Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
- Hoe sociologen sociale problemen bekijken: Het abortus dilemma - Chapter 1
- Interpreteren van problemen: vergrijzing - Chapter 2
- Alcohol en andere drugs - Chapter 3
- Geweld in de samenleving: verkrachting en moord - Chapter 4
- Criminaliteit en het strafrecht - Chapter 5
- Economische problemen: armoede en rijkdom - Chapter 6
- Geslachtsongelijkheid en seksuele oriëntatie - Chapter 7
- Etnische relaties - Chapter 8
- Medische zorg: Fysieke en geestelijke ziekte - Chapter 9
Hoe sociologen sociale problemen bekijken: Het abortus dilemma - Chapter 1
Sociologische verbeelding
Onder sociologische verbeelding wordt verstaan dat er gekeken wordt naar de acties en attitudes van mensen in een grotere context. Met grotere context worden de sociale krachten om mensen heen bedoeld, die hen gevormd hebben. Hiermee kunnen we kijken hoe onze persoonlijke problemen gerelateerd zijn aan de grotere ontwikkelingen in onze maatschappij. We kunnen als voorbeeld nemen dat onze attitudes over abortus niet zomaar ergens vandaan komen, deze worden gevormd door onder andere technologische ontwikkelingen, ‘gender relations’ en de wetgeving.
Als deze dingen veranderen, verandert ook onze kijk op deze onderwerpen. Daarom zijn er zulke verschillen tussen het standpunt van bijvoorbeeld oude en jonge mensen op het gebied van het plegen van abortus. Door met sociologische verbeelding naar dit soort onderwerpen te kijken, kunnen we zien hoe persoonlijke meningen gerelateerd zijn aan sociale context.
Voor we verder gaan, zal wel nog gespecificeerd worden wat verstaan wordt onder context. ER wordt onderscheid gemaakt tussen brede sociale context (bv. historische gebeurtenissen, economische veranderingen en welvaart van de maatschappij), enge sociale context (bv. Ras, religie, gender en sociale klasse) en persoonlijke sociale context (bv. De relaties die een individu heeft). Deze sociale context kan de ideeën van een individu vormen, ofwel we kijken met sociologische verbeelding hoe een persoonlijke kijk gerelateerd is aan veranderingen in de maatschappij.
Sociale Locatie
Sociale locatie refereert naar de plek waar jij staat in de maatschappij. Niet alleen geografisch, maar ook persoonlijk, dat wil zeggen hoe je geschoold bent, je sekse, je ras, je leeftijd, je gezondheid enzovoorts. Veel mensen onderschatten hoe belangrijk je sociale locatie is, maar ondertussen is bewezen door middel van vele onderzoeken dat deze karakteristieken een grote impact hebben op ons dagelijks leven en onze denkbeelden. Een voorbeeld hierbij is dat ongetrouwde vrouwen ongeveer vier keer zoveel abortussen plegen als getrouwde vrouwen. Op pagina 4 in het boek staat een uitgebreide tabel over de relaties tussen deze karakteristieken en de frequentie van het aantal abortussen die gepleegd zijn.
Het is belangrijk om te onthouden dat sociale locatie belangrijk is bij het vormgeven van je kijk op onderwerpen als abortussen, maar niet onze acties bepalen. Ze hebben slechts invloed op wat we doen en helpen onze beslissingen vormgeven. Hierdoor kunnen we wel proberen te voorspellen wat mensen gaan doen, maar nooit determineren.
Wat is een sociaal probleem?
Sociale problemen zijn aspecten van een maatschappij waar een grote groep mensen zich zorgen over maakt en die ze graag veranderd zouden zien. Sociale problemen zijn een sociale constructie, dat betekent simpelweg dat mensen bepalen of iets een probleem is. We zullen verder kijken naar de karakteristieken van sociale problemen
Allereerst heeft een sociaal probleem objectieve condities, ofwel waarden die gemeten kunnen worden. In het geval van abortus kan dit bijvoorbeeld zijn of het legaal is, welke mensen een abortus plegen of onder welke omstandigheden dit gebeurd. Ten tweede moeten er ook subjectieve zorgen zijn. Een significant aantal mensen moet zich zorgen maken over de condities. Dit kan in twee richtingen gebeuren. In het geval van het plegen van abortus maken sommigen zich zorgen over vrouwen die ongewenste kinderen krijgen, terwijl anderen zich zorgen maken over het beëindigen van een zwangerschap. Ten derde is een sociaal probleem dynamisch. Als de maatschappij verandert, dan ook het sociale probleem. Vroeger maakten mensen zich zorgen over de erbarmelijke omstandigheden waarin vrouwen abortussen lieten plegen, omdat het illegaal was. Echter werden andere mensen weer bezorgd toen het legaal werd. Sociale problemen krijgen meer vorm naarmate de ene groep weer op de andere groep reageert. Ten vierde is een sociaal probleem relatief. Wat mensen zien als een sociaal probleem ligt aan hun waarden en normen (het geloof dat iets goed of slecht is). Als laatste zijn er concurrerende meningen. ER zullen eenmaal over een probleem door verschillende sociale contexten ook altijd verschillende meningen zijn. Echter welke mening wint? Dit ligt vaak aan wie de meeste macht heeft, ofwel de mogelijkheid om je zin te krijgen ondanks weerstand.
Natuurlijke geschiedenis van sociale problemen
Sociale problemen worden gevormd en dit gebeurt in vier fases, die hieronder beschreven zullen worden.
Fase 1 is het probleem definiëren, leiders komen op en er begint een organisatie om het probleem heen te komen. Mensen moeten zich zorgen gaan maken om de objectieve omstandigheden, dus er is een verandering gekomen in een mening die iedereen voor lief nam. In het geval van abortus begon die verandering ongeveer in 1964 in Hawaii. het was eerst illegaal om abortus te plegen, echter onder speciale omstandigheden –bijvoorbeeld bij dreiging van het leven van de moeder- niet. Toen in ‘64 een uitbraak was van Duitse mazelen, werden er veel abortussen gepleegd om het risico te voorkomen dat er te veel kinderen werden geboren met misvormingen. Dat was een omslagpunt. Daarnaast waren in de jaren 60 veel sociale veranderingen. Jonge mensen gingen alle normen en waarden in twijfel trekken. Ook was de vrouwenbeweging was ook op komst. Toen was er steun genoeg om ook te gaan kijken naar het legaliseren van het plegen van abortussen.
Vincent Yano, een diplomatisch individu in Hawaii maakte zich hard voor het legaliseren. Hij meldde dat er beter geen wet met uitzonderingen kon zijn als het een zonde was voor de kerk. Hierdoor kon hij zowel voor legalisatie zijn als zijn christelijke kijk behouden. Joan Hayes ging verder en vermeldde dat het een recht was om te mogen kiezen als vrouw. Ze bereikte meer invloedrijke mensen en kreeg veel publieke steun voor haar standpunten.
In fase twee komt er een officiële respons op het sociale probleem. Echter kunnen alle fases wel altijd overlappen. Er waren bijvoorbeeld in Hawaii al vaker moties geweest om de wet te verslappen die abortussen illegaal maakten. Toen Yano zei dat hij het schrappen van de wet zou steunen, kwamen er ook veel andere publieke reacties. Er kwamen publieke discussies en dit was een grote brug voor het passieve publiek, die er toen ook mee te maken kreeg. Uit een poll bleek dat het grootste gedeelte van het volk het ermee eens was dat de wet geschrapt zou worden. In 1973 is in Hawaii de wet dan ook geschrapt.
In fase 3 komt er een reactie op deze officiële respons. De officiële respons kan namelijk deel van het probleem worden. Doordat in Hawaii de wet geschrapt werd, besloot ‘the supreme court’ alle staatswetten over abortus te schrappen. Hierdoor kwamen er anti-abortusgroepen. Ook kwamen er pro-abortusgroepen. Deze groep vond namelijk dat er nog niet genoeg faciliteiten waren. Zij wilden bv. Dat ziekenhuizen de juiste faciliteiten kregen om abortussen te plegen in grotere aantallen.
In de laatste fase worden alternatieve strategieën ontwikkeld om naar het probleem te kijken. Zo kunnen we bijvoorbeeld kijken naar hoe de groep voor en de groep tegen abortus hun standpunten promoten om het sociale probleem naar hun zin op te lossen.
De antigroep probeerde staten zover te krijgen om de geschrapte wet terug te krijgen na de beslissing Roe vs. Wade (’73). Zo kregen ze het voor elkaar om federale financiering te schrappen voor militairen, hun afhankelijken, peacecorpsmedewerker. Daarnaast is abortus ook niet verzekerd voor federale medewerkers. Ook is het Hyde amendement aangemoen: geen medicaid dekking meer voor mensen om abortus te plegen, tenzij hun leven in gevaar was. Daarnaast hebben ze ‘crisis pregnancy centers’. Hier kregen mensen hulp van counselors, die hen vertelden dat er genoeg steun was en hen pushten om toch de zwangerschap door te zetten.
Er zit wel een verschil tussen hoe gematigden en radicalen actie voeren tegen de legalisatie. Gematigden zijn vooral passief in actie voeren, bv. Door middel van het internet (blogs, sites, doorsturen van emails) of reclame in kranten of door voor klinieken te gaan liggen. De radicale actievoerders gebruiken extremere methoden, zoals klinieken afbranden, doktoren vermoorden of deuren van de kliniek dichtlijmen.
Mensen die voor de legalisatie zijn voeren op een andere manier actie. Zo voeren ze campagne, lobbyen ze wetmakers en maken ze publiciteit rondom hun standpunten. Zo nodigen ze vaak vrouwen uit die eigen ervaringen vertellen over de gevaren van ‘back alley’ praktijken. Een strategie van beiden is om de ander te beschuldigen dat hun punten slecht zijn.
The Supreme Court na Roe vs. Wade
Een andere strategie van beiden is om de president ervan te overtuigen om individuen die voor hun standpunt staan te kiezen voor ‘the supreme court’. Hierdoor kunnen ze invloed uitoefenen op het aannemen van bepaalde wetten. Vier belangrijke voorbeelden hiervan worden hieronder besproken.
Bijvoorbeeld Webster v. reproductive services(1989). In deze wet staat dat staten geen verplichting hebben om abortussen te financieren. Ze kunnen ook abortussen bannen in staatsziekenhuizen en begeleiding niet financieren. Daarnaast werd er in 1992 de wet Casey v. planned parenthood aangenomen. Vrouwen onder de 18 moeten hun ouders inlichten en toestemming hebben. Ook is er 24 uur wachttijd voordat je een abortus mag plegen. De derde is een overwinning voor de pro-abortusgroepen. Namelijk FACE (1994). Hierbij werd gespecificeerd dat demonstraties niet dichterbij gehouden mogen worden dan 300 ‘feet’ van de kliniek. De laatste is Gonzales v. carhart(2007). Hierbij werd een ‘partial birth abortus’ ban ingesteld. Dit soort abortus werd als inhumaan gezien, het hoofdje van de foetus werd namelijk gepunctureerd alvolgens de foetus uit de baarmoeder werd getrokken.
De twee groepen hebben nauwelijks ‘middle ground’, waardoor voor deze kwestie moeilijk een compromis te vinden is. De pro-abortusgroepen willen graag een ‘federal freedom of choice law’, wat betekent dat vrouwen altijd het recht hebben om te kiezen, terwijl de anti-abortusgroep graag een ‘federal right to life law’ wilt, wat betekent dat het leven begint bij conceptie.
De rol van sociologie in sociale problemen
Sociologen kunnen in deze kwesties verder kijken dan de emoties, ze kijken met een objectieve blik. Ze leveren in deze kwesties vijf bijdragen. Ze kunnen objectieve condities meten en daardoor informatie krijgen over het onderwerp. Bijvoorbeeld hoeveel mensen abortus plegen, of hoe de staten verschillen in wetgeving en faciliteiten. Ook kunnen ze subjectieve zorgen meten. Bijvoorbeeld welke attitude mensen hebben ten opzichte van abortus. Daarnaast kunnen ze sociologische verbeelding toepassen. Ze kunnen het probleem plaatsen in een bredere context. Als vierde kunnen ze een sociaal beleid identificeren dat toegepast kan worden. Zij kunnen door hun onderzoek kijken of bijvoorbeeld bepaalde campagnes ingevoerd kunnen worden. Als laatste kunnen ze kijken welke consequenties dit beleid heeft. Ze kunnen het beleid evalueren. Bijvoorbeeld hoe bepaalde wetten ‘the birthrate’ of ‘crime rate’ beïnvloeden.
Sociologie en logisch beredeneren
Waarom doen we onderzoek en vertrouwen we niet op onze logische redenaties? Omdat redenaties foutieve gedachten kunnen zijn. Een paar voorbeelden hiervan zijn dat abortus een laatste maatregel is, dat vrouwen die niet zwanger willen worden altijd voorbehoedsmiddelen gebruiken of dat vrouwen die een abortus plegen niet zwanger wilden worden. Deze redenaties hoeven niet altijd waar te zijn, maar worden wel vaak gedacht. Omdat het dus mogelijk is dat redenaties fout zijn, hebben we een objectieve blik nodig. Maar hoe gebeurt dat dan?
