook weer vrienden met je willen worden. Dit geldt ook voor dingen die ‘leuk gevonden’ kunnen worden. Op het web draait het om kwantiteit en niet langer om kwaliteit. Populaire mensen of dingen geven hierdoor een boodschap af en sturen de gebruikers. Het web kan ook beter ‘verbonden media’ heten in plaats van sociale media, aangezien het sociale gedeelte het resultaat is van input van mensen die gestuurd zijn door het internet en andersom.
Het gemeenschapgevoel verkoopbaar maken: verbondenheid als hulpmiddel
Rond 2006 werd de netwerkinformatie omgeving gezien als een sector die zou groeien tot een welvarende markt van informatie en creatieve productie. Een nieuwe public sphere ontstond, een networked public sphere, die volgens Benkler naast de commerciële massamedia markten zou opkomen. In 2005, echter, ontstond er zo een grote toename aan gebruikers dat de toen nog kleine social media netwerken het niet aankonden en overgenomen werden door grote media corporaties. Tussen 2005 en 2008 probeerden deze corporaties hun commerciële doeleinden zo veel mogelijk voor de gebruiker verborgen te houden. De corporaties moesten tegelijkertijd nieuwe gebruikers lokken, voor eigen doeleinden, en de huidige gebruikers tevreden houden (Clemons). Vervolgens gebruikten zij een Wikipedia aspect, namelijk de gebruikers participatie, en voegden deze samen met hun for-profit bedrijfsmodellen.
Voorstanders van sociale media beargumenteren dat er met Web 2.0 een nieuwe publieke sfeer is ontstaan. Zo zegt Papacharissi dat social media platformen een plaats hebben gecreëerd waar privé en publiekelijk samen komen.
Tegenstanders bestaan uit twee partijen. Ten eerste de politieke economisten, die beweren dat sociale media gefaald hebben als democratische experimenten, die rust op een geloof in een nieuwe publieke sfeer. Ten tweede de groep die volhoudt dat gebruikers worden geëxploiteerd, door de verkoop van hun data.
Het ecosysteem van verbindende media in een cultuur van connectivity
Sociale media vormen een arena van publieke communicatie waar normen gevormd worden en regels bestreden. Volgens Foucault vormen normen de sociale en culturele basis voor wettelijke regelingen. Hiermee wordt de kracht van normen veel groter dan de kracht van wet en bevel. Tegenwoordig zijn de sociale media zo ver ‘genormaliseerd’ dat veel mensen al niet eens meer nadenken over de normen op het web.
De cultuur op het web is overstroomd door codeertechnologieën, waarvan de organisatie van sociale uitwisseling draait op neoliberale, economische principes. Daarnaast evolueert the culture of connectivity zich als een deel van langere, historische transformatie, gekarakteriseerd door het resetten van grenzen tussen private, gezamenlijke en publieke domeinen.
Volgens van Dijck bestaat het ecosysteem van verbindende media uit microsystemen, sociale media, waarin sociale en culturele normen iedere dag evolueren en beïnvloeden en beïnvloed worden door de microsystemen.
De ontwikkeling van nieuwe technologieën is niet te scheiden van de opkomst van gebruikersactiviteit en inhoud, terwijl het ook onmogelijk is de organisatie te negeren.
Als we de actor-network theory en de political economy samenvoegen en zo naar de transformatie van de technologie kijken komen we bij een model. Dit model bestaat uit twee configuraties:
Het combineren van twee benaderingen
Zoals eerder genoemd kunnen we bij de dynamiek van media constellaties twee benaderingen gebruiken, namelijk de actor-network theory (ANT) en de politieke economie, die op verschillende niveaus werken.
De ANT richt zich op de evoluerende netwerken van mensen en technologieën, terwijl de politieke economie zich bezig houdt met de economische infrastructuur en wettelijk politieke besturen als voorwaarden van de evolutie van netwerken.
De ANT is ontwikkeld door Latour en houdt zich bezig met de relatie tussen technologie en mensen en probeert uit te leggen hoe deze relaties zowel materieel als semiotisch zijn. Daarnaast gaat de ANT ervan uit dat elke actor betekenis kan hebben voor een netwerk, zowel menselijk als onmenselijk. De ANT is echter beperkt in zijn analytische kant, omdat er geen plek is voor een a priori onderscheid tussen technologieën en haar sociale dimensies. Daarnaast is er maar weinig aandacht voor de rol van inhoud en culturele vorm. Ten slotte houdt de ANT geen rekening met de economische en politieke matrix waaruit netwerken ontstaan.
De politieke economische benadering richt zich op de organisatiestructuren. De macht in netwerken ligt bij de programmeurs en de switchers, die de samenwerking van verschillende netwerken kunnen verzorgen en kunnen verbinden. In deze theorie van Castells wordt echter niet gekeken naar de technologie.
Platformen als technisch-culturele constructies
Technologie
Platformen zijn:
Het is belangrijk om de software duidelijk te maken en te kijken hoe deze effect heeft op sociale acties.
Met vijf significante concepten kan de technologische dimensie uitgepakt worden.
Data zijn persoonlijke informatie of alle soort informatie die geschikt is voor het tonen op een computer. Metadata bevat gestructureerde informatie om informatie bronnen uit te leggen, te beschrijven en te lokaliseren of anders om het makkelijker te maken deze te vinden, gebruiken of te beheren.
Een eindige lijst van goed gedefinieerde instructies voor het calculeren van een functie, een handleiding voor het produceren van output van input. Deze algoritmen zijn vaak geheim, omdat ze gebruikersdata verwerken en gebruiken.
Protocollen zijn formele beschrijvingen van de regels voor berichten tussen of in computersystemen. Volgens Galloway zijn protocollen technische sets van regels die hun bruikbaarheid verdienen door hoe ze geprogrammeerd zijn en door hoe ze bestuurd worden door hun bezitters.
Protocollen zitten verborgen achter interfaces. Een onzichtbare interface koppelt software aan hardware en menselijke gebruikers aan databronnen. De zichtbare interface bevat vaak technologische mogelijkheden en reguleringsmogelijkheden, die verbindingen tussen gebruikers sturen.
Interfaces worden vaak gekarakteriseerd door defaults: settings die bij software horen die het gedrag van gebruikers in een bepaalde mate sturen.
Beer noemt de deels zichtbare, machtige informatie apparatus de technological unconscious. Mensen zijn zich niet bewust van alle mechanismen die effect op hen uitoefenen.
Gebruikers en het gebruik
Bij het analyseren van gebruikersvertegenwoordiging moet er rekening gehouden worden met het onderscheid tussen een expliciete en een impliciete gebruiker. Impliciet gebruik is het gebruik ingeschreven in de vormgeving van de ontwikkelaar. Met expliciet gebruik wordt bedoeld hoe echt of feitelijk gebruikers en sociale media op elkaar inwerken. Expliciet gebruik kan echter gebruikt worden op verschillende manieren. Ten eerste als een demografisch of statistisch begrip. Ten tweede het experimentele onderwerp. Ten derde als etnografisch onderwerp.
Inhoud
Het delen van inhoud zorgt voor een gevoel van verbondenheid en wekt reacties op. Gebruikers en bezitters hebben gemeen dat ze voor ‘goede inhoud’ zijn, er zijn echter ook verschillen. Zo houden gebruikers van differentiatie en bezitters meer van standaardisatie.