Onderzoeksmethoden
Onderzoekers kunnen kiezen uit meerdere methoden om hun onderzoeken uit te voeren. Ze kiezen door middel van het beantwoorden van drie vragen. De eerste is welke vraag ze willen onderzoeken. Is of deze vraag open of gesloten? En is deze breed of verdiepend? Als tweede kijken ze praktisch naar de mogelijkheden.
Je kunt wel elke vrouw in Amerika willen interviewen hierover, maar vaak is daar geen geld of tijd voor. Als laatste kijken onderzoekers naar ethiek. Ze mogen namelijk met hun onderzoek geen mensen pijn doen of hun privacy verstoren.
Welke studiemethoden zijn er dan?
Casusstudies. Hierin bestuderen onderzoekers één specifieke casus waardoor ze een diepte beeld krijgen, dit beeld valt vaak niet te generaliseren.
Vragenlijsten. Deze worden vaak gebruikt omdat ze beter te generaliseren zijn. Wel krijg je meer een breed beeld en minder een diep beeld van de situaties. Bij deze studie gebruiken ze een ‘sample’ om voor de hele populatie te spreken.
Experiment. Hierbij heb je twee groepen, een experimentgroep en een controlegroep. De experimentgroep krijgt een nieuwe conditie en de controlegroep niet. Hierdoor kunnen we kijken wat voor effecten deze nieuwe conditie heeft. Het is wel moeilijk bij de abortuskwestie, aangezien je geen problemen of stress mag creëren voor mensen.
Veldstudies. Hierbij ga je in het veld kijken naar hoe mensen zich gedragen. Een pluspunt is dat gedragingen natuurlijker zijn dan in een lab.
En welke manieren zijn er dan om informatie te verzamelen in een studie?
Interviews. Hierbij vraag je mensen naar onderwerpen waarover je meer informatie wilt hebben, dit kan gestructureerd of ongestructureerd gaan (dat wil zeggen, soms staan de vragen al vast en soms niet), maar je moet er altijd op letten dat je bepaalde onderwerpen wel in het gesprek behoudt.
Vragenlijsten. Deze kan zowel met open als gesloten vragen zijn. Met open vragen zul je een beter antwoord krijgen, maar deze is wel moeilijker te verwerken.
Documenten. Deze kunnen ook waardevolle data bevatten.
Observaties. Hierbij kun je als onderzoeker ‘overt observator’ zijn (waarbij mensen dus weten dat je een onderzoeker bent) of ‘covert observator’ (waarbij mensen dus niet weten dat je hen onderzoekt).
Meestal wordt een combinatie gebruikt van deze methoden, voor een beter beeld van de situatie.
Moeten sociologen een kant kiezen?
Er loopt al jaren een debat waarin gediscussieerd wordt over het kiezen van een kant binnen het sociaal probleem door sociologen. Sociologen hebben namelijk ook hun eigen zorgen en gedachtes over een sociaal probleem, aangezien zij –net als wij- mensen zijn.
Ondanks dat sociologie geen basis kan leggen over welke argumenten binnen een sociaal probleem juist zijn, kiezen sociologen vaak –uit moreel besef- de kant van de onderdrukten. Ze willen hen bewust maken van de status die ze hebben in het leven, denk hierbij aan armoede. Echter werkt dit bij het abortusdilemma niet. Allebei de kanten van deze kwestie kunnen doorgaan voor onderdrukten. De pro-abortusgroep kan zeggen dat vrouwen onderdrukt worden en niet het recht hebben om te kiezen, terwijl de anti-abortusgroep kan zeggen dat foetussen onderdrukt zijn en niet voor zichzelf kunnen spreken.
Sociologen zouden hierin eigenlijk niet mogen kiezen, omdat hun persoonlijke kijk op het probleem de objectiviteit van het onderzoek zou verminderen. Ze lossen dit meestal op door de resultaten van het onderzoek en hun eigen mening allebei wel te geven, maar deze te scheiden van elkaar en ook gescheiden te geven. Sociologen hebben de middelen om objectieve resultaten te genereren en deze zijn handig gebleken voor de vorming van een mening door anderen en het vormen van beleid voor een land. Dat is de bijdrage die voor sociologen belangrijk is.
Interpreteren van problemen: vergrijzing - Chapter 2
In dit hoofdstuk zal worden gekeken naar het sociale probleem ‘ouderen’. In sommige bevolkingsgroepen in de wereld hebben ze een traditie om ouderen op te ruimen, echter hebben weinigen het uit de weg ruimen van groepen als oplossing gekozen – de nazi’s bijvoorbeeld wel-. Maar wie bepaald dan wie wel en wie geen nut heeft voor de maatschappij? We kijken nu door de lens van drie grote theorieën naar het probleem ouderen.
Sociologische theorieën en sociale problemen
Theorieën verklaren hoe twee of meer concepten(feiten uit de maatschappij, condities) gerelateerd zijn aan elkaar, ze geven een ‘framework’. We gaan drie theorieën bespreken die een framework geven om het probleem ouderen te bekijken. Ze zouden niet los van elkaar gezien moeten worden, omdat ze gecombineerd meer waarde hebben.
Functionalisme
Functionalisten denken dat de maatschappij een zelfregulerende machine is. Elk gedeelte van die machine heeft een functie en deze delen beïnvloeden elkaar ook. Een voorbeeld is de gezondheidszorg van Amerika. Een gedeelte van het geld voor de gezondheidszorg gaat naar het onderzoeken van ziektes waar ouderen vaak door getroffen worden. Echter helpt dit mensen van alle leeftijden, niet alleen ouderen.
Deze delen van de machine werken niet altijd naar behoren, dit worden dysfuncties genoemd. Deze delen van de “machine ” kunnen dan ook problemen creëren voor andere delen, aangezien ze elkaars functioneren beïnvloeden.
Ontwikkeling van het functionalisme
August Comte: hij zag de maatschappij als een dier, aangezien een dier bestaat uit allerlei organen, die ook moeten samenwerken als het dier wilt overleven. In een maatschappij moeten alle delen ook samenwerken en de delen in balans zijn.
Emile Durkheim: hij keek ook naar hoe delen van de maatschappij functioneren. De maatschappij kon in een normale staat zijn, als alles in balans was. Echter kon hij ook in abnormale staat zijn, als delen van de maatschappij niet goed functioneren. We moeten niet alleen kijken naar de functie van delen van de maatschappij maar ook naar hoe ze gerelateerd zijn aan elkaar en elkaar beïnvloeden.
Robert Merton: hij definieerde functies als de consequenties van de acties van mensen. Er zijn manifeste functies, een actie die bedoeld is om een deel van de maatschappij te helpen. Ook zijn er latente functies, waarbij de consequentie van de actie onbedoeld is. Een voorbeeld hiervan is het onderzoeken van ziektes die vaak voorkomen bij ouderen. Een latente functie is dat mensen van alle leeftijden hier baat bij hebben. Hij vermeld dat er ook negatieve consequenties kunnen zijn. Deze zijn altijd onbedoeld en worden dus latente dysfuncties genoemd. Bijvoorbeeld de duizend regels die ‘social security’ heeft, waardoor het moeilijker wordt om ouderen snel te helpen.
Functionalisme in de praktijk
Een sociaal probleem is volgens functionalisten een conditie waarbij een deel van de maatschappij niet naar behoren werkt. Bijvoorbeeld de functie van verpleeghuizen. Vroeger werden vrouwen aangekeken voor de zorg van ouderen. Echter toen begonnen ze buitenshuis te werken en schoot de leeftijdsverwachting drastisch omhoog. Zo ontstonden verpleeghuizen. De manifeste functie is het verlichten van taken (van vrouwen) en ouderen verzorgen. Een latente functie is dat de relatie tussen ouder en kind beter wordt, omdat kinderen niet meer verplicht zijn voor hun ouders te zorgen. Er zijn echter ook dysfuncties. Er zijn te weinig man om alle ouderen adequaat te verzorgen, soms worden ouderen dus verwaarloosd. Een andere dysfunctie is het gebruik van ‘chemical straitjackets’, waarbij ouderen genoeg drugs krijgen om ze stil te houden.
Een sociaal probleem komt dus op omdat een deel van de maatschappij verandert van functie en andere delen van de maatschappij zich niet aanpassen aan de verandering.
Conflicttheorie en sociale problemen
De conflict theorie gaat ervanuit dat delen van de maatschappij concurreren met elkaar om gelimiteerde bronnen. In tegenstelling tot functionalisme denkt de conflict theorie juist dat er altijd een onbalans en conflict is, en niet een balans. De essentie van een sociaal probleem is conflict tussen twee groepen.
De ontwikkeling van de conflicttheorie
Karl Marx: Hij is de bedenker van de conflicttheorie. Tijdens de industriële revolutie kwamen duizenden mensen naar het stedelijke gebied. Armoede en exploitatie van de armen groeide. Deze periode wordt gekenmerkt door een strijd om meer macht. Toen het kapitalisme opkwam, kreeg een kleine groep controle over bijna alle middelen van de productie. Ook controleerden deze mensen met deze macht de politiek. Marx ging ervanuit dat de geëxploiteerde mensen uiteindelijk een revolutie ontketenen.
George Simmel: hij vergeleek de relatie tussen bovengeschikten en ondergeschikten. Bovengeschikten willen hun positie en privileges beschermen, echter hebben ondergeschikten wel nog een beetje macht, dus moeten bovengeschikten rekening met ze houden. Hierdoor is er een uitwisseling van macht. Conflict heeft ook voordelen volgens hem. Wanneer er een externe dreiging is, kunnen beiden samenkomen(bv in tijden van oorlog).
Lewis Coser: conflict ontstaat volgens hem vooral bij mensen die een hechte relatie hebben. Dat gebeurt omdat ze bepaalde verwachtingen van elkaar hebben over macht, verantwoordelijkheden en beloningen. Acties kunnen veranderingen te weeg brengen en niet in lijn zijn met deze verwachtingen. Hierdoor ontstaat conflict.
Conflict theorie in de praktijk
Oudere werkers werden eerst geprezen. Toen echter de industriële revolutie kwam, werden jongere werknemers juist geprezen omdat ze de machines sneller leerden kennen en voor minder wilden werken. Oudere werknemers werden snel ontslagen.
Er kwam een verschuiving in hoe oudere werknemers bekeken werden, van geprezen naar achtergesteld. Toen kwam ‘the great depression’. Francis Everett Townsend bracht ouderen samen in ‘the Townsend club’. Hij vond dat ouderen geld moesten krijgen van de regering. Hun uitgaven zouden de natie uit de depressie trekken en de ouderen uit de armoede helpen. Roosevelt kwam met een bescheiden plan, wat ook voor sociale zekerheid moest zorgen. Dit werd aangenomen in 1934 en zou 8 jaar later in de praktijk gebracht worden.
Conflicttheorieën leggen uit dat groepen concurreren om gelimiteerde bronnen. Bovengenoemde sociale zekerheid is niet aangenomen omdat het congres aardig wilde zijn, maar omdat ouderen politieke macht verkregen en dus een sterke positie hadden in deze strijd. Er was ook een tegenslag voor hen. Werkgevers wilden namelijk niet alleen maar inleveren en ouderen moesten verplicht stoppen met 65. Hierdoor hadden werkgevers een jongere en minder dure groep werknemers.
De meeste conflicten zijn gelimiteerd tot een politieke strijd, waarin groepen vechten om macht en privileges. Er zijn twee type problemen, vanuit de hoek van mensen die geëxploiteerd worden en het perspectief van de mensen die macht hebben als mensen die geëxploiteerd worden tegenstribbelen.
Introductie van de feministen theorie
Dit is een theorie die gaat over de relatie tussen vrouwen en mannen. De eerste stap volgens vrouwen is dat de onderdrukten, in dit geval de vrouwen, doorkrijgen dat ze onderdrukt worden. Ze hebben hun lens gericht op de mannelijke samenleving: de dominantie van mannen als een groep over vrouwen als een groep. Mannen hebben meer macht en gebruiken deze om vrouwen te controleren en obstakels en grenzen te creëren voor vrouwen.
Ontwikkeling van de feministentheorie
Er zijn bepaalde splitsingen ontstaan. Er zijn nog duizenden andere varianten, maar dit zijn 5 van de grootste stromingen.
Radicaal feminisme. Zij zeggen dat de samenleving ontmanteld moet worden. We moeten namelijk af van de genderrollen die zowel mannen als vrouwen opgelegd worden. Dit kan alleen maar door een oorlog op patriarchie te ontketenen. Deze groep krijgt veel negatieve publiciteit.
Liberaal feminisme. Iedereen is gelijk en heeft gelijke rechten volgens deze theorie. Onze instituties zorgen ervoor dat mannen en vrouwen een onderdrukkende ideologie ontwikkelen.
Socialistisch feminisme. Er is een directe link tussen kapitalisme en onderdrukking van vrouwen. The hoofdbeloningen gaan naar mensen die werken buitenshuis en niet binnenshuis. De traditionele rol van vrouwen, namelijk thuis werken, levert niks concreets op en daarom worden ze onderdrukt. Ze krijgen niet die hoofdbeloning, namelijk geld.
Cultureel feminisme. Vrouwen zijn biologisch gezien zachtaardiger. We moeten deze biologische verschillen beter benutten. Deze theorie gaat ervanuit dat de wereld beter uit zou zien als vrouwen de wereld leiden, omdat bv kapitalisme niet zou bestaan.
Ecofeminisme. Er is niet alleen onderdrukking van vrouwen, maar ook van de natuur. Vrouwen zouden zichzelf moeten bevrijden van deze onderdrukking en de natuur beschermen tegen mannen.
Feministen theorie in de praktijk
Met werk wordt niet alleen een baan bedoeld, maar ook bepaalde activiteiten thuis of op het gebied van verzorging van de maatschappij. Het zorgen voor ouderen wordt bestempeld als een vrouwenactiviteit. De oudere bevolking groeit, er is vergrijzing van de bevolking. Mensen willen uiteindelijk, wanneer de oudere bevolking groeit, niet iedereen in een verpleeghuis laten. Komt de verzorging dan weer op vrouwen aan? Ouderen zullen dat wel denken en verwachten van hun dochters. Dit is een deel van het sociale probleem ‘ouderen’ dat we door de lens van de feministische theorie kunnen bekijken.
Symbolische interactie
Deze theorie focust zich op hoe we het leven interpreteren. Zij zeggen dat we de wereld door middel van symbolen bekijken. Dit zijn dingen waar we een verbinding aan hechten en de manier waarop we communiceren met elkaar.
Laten we kijken naar de symboliek van een oude leeftijd. Als we iemand zien die veel jaren heeft geleefd, zien we hem als oud. In Amerika staat dat voor zwak, onaantrekkelijk en niet stijlvol. In andere culturen kan het echter staan voor wijsheid en kracht.
Nu wordt oud worden gezien als slecht in Amerika, echter vroeger was oud worden goed. Weinigen bereikten een oude leeftijd, dus het was een prestatie om op leeftijd te zijn. Daarnaast hadden ze meer kennis opgebouwd en waren ze bekwaam geworden in een baan. Toen kwam een fundamentele verschuiving. Er kwam laat 19e eeuw een grote verandering in het soort werk dat gedaan moest worden (door de industriële revolutie) en er kwamen veranderingen in de gezondheidszorg. Doordat mensen sneller ouder werden en bekwaam zijn in een vak niet nodig meer was door machines, begonnen we oudere mensen te zien als nutteloos in plaats van nuttig.
De symboliek van ouder worden is veranderd en daardoor ook de manier waarop wij naar het onderwerp ouderen kijken. Ouderen zijn nu een sociaal probleem, in plaats van iets persoonlijks. Dit komt omdat wij met zijn allen een oplossing probeerden te verzinnen om ouderen te helpen, we zagen ze namelijk als nutteloos.
Ontwikkeling van symbolische interactie
Symbolen helpen ons met denken over andere mensen en objecten, zelfs als ze er niet zijn. Dat onderscheidt ons van andere dieren. Hoe we onszelf symboliseren is essentieel voor de keuzes maken die we maken. Hieronder zien we een paar theorieën die dit belichten.
Mead en het nemen van de rol van anderen: zonder symbolen zouden we geen sociaal contact kunnen hebben. Het staat ons toe om doelen te creëren, te plannen en te evalueren. Ons zelfconcept is gebaseerd op symbolen. We ontwikkelen ons zelfconcept onder andere door de rol van anderen te leren innemen. Door de rol van een paar individuelen in te kunnen nemen (bijvoorbeeld je ouders of vrienden), kunnen we de rol van mensen in het algemeen innemen. Dit wordt ‘generalized other’ genoemd.
Cooley en ‘the looking glass self’: Mensen zullen zich zelf zien zoals ze denken dat anderen hen zien. Dit beeld creëer je door interacties met anderen in drie stappen. Als eerste bedenken we ons hoe we overkomen bij anderen. Als tweede denken we aan hoe anderen zich hierbij zouden voelen. Als laatste denken we aan hoe wij ons voelen bij dit beeld. Als ouderen bijvoorbeeld denken dat de maatschappij ze ziet als nutteloos, zullen ze zichzelf ook sneller zo zien.
Berger and luckmann and the sociale constructie van de realiteit: Als dingen gebeuren, zullen mensen beredeneren waarom deze dingen gebeuren. Dit wil dus zeggen dat je bezig bent met hoe je de realiteit bekijkt door onder andere sociale constructies te evalueren. Je bent bijvoorbeeld niet automatisch oud, mensen hebben er betekenis aan leeftijd gegeven. Het is meer een sociale constructie dan biologisch. Omdat de beslissing is genomen dat mensen op 65jarige leeftijd moeten stoppen met werken, zullen ze zich dan bijvoorbeeld snel oud voelen. Het leven komt dus niet met ingebouwde betekenissen, deze geven wij zelf aan het leven.
Symbolisch interactionisme in de praktijk
Sociale problemen ontstaan doordat mensen ze als sociale problemen gaan zien. Tot dan is het gewoon een karakteristiek van de maatschappij. De status van ouderen is dus gelinkt aan hoe ze zijn gelabeld door de bevolking. Dus het kan ook veranderen naarmate de tijd vordert, doordat de symboliek van ouderen verandert. Volgens symbolisch interactionisme moeten we leren begrijpen hoe een karakteristiek van de maatschappij een probleem wordt.
De toekomst van het probleem
Door economische groei en programma’s die door de regering zijn opgezet is de armoede van ouderen teruggedrongen. Zal deze grens zo laag blijven? Amerika heeft erg veel kosten en willen deze kosten graag terugdringen. Dit kan ouderen ook geld gaan kosten. Een grote kostenpost is bijvoorbeeld de gezondheidszorg voor ouderen en de kosten voor sociale zekerheid. Deze is sinds 1950 925 keer zo groot geworden. De regering wil graga deze kosten terugdringen, omdat de kosten uiteindelijk groter worden dan het bruto nationaal product. Echter willen de ouderen dat niet en zullen ze zich verzetten. Dit is een probleem waar nog niemand een antwoord op heeft.
De ratio tussen het aantal ouderen aantal jongeren zal ook snel veranderen. Op dit moment zijn er 7 jongeren voor één oudere, over twintig jaar zal dit 1 op 5 zijn. Dit betekent dat de kosten ook zo meegroeien voor jongeren. Ouderen zien dit probleem ook en om zichzelf te beschermen hebben ze een lobbygroep opgericht (AARP).
Als de politiek sociale zekerheid wilt verminderen bij ouderen, zullen ze overstelpt worden met klachten, dit zullen ze dus minder snel doen. De interesses van ouderen en jongeren botsen dus. Doordat de ratio verandert en door fouten in het besteden van geld bij de regering zal er vroeg of laat een echte botsing komen tussen ouderen en jongeren.
Alcohol en andere drugs - Chapter 3
Marihuana en cocaïne: Sommige mensen denken dat het roken van marihuana nieuw is, maar 4000 jaar geleden nam een Chinese keizer al marihuana als medicatie.
Tabak: Toen Columbus in Noord-Amerika belandde zag hij de autochtone Amerikanen tabak roken. Deze plant bestond niet in Europa en hij nam het daarom mee. Europeanen probeerden het, vonden het lekker en begonnen het te gebruiken. Er zijn veel anti-tabak campagnes geweest. Zo erg dat in Rusland de neuzen werden gespleten van rokers en in China werd men onthoofd. Uiteindelijk heeft het niet geholpen. Echter in 1940 werden sigaretten gezien als ‘goed voor de gezondheid’.
Cafeïne: In 1500 werd koffie geïntroduceerd door Arabieren. Islamitische leiders waren boos dat men koffie dronk om wakker te blijven en in 1674 schreef een groep Engelse vrouwen een pamflet omdat ze vonden dat koffie de mannen minder seksueel actief maakte.
Opium: In 1800 kon je opium kopen in Amerika. In drogisterijen, supermarkten en warenhuizen. Je kon ook opium bestellen via de post. Opium werd geadviseerd tegen diarree, koorts, haaruitval e.d. Opium werd zo gewoon dat Amerikaanse moeders hun baby’s 750.000 glazen met opium siroop gaven. Opium werd toen meer gebruikt dan sigaretten en alcohol.
Of een bepaalde drug dus goed of slecht gevonden wordt, hangt totaal van de periode af. Het zijn niet de objectieve condities maar de subjectieve factoren die aangeven of iets toegelaten wordt of niet.
Een drug is een substantie die ervoor zorgt dat men veranderd van denken, bewustzijn, emoties, lichamelijk functioneren of gedrag. Dus drugs is niet alleen maar wat je in aparte winkels kunt kopen, ook cafeïne valt onder drugs. Het verandert je functioneren. Drugsmisbruik is het gebruiken van een hoeveelheid drugs dat schade toebrengt aan iemands gezondheid, functioneren of dat iemands sociale leven gaat bepalen. Een drug is niet gelijk een sociaal probleem wanneer het schadelijk is, maar pas wanneer de substantie sociaal is afgekeurd.
Verslaving: een drugsverslaving is een serieus probleem. Iemand heeft dan de substantie regelmatig nodig om de dag door te komen. Waarom men niet zomaar kan stoppen heeft te maken met de hunkering naar de substantie en het intense verdriet (dat zich uit in misselijkheid, hoofdpijn, nervositeit, depressiviteit e.d.) wat men ondergaat wanneer zij het middel niet tot zich nemen. Deze hunkering kan na het stoppen nog jaren voortduren en wanneer deze hunkering is verdwenen kan men alsnog soms verlangen naar de drug. Dit wordt psychische afhankelijkheid genoemd.
Kijken vanuit het symbolisch interactionisme
Symbolische interactionisten benadrukken dat objecten op zichzelf geen betekenis hebben, maar dat mensen er een betekenis aan geven. Alcohol was vroeger verwant met onbetrouwbare drifters, ongeschoolde immigranten of een twijfelachtige achtergrond.
Geen alcohol drinken was een eis voor mensen van een hogere klasse. Rond 1919 was alcohol verboden. Je werd gearresteerd als je hier mee werd gezien.
Kijken vanuit het functionalisme
Volgens het functionalisme gaat het om de functie of disfunctie van drugs. Functies zijn de voorgenomen positieve effecten voor de samenleving. Disfuncties zijn de niet voorgenomen negatieve effecten. Een functie van het gebruiken van drugs is om even spanningen kwijt te raken. Ook is het functioneel voor degene die het maken en verkopen. Maar het is een disfunctie voor mensen die het misbruiken en voor hun familieleden. Medicijnen op recept zijn functioneel voor zowel de patiënt zelf als de medici. De daling van mensen in psychiatrische ziekenhuizen is te danken aan stemmingsveranderende drugs. Medicijnen op recept hebben ook disfuncties. Er zijn mensen die daar verslaafd aan zijn geraakt of juist negatieve bijwerkingen krijgen.
Kijken vanuit de conflicttheorie
De conflicttheorie kijkt hoe drugswetten worden gebruikt als politieke instrumenten. Als een drug illegaal wordt, kan dit voor onrust zorgen bij groepen. Maar de wetten zorgen voor duidelijke regels waar de autoriteiten zich naar moeten gedragen en naar moeten straffen.
Medisch model: Michael Jackson is een goed voorbeeld van een persoon met één van de grootste drugsproblemen. Hij maakte misbruik van zijn medicijnen op recept en kwam daardoor te overlijden. Rond 1930 probeerden artsen te zorgen voor gezondheid van ieders lijf en voor psychologische gezondheid, maar hierna begon het produceren van medicijnen en drugs en ontstond een drugsrevolutie. Artsen schreven antidepressiva en drugs tegen angsten e.d. voor om mensen een normaal leven te laten leiden.
De angst-, depressie- en stressgevoelens worden “medische menselijke problemen” genoemd. Artsen geven medische ‘oplossingen’ voor alledaagse problemen. Door tijdschriften en andere informatiegevers zien mensen wat bepaalde medicijnen met je doen, je gaat naar de dokter en zegt wat je wilt en de dokter schrijft het voor. De dokter maakt hier winst op, dus vindt het dit al vrij snel goed.
Misbruik van voorgeschreven drugs: De grote hoeveelheden waarin bepaalde medicijnen worden geproduceerd, zorgen voor het grote gebruik. Bekende favorieten zijn Xanax, Valium en OxyContin. Sommige mensen noemen OxyContin “dorpsheroïne” omdat de effecten hetzelfde zijn als heroïne en opium.
Bij studenten is alcohol veruit de favoriete drug. Daarna komen sigaretten en marihuana. Binge drinken is ook populair. Dit betekent meer dan 5 glazen op een avond drinken. Deze cijfers geven een algemeen beeld. Natuurlijk verschilt het per school, regio en cultuur.