Platformen als sociaaleconomische structuren
Eigendom
De meeste sociale media platformen begonnen als non-profit, gebruikergecentreerd en met meerdere bezitters en ontwikkelde zich tot een forprofit, bezittergecentreerd model. Ook is de verticale integratie toegenomen, om maar zo veel mogelijk gebruikers te genereren. Daarnaast worden er steeds meer partnerships aangegaan. Zo kan een platform met een ander platform samenwerken en zo ‘buttons’ en data uitwisselen. Ook kan een platform gebruik maken van een oudere media, zoals televisie.
Bestuur
Een gebruiker gaat iedere keer dat hij gebruik maakt van sociale media akkoord met de Terms of Service (ToS) en de end-user license agreements (EULAs). In deze regels staan normen, privacysettings en de verkoop van data aan derde partijen beschreven.
Bedrijfsmodellen
Sociale media gebruiken verschillende modellen en deze modellen bepalen meestal het succes of het falen van een platform. Sommige platformen maken gebruik van een gratis model, andere van een freemium, waar betaald en gratis gebruik samengaan. Zoals Clemons aanwijst, is het in de modellen belangrijk om de balans te vinden tussen het tevredenstellen van de gebruikers en het ontwikkelen en rijk worden van de bezitters. Een gratis model kan alleen bestaan door advertenties. Hoewel in het begin van de sociale netwerken de bezitters bang waren gebruikers weg te jagen met advertenties, is de reclamecultuur tegenwoordig heel normaal en veel gebruikt.
Het verbinden van platformen, het opnieuw samenvoegen van het gemeenschapsgevoel
Met het uit elkaar halen van een platform, kun je de zes onderdelen zien en hoe deze werken. Het succes zit hem echter in de verbindingen tussen deze microsystemen. Wat het ecosysteem het meest karakteriseert zijn de verbondenheid en samenhangende gebruik.
Facebook coderen: De duivel zit in de standaardinstelling
Technologie
Sharing (delen) betreft twee verschillende types van coderingseigenschappen. De eerste is connectedness, het richten van gebruikers op het delen van informatie door middel van doelgericht ontworpen interfaces. De tweede is connectivity, het doorgeven van gebruikersinformatie aan een derde partij, door middel van functies als de Like button. Facebook richt de aandacht zoveel mogelijk op connectedness, zodat het bezwaar op connectivity zo klein mogelijk blijft.
Facebook ontstond in 2004 op Harvard, waar het een link legde tussen het delen van informatie met medestudenten en de onderwijsomgeving. Vanaf 2005 konden ook niet-studenten zich toevoegen en begon Facebook voorzichtig met het plaatsen van advertenties. Toen in 2007 Beacon, die het doorgeven van gebruikersinformatie aan derde partijen promoot, werd geïntroduceerd, leidde dit tot een opschudding. Gebruikersinformatie werd doorverkocht aan grote, commerciële websites en een optie om dit uit te schakelen bestond nog niet. Na vele protesten werd Beacon compleet afgeschaft. Het probleem van Beacon was dat het voor de gebruikers te duidelijk was dat hun informatie werd doorverkocht in een tijd waarin het delen van informatie met derde partijen nog niet was geaccepteerd. Facebook kwam vervolgens in 2007 met het Facebook Platform, waardoor commerciële bedrijven zelf applicaties konden maken voor op Facebook, waar gebruikers hun informatie mee deelden. Hierdoor kwam het delen van informatie buiten het territorium van Facebook te liggen, in plaats van in het sociale netwerk.
In 2010 zette Zuckerberg (oprichter van Facebook) nog een stapje verder met de introductie van The Open Graph en de Like Button. Met de Open Graph kunnen uitwendige websites data verzamelen om een persoonlijke ervaring te geven op hun eigen site. Deze zogenaamde Social plug-ins richten zich op het samentrekken van het Internet. Een deel van deze moeite is het geven van ieder object, zowel menselijk als levenloos, een uniek ID, genaamd de OAuth 2.0. Met dit ID kunnen gebruikers persoonlijke bezitting als foto’s en video’s delen met andere sites zonder dat ze eerst hun gebruikersnaam of wachtwoord moeten invullen. Ook met de Like Button worden de handelingen van de gebruikers gevolgd.
De onderliggende algoritmes die de data filteren en er een betekenisvolle stroom van maken zijn EdgeRank en GraphRank. EdgeRank rangschikt de vrienden van gebruikers op intimiteit en gebruikt informatie van intiemere vrienden meer. De gebruikte algoritmes zijn zeer lastig te vinden en zijn nauwelijks vrijgegeven door Facebook. Facebook weet de aandacht van deze algoritmes af te houden door de nadruk te leggen bij connectedness.
Gebruikers
Gebruikers sluiten zich aan bij Facebook vanwege twee redenen: verbonden worden en blijven en om succesvol verbonden te geraken. Volgens Christofides, Muise en Desmarais zijn de mensen in wiens identiteit het meest wordt deelgenomen door andere gebruikers het meest populair. Facebook is daarnaast ook het grootste sociale netwerk en is daarmee het meest geschikt voor mass self-communication, zoals Castells het noemt. Het uitbreiden van je eigen identiteit ook buiten je intieme cirkels. Hoewel de meeste gebruikers weten dat ze gestuurd worden, blijven ze het leuk vinden om hun vrienden te onderhouden, al blijft er een onderscheid tussen Facebook vrienden en ‘echte’ vrienden, zo beweren Ellison, Steinfield en Lampe. Toch zijn er ook mensen die zich wel zorgen maken om de steeds veranderende vorm van Facebook die connectivity steeds beter mogelijk maakt. Echter, door de enorme groei van Facebook zijn zelfs een miljoen protesterenden weinig in vergelijking met het totaal aantal gebruikers. Naast protesten proberen tegenstanders zich ook te mengen in de technologie van Facebook. Nog andere vormen van protesten noemt Galloway counter-protocological attacks: het hacken en versperren van bepaalde protocollen, zoals bijvoorbeeld een App die de Like Button op alle sites uitschakelt. Zulke bewegingen worden echter door Facebook tegengewerkt. Een subtielere vorm van kritiek is door de journalistiek, het blootleggen van de tactieken die Facebook gebruikt aan het grotere publiek. Toch is het zeer moeilijk om compleet met Facebook te stoppen, doordat het deactiveren van je account niet genoeg is om uit Facebook’s bestanden te verdwijnen.
Inhoud en culturele vorm
De graduele verschuiving van gebruikers connectedness naar bezitters connectivity leidde ook tot een verandering in organisatie van Facebook’s inhoud, namelijk van een database structuur naar een narrative structuur. Garde-Hansen merkte op dat Facebook werd gepresenteerd als een database, waardoor de site een collectie was van collecties en het collectief. Dit veranderde in een narratieve structuur met de introductie van de tijdlijn in 2011, waardoor gebeurtenissen verzameld werden als een soort biografie, in plaats van losse data. Volgens gebruikers worden hierdoor herinneringen en emoties ook deel van Facebook. Natuurlijk waren er ook protesten tegen de Timeline, aangezien deze gepaard ging met een verlies aan privacy.