Nicotine: Elk jaar sterven 400.000 Amerikanen door het roken van sigaretten. Rokers weten dat het slecht is, dat er mensen dood gaan aan roken, en toch blijven ze roken. Een gemiddelde roker leeft ongeveer 13 jaar korter. Vroeger mocht overal binnen gerookt worden. Docenten en leerlingen rookten gewoon in de klas.
Tegenwoordig hebben de niet-rokers hier een stokje voor gestoken en mag er niet meer in openbare ruimtes gerookt worden. Het percentage rokers is de afgelopen 40 jaar flink gedaald. Door middel van reclames en campagnes proberen de fabrikanten nieuwe rokers aan te trekken. Door bijvoorbeeld te laten zien dat roken ‘sexy’ is en heel volwassen lijkt.
Alcohol: Alcohol is gevaarlijker dan veel mensen denken. Door alcohol gerelateerde auto-ongelukken sterven ongeveer 13.000 Amerikanen per jaar. Dat zijn 36 op een dag. Zo’n 10 miljoen Amerikanen zijn alcoholist: mensen met ernstige alcohol problemen.
Slechts een klein aantal is dakloos. De meesten gaan verder met hun werk of andere bezigheden, maar hebben vaak wel verstoorde sociale relaties met vrienden, familie en werk. Elk jaar worden 700.000 Amerikanen behandeld voor alcoholproblemen. Dit kost miljarden euro’s en dit moeten alle Amerikanen betalen.
De meeste alcoholgerelateerde auto-ongelukken betreffen mannelijke bestuurders. Dit komt mede door de gedachte dat mannen denken dat drinken stoer is. Risicovol gedrag is een manier waardoor mannen laten zien dat ze een échte man zijn, en met drank op achter het stuur zitten is zo’n voorbeeld. Maar vrouwen proberen steeds meer mee te doen met mannen door bijvoorbeeld net zoveel te drinken en gevaarlijk te rijden.
Gezondheidsconsequenties door alcohol: Binge drinken verhoogt de kans op een plotselinge dood door een beroerte of hartaanval. Mensen die gewoon te veel alcohol drinken hebben hier ook kans op, maar hiernaast ook op diabetes, epilepsie, depressie, tong-, lever-, longkanker e.d. Deze gezondheidsproblemen komen door misbruik van alcohol; niet door gebruik. Er zijn namelijk ook positieve gevolgen aan het drinken van alcohol (1 à 2 glazen per dag, een paar dagen in de week). Lichte alcohol drinkers zijn maar één derde van de mensen die een hartaanval krijgen. Rode wijn is daarnaast goed voor het hart en het stimuleert de productie van een goed cholesterolgehalte.
Zwangerschap en alcohol: Als een zwangere vrouw alcohol drinkt gaat het niet alleen in haar circulatiesysteem, maar ook naar de foetus toe. De alcohol komt dan in het bloed van de foetus. Elk jaar worden er ongeveer 5.000 baby’s geboren in Amerika met FAS, foetaal alcohol syndroom. Deze kinderen hebben pijnlijke, irriterende steken in hun lichaam, hun hart gaat soms onregelmatig en ze hebben soms last van stuiptrekkingen (ontwentelingsverschijnselen). Ze lijden aan hersenbeschadiging waardoor ze moeilijker leren, slechter onthouden en moeite hebben met concentratie. Ook kunnen ze beschadiging aan het centraal zenuwstelsel hebben, beschadigingen aan nieren, hart of darmen. Vaak hebben kinderen met FAS fysieke verschijnselen als ondergewicht, kleiner hoofd, specifieke gezichtskenmerken e.d..
Marihuana: Marihuana verwoest het lichaam van de mens niet in dezelfde mate als sigaretten en alcohol, maar toch is het illegaal in Amerika. Veel mensen zien marihuana als onaanvaardbaar. In 1960 omarmde de rebelse jeugd marihuana. De overheid wist niet goed wat ze hier tegen moesten doen. De ene staat legaliseerde het en de andere staat wilde er 6 jaar gevangenisstraf op zetten. In 1979 rookte één op de drie Amerikanen tussen de 18 en 25 jaar marihuana minimaal één keer in de maand. Maar dit is tegenwoordig naar 16% gedaald.
Gezondheidsconsequenties door marihuana: Marihuana beschadigt het ademhalingssysteem. Marihuana rokers hebben vaker last van bronchitis, hoesten en piepende ademhaling dan niet-rokers. Ook beschadigt marihuana coördinatie en vermindert het bewustzijn van externe stimuli zoals een rood stoplicht. Dit zorgt dus voor meer ongelukken. Daarnaast kwamen onderzoekers erachter dat mannen die marihuana roken een grotere kans hebben op zaadbalkanker en het vermindert de hoeveelheid sperma. Ook bij vrouwen vermindert marihuana de vrouwelijke hormonen en stijgt de kans op een miskraam.
Positieve gevolgen van marihuana zijn de vermindering van pijn door bijvoorbeeld migraine. Ook verzacht het astma, epilepsie en sommige mensen met HIV/AIDS zeggen dat het ook angsten, depressie en dergelijke verzacht.
Sociale consequenties: Studenten die marihuana roken halen vaak slechtere cijfers dan studenten die niet roken. Ook stoppen meer studenten die marihuana roken met school. Maar als je verder kijkt zie je ook vaak dat studenten die marihuana roken uit bijvoorbeeld een gescheiden gezin komen, meer alcohol drinken, vaker betrokken zijn geweest bij strafbare feiten enz. Marihuana is dus maar één element in een complexe situatie van problemen en gedragingen en niet alleen marihuana zorgt voor slechte cijfers.
Cocaïne: In 1500 meldde de Spanjaarden dat de bevolking in Peru op coca bladeren kauwden. Spanjaarden schoven de drugseffecten toe aan de duivel en zeiden dat cocaïne slecht was. Ze namen de plant wel mee naar Spanje en rond 1800 werd cocaïne gebruikt in medicijnen, maar het werd ook al recreatief gebruikt. Aan het einde van de 18e eeuw werd er een wijn geïntroduceerd met daarin de coca bladeren. De paus vond deze wijn zo lekker dat Angelo Mariana, de uitvinder van de wijn, een medaille van de paus kreeg. Zo werd cocaïne vanzelf een ingrediënt in Coca-Cola, maar deze werd een aantal jaar later weer verwijderd. In 1914 werd cocaïne geclassificeerd als een verdovend middel en werd het illegaal. Dit wordt ook wel de Harrison daad genoemd. De Harrison daad stimuleerde echter zwarte handel in cocaïne. Een handel die vandaag de dag nog steeds veel voorkomt.
Het gebruik: Cocaïne heeft een onderscheidend medisch gebruik. Chirurgen gebruiken het voor plaatselijke verdoving en als een vasoconstrictie (een substantie die vernauwing veroorzaakt in bloedvaten). Het meest voorkomende gebruik van cocaïne is om een high gevoel te krijgen. Een gevoel van welzijn, optimisme, zelfvertrouwen en energie. Ook wordt het gebruikt voor het verhogen van seksuele verlangens en om het seksuele uithoudingsvermogen te vergroten. Uit het coca blad komen hiernaast veel legale producten voort, zoals shampoo, tandpasta en thee.
Disfuncties van cocaïne: Wanneer iemand verslaafd is aan cocaïne, is het verlangen zo sterk dat degene er veel dingen voor op geeft, zoals geld, relaties en werk. In 1980 was er nationale paniek over crack baby’s: kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap cocaïne gebruiken.
LSD: Het meest bekende hallucinerende middel is LSD. Dit werd voor het eerst geïntroduceerd in 1938 door Albert Hoffman, een Zwitsers scheikundige. Wanneer men voor het eerst LSD begon te gebruiken, kwamen vooral psychotische en zelfmoordreacties naar boven. Socioloog Becker verdiepte zich in de drugscultuur en kwam erachter dat LSD paniek kon creëren. Maar dit veranderde doordat men experimenteerde met LSD. Daardoor kon men verschillende kleuren, vormen en dergelijke zien. In plaats van angst, liet men het nu over zich heen komen en werden de negatieve ervaringen ingeruild voor positieve ervaringen.
Peyote en mescaline: Peyote is een kleine cactus die zorgt voor hallucinaties. Dit werd gebruikt door sommige autochtone Amerikanen wanneer de Spanjaarden kwamen in Noord-Amerika. Mescaline komt van de peyote cactus en heeft ongeveer dezelfde visuele effecten. Tegenwoordig is peyote legaal in Amerika, maar alleen voor leden van de autochtone Amerikaanse kerk, voor religieuze doeleinden.
Psilocybine: Rond 1500 zagen de Spanjaarden dat de autochtone Amerikanen in Mexico een paddenstoel gebruikten om hallucinerende ervaringen te krijgen. Het ingrediënt in de paddenstoel dat dit veroorzaakt is psilocybine. Net als bij peyote, bevatte deze drug ook voornamelijk spirituele en religieuze nadruk.
PCP: phencyclidine hydrochloride wordt vaak “angel dust” genoemd. PCP werd verkocht als pijnstiller, maar men kwam er al snel achter dat deze drug hallucinaties veroorzaakte. PCP is eenvoudig te maken dus dit werd vaak thuis gedaan. Het beïnvloed je centrale zenuwstelsel, waardoor je moeilijk gaat praten. Andere ervaringen zijn gevoelens van onwerkelijkheid, gevoel van macht, eenzaamheid enz. Een hoge dosering kan leiden tot woede, desoriëntatie of coma.
Ecstasy: Ecstasy (MDMA) is een populaire feestdrug. Gebruikers zeggen dat het zorgt voor een relaxt, maar ook euforisch gevoel en het verhoogt het gevoel van intimiteit. Ook verbetert het seksuele ervaringen. De negatieve effecten zijn mentale verwardheid en angstigheid. De bezorgdheid over deze drugs komt doordat het kan fungeren als giftige stof en blijvende schade in de hersenen kan veroorzaken.
Barbituraten: Medisch gezien worden barbituraten gebruikt als verdoving voor angsten, slapeloosheid en epilepsie. Barbituraten worden ook gewoon gebruikt. Ze geven ongeveer hetzelfde effect als alcohol. Regelmatig gebruik leidt tot fysieke afhankelijkheid. Wanneer men probeert te stoppen, krijgt men last van angsten, zweten, duizeligheid en misselijkheid. Het risico tot overlijden is groter wanneer men abrupt stopt waardoor artsen adviseren het gebruik langzaam af te bouwen.
Amfetaminen: Amfetaminen worden aangeduid als ‘uppers’: pep pillen, speed en dergelijke. Benzedrine is een voorbeeld van een amfetamine. Deze kon men krijgen op recept voor hyperkinesia (nerveus-motorische onrust) en later, rond 1939, werd het gebruikt als eetlustremmer. In de tweede wereldoorlog kregen soldaten dit middel om wakker te blijven en zo begon de amfetamine misbruik. Speed (methamfetamine opgelost in vloeistof) wordt in het lichaam gespoten. Bij elke injectie ontstaat er een erg plezierig gevoel, gevolgd door euforische gevoelens. Sommige gebruikers beginnen te hallucineren, terwijl andere agressief worden. Wanneer men veel gebruikt, kan dit gepaard gaan met gedragsstoornissen.
Wanneer men stopt met gebruiken, krijgt men vaak last van agressieve aanvallen en zelfmoordgedachtes. Het gebruik van methamfetamine is een groot probleem, omdat het eenvoudig thuis te maken is.
Anabole steroïden: Medisch gezien worden anabole steroïden gebruikt om borstkanker te behandelen en om spiermassa op te bouwen van mensen die aids hebben. Het gebruik kan leiden tot afhankelijkheid en wanneer het stopt, tot depressie. Een hoge dosering daarentegen kan leiden tot een hartaanval of een beroerte. Het is illegaal voor atleten en bodybuilders om dit te gebruiken
Morfine: Morfine is een pijnstiller die zo sterk is dat artsen het gaven aan soldaten die vanuit het slagveld terecht kwamen in ziekenhuizen. Morfine is wel erg verslavend, vandaar dat het alleen te krijgen is voor tijdelijke medische zorg.
Heroïne: Heroïne komt van de opium papaver en is net zo verslavend als morfine. Sommige gebruikers vertellen dat er niet meer zonder heroïne te leven valt en dat ze er alles voor op zouden geven. Maar na een tweejarige studie kwamen onderzoekers erachter dat veel heroïne gebruikers niet fysiek verslaafd zijn. Na een tijdje heroïne gebruikt te hebben, kan men een aantal dagen zonder drugs, zonder dat ze hier ziek van worden. Andere onderzoekers kwamen ook mensen tegen die alleen heroïne op feestjes in het weekend gebruiken zonder verslaafd te raken. Het verschilt dus erg per persoon of het verslavend is of niet.