Facebook merken: Wat je deelt is wat je krijgt
Eigendom
Facebook is uitgegroeid tot één van de grootste sociale netwerken. Zo zorgt de grootte voor gemak bij gebruikers en meer advertentiemogelijkheden voor bezitters, zoals Wu toonde. Door zijn grootte kan hij niet alleen de concurrenten verslaan maar ook vaststellen hoe een sociaal netwerk behoort te zijn.
Op het ondernemingsniveau heeft sharing de bijbetekenis frictionless sharing gekregen, een betekenis die op twee niveaus tegelijkertijd plaats vindt. Ten eerste om het gebruikers gemakkelijk te maken om te bewegen van Facebook naar een ander platform, zonder extra te klikken. Ten tweede om platform bezitters tevreden te stellen door ze te koppelen aan Facebook en zo de informatie open te stellen voor een derde partij.
Bestuur
Een grote bron van kritiek is de Terms of Service(ToS) van Facebook, die zeer lang is en geregeld wordt aangepast. Het gevolg is dat veel mensen de voorschriften niet lezen en er een inbreuk op hun privacy ontstaat. Daarnaast bestaan de algemene voorwaarden uit vijf verschillende levels. Ook in de principes van Facebook komt de dubbele betekenis van sharing terug. Zo staat er dat de gebruikers de bezitters zijn van hun informatie en deze zodanig kunnen beschermen, maar dat deze bescherming er niet voor kan zorgen dat mensen deze verkregen informatie zullen gebruiken. Hiermee spreekt Facebook zichzelf tegen. Daarnaast presenteert Facebook de optie van privacy settings, al geld ook hier dat dit niet men weerhoudt van het gebruiken van de informatie, waarmee privacy settings een illusie worden.
Meerdere groepen hebben Facebook dan ook aangeklaagd, waarop Facebook reageerde met een town hall meeting: een platform waarop gebruikers voorstellen konden doen voor de Facebook Principles en de Facebook Bill of Rights and Resposibilities. Deze voorstellen zouden echter alleen in acht worden genomen als dertig procent van de gebruikers van Facebook zou instemmen. Een onmogelijke taak, aangezien Facebook al meer dan 200 miljoen gebruikers had. De town hall meeting werd wel opgenomen in de Facebook Principles, al is niet duidelijk hoe deze worden uitgevoerd. Hieruit wordt duidelijk dat de transparantie waar Facebook zo naar streeft, eenzijdig is, namelijk vanaf de kant van de gebruiker.
Bedrijfsmodellen
Een groot bedrijfsmodel is die van advertenties. Naast connectivity produceren sociale netwerken nog twee potentiële economische waarden, namelijk attention en popularity. Bij attention draait het om gezien te worden en vindt dan ook plaats in de vorm van banners en pop-up advertenties. Popularity draait om het jezelf bekend maken. Economisch succes zit in de combinatie tussen plekken waar mensen samenkomen en plaatsen waar goederen worden gekocht en verkocht. Daarom hecht Facebook zo veel waarde aan het voorop stellen van connectedness, aangezien dit gebruikers trekt.
Naast advertenties verkoopt Facebook ook pagina’s aan grote en kleine merken. Zo krijgt Facebook een deel van de opbrengst die verdient wordt aan spellen als CastleVille.
Facebook probeert met zijn verschillende bedrijfsmodellen constant een geschikte balans te vinden tussen het tevreden stellen van gebruikers en het doorverkopen van hun informatie aan derde partijen.
Gedeelde normen in het ecosysteem van verbonden media
Sharing gaat gepaard met een culturele strijd. Gebruikers worden namelijk beïnvloed door de ideologie van Facebook. Dit komt niet alleen door Facebook zelf, maar ook door alle bedrijven en sites die Facebook gebruiken, om mee te liften op zijn populariteit. Hierdoor is het delen van informatie normaal geworden, naast het inzien van ieders dagelijkse handelingen. Ook is het idee van delen veranderd, van het idee van het delen van informatie onder gebruikers, naar het delen van informatie met de hele wereld. Daar bovenop wordt friending door kinderen gezien als een wedstrijd, waarin het doel is zo veel mogelijk vrienden te verzamelen.
Ook al is er verschrikkelijk veel kritiek op het privacy beleid van Facebook, er zijn ook mensen die hier zelf aan bijdragen. Zo houden dokters hun patiënteninformatie geheim, maar zijn er patiënten die alle details van hun ziekte op Facebook zetten.
En ook al is Facebook verschrikkelijk groot, toch kan hij ieder moment instorten, want zijn sterkte sharing is ook zijn zwakte. Op het moment dat gebruikers besluiten dat Facebook niet langer ‘cool’ is, kan hij instorten. Toch is Facebook’s ideologie al zo ver doorgedrongen, dat deze hoogstwaarschijnlijk zal blijven bestaan.
Twitter werd opgericht in 2006 en wordt door sociale constructivisten gezien als in de fase interpretive flexibility, een fase waarin een technologie nog niet is gestabiliseerd. Het streven van Twitter is het worden van een ‘onzichtbare’ technologie, zoals Deuze al eerder beweerde over media.
Het stellen van de existentiële vraag: Wat is Twitter?
Technologie
Twitter was een heel nieuwe technologie en het is moeilijk om na te gaan wat Twitter nou precies is. Twitter is een platform van microblogging en verwierf zichzelf in tegenstelling tot andere microblogging platsforms een autonome positie. In 2007 werd Twitter toegevoegd aan Facebook, wat een groot succes betekende voor Twitter.
Typerende kenmerken van Twitter zijn:
In 2010 introduceerde Twitter het ‘Nieuwe Twitter’, waardoor gebruikers filmpjes en foto’s op andere sites konden bekijken zonder Twitter daadwerkelijk te verlaten. Twitter begon toen ook gebruik te maken van de OAuth en het volgen van gebruikers. Daarnaast lanceerde Twitter Promoted Tweets en Promoted Trends, die gefinancierd werden door sponsors. In 2011 kwam Twitter met het ‘Nieuwe nieuwe Twitter’, die gebruiksvriendelijker was en een reactie op aangepaste sites als Facebook met de nieuw geïntroduceerde Timeline.
Gebruikers en het gebruik
Ook Twitter heeft een hiërarchie en onderhoudt een paradox waar Twitter een hulpmiddel is voor sociale en politieke organisatie, maar ook een platform voor zelfpromotie.
De eerste aanname is dat Twitter vooral jonge en/of studerende gebruikers heeft, maar in feite bestaat het merendeel aan gebruikers uit ouderen (boven 35) die Twitter in de beginjaren gebruikten voor zakelijke doeleinden. Sinds het ‘Nieuwe Twitter’ heeft een verschuiving plaatsgevonden naar meer jongere gebruikers. Daarnaast is maar een kleine hoeveelheid (10 procent) verantwoordelijk voor een groot deel van de tweets (90 procent). Dus hoewel Twitter gezien wordt als een open ‘town hall’ zijn niet alle gebruikers gelijk.
Het gevolg ervan is dat er twitteraars zijn die ‘de macht grijpen’. Zo ontstond er in 2009 in Iran een ‘Twitter Revolutie’, waar men door middel van tweets werd opgeroepen. Hiermee werd Twitter gezien als bevrijdend, al is hierop ook kritiek. Volgens onder andere Morozov en Christensen kan de overheid de sociale media net zo goed gebruiken om de protestanten op te sporen. Doordat Twitter de invloed van gebruikers meet, zijn niet alle gebruikers even machtig en konden juist de mensen met banden de revolutie in Iran opzetten.
Daarnaast gebruikt Twitter deze metingen van invloed ook voor zelfpromotie. Twitter zorgt er namelijk voor dat de meest invloedrijke Twitteraars als politici en beroemdheden ook het meest invloedrijk blijven, zodat Twitter kan profiteren van de grote hoeveelheid communicatieverkeer en daarmee advertentiemogelijkheden. Niet alleen bekenden, maar ook ‘normale’ gebruikers gebruiken Twitter voor zelfpromotie. Adverteerders betalen dan ook graag invloedrijke (Twitter) gebruikers om hun producten te verspreiden. ‘Following’ betekent niet langer het samenkomen voor interactie, maar ook het ‘inkopen’ in iemands ideeën.
Inhoud en culturele vorm
Zowel kwaliteit als kwantiteit zijn belangrijk in het beschrijven van Twitter’s paradoxale natuur. De ‘tweet’ is het meest kenmerkend en kan teruggevonden worden in verschillende media, van journalistiek tot literatuur. De kwaliteit van tweets is wijd besproken en wordt zowel geloofd voor het mogelijk maken van een openbaar debat, als bekritiseerd voor het verspreiden van een ‘verbale diarree’. Meest geliefde tweets zijn tweets waarin vanuit de eerste persoon wordt gesproken en tweets die effectieve inhoud bevatten, als meningen of een spontane reactie. Toch is kwantiteit het meest bepalend. De grote stroom tweets wordt vaak gezien als een mondiaal bewustzijn, maar het maakt het structureren van tweets voor Twitter erg moeilijk. Meer tweets per seconde heeft meer invloed dan een tweet van kwaliteit. Volgens Habermans zorgt dit ervoor dat de public sphere corrupt raakt, doordat door het maken van trending topics over meningen van mensen, de meningen van andere mensen ook worden beïnvloed.
Het stellen van de strategische vraag: Wat wil Twitter?
Eigendom
Het idee van Twitter is het ontwerpen van een individuele microblogging service. Deze individualiteit komt echter in het geding door de tegenstrijdige ambities van Twitter: aan de ene kant het mogelijk maken van verbondenheid en aan de andere kant het exploiteren van de data van gebruikers. Om zichzelf te onderscheiden noemt Twitter zichzelf een informatie netwerk, in plaats van een social network service, zoals Google+ en Facebook.
Als Twitter echter een leidende functie wil bezetten, zal het niet verwonderlijk zijn als Twitter zal gaan samenwerken met grote inhoudproducenten en uitzendindustrieën. Dit zal niet alleen gevolgen hebben voor Twitter’s eigendomstatus, maar ook voor de bedrijfsmodellen.
Bedrijfsmodellen
Lange tijd had Twitter geen bedrijfsmodel en werd er alleen gericht op het verkrijgen van een zo groot mogelijk aantal gebruikers. Toen Twitter zichzelf nog zag als een hulpmiddel voor communicatieverkeer, richtte het zich vooral op het dan wel verkrijgen van heffingen van gebruikers of gemiddelde heffingen van gezamenlijke klanten. Aangezien gebruikers soortgelijke, andere platformen gratis konden gebruiken, viel het eerste idee snel af. Het tweede idee werd wel gebruikt en al snel werd Twitter gezien als een middel om je bedrijf succesvol te maken. Vanaf 2010 begon Twitter ook gebruik te maken van advertenties en het ontwikkelen van services die data van gebruikers konden nagaan, zoals Promoted Tweets.
Toch bleef Twitter het moeilijk vinden om de constante stroom van tweets te onderhouden en hiervoor een goed bedrijfsmodel te vinden. Vele marktonderzoekers pleiten daarom voor een bedrijfsmodel waarin Twitter meer toenadering zoekt bij bedrijven. Het probleem dat dan echter ontstaat is dat Twitter, terwijl het pleit voor een neutraal platform, manipulatie promoot. Hier bovenop komt het principe van Andrejevic, namelijk affective economics, die concludeert dat als data wordt gemeten de data ook gestuurd wordt en Twitter hiermee helemaal zijn ‘neutrale’ imago verliest. Om deze redenen heeft Twitter vooralsnog geen vast bedrijfsmodel, maar experimenteert het met verschillende modellen.
Bestuur
Twitter heeft in contrast met Facebook niet of nauwelijks problemen met privacy. De gebruikers weten dat alles wat ze zeggen, gezien kan worden en in ruil daarvoor beschermt Twitter hun vrijheid van meningsuiting. In 2012 wilde Twitter echter een beleid van censuur instellen, waarin bepaalde tweets in bepaalde regio’s konden worden geblokkeerd. Twitter wilde dit beleid invoeren om zich aan nationale wetten te houden en er zo voor te zorgen dat Twitter in alle landen toegankelijk bleef. De reactie van de gebruikers was een ‘Twitter Black-out day’, waar de gebruikers dreigden te stoppen met twitteren als Twitter tweets zou blokkeren.
Ook heeft Twitter vanaf 2009 openlijk aangegeven dat de data van gebruikers gebruikt kan worden door derde partijen. Hiertegen zijn nooit protesten geweest, waarschijnlijk omdat men begreep dat de gratis service betaald werd van deze advertenties.
Vanaf 2011 stelde Twitter ook nog op in zijn ToS (Terms of Service) dat alleen geselecteerde derde partijen services voor Twitter konden ontwikkelen en werd bekend dat Twitter met Google werkt. Dit leidde tot veel protest van derde partijen, maar Twitter had geen keus als het wilde ontwikkelen.
Het stellen van de ecologische vraag: Hoe zal Twitter zich ontwikkelen?
Twitter zal zich staande moeten weten te houden in de eerder genoemde paradox, wil het daadwerkelijk neutraal blijven. Twitter heeft echter in het voordeel dat het het vermogen heeft om enorme hoeveelheden ‘live’ streams van kortdurend, online verkeer te produceren, wat haarfijn gevolgd kan worden in werkelijke tijd. Hierdoor hoopt Twitter zich te kunnen plaatsen in de analytische markt. Daarnaast zorgt de samenwerking met Google voor vele voordelen, aangezien het potentieel levert voor online adverteren en het de belangrijke zoekfunctie met zich meebrengt.
Ook speelt Twitter een grote rol in opinies, protesten en aandacht trekken. Het nadeel hiervan is echter dat alle belangrijke doelen door elkaar heen lopen en alles als belangrijk wordt gezien. Daarnaast is het lastig om het onderscheid te maken tussen echte, betrokken activiteiten en manieren van zelfpromotie.
Toch is het natuurlijk nooit met zekerheid te zeggen hoe Twitter zal ontwikkelen in de toekomst en de weg naar stabiliteit is nog lang.