Net zoals bij alcohol en cocaïne is hier ook sprake van een syndroom als de moeder verdovende middelen gebruikt terwijl zij zwanger is, FNS, fetal narcotic syndrome. De baby’s hebben dan slaapproblemen, ze worden vaak te vroeg geboren en hebben ondergewicht.
Harde aanpak
In Amerika is men van de harde aanpak, dus strikte wetten. Op zich is dat niet erg, zolang het niet zo ver gaat als in andere landen, zoals eerdere voorbeelden: snijden in de neus van iemand die snuift of het amputeren van een hand of hoofd van iemand die rookt. In 1980 verklaarde Bush een oorlog tegen drugs. Door middel van organisaties probeerde hij alles bij de grenzen tegen te houden. Het resultaat was averechts. Er werd alleen maar meer naar Amerika geëxporteerd, waardoor de prijzen daalden en men het nog meer ging gebruiken. Een harde aanpak zorgt vaak alleen maar voor zwarte handel.
Ander sociaal beleid
Een beter beleid is het verbieden van alle reclame voor drugs waarvan bekend is dat het schadelijk is. Nicotine is een voorbeeld. Nu staan alle tijdschriften nog vol met blije, jonge mensen die aan het roken zijn. Wanneer dit wordt verboden zal de bron van verleiding verdwijnen.
Drugscholing
Verschillende antidrugs scholingsprogramma’s zijn uitgeprobeerd, maar onderzoekers zijn erachter dat dit niet helpt. Sommige programma’s werken juist averechts. Natuurlijk zijn er programma’s die iets helpen, in kleine groepen, maar niet op grote schaal.
Sociaal beleid voor drugsverslaafden
Er moet een sociaal beleid zijn voor drugsverslaafden. Verslaafden opsluiten heeft geen zin. De meesten neigen dan weer terug naar hun verslaving. Het beleid moet ingaan op de achtergrond van iemands verslaving. Een verslaving heeft vaak te maken met armoede, werkloosheid, hopeloosheid of een slecht toekomstbeeld. Om succes te boeken, moet het beleid de drugsverslaafden laten reflecteren op hun leven en hen laten zien dat dit niet normaal is. Veel verslaafden doen ook criminele activiteiten om hun verslaving te kunnen blijven betalen.
Het beste is driedelige hulp: hulpverlening voor persoonlijke problemen, praktische hulp bij het zoeken- en onderhouden van werk en medische hulp voor mensen die van hun verslaving af willen.
Methadon: Methadon is een synthetisch verdovend middel dat wordt gebruikt als hulpmiddel bij ontwenningskuren van heroïneverslaving. Maar ook methadon is verslavend. De verslaving wordt dus verschoven van een illegale drugs, heroïne, naar een legale drugs, methadon. Al is de verslaving hierdoor dus nog niet verdwenen, is het wel beter om verslaafd te zijn aan methadon. Het houdt je weg van de zwarte handel en men hoeft niet langer meer criminele activiteiten te verrichten om de verslaving voort te zetten.
Anonieme alcoholisten (AA): De AA is een succesvol programma, het is gegroeid tot een wereldwijde organisatie met 115.000 plaatselijke groepen en meer dan 2 miljoen leden. De AA is opgericht- en wordt geleid door mensen die zelf ook alcoholverslaafd zijn geweest.
Zij weten dus als de beste wat de verslaving met je doet en daarom kan er op een ‘zelfde niveau’ hierover gepraat worden.
Succesvol sociaal beleid
Om effectief te zijn moet het beleid totaal aansluiten op de doelgroep. Dat betekent dat er verschillende programma’s nodig zijn voor verschillende groepen met kenmerken zoals leeftijd en sociale klasse. Ook moeten de drugsverslaafden worden geïntegreerd in een samenleving waar zij niet meer in dezelfde valkuilen kunnen vallen, door goede sociale netwerken en toekomstkansen. Wanneer je drugscholing succesvol wilt maken, moet het echt de realiteit laten zien door middel van mensen met eigen ervaring. Niet door middel van ideeën van mensen die nooit drugs hebben gebruikt.
Geweld in de samenleving: verkrachting en moord - Chapter 4
Geweld grijpt onze aandacht wanneer we het zien op straat of op de televisie. Hoe erger het is, hoe meer aandacht het krijgt. Om geweld of verkrachting te zien als sociaal probleem, moet het een groot probleem zijn waar een groot aantal mensen zich boos over maakt. Wanneer er een gevecht is tussen 2 personen, is het nog een individueel probleem.
Angst
De angst voor geweld is groot bij veel mensen, en voornamelijk vrouwen. Maar ook zijn ouderen angstiger dan jongere mensen, en zwarte mensen angstiger dan blanke mensen. Uit cijfers blijkt: hoe meer je verdient, des te minder angst je hebt. Dit heeft er mee te maken dat als je goed verdient, je in een minder gewelddadige wijk woont.
Cijfers
Tussen 1960 en 1991 steeg niet alleen de hoeveelheid geweld, maar ook de mate van geweld. Tussen 1970 en 1980 is het zelfs verdubbeld. Vanaf 1991 is het gelukkig weer wat gedaald en tegenwoordig is het 60% van de hoeveelheid in 1991. Maar alsnog is er veel sprake van geweldscriminaliteit. Elk uur worden er gemiddeld 10 vrouwen verkracht. Dit zijn 240 vrouwen op een dag. Elke halve minuut wordt iemand geslagen en elk half uur overlijd iemand door geweld. Het zijn dus geen onschuldige vechtpartijen meer.
Wanneer je een nieuwe stad zoekt om te wonen is het belangrijk om de buurt na te gaan. Maar weinig mensen realiseren zich hoe belangrijk dit is. Wanneer je in Washington D.C. woont heb je 63 keer meer kans om vermoord te worden dan wanneer je in Noord Dakota woont. Zwarte mensen hebben ook zes keer meer kans dan blanke mensen om vermoord te worden. Kinderen tot 12 jaar en bejaarden zijn ook groepen die het meeste kans hebben. Amerika heeft echter niet het hoogste percentage moorden in de wereld. Zuid Afrika, Swaziland, Jamaica en Zimbabwe zitten hier nog boven. Zuid-Afrika is het ergst.
Biologische verklaringen
Midden 1800 behandelde Cesare Lombroso, een Italiaanse arts, duizenden gevangenen. Hij was verbaasd over het verschil tussen hen en zijn reguliere patiënten. De gevangenen hadden een lager voorhoofd, grotere oren en een andere kin. Gewelddadige mensen waren atavistisch, dat wil zeggen dat er biologische kenmerken zijn voor criminelen, vanuit de vroege primitieve tijd.
Volgens de antropoloog Konrad Lorenz was het net iets anders. Hij zei dat we biologisch slecht uitgerust zijn om te doden. We hebben geen lange klauwen, snijtanden of enorme kracht. Hierdoor hebben we geen remmend mechanisme om geweld te stoppen. Wanneer honden, wolven of bavianen vechten, treed er een remmend mechanisme in werking als de vijand zich onderdanig maakt.
Ons intellect zorgt ervoor dat er wapens zijn gemaakt, maar alleen wapens zonder remmend mechanisme zorgen voor verschrikkelijke bloedbaden. In woede of verlangen om te domineren gebruiken we wapens om elkaar te vernietigen.
De antropoloog Earnest Hooton zag verschillen in biologische factoren. Van verschil in de vorm van de schedel tot hormonale disbalans. Om geweld te begrijpen, moet je kijken naar het lichaam zei hij. Lange dunne mannen zijn moordenaars en kleine sterke mannen zijn verkrachters.
Psycholoog John Dollard benadrukte dat geweld vanuit de natuur komt en had een frustratie-agressie theorie van geweld ontwikkeld. De frustratie die je voelt wanneer je een doel wilt bereiken, maar het op geen enkele manier lukt, uit zich meestal in milde vormen, maar soms uit zich dit door geweld. Dollard heeft dit door middel van allerlei testen laten zien.
Er is echter nog een andere biologische verklaring voor geweld. Wij zijn namelijk het product van miljoenen jaren van natuurlijke selectie. Gedurende deze tijd hadden de gewelddadige mensen meer kans om te overleven en hun genen door te geven. Genetici zijn nu aan het proberen om specifieke genen te identificeren voor gewelddadigheid.
B.F. Skinner ontwikkelde operante conditionering. Dit wil zeggen dat we gedrag dat beloond/versterkt wordt vaker herhalen en gedrag dat niet beloond word niet meer herhalen. Deze beloning of versterking kan veroorzaakt worden door middel van bijvoorbeeld eten, geld of macht, maar ook door alleen een glimlach of een compliment. Andere theorieën benadrukken dat geweld wordt geleerd door modelleren. Het kopiëren van andermans gedrag.
Sociologen kijken niet naar de oorzaken van geweld in mensen, maar in de omgeving van mensen. In onze samenleving is geweld al in bepaalde rollen toebedeeld, zoals bij boksers of rugby spelers.
Symbolisch interactionisme
Symbolisch interactionisten vragen zich af waarom mensen anderen vermoorden. De socioloog Edwin Sutherland benadrukte dat mensen crimineel gedrag leren door interacties met anderen. Mensen die omgaan met mensen die de wet overtreden doen dit ook sneller dan mensen die niet omgaan met wetsovertreders. Dit wordt de differentiële associatie theorie genoemd.
De socioloog Marvin Wolfgang ontwikkelde de subcultuur theorie. Deze theorie stelt ongeveer hetzelfde als de differentiële associatie theorie. Deze theorie stelt dat mensen die opgroeien in een subcultuur waarin veel gewelddadig gedrag voorkomt, een grote kans hebben om zelf ook gewelddadig te worden. Wolfgang wilde weten waarom er meer moorden worden gepleegd in de lage klasse . Hij kwam erachter dat mannen geweld associëren met eer en mannelijkheid. Het was een uitdaging om hun mannelijkheid op te proef te stellen.
De socioloog Roth Horowitz observeerde groepen uit Chicago en zag dat deze jonge mannen soms zochten naar ruzie of geweld om hun mannelijkheid te testen.
Functionalisme
De socioloog Emilie Durkheim stelde als eerste de vraag wat er in een samenleving voor zorgt dat het geweld verhoogd of juist verminderd. Hij bestudeerde geweld in veel verschillende Europese landen en vond het interessant dat de hoogtes per land elk jaar ongeveer hetzelfde bleven. Landen met weinig geweld, bleven landen met weinig geweld en landen met veel geweld, bleven ook landen met veel geweld. Dit noemde hij het normale geweld, het aantal geweld wat een groep standaard heeft. Hij zei dat de samenleving de individuele impulsen en verlangen bepaald en dus ook de hoogte van geweld. In hechte kleine dorpen, waar iedereen elkaar kent, treden kinderen in de voetsporen van hun boeren-vaders en is een laag percentage van gewelddadigheid. Maar wanneer er industrialisatie plaatsvindt en men moet gaan werken in de stad met weinig sociale banden zal deze sociale cohesie totaal verdwijnen en zal veel meer geweld plaatsvinden.
Een andere functionalist, Robert Merton, ontwikkelde de straintheorie. Hij stelt dat succes in de vorm van geld of ander materieel, een cultureel doel is. De samenleving biedt kansen om dit doel te realiseren, zoals scholing, werk en carrièretraining. Dit noem je culturele middelen. Socialisatie in de vorm van een cultureel doel is effectief.
Veel Amerikanen leren zo geld en materiële zaken te verdienen. De goedgekeurde middelen zijn echter beperkt, en wanneer deze doelen dus worden geblokkeerd krijgt men “strain” (frustraties en angsten). Men die nog steeds het doel wil bereiken, gaat dan eerder kijken via de onwettige middelen zoals diefstal of andere geweldsdelicten. Armen zullen eerder naar deze onwettige middelen neigen omdat zij minder kans hebben om via de goedgekeurde middelen hun succes te boeken.
De straintheorie verklaard alleen niet waarom sommige mensen wel geweld plegen terwijl anderen dit niet doen. Daarom heeft de socioloog Walter Rechless de controle theorie ontwikkeld. Deze theorie stelt dat iedereen van nature een neiging heeft tot geweld. Je hebt innerlijke controles en uiterlijke controles, wanneer je controles sterker zijn dan je impulsen, ben je niet gewelddadig, maar wanneer de controles zwakker zijn, zul je wel gewelddadiger zijn.
Conflicttheorie
Geweld is onafscheidelijk van een samenleving. De sociale klassen strijden om de beperkte middelen in de samenleving. De essentiële verdeling ligt tussen degene die eigenaar zijn van de middelen voor productie (fabrieken, machines en kapitaal) en degene die er werken. De werknemer zijn bezig om voedsel ’s avonds op tafel te krijgen en de eigenaren zijn bezig om de goedkoopste landen te zoeken om hun fabrieken te plaatsen. Door de frustratie van slecht betaalde banen en slechte omgang vinden de werknemers hun economie zwak. Zij zorgen voor meer geweld dan anderen.