Flickr tussen verbondenheid en verbinding
Technologie
Flickr begon in 2004 als social networking site met het delen van foto’s als kern. Een belangrijk deel van Flickr was de ‘group’ button, waarmee gebruikers lid konden worden van een groep en hun gedeelde interesse in foto’s konden bespreken. Vanaf 2008 begon Flickr zijn bedrijfsmodellen aan te passen om te kunnen concurreren met ander populaire sociale media als Facebook en Youtube. Flickr staat dan ook bekend om haar steeds veranderende database, zonder in een stabiel archief te komen.
Om de enorme stroom aan foto’s, die binnenkwam door de Photostream, georganiseerd te houden, was Flickr één van de eersten die tags introduceerden. Ook werd er gebruik gemaakt van geosocial networking: doordat aangegeven werd bij foto’s waar ze genomen waren, konden gebruikers selecteren welke foto’s van waar ze wilden zien. Vanaf 2010 ontstond zelfs de Discover button, waarmee gebruikers werden aangemoedigd hun leven te beschrijven met foto’s (sterk gelijkend met Facebook’s Timeline).
Gebruikers en het gebruik
Het is belangrijk om te begrijpen dat het maken van een op foto’s geconcentreerd platform niet makkelijk is, omdat foto’s vaak als iets persoonlijks of artistieks worden gezien. Flickr heeft nooit geprobeerd onderscheid te maken, maar heeft alle soorten foto’s gebundeld. Flickr wilde verbondenheid voor de gebruikers voorop stellen, maar ontwikkelde zich ondertussen ook als een middel voor connectivity. Flickr werd vanaf het begin vooral gebruikt door ouderen die hun herinneringen wilden koesteren. Om ook een jongere generatie aan te trekken probeerde Flickr de communicatieve functies te intensiveren. Dit was echter geen succes, maar in 2011 legde Flickr de nadruk weer op het bewaren van herinneringen. Flickr heeft een sterkere gemeenschap dan de meeste andere sociale netwerken, waardoor gebeurtenissen meestal langer blijven hangen. Ondanks meerdere pogingen om Flickr een concurrent te maken van de ‘grote’ spelers, hielden de gebruikers vast aan het doel ‘gemaakt door een gemeenschap voor een gemeenschap’.
Inhoud
Ook al zijn de gebruikers de kern van Flickr, Yahoo kocht het in 2005 voor de inhoud. Yahoo was geïnteresseerd in connectivity, niet in connectedness. Door middel van tagging en kruisreferentie kon Yahoo al snel data oogsten en doorverkopen. Ook konden er vele apps gemaakt worden, zoals Photosynth, die foto’s combineert en er een 3d ruimte van maakt. Door deze apps en advertenties kon Yahoo veel geld verdienen, maar de gebruikers werden ontevreden, omdat hun gemeenschap niet in acht werd genomen.
Flickr tussen gemeenschappelijke gronden en commercie
Bezitterstructuur
In 2005 kocht Yahoo Ludicrop, de ontwikkelaar van Flickr, en liet daarbij zijn eigen foto-deel service (YahooPhoto) vallen. Desondanks had Flickr nog vele concurrenten, maar de gebruikers waren erg bang voor de (pogingen tot) overname voor Flickr. Yahoo ontving dan ook veel boze berichten bij de overname en veranderingen, omdat de gebruikers bang waren dat Flickr zou veranderen in een mainstream social media. Flickr ging in 2008 in onderhandelingen met Microsoft, maar ook dit bracht weer grote tegenstand teweeg. Er is echter wel een paradox te zien in het gedrag van de gebruikers, want hoewel ze sterk tegen veranderingen waren en hun gemeenschappelijke banden wilden bewaren, verwelkomden ze wel de innovatie die kwam met de overname. Voor de bezitters waren de loyale gebruikers zowel een voordeel als een nadeel, omdat de gebruikers zich net zo makkelijk tegen hen konden keren. In 2011 ging Yahoo echter toch de samenwerking aan met Microsoft, waarmee ze elkaars display ad inventory konden verkopen. Het aantal gebruikers en verkeer op Flickr was echter al aan het afnemen voor de deal met Microsoft rond was.
Over de jaren probeerde Flickr samen te werken met de publieke en non-profit sector (tot grote vreugde van de amateurs). Zo startte het in 2008 Commons waarmee het erfgoed bewaard kon worden en kon worden geïdentificeerd en geïnterpreteerd. Het was niet zeer succesvol, maar benadrukte wel de band van de gemeenschap. Ook ging Yahoo samenwerken met Getty Images, waarmee fotografen hun foto’s konden verkopen, met als voorwaarde dat ze de foto’s zelf niet meer mochten verkopen. Hierop was ook weer veel weerstand, omdat veel gebruikers professionele fotografen waren met een eigen site, waarop ze de foto’s dan niet meer mochten verkopen.
Bestuur
Toen Yahoo Flickr overnam, moest iedere gebruiker van Flickr een Yahoo ID gebruiken, waarmee de ToS (Terms of Service) van Flickr automatisch gekoppeld werden met die van Yahoo. Er zitten nog al wat haken en ogen in deze regels. Zo mag Yahoo alles wat op de website staat gebruiken, maar mogen volgens de rechten van Flickr de gebruikers niet aan commerciële activiteiten doen. Deze commerciële activiteiten zijn echter nogal onduidelijk weergegeven, aangezien gebruikers wel hun foto’s mogen doorverkopen via Getty Images.
Bedrijfsmodellen
Flickr begon zonder bedrijfsmodel en hoopte geld te verdienen aan heffingen van gebruikers en advertenties. Dit was echter te positief gedacht, al wist Flickr toch verschillende strategieën te ontwikkelen onder de voogdij van Yahoo. Flickr introduceerde namelijk als eerste in 2006 het freemium subscription model. Dit model gaat uit van gratis gebruik gecombineerd met betaald lidmaatschap. De gebruikers die een premiumabonnement hebben, en dus betalen, kunnen meer foto’s uploaden en hebben geen last van advertenties.
Flickr tussen deelnemende en verbindende cultuur
Met zijn verschillende modellen en fases en onstabiliteit heeft Flickr de competitie met andere sociale media op zich afgeroepen, maar ook veel gebruikers verloren. Of Flickr geslaagd is of niet, ligt aan wie je het vraagt. Volgens mensen buiten Flickr, heeft het gefaald. Doordat Flickr een beetje van alles wilde zijn, zowel commercieel als gemeenschappelijk, zijn veel gebruikers weggegaan en overgestapt naar een andere service. Voor de gebruikers zelf is dit echter niet altijd zo, want hoewel Flickr niet meetelt in de wereld van de grootmachten is het wel functioneel en dan vooral privé. Dus de meer teruggetrokkenheid die volgens sommigen de mislukking van Flickr aangeeft, is voor andere juist de reden om Flickr te gebruiken.
Youtube ontstond in 2005 en was bedoeld als alternatief voor televisie kijken. Op Youtube konden mensen actief meedoen en uitzenden, in plaats van passief televisie kijken. Deze manier van uitzenden was een compleet nieuw model. Tussen 2008 en 2012 werd Youtube meer ‘volwassen’. Google hielp Youtube hierbij en zorgde ervoor dat copyright zaken geregeld werden. Toch is er niet alleen succes geweest bij Youtube, maar heeft vooral Google een grote stempel in de ontwikkeling gehad.