Maar volgens de conflict theorie is dit te oppervlakkig. Zij zeggen dat er meer speelt bij de hogere klasse, waar de eigenaren onder vallen. Zij vermoorden misschien niet met hun handen, zoals de lagere klasse doen, maar de rijken hebben controle over de politie en hun bevoegden. Deze gebruiken ze om rellen en stakingen van de lagere klasse te onderdrukken. Ook hebben zij de controle over het leger dat ervoor zorgt dat hun investeringen worden beschermd en dat er olie binnen blijft komen.
Verkrachting
We focussen ons hier op gewelddadige verkrachting, een vorm van aanval waarbij iemand de ander dwingt om een vorm van seks te hebben. Je hebt ook de wettige verkrachting, wat verwijst naar seksuele handelingen tussen een volwassene en een minderjarige.
Vroeger werd een vrouw gezien als eigendom van de vader, hij mocht haar doorgeven aan een man om te trouwen. Verkrachting was een misdaad tegenover de man of vader omdat het 'het eigendom' beschadigde. Verkrachting werd gezien als een persoonlijk probleem. De vrouw had vast iets verkeerds gedaan, zich verkeerd gekleed of iets verkeerds gezegd. Later werd verkrachting gezien als een daad van liefde. Het bleef een persoonlijk probleem tussen twee personen. Wanneer een man zich niet meer in bedwang kon houden en zijn ‘liefde’ moest uiten, gebeurde dit.
Feministen waren het hier niet mee eens en uitte dit. Het werd een sociaal probleem. Er kwamen campagnes tegen verkrachting om de angst van verkrachting en de manier waarop mannen vrouwen onderdanig maken, te illustreren. En dat de aanleiding tot verkrachting niet liefde is, maar macht en controle vanuit de mannen. Deze nieuwe kijk zorgde ervoor dat verkrachting onder geweld viel, en niet een daad van liefde was.
Cijfers
Volgens politiecijfers worden jaarlijks ongeveer 89.000 vrouwen in Amerika verkracht, maar er wordt geschat dat dit in werkelijkheid ongeveer 2,5 keer zo groot is. Dit betekent dat er ongeveer 200.000 vrouwen worden verkracht. Er blijkt namelijk uit onderzoek dat maar 38% verkrachting aangeeft bij de politie.
Een vrouw wordt vaker verkracht door een bekende dan een vreemde. Ook gebeurt dit vaker thuis of bij een vriend/kennis thuis dan ergens anders. Twee derde van de verkrachtingen gebeuren tussen 18.00 en 06.00, dus ’s nachts. De meeste slachtoffers zijn tussen de 16 en 24 jaar en het zijn vaak minder rijke vrouwen. Bij drie van de tien verkrachtingen wordt er een wapen gebruikt.
Verkrachting gebeurt bijna alleen maar door jonge mannen. 38% van de mannen tussen 15-24 is opgepakt voor verkrachting. In Amerika is 13% Afrikaans Amerikaans en 32% van deze mannen zijn opgepakt voor verkrachting. Dit komt doordat de lagere klasse, waar de Afrikaanse Amerikanen onder horen, meer geweld plegen om hun mannelijkheid te tonen.
Weerstand
Vrouwen die zich direct verzetten door te schreeuwen, krabben, bijten, slaan enz., hebben minder kans om verkracht te worden dan vrouwen die gelijk toegeven. En dit verzet, blijkt uit een studie, zorgt ook niet direct voor meer verwondingen bij een vrouw. Natuurlijk verschilt dit per verkrachter. Sommige verkrachters zullen ontmoedigd worden van het verzet of zullen schrikken. De andere zal woedend worden.
Tien soorten profielen van verkrachters
De vrouwenhater: Hij is zelf pijn gedaan door een vrouw, vaak is dit vroeger zijn moeder geweest. Dit heeft hem geraakt en om deze wond te helen gaat hij zijn slachtoffer vernederen en soms hardhandig aanpakken.
De sadist: hij heeft geen persoonlijke negatieve gevoelens naar vrouwen toe, maar heeft geleerd om te genieten van iemand pijn te doen. Bij verkrachting combineert hij dit plezier met seksueel genot. Hij haalt voornamelijk zijn plezier uit de pijn tijdens en na de verkrachting.
De gewone gewelddadige man: Verkrachting is voor hem alleen een andere vorm van geweld. Hij ziet de wereld vol geweld. Zijn plezier zit hem vooral in de seks, en niet in het geweld. Hij gebruikt alleen geweld, totdat de vrouw accepteert.
De wraaknemer: Hij gebruikt verkrachting om wraak te nemen op iemand. Zijn slachtoffer kan degene zijn waarop hij boos is, het slachtoffer is in ieder geval zijn uitlaatklep.
De politieke verkrachter: hij kiest een slachtoffer van de vijand, het verkrachten van een vrouw van de vijand betekent namelijk minachting voor de vijand en eigen superioriteit.
De Walter Mitty verkrachter: dit is een fictief persoon. Hij heeft een onrealistische kijk op mannelijkheid. Hij gebruikt verkrachting om het gat te overbruggen tussen de manier hoe mannen in zijn ogen zouden moeten zijn en hoe mannen in werkelijkheid zijn. Hij fantaseert dat vrouwen het fijn vinden om verkracht te worden en dat hij een geweldige sekspartner is. Hij zal niet veel geweld gebruiken, maar wel genoeg kracht, wat nodig is.
De opportunist: Verkrachten is niet zijn doel, maar maakt gebruik van een onverwachte kans, vaak tijdens een diefstal of inbraak.
De afspraak verkrachter: ook wel kennismakingsverkrachter genoemd. Hij voelt dat hij seks heeft verdiend omdat hij tijd en geld in een afspraakje heeft geïnvesteerd. Het is gewoon een afbetaling van zijn inspanning. Ze willen geweld vaak voorkomen. Politie en rechters hebben vaak de neiging dit niet te zien als verkrachting en de slachtoffers zelf hebben dit gevoel ook niet.
De recreatieve verkrachter: voor hem is verkrachting een soort spel tussen vrienden. Iemand maakt een afspraakje met een slachtoffer, rijd haar ergens heen en daarna wordt zij verkracht door hem en zijn vrienden.
De partner verkrachter: een man die zijn eigen vrouw verkracht, huwelijksverkrachting kan gepaard gaan met geweld en sadisme, even erg als alle andere types.
Trauma’s
Ongeloof en een shock zijn de eerste reacties na een verkrachting. Het is zo beangstigend en vreemd dat de meesten het niet kunnen geloven. Het trauma stopt niet bij een lichamelijke aanval, maar haar zelfbeeld en emoties zijn zo aangetast dat haar leven is ontwricht. Na een verkrachting is het leven en relaties niet meer hetzelfde. Twijfel, onrust en zelfverwijtingen spelen een grote rol. Vrouwen die verkracht zijn, zijn ook vaker angstig of depressief. De normaalste dingen op een dag als winkelen en autorijden kunnen al beangstigend zijn.
Omgang
Er zijn aparte advocaten voor verkrachting en aparte afdelingen bij de politie om de slachtoffers te helpen. Er zijn vrouwelijke officiers getraind om met de slachtoffers te praten. Maar er moeten wel veel belangrijke en ingrijpende vragen gesteld worden om de zaak verder te onderzoeken. In slechts 40% van de doorgegeven verkrachtingen is iemand gearresteerd. Dus het slachtoffer zit in een dilemma. Wanneer zij de verkrachter aangeeft, maar dit mislukt en hij komt vrij, is er een kans dat hij haar opnieuw verkracht. Maar ook wanneer je hem aangeeft moet je zulke precieze beschrijvingen geven en vragen beantwoorden, die je liever niet wil beantwoorden. Sommigen noemen dit de “legale verkrachting”.
Andere types verkrachting
Vrouwen kunnen ook verkrachten. Dat kunnen andere vrouwen, maar ook mannen zijn. Wanneer een man aangeeft verkracht te zijn door een vrouw wordt dit vaak moeilijk geloofd. Mannen kunnen ook andere mannen verkrachten. Dit gebeurd vaak in gevangenissen. Elk jaar worden er ongeveer 60.000 mannen verkracht in de gevangenis.
De sociale patronen van moord
De “wie” van de moord: de meeste angst voor moord bestaat richting vreemden. Dit terwijl van alle gewelddelicten moord degene is, met de minste kans dat deze door een vreemde wordt gepleegd. Drie vierde van de moorden wordt gepleegd door bekenden. Het zijn vaak jonge mannen tussen de 17 en 29 jaar. 91% van de moorden zijn gepleegd door mannen, 9% door vrouwen. 13% van de samenleving is Afrikaans Amerikaan en 53% van de moorden zijn gepleegd door een Afrikaanse Amerikaan. Daarnaast zijn 86% van de blanke slachtoffers gedood door blanken en 92% van de zwarte slachtoffers zijn gedood door zwarten.
De “wat” van de moord: Er zijn veel verschillende wapens, maar het geweer is de favoriet. Hij is namelijk effectief en eenvoudig te krijgen in Amerika. Ook is een geweer mannelijk en stereotypen versterken dit beeld doordat bijvoorbeeld cowboys en schurken ook met een geweer worden geïllustreerd.
De “wanneer” van de moord: In juli en augustus worden de meeste moorden gepleegd en in februari de minste. ’s Nachts is het gevaarlijker dan overdag. Evenals in het weekend dan doordeweeks. De zaterdagnacht is de gevaarlijkst dag in de week.
De “waar” van de moord: In vergelijking tot 1990 is het percentage moorden erg gedaald, van 9,4 naar 5,4 moorden per 100.000 Amerikanen. Al verschilt het nog wel in welk gedeelte van Amerika je woont.
In Louisiana heb je 24 keer meer kans om vermoord te worden dan in Noord Dakota. Washington D.C. is nog 3 keer zo erg als Louisana. In grote steden worden in verhouding meer mensen vermoord dan in kleine steden.
De “waarom” van de moord: de meeste moorden worden gepleegd door bekenden. Het zijn vaak “misdaden van passie”, aangespoord door verhitte argumenten. Met bekenden deel je geld, eigendommen en emoties. Dit zijn dingen waar ruzie door kan ontstaan, wat soms kan leiden tot een gewelddadige dood. Een andere reden is armoede. Armere mensen hebben vaker te maken met moord. Dit komt door de straintheorie, wanneer je doelen niet kan waarmaken via de legale weg, kies je voor een illegale weg. Zij kunnen ook geen advocaat betalen, dus ‘regelen’ het zelf. De betekenis achter de moord kan ook een rol spelen, bijvoorbeeld een culturele rol. In sommige culturen wordt de gevangenis als normaal gezien. Jongens worden dan pas gezien als man, wanneer zij in de (jeugd)gevangenis hebben gezeten.
Etnische verschillen
Dat Afrikaanse Amerikanen een hoger percentage hebben voor het plegen van moorden, heeft te maken met het feit dat zij relatief arm zijn en zich dus in een lagere klasse bevinden. Hun doelen om succes te boeken worden vaak geblokkeerd door discriminatie, en dit verhoogd de kans op geweld. Wanneer zij meer scholing zouden krijgen, beter werk en meer kansen, zullen zij uit de lagere klasse verdwijnen, in een ander gebied gaan wonen en zal het percentage dalen.
Tijdelijke patronen
Moordenaars zijn minder actief op doordeweekse dagen, wanneer men afspreekt met familie en vrienden. Ze moorden vaker wanneer men uit gaat in het weekend. In publieke gelegenheden om te drinken en drugs te gebruiken. Daarom is de zaterdagavond ook de avond met de meeste moorden.
Geografische patronen
In het zuiden van Amerika ligt het percentage moorden het hoogst. Dit is elk jaar het geval. Er is hier een subcultuur ontstaan dat je jezelf moet kunnen verweren. Bijna iedereen heeft een eigen geweer en weet hier mee om te gaan. Ook in de muziek, boeken en grappen zit meer geweld.
Soort moordenaar
Een massamoordenaar heeft vier of meer mensen vermoord in een enkel voorval. Een seriemoordenaar is iemand die drie of meer verschillende keren mensen heeft vermoord. Seriemoordenaars hebben dit meestal gepland, massamoordenaars zijn daarentegen spontaner in hun actie. Als herinnering nemen seriemoordenaars vaak sieraden of iets dergelijks mee van het slachtoffer. Bijna alle seriemoordenaars zijn man. Er zijn maar drie verhalen bekend van vrouwelijke seriemoordenaars.
Het is niet zo dat tegenwoordig massa- en seriemoordenaars meer voorkomen. Er zijn tegenwoordig wel programma’s en technieken op de computer waardoor het voor de politie eenvoudiger is om dit bij te houden.
Geweld verminderen
Ongelijkheid: uit onderzoek is gebleken dat er meer verkrachtingen plaatsvinden in samenlevingen waar vrouwen minder betekenen. Om verkrachting te verminderen, moet dus de sociale status van de vrouw stijgen.
Kosten voor verkrachting: Er is gebleken dat wanneer de straf voor verkrachting hoger is, er minder verkrachting plaatsvindt. Dus wanneer verkrachters het gevoel hebben dat er een grote pakkans is, zal er minder verkrachting plaatsvinden.