Buiten de doos: Video’s delen beproeft televisie
Technologie
Youtube wordt vaak gezien als een bestandendelend platform, maar Youtube kwam nooit met een baanbrekende, nieuwe technologie. Zo had Youtube een aantal technologieën gemeen met de televisie. De echte noviteiten van Youtube waren streamed content, uploading video en social networking abilities, die een enorme invloed hadden op het oude uitzendmodel. Youtube verschilde van tv doordat de uitzendingen van veel verschillende mensen kwam en niet van één centraal agentschap. Youtube is een combinatie van homevideos en uitzending, genaamd homecasting. Youtube was hetzelfde als tv in het opzicht dat het alles bewaart en verspreid wordt vanuit één punt. Daarnaast zorgde de digitale televisie ervoor dat men zelf kon bepalen wanneer er naar een programma gekeken werd, waardoor het uitzendmodel van Youtube en televisie niet erg verschillend waren.
Doordat Youtube geen inhoudproducent heeft, lijkt het alsof er geen organiserende kracht is. Dit klopt echter niet, aangezien de inhoud gestuurd wordt door zoekmachines en rangorde algoritmes. Het klopt dat Youtube geen programma heeft om de kijker mee vast te houden, maar de keuzes van de kijkers worden sterk gemanipuleerd.
Een andere verkeerde aanname over Youtube is dat er werd gedacht dat Youtube het illegaal downloaden populair maakte. Youtube heeft echter nooit de mogelijkheid gehad een video te downloaden; Youtube werkt alleen met streamen. Bij streamen bezit de kijker de video niet, maar kan hij deze alleen bekijken.
Het concept dat Youtube zo uniek maakte was de mogelijkheid van uploaden: het plaatsen van zelfgemaakte audiovisuele inhoud vanuit je eigen huis. Ook social networking abilities hebben Youtube populair gemaakt en verschillend van het uitzendmodel van televisie. Volgens Burgess en Green hebben het eigenlijke verbod op downloaden en de mogelijkheid om te streamen er voor gezorgd dat de gebruikers vooral consumeren in plaats van produceren. Sinds 2011 speelt Youtube hierop in door nog meer op de televisie te lijken, door de site op te delen en door het instellen van kanalen als sport en amusement.
Gebruikers en het gebruik
Gebruikers waren in het begin van Youtube erg actief, maar de actieve deelname van de gebruikers is afgenomen sinds 2007, toen het aantal gebruikers enorm toenam. De nieuwe gebruikers kwamen vooral doordat ze via andere in aanraking waren gekomen met Youtube, maar zelf nog nooit een video hadden gemaakt of op één hadden gereageerd. Maar een klein gedeelte van de gebruikers upload video’s en dit kleine deel zorgt ook voor het grootste deel van de video’s op Youtube. Daarnaast kennen sommige gebruikers een bepaalde populariteit die door Youtube gestuurd wordt, zoals Ding heeft onderzocht. Ook krijgt Youtube er steeds meer professionele gebruikers bij en is de inhoud niet langer alleen amateur video’s. Een gevolg is dat veel amateurs worden omgevormd naar een professional, bijvoorbeeld in het geval waar een amateuristische vrouw bekend wordt, omdat een platenmaker haar gezien heeft op Youtube.
Inhoud en culturele vorm
Doordat zoveel video’s werden gemaakt, maar ook werden geremixed of gekopieerd werden, kreeg Youtube al snel last van auteursrechten schending. Een oplossing hiervoor was het introduceren van een nieuwe categorie video’s, naast programma’s en formats, namelijk de snippet. De snippet is een video van tussen een paar seconde en tien minuten, die mogen worden uitgezonden in de vorm van een serie. Een ander kenmerk van de snippet is zijn status als bron in plaats van product. Het debat bestaat echter nog steeds, doordat zo een tweederde van de video’s bestaat uit professioneel gemaakte inhoud.
Tegenwoordig begint echter de lijn tussen televisie en Youtube te vervagen, aangezien televisiezenders als MTV de amateuristische interface van Youtube gebruiken en bijna alle artiesten ook een Youtube kanaal hebben.
In de doos: Televisie concentreren in de verbindende stroom
Eigendom
Toen in 2006 Google Youtube ‘adopteerde’ waren de meningen verspreid. Veel mensen waren er tegen en Google kreeg te maken met een hoop copyright zaken. Ook Hollywood wist niet goed of het moest samenwerken met Youtube of het tot last moest zijn. Youtube was erg aantrekkelijk voor de broadcast bureaus, omdat op deze manier hun bestanden opgezocht en bekend konden worden en uiteindelijk werkten ze samen. Met als gevolg dat Youtube en televisie nog meer op elkaar gingen lijken. Youtube maakte het kijken van televisie makkelijker en televisie begon on-demand te gebruiken. Google heeft echter het voordeel dat het alle mogelijkheden kan koppelen en zo een groter (advertentie) publiek kan bereiken.
Bestuur
Voor 2006 werd Youtube gecontroleerd door vrijwilligers. Toen Google Youtube overnam, wilde het deze structuur behouden en zorgde er daarom voor dat Youtube een autonoom platform bleef, met haar eigen regels. In de eerste jaren beschermde Google Youtube tegen copyright zaken, door de creative commons license. In de latere jaren, toen Google een betere band had gekregen met de broadcast bureaus, keek Google ook naar Youtube zelf en weerde alles dat de auteursrechten schendde. Ondertussen breidde Google zich steeds verder uit en is ondertussen geïntegreerd in bijna alle delen van het internet.
Bedrijfsmodellen
Google probeert gepersonaliseerde berichten aan een massapubliek te brengen. Hiervoor gebruikt het connectiviteit. Bij Youtube heeft Google branded video channels waar het geld aan verdient. Ook zijn er de promoted videos, waar naast advertenties worden getoond. Om de macht zo groot mogelijk te maken worden user-generated inhoud en advertenties samengevoegd met andere soorten sociale netwerken.
Youtube als de toegangspoort naar een verbindende cultuur
Technologische tolwachters hebben sinds 2012 de creatieve stroom geleid. Aan de ene kant vinden mediatheoristen dit geen probleem, doordat hierdoor TV en PC samenkomen en hierdoor de convergentie cultuur wordt versterkt. Deuze heeft zelfs gespeculeerd dat dit in de toekomst kan leiden tot een wereldwijd productie netwerk. Aan de andere kant vinden de politieke economisten dat platformen als Youtube de nieuwe concentratie van kapitaal en macht belichamen.
Wikipedia is een online encyclopedie, die door vrijwilligers kan worden aangepast en valt onder de door Benkler benoemde categorie van een non-market peer-production. Wat Wikipedia zo uniek maakt is dat het socialiteit op het net creëert, niet door dingen als de like button, maar door het maken van een platform van kennis. Hierin komt het neutraliteitsprincipe terug.
De technisch-culturele constructie van eenstemmigheid
Gebruikers en het gebruik
Wikipedia, opgericht in 2001, wordt vooral beschreven aan de hand van de vele gebruikers, die voordelen en nadelen met zich mee nemen.
In de eerste vijf jaar kwam de grootste bijdrage van een kleine groep toegewijde vrijwilligers. Vanaf 2006 werd het aantal ‘elite’ gebruikers minder en werd het aantal gebruikers groter. Volgens Kittur en zijn collega’s gebeurde dit niet alleen op Wikipedia, maar op heel het Web 2.0.
Er bestaat een debat over de vraag of het goed is dat leken een encyclopedie produceren. In eerste instantie zou Wikipedia, toen Nupedia, een encyclopedie worden, gevormd door experts en beoordeeld door middel van peer review. Deze aanpak slaagde niet, door het gebrek aan snelheid waarmee studenten, die de teksten zouden beoordelen, werden uitgenodigd. Sanger en Wales introduceerden vervolgens het idee van een wiki als een collectieve plaats waar iedereen kon helpen met het samenstellen van artikelen, wat tot grote verrassing een enorm succes werd.
Ook het debat of dan wel specialisten dan wel mensen die over alles schreven meer waarde boden aan de site, speelde. De uitkomst was dat Wikipedia beide nodig heeft, omdat specialisten de kwaliteit van de site verhogen en de generalisten cruciaal zijn voor de connectie binnen de encyclopedie.
Wikipedia doet aan crowd management. Wikipedia heeft veel verschillende gebruikers en vind deze allemaal waardevol. Ook de passieve gebruikers worden als bruikbaar gezien, aangezien ze wel op Wikipedia lezen en de site zo bekend maken. Vanaf 2006 gebruikt Wikipedia een strikte organisatie, gebaseerd op hiërarchie.
Technologie
Opvallend in het management van Wikipedia is het gebruiken van robots, aangeduid als bots. Deze bots helpen de enorme stroom van informatie in goede banen te leiden, zonder dat hier menselijke verantwoordelijkheid voor nodig is.
Er zijn twee soorten bots:
coauthoring bots (editing bots): Deze bots zijn minder bekend. De eerste bot was de Rambot, die Wikipedia artikelen bewerkt door verkregen informatie van het internet (CIA World Factbook en The U.S. census). Mensen controleren vervolgens deze artikelen.
administrative bots (nonediting bots): Deze bots zijn het meest bekend onder gebruikers en houden de site in de gaten. Hun taken zijn onder andere het tegengaan van spam en het detecteren van vandalisme. Het detecteren van vandalisme is een samenwerking tussen de bots en de mens. Daarnaast letten nonediting bots op plagiaat.
Alle bots kunnen worden gezien als content agents, omdat ze allemaal bijdragen aan Wikipedia. Wikipedia’s inhoud wordt gemaakt door middel van en samenwerking tussen mens en robot. Er zijn echter mensen die bang zijn dat in de toekomst de robots steeds meer macht zullen krijgen.
Inhoud
Wikipedia heeft vijf principes, die werken als richtlijnen. Drie hiervan zijn relevant voor deze paragraaf:
The rule of verifiability. Dit houdt in dat lezers de informatie op Wikipedia terug moeten kunnen voeren naar een betrouwbare bron. Hierdoor zijn referenties noodzakelijk voor het publiceren van een artikel.
No Original Research. Dit houdt in dat er niks wordt gepubliceerd dat nog niet eerder is uitgegeven of origineel is.
Neutral Point of View. Artikelen moeten gebaseerd zijn op feiten en feiten over meningen, maar niet op meningen zelf.
Debatten over de inhoud van Wikipedia gingen onder andere over het feit of deze betrouwbaar was. Na een onderzoek waar de inhoud vergeleken werd met de Encyclopedia Britannica bleek dat ze even accuraat zijn. Een ander debat ging over de vraag hoe een artikel gepubliceerd door een anonieme bron objectief kan zijn. Als reactie hierop ondernam Wikipedia verschillende acties. Zo kunnen anonieme auteurs worden nagetrokken op locatie en herkomst. Daarnaast kan een gebruiker aan de hand van de Wikitrust zien aan een kleur hoe betrouwbaar een auteur is, op basis van eerdere bijdragen.
Over Neutral Point of View was echter de meeste ophef, omdat ze zorgde voor een structuur waarin geprobeerd werd een consensus te maken, waardoor discussie en diversiteit van mening de mond werden gesnoerd. Historicus Rosenzweig bracht hier echter tegenin dat de waarde van Wikipedia in het bewerken ligt en dat de geschiedenis, en daarmee verschillende meningen, terug kunnen worden gevonden. O’Sullivan zegt echter dat door het verbergen van meningen achter de tekst, homogeniteit gestimuleerd wordt, terwijl het vormen van alternatieve meningen ontmoedigd wordt. Daarnaast zorgt dit principe volgens Colbert voor wikiality; het alleen toestaan van informatie waar iedereen het mee eens is en daarmee als waarheid wordt gezien.
Een overeenstemmend werktuig tussen democratie en bureaucratie
Eigendomsstructuur
Wikipedia is de enige nonprofit, nonmarket platform in de top tien van Internetsites, al begon hij eerst als een forprofit onderneming. Tussen 2006 en 2009 ontwikkelde Wikipedia zich van een alleen vrijwilligers organisatie, naar een bedrijf met betaalde werknemers.
Bestuur
Wikipedia zou een anarchie moeten zijn, aangezien iedereen even veel macht moet hebben om iets te publiceren. Er wordt beweerd dat Wikipedia een monarchie is, met Jimmy Wales als de ongekroonde koning. De argumenten voor Wikipedia als democratische bureaucratie zijn echter het meest overtuigend. Zo is het Mediation Committee opgesteld om er voor te zorgen dat de gebruikers zelf problemen kunnen oplossen, en bestaat het Arbitration Committee om de onopgeloste problemen te overzien. Toch zijn er mensen die het niet eens zijn met de benaming ‘democratisch’. Volgens Carr kunnen gebruikers namelijk alleen iets publiceren als het volgens de regels van Wikipedia is en volgens O’Neil zijn deze regels en het bestuur niet democratisch verkozen. Volgens Konieczny bevat Wikipedia elementen van zowel monarchie, anarchie, democratie en bureaucratie. Daarom besloot hij Wikipedia een adhocracy (Toffler) te noemen: duizenden, tijdelijke teams die verbonden vormen om inhoud te creëren en te behouden. Volgens Deleuze kan Wikipedia deze vorm aanhouden en zo groot blijven door technologie te gebruiken om een society of control te creëren.
Bedrijfsmodel
Wikipedia heeft een nonprofit, nonmarket bedrijfsmodel, wat er volgens Benkler voor zorgt dat men hun kennis willen delen en Wikipedia zo populair is. Ook hier is natuurlijk kritiek op. Volgens Tapscott en Williams wordt een element van Wikipedia klakkeloos overgenomen op commerciële domeinen, waar ze gebruikt worden om winstgevende consumenten te genereren.
Een nonmarket ruimte in het ecosysteem?