Geweldsklimaat: er moet onderzocht worden hoe een geweldsklimaat ontstaat. Er moeten verschillende culturen worden onderzocht en manieren worden gevonden om jonge mannen te leren hun agressie in bedwang te houden, het respect van mannen naar vrouwen te vergroten en te zorgen voor meer economische gelijkheid, zodat iedereen gelijke kansen heeft om zijn doelen te bereiken.
Wapencontrole: Voorstanders van de wapencontrole zeggen dat wanneer alle wapens geregistreerd zijn en er vergunningen nodig zijn om een wapen te hebben, dit het percentage van moord vermindert. Tegenstanders zegen dat dit niet veel uitmaakt, dat een wapen het probleem niet is. Zij zeggen dat we nu de meeste wapens ooit hebben, maar dat de moordcijfers hetzelfde zijn als jaren geleden.
Het probleem in leven houden: Om ervoor te zorgen dat verkrachting minder wordt, moeten we het probleem in de publiciteit houden. Dit is de enige optie om het een sociaal probleem te laten blijven. Anders wordt het alweer snel een persoonlijk probleem. Ook politici en andere belangrijke personen moeten er iets mee doen, wanneer het in de publiciteit blijft.
Criminaliteit en het strafrecht - Chapter 5
“Stomme wetten” (dumb laws), bestaan in elke staat. Zo is het in Florida verboden om voor één uur ’s middags alcohol te kopen en mogen docenten in Arkansas hun haar niet kort knippen. Dan krijgen ze geen salarisverhoging. Zo is het in Nederland ook verboden om 1 minuut na sluitingstijd medicijnen te verkopen, terwijl dit 1 minuut voor sluitingstijd legaal is.
Criminaliteit
Criminaliteit is schending van de wet. Als er geen wetten zouden zijn, was er ook geen criminaliteit. Ondanks dat we stelen, ontvoeren en verkrachten zien als immoreel en schadelijk, kan alleen de wet dit definiëren als criminaliteit.
Criminaliteit is cultureel relatief: de wetten verschillen per samenleving, dus criminaliteit verschilt ook per samenleving. Bijvoorbeeld het eten van varken en drinken van alcohol is in sommige islamitische landen verboden, maar mannen mogen wel zoveel vrouwen hebben als ze willen. Deze relativiteit kan zo extreem zijn dat iets nu als criminaliteit kan worden gezien, maar over 10 jaar kan worden gezien als een bijdrage aan de mensheid. Honderd jaar geleden was het bijvoorbeeld verboden om informatie over anticonceptie via de post te verzenden, dat was niet netjes, onzedelijk enz. Daar is ook een feministe voor opgepakt. Tegenwoordig is dit geen probleem.
Een politiek proces: Voor 1973 was abortus, bijvoorbeeld, criminaliteit en werd je in de gevangenis gezet wanneer je dit had gedaan. Welk gedrag crimineel is, hangt dus af van het politieke proces, wat er volgens de politiek, en dus volgens de wet crimineel is. Dit kun je definiëren als politieke macht.
Sociaal probleem
Criminaliteit wordt een sociaal probleem wanneer men zich niet meer veilig voelt en niet meer vredig kan leven. Ook kan het een sociaal probleem zijn wanneer men boos is over het strafrechtelijk systeem en als dit niet goed zijn werk doet.
Jaarlijks worden er 16.000 Amerikanen vermoord, 90.000 verkracht en 400.000 beroofd. Van een miljoen mensen wordt de auto gestolen en in 2 miljoen huizen wordt ingebroken. De afgelopen twintig jaar is de criminaliteit gedaald. Amerika wordt dus veiliger. Maar elk jaar is wel 4 van de 100 mensen slachtoffer van criminaliteit. Het percentage criminaliteit ligt in Amerika vrij hoog vergeleken met andere landen.
Symbolisch interactionisme
De socioloog William Chambliss heeft twee jaar lang, twee groepen jonge wetsovertreders gevolgd op twee verschillende scholen. De ene groep bestempelde hij met “de heiligen” en de andere noemde hij “de boortorens”, de ruige groep. Hij beschreef de heiligen als goede, stabiele, blanke, middenklasse studenten met goede resultaten op school. Maar hij zei ook dat er tussen de heiligen delinquente jongens zaten, die alleen maar bezig waren met spijbelen, drinken en vandalisme. De boortorens waren ook blanken studenten van dezelfde leeftijd en dezelfde school. Hier zaten ook delinquente jongens tussen, maar met minder criminele activiteiten dan de heiligen. Toch hadden deze jongens veel vaker gedoe met de politie.
Dit komt natuurlijk door hun gekregen label. De heiligen kwamen van de middenklasse en de boortorens van de arbeidersgezinnen. Hier houden de leraren en politieagenten rekening mee en hier maken ze onderscheid in. Ook de manier van interactie scheelt een hoop. De heiligen laten zich van hun beste kant zien en praten netjes met de leraren en politieagenten. Zij hebben dit geleerd, daarentegen waren de boortorens wat minder respectvol.
Labelen is het proces dat mensen op verschillende wegen in het leven kan zetten. Wanneer je wordt gelabeld als heilige of boortoren ga je je hiernaar gedragen. Mensen behandelen je ook naar je label.
De politie heeft een eigen discretionaire ruimte om te kunnen bepalen of iemand gearresteerd moet worden of dat een bepaalde overtreding genegeerd wordt.
Symbolen zijn essentieel in het sociale leven. We gebruiken ze om te begrijpen wat er gebeurd. De symbolen die onze gedachten en gedrag beïnvloeden, zijn bijvoorbeeld sociale klasse, reputatie en gedrag. Deze symbolen beïnvloeden dus ook de gedachte van de politie. Iets dat belangrijke gevolgen kan hebben voor iemands leven.
Functionalisme
Functionalisten zien criminaliteit als een natuurlijk deel van de samenleving. Criminaliteit kan de kernwaarden van de samenleving reflecteren. De sociologen Cloward en Ohlin onderzochten de samenleving rond 1960. De mensen in een samenleving moeten veel posities innemen, tandarts, rechter, leraar, enz., daarvoor is een hoge bekwaamheid en ijverigheid nodig. Van elke generatie zijn dus de meest talentvolle mensen nodig. Om deze reden werd de nieuwe spreuk: 'Ongeacht ras, sekse of sociale klasse, succes kan van jou worden.' Wanneer iemand zijn doelen namelijk kan bereiken, zal hij minder snel criminele activiteiten hoeven te verrichten. Wanneer hun doelen zijn geblokkeerd, gaat men namelijk sneller via de illegale manier kijken of ze het zo wel gaan bereiken. Hier komt de straintheorie weer naar voren.
De straintheorie helpt begrijpen waarom armen meer overvallen plegen. Scholing is de eerste stap om succes te boeken, het opent deuren. Maar scholen zijn vaak voor middenklassers. Armere kinderen komen in een totaal andere wereld terecht met strikte regels en netjes taalgebruik. Deze barrières zorgen voor veel schooluitval vanuit de arbeidersklasse.
Maar er worden andere deuren voor deze mensen geopend als het niet lukt op school. Namelijk de onwettige kans structuren. Dit zijn kansen verweven in de structuur van het leven in de sloppenwijken. Zoals diefstal, inbraak, drugs dealen, prostitutie, gokken of andere inkomen producerende criminaliteit.
Functionalisten zeggen dat er in de midden- en bovenklasse ook criminaliteit voorkomt, maar andere onwetmatige kansen, zoals belastingontduiking, omkoperij van bijvoorbeeld ambtenaren, reclamefraude e.d.
Ponzifraude is een methode om mensen op te lichten door een belegging aan te bieden met een extreem hoog rendement. Deze uitbetaalde gelden worden gefinancierd door de inleg van nieuwe klanten. Deze ponzifraude is vernoemd naar Charles Ponzi, een bekende oplichter. Andere bekende criminele oplichters zijn Bernard Madoff en Martha Stewart.
Conflicttheorie
De conflicttheorie stelt dat elke samenleving gekenmerkt wordt door macht en ongelijkheid. De arbeidersklasse is onderverdeeld in drie groepen. De eerste groep zijn de managers en professionals, die een goedbetaalde baan hebben. De tweede groep bestaat uit de stabiele arbeiders, waaronder de bedienden en arbeiders die slecht worden betaald. Deze banen zijn geschikt om te overleven. En de derde groep bestaat uit de marginale arbeiders. Zij hebben een kleine baan en zijn maar soms nodig. In deze laatste groep zitten de meeste overvallers, dieven enz.
De conflicttheorie benadrukt dat de wet heel anders is dan het ideale beeld dat we leren op school, namelijk dat een instelling onpartijdig het recht beheert voor degene die wordt beschuldigd van misdaden. In werkelijkheid regelt de heersende klasse het strafrechtssysteem. Dit gebruiken ze om hun bevoorrechte positie in de samenleving te behouden. Hierdoor straffen politie en justitie de eigenaren van bedrijven ook minder hard en richten ze zich meer op de marginale arbeidersklasse.
Jeugdcriminaliteit
Vroeger werden jeugd en volwassene op dezelfde manier behandeld, maar langzamerhand kwam de gedachte dat dit niet redelijk was en kwam er een aparte groep jongeren, en er kwam een apart strafrechtsysteem voor de jeugd. Iedereen onder de 18 jaar valt onder jeugdcriminaliteit en de bijbehorende wetten.
Sommige vormen van jeugdcriminaliteit worden ´status misdaden´ genoemd, bijvoorbeeld het wegrennen van huis en alcohol drinken. Deze dingen zijn alleen illegaal door de leeftijd van het individu.
Bij jeugdcriminaliteit staat diefstal duidelijk op nummer één, daarna op volgorde: drugs, wegrennen, vandalisme, inbraak en zware mishandeling.
Een criminele carrière
De socioloog Howard Snyder heeft onderzoek gedaan naar jeugdcriminaliteit en ontdekte daar de gemiddelde criminele carrière van jeugd. Na de eerste arrestatie komt 59% nooit meer terug naar de jeugdrechtbank. Jongeren blijven meestal crimineel gedrag vertonen wanneer zij al een tweede keer zijn gearresteerd voordat zij 16 jaar zijn. Hoe jonger je voor het eerst wordt opgepakt, hoe meer kans er is op blijvende criminele activiteiten. De jongeren die voor het eerst zijn opgepakt voor inbraak, spijbelen, fietsdiefstal of beroving, hebben de grootste kans nog eens opgepakt te worden. Meisjes worden niet vaak voor een tweede keer gearresteerd, al is na dit onderzoek van Snyder de betrokkenheid van meisjes bij criminaliteit flink gestegen.
Delinquente subculturen: Sommige jongeren groeien op met criminele activiteiten als een normaal onderdeel van de dag. Zij leren normen en waarden waarin criminaliteit wordt geaccepteerd. Ook leren zij vanzelf technieken voor inbraken en overvallen.
Scholing en criminaliteit
Er wordt vaak gezegd dat zolang je kinderen op school houdt, je ze uit de problemen en criminaliteit kan houden en deze sociologische kijk klopt wel degelijk. Degene die slagen voor school, zijn minder vaak betrokken met criminele activiteiten en bijna de helft van degene die in de gevangenis zitten, hebben hun school niet afgemaakt. Een gevangene kost de samenleving meer dan iemand op school. Om deze reden wordt gepleit je school af te maken.
Witteboordencriminaliteit
Dit is een type criminaliteit die kenmerkend is voor personen met een hogere (administratieve) functie, zoals fraude en belastingontduiking. Bijvoorbeeld farmaceutische bedrijven die testgegevens veranderen, zodat hun medicijnen verkocht kunnen worden. Bedrijven kunnen ervoor kiezen om het criminele pad op te gaan, de bedrijfscultuur te veranderen, winst te maken en vanzelf gevoelloos voor omgevingsfactoren te worden. Deze cultuur kan zo krachtig zijn dat leidinggevenden alleen winst berekenen die over lijken gaat. Bij General Motors was er een 13 jarig jongetje overleden door een fout bij de gastank. GM had uitgerekend dat het meer kost om alle auto’s te maken, dan de kosten van de rechtszaak. Ze gingen voor de winst dus en hebben dus niets gemaakt. De verdeling tussen man en vrouw bij witteboordencriminaliteit is door de jaren heen steeds meer gelijk geworden. Er doen ongeveer evenveel mannen als vrouwen mee aan deze criminele activiteiten.
Verduistering
Rond 1950 heeft de socioloog Donald Cressey een onderzoek naar verduistering gedaan. Hij kwam erachter dat verduisteraars zelf vinden dat ze een ondeelbaar financieel probleem hebben. Zoals achterstallige belastingen, studiekosten, een ziek kind of gokschulden. Ook kwam hij erachter dat, net zoals bij jeugdcriminaliteit, verduisteraars hun eigen acties goedpraten. Ze zien het als lenen en hebben de intentie om het weer terug te betalen. Het is niet altijd zo dat iemand in nood zit wanneer hij dit doet. Het kan ook een impuls zijn. Of iemand is gewoon gretig.