Wikipedia heeft weinig concurrentie, maar brengt door zijn geverifieerde informatie wel het niveau van de andere sociale media omhoog. Toch zal het moeilijk worden voor Wikipedia om zijn non-commerciële status te behouden in het commerciële milieu van alle sociale media. Tot nu toe gaat dit echter nog goed. Zo werkt Wikipedia samen met Facebook, waardoor Facebook gebruikers kan koppelen met dezelfde interesses en Wikipedia meer gebruikers krijgt. Daarnaast werkt Wikipedia samen met Google, waardoor Google’s status omhoog gaat en Wikipedia meer lezers en zo meer relevante artikelen krijgt. Hieruit leren we dat hoewel de structuur verschilt, Wikipedia en ander sociale media wel in elkaar grijpen. Dit is de reden dat Wikipedia kan voortbestaan als een non-commerciële onderneming in de commerciële markt van de sociale media.
Inkapselen: De algoritmische basis van gemeenschapsgevoel
Technologie
Er bestaan apps voor zowel het inkapselen van gebruiken in sociale media, als apps die proberen de service van alle sociale media samen te voegen. Daarnaast concurreren sociale media met elkaar en werken ze samen om van elkaar te profiteren. Mensen worden in hun acties op het web gestuurd door algoritmes, maar ook door peer pressure: de druk van leeftijdsgenoten. Volgens sommigen zorgt dit voor augmented humanity, de technologie die de menselijke sociale actie intensiveert. Ook al zijn de algoritmes op sociale media allemaal anders, ze dienen allen hetzelfde commerciële doel.
Gebruikers en gebruik
Gebruikers hebben meegewerkt aan het bouwen van sociale platforms. Er is echter een dubbelzinnigheid te vinden in de gebruikers, ze voelen zich namelijk machtiger door sociale media, maar hebben daarnaast ook het gevoel dat ze geen macht meer hebben in het ooit informele gemeenschapsgevoel. Dit leidt tot een verschil in gebruiker, namelijk de impliciete gebruiker, die ingekapseld is in de microsystemen en de sociale media mak volgen, en de expliciete gebruiker, die actief de rollen in coderingstechnologieën probeert te veranderen of te weerstaan.
Inhoud
Met het ontstaan van Web 2.0 kwam de belofte dat de platformen bevrijdend zouden zijn. Inhoud zou worden bevrijd van culturele beperkingen. Het afgelopen decennium is de mentaliteit van creëren en delen verandert in een mentaliteit van controleren en exploiteren. Waar gebruikers zich eerst richtten op de kwaliteit en vorm van de inhoud, houden de platform bezitters zich vooral bezig met de kwantiteit aan data en verkeer. Zo waren in het begin platformen erg creatief (tweets, blogs, etc.), maar deze culturele vormen worden door de platformen steeds meer aan banden gelegd. Op deze manier worden inhoud en inhoudbeheer synoniemen van elkaar, doordat inhoud alleen functie heeft als deze wordt beheerd.
Dichtmaken: Verticale integratie en interoperability
Bezitterstructuur
Sociale platformen doen steeds meer aan verticale integratie met als gevolg een paar zeer aanzienlijke platformketens, die nu het ecosysteem van de verbindende media domineren, namelijk Google, Facebook, Apple en Amazon. Door het uitbreiden naar meerdere services en het participeren in verticale integratie sluiten de platformen zich af, om ervoor te zorgen dat hun concurrenten minder hulpmiddelen hebben om gebruikers en kapitaal binnen te halen. Door deze verticale integratie zijn ook alle platformen veranderd: ze doen nu meer gebieden aan, waardoor volgens sommigen een nirvana of interoperability ontstaat.
Bestuur
De meeste gebruikers en hun informatie worden gereguleerd door de grote platformen. Wat er tussen deze platformen gebeurt, is een grijs gebied, dat verschilt per land of gebied. De grote platformen hebben zeer veel macht in handen en overheidsinstanties en gebruiker voorspraak groepen proberen de publieke en private interesses te beschermen tegen gezamenlijke dominantie. Dit gebeurt echter maar weinig op een nationaal niveau, waarschijnlijk doordat de sociale platformen hun algoritmen geheim houden.
Tussen 2000 en 2008 was er nog geen sprake van het beschermen van privacy, omdat de services gratis waren (en nu nog zijn) en sharing werd benadrukt. Tegenwoordig heeft elk social media platform een ToS (Terms of Service), maar hier zitten drie problemen in:
De ToS zijn voor de gebruikers vaak lastig te begrijpen.
De bezitters van het sociale platform kunnen de ToS eenzijdig aanpassen.
Het resetten van de standaard instellingen vraagt vaak om aardig wat technische kundigheid, in plaats van maar één klik verwijderd te zijn van je eigen voorkeuren.
Daarnaast zijn de sociale media sites zeer goed in het analyseren (en doorverkopen) van deze persoonlijke data.
Bedrijfsmodellen
De bedrijfsmodellen van de meeste sociale platformen zijn gebaseerd op de balans tussen het verkrijgen van gebruikersdata (door gebruikers tevreden te houden en te verwerven) en het verkopen van deze data. Daarnaast zagen de sociale platformen zich graag als ‘gratis’, maar pas later snapten de gebruikers dat ze wel degelijk betaalden, namelijk in de vorm van hun persoonlijke gegevens en data. Sommige gebruikers vonden dit geen probleem of verwelkomden dit zelfs, anderen zagen het als inbreuk op hun privacy. Zo zijn veel mensen bereid te betalen als in ruil daarvoor hun data niet wordt gebruikt. Deze keuze wordt echter niet gepresenteerd en wordt tegengehouden, zowel door de bedrijven als door dingen als groepsdruk.
Terugtrekken? Verbondenheid als ideologie
Volgens onderzoekers van de Carnegie Mellon University is het niet mogelijk om je terug te trekken uit sociale media. Uit hun onderzoek bleek namelijk dat niemand van de testpersonen in staat was de privacysettings in te stellen naar zijn of haar voorkeur. Daarnaast wordt het terugtrekken zeer moeilijk gemaakt door de hierboven al eerder genoemde groepsdruk. De mentaliteit is met de opkomst van Web 2.0 zeer veranderd, aangezien er nu een grote groep mensen is dit het niet erg vindt om data te ruilen voor het gratis gebruik van een social media platform. Volgens Latour kunnen we er achter komen hoe dit is veranderd door reassembling the social. Hiermee bedoelt hij het verbinden van microsystemen met het ecosysteem, waarmee de normatieve structuur van het platformed gemeenschapsgevoel onderbouwd kan worden. Volgens Latour zijn normen en waarden meer invloedrijk dan wet en bevel, zoals Foucault ook al eerder liet zien in zijn werk. Doordat de sociale media platformen delen als een norm aanprijzen, doen veel gebruikers dit ook en vinden dit normaal. Hierdoor gebruiken platformen groepsdruk om het gemeenschapsgevoel te manipuleren.
Om je terug te trekken moet je je bewust zijn van de platformen en bedrijven en hoe ze te werk gaan. Daarnaast moet je waakzaam zijn voor de sociale en culturele normen, aangezien sommige betekenissen van bijvoorbeeld sharing en friending dominant worden. Dit noemt Van Dijck normalization; het is heel natuurlijk geworden om op een social media platform te zitten, om iets te tweeten of iets te delen. Volgens Van Dijck moeten we de volgende generatie, die sociale media in de schoot geworpen krijgt, leren wat de bijkomstigheden zijn en hiervoor moet er meer onderzoek worden gedaan, aangezien de sociale media zich steeds maar blijven ontwikkelen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2116 | 2 |
Add new contribution