Diefstal door werknemers
Hierbij denk je al vrij snel aan het geval dat werknemers dingen stelen die het bedrijf verkopen of maken. Maar er zijn meerdere vormen. Sommige werknemers stelen de ideeën van het bedrijf, zoals formules, maakprocessen of plannen. Dit is vaak moeilijk te beoordelen als er geen papieren weg zijn, maar alleen dingen die mensen hebben onthouden. Zo was er een hele strijd tussen twee bedrijven over het vraagstuk wie de ideeën van de Bratz poppen had bedacht. De ontwerper heeft in de periode van bedenken namelijk bij twee bedrijven gewerkt. Soms ligt de criminaliteit dus in het contract. Wat staat er het contract qua overstappen na concurrenten en het meenemen van ideeën.
Sociale klasse en criminaliteit
Witteboordencriminelen beschikken over een bevoorrechte positie in het strafrechtssysteem, terwijl bankrovers hun leven wagen voor 10.000 euro en een grote kans hebben om jaren in de gevangenis door te brengen. Door hun sociale positie en mogelijkheid om de wet te manipuleren, zijn er maar weinig bedrijfseigenaren die gestraft worden. Van de 150.000 gevangenen zijn slechts 1.000 gevangen voor witteboordencriminaliteit. De socioloog Daniel Glaser die dit heeft onderzocht, zei daarom ook dat het strafrecht moeite heeft om met witteboordencriminaliteit om te gaan.
Professionele criminaliteit
Mensen die criminaliteit hun beroep maken noem je professionele criminelen, bijvoorbeeld juwelendieven of namakers. Uit onderzoek van Edwin Sutherland blijkt dat professionele criminelen hun leven om ‘hun werk’ heen plannen, net als veel mensen doen met legaal werk. Ze plannen hun werk, nemen vakantie, nemen vrij voor verjaardag enz. Zij zien zichzelf als zakenmannen. Criminaliteit is dan gewoon een manier van leven.
Georganiseerde criminaliteit
Dit is een andere groep (werkende) criminelen die in een lokale organisatie zitten, met een groter netwerk. De maffia is de meest bekende georganiseerde criminele groep, afkomstig uit Sicilië. In de maffia zaten ongeveer 5.000 mensen uit 24 families. Elke familie bestond uit 200-700 mensen.
Het succes van de maffia komt doordat het georganiseerd is door families met geheimhoudingsplicht. Dit zorgt ervoor dat het zich losmaakt van buitenstanders. Mensen uit de maffia trouwden met anderen uit de Maffia. Het is verder goed georganiseerd. Het levert illegale diensten met hoge vraag zoals prostitutie, gokken en afpersing. Dit zijn ‘slachtofferloze misdaden’ zodat ze niet in aanraking komen met de politie. Ook maken ze gebruik van politieke corruptie en gebruiken ze geweld en intimidatie naar slachtoffers.
De maffia als geheel lijkt te zijn vervallen, maar het is nog wel te vroeg om te zeggen dat het helemaal niet meer bestaat.
Strafrechtsysteem
Het bepleiten van strafvermindering:
Sommige armen zitten maanden of jaren achter de tralies, terwijl rijkere met geld hun tijd uitkopen.
Advocaten pleiten voor verminderen ondanks dat zijn/haar cliënt schuldig is.
Officieren van justitie maken gebruik van bedreigingen van minimum straffen om de verdachte schuldig te krijgen. Zij zeggen dan: “Wanneer u dit niet aanvaard, kunnen wij ook nog rekening houden met een andere omstandigheid”, wat zorgt voor een hogere minimumstraf.
Leeftijd, werk en het aantal eerdere arrestaties zijn van invloed op de veroordeling. Ook al zijn de veroordelingen hetzelfde, degene met een beter werkverleden zal minder gestraft worden.
Het bepleiten van een minder zware straf is de gewone manier in het strafrechtelijk systeem. In bijna alle gevallen krijgen mensen niet de volledige straf. Alleen de armen krijgen dit dus niet altijd voor elkaar.
Voorkeursneiging in het strafrechtsysteem
In het voorbeeld in het boek werden drie mannen gearresteerd. De enige Afrikaanse Amerikaan kreeg de langste straf. Deze etnische discriminatie komt vaak voor in het strafrechtsysteem en vooral naar Afrikaanse Amerikanen toe. Zij zijn slechts 13 procent van de bevolking maar in de gevangenis is 45 procent Afrikaans Amerikaan. Douglas Smith en Christy Visher hebben deze voorkeursneiging onderzoek en gingen o.a. mee met de politie in Amerika. Zij kwamen erachter dat de politie geneigd is sneller Afrikaanse Amerikanen te arresteren. Blanken ontvangen vaker een proeftijd en de Afrikaans Amerikanen worden sneller direct mee genomen en in de gevangenis gezet. Gary LaFree is een socioloog en concludeerde dat Afrikaanse Amerikanen een hogere straf krijgen nadat ze een vrouw hebben verkracht dan dat blanken dat krijgen. Andere onderzoeken zien de voorkeursneiging naar beide kanten, de ene keer heeft een blanke een hogere straf, de andere keer een zwarte. In gebieden waar veel zwarten wonen, worden blanken vaak langer vast gehouden. Een duidelijke voorkeursneiging kunnen we dus niet concluderen, het gebeurd beide kanten op.
Mislukken van het herstel
Als het doel van de gevangenis is om de gevangenen te herstellen, dan is dat mislukt. Recidive verwijst naar ex-gevangene die opnieuw een misdaad plegen. Uit een studie van 272.000 ex-gevangene blijkt dat binnen drie jaar twee derde van de ex-gevangenen opnieuw zijn gearresteerd en meer dan de helft belandt opnieuw in de gevangenis. Het verschilt wel per geslacht, leeftijd en etniciteit of iemand opnieuw de fout in gaat. Vrouwen, blanken en ouderen gaan minder snel nog eens de fout in. Hoe vaker men in de gevangenis heeft gezeten, hoe meer kans er is om weer in de gevangenis te komen.
Reden voor het mislukken van het herstel
De gevangenen zijn allemaal afgekeurd voor de normale samenleving en zijn ondergebracht in de gevangenis. Het voornaamste onderwerp daar is criminaliteit. Ze scheppen op over hun prestaties en vertellen over de misdaden waarmee ze weg zijn gekomen en de misdaden die ze nog graag willen plegen. De oudere leren de jongere gevangenen weer dingen, wat grappig is aangezien de ouderen ook gefaald hebben en nu in de gevangenis zitten.
Een andere reden voor het mislukken is dat de gevangenen gewoon weer terug gaan naar de plaats waar ze vandaan komen. Ze komen weer in dezelfde situatie terecht.
De doodstraf
Donald Partington, een advocaat, deed onderzoek naar de doodstraf in 1965. Er waren 2,798 terechtstellingen in die afgelopen 55 jaar voor verkrachting. 56 procent hiervan was blank en 44 procent zwart. Van de 2798 kregen 41 mannen de doodstraf en dit waren alleen zwarten. Twee andere onderzoekers kwamen erachter dat de beste voorspeller voor doodstraf door verkrachting was dat de verkrachter zwart is en het slachtoffer blank. Maar later werd door het wegnemen van discriminatie de wet aangepast en kreeg wel de meerderheid van de blanken de doodstraf.
Slechts 1,8 procent van alle gevangen die de doodstraf hebben gekregen zijn vrouw. Er is dus een duidelijke ongelijkheid te zien in de criminaliteit. Geografisch zitten er ook grote verschillen. 37 staten hebben de doodstraf en 13 staten niet.
Het Zimbardo experiment
Philip Zimbardo, een sociaal psycholoog deed een experiment met gevangenen dat nu erg bekend is. Hij deed dit experiment met 24 studenten. Ze werden willekeurig in twee groepen verdeeld. De ene groep werden gevangenen en de andere groep werden de gevangenisbewakers. Zonder waarschuwing werden de gevangenen op een nacht uit hun huis gehaald, “gearresteerd”, en in de gevangenis gezet. Door de hele echte opzet voelden de gevangenen zich een stuk minder zelfverzekerd. De bewakers daarentegen voelden zich alleen maar machtiger. Dit werd met de dag erger. Na een paar dagen werden de bewakers brutaal naar de gevangenen toe waardoor dingen uit de hand liepen. Na zes dagen is dit experiment gestopt.
Dit experiment geeft een fundamenteel sociologisch principe aan, namelijk hoe de samenleving is ingedeeld, hoe groepen moeten zijn en doen tegenover anderen. Hoe een gevangenis is georganiseerd, is belangrijker voor de bewakers dan de persoonlijkheid. De bewakers beginnen de gevangenen als dieren te zien die alleen maar luisteren naar geweld.
Vergelding
Het straffen van criminelen om te laten zien dat crimineel gedrag niet wordt getolereerd noem je vergelding. “Mensen laten boeten voor wat ze hebben gedaan”. Een vorm van vergelding is restitutie. Hierdoor compenseert de overtreder de slachtoffers wat hij heeft aangedaan door middel van betaling. Een andere vorm van vergelding is schaamte. Vroeger werden bijvoorbeeld dieven drie dagen lang voor een winkel gezet met een bord “ik ben een dief, ik heb uit deze winkel gestolen”.
Afschrikking
Het doel van afschrikking is om potentiële daders bang te maken voor hun eventuele straf zodat ze de misdaad niet gaan plegen. De criminoloog Ernest van den Haag vond dat we de jeugd die geweldsdelicten plegen hetzelfde moeten behandelen als volwassenen. Hij vond ook dat de gevangenen aan het werk moesten, strenge maatregelen stellen.
Onderzoekers ontdekten twee principes met betrekking tot afschrikking. Allereerst, hoe langer de tijd tussen misdaad en straf des te minder er angst is voor de afschrikking en ten tweede, hoe onzekerder de straf wordt, des te minder werkt de afschrikking. Door deze twee principes zijn mensen er steeds meer voor om dezelfde straf te geven aan iedereen met dezelfde misdaad.
Herstel
De focus bij het herstel is om de overtreders te helpen zich tussen de mensen te voegen. Belangrijk is om een proeftijd te stellen zodat de overtreders zich onder toezicht in de samenleving voegen.
Tijdens de gevangenisstraf kunnen de gevangenen ook opgeleid worden zodat ze na hun straf makkelijker kunnen integreren en aan een baan kunnen komen. Een derde mogelijkheid is om goed gedrag te belonen door middel van “eer boerderijen”, hier leven de gevangene dan een tijdje met minder gezag en minder strikte regels. Een andere mogelijkheid is om voorwaardelijk vrijgelaten gevangenen de kans te geven in een huis te wonen buiten de gevangenis, maar wel onder toezicht.
Invaliditeit
Met het idee dat niets werkt, schreeuwt iedereen om invaliditeit van de ex-gevangenen. “We kunnen mensen niet veranderen die zelf niet willen veranderen, dus dan moeten we er voor zorgen dat ze niet op straat lopen om andere mensen pijn te doen.” De meeste ex-gevangenen plegen toch weer opnieuw een misdaad, dus ze kunnen beter in de gevangenis blijven.
De criminoloog James Wilson is hier totaal voor en vind dit de enige oplossing. Ernest van den Haag is voor toegevoegde invaliditeit, het verhogen van de straf voor iedere keer dat iemand een misdrijf pleegt.
Alleen de onderzoekers die voor herstel van gevangenen zijn, beweren dat bij de daling van criminaliteit ook andere factoren meespelen zoals abortus, minder tienerzwangerschappen, minder kinderen, meer werkmogelijkheid en minder gebruik van heroïne en crack.
Extreme invaliditeit: de doodstraf
Mensen die voor de doodstraf zijn, zijn het ook eens met totale invaliditeit. Iemand die dood is kan namelijk geen misdaden meer plegen. Ze voegen eraan toe dat de dood een gepaste straf is voor gruwelijke misdaden. Tegenstanders vinden de doodstraf nooit rechtvaardig en het weerhoudt men er niet van om andere te doden. Want als de doodstraf zou werken, zouden in de staten met de doodstraf minder mensen worden vermoord en dit is juist niet het geval. Hier is het percentage zelfs 56 procent hoger dan in staten waar de doodstraf verboden is.
Doelstellingen en beginselen van een goed sociaal beleid
Amerika heeft al veel geprobeerd om de criminaliteit te verminderen (preventie, herstel, afschrikking, invaliditeit) maar dit is nog niet echt gelukt. De socioloog William Chambliss heeft suggesties om het strafrechtsysteem te hervormen. Er moeten dan duidelijke doelen en beginselen zijn.
- De wetten moeten zo breed mogelijk worden opgesteld, in plaats van alleen de belangen of morele problemen van kleine groepen.
- Een snelle terechtstelling op basis van juridische bewijzen zal strafvermindering bepleiten niet meer mogelijk maken en het wordt een sneller proces voor iedereen die niet schuldig is.
- Er moeten meer herstel programma’s komen met als doel het bevorderen van integratie in de samenleving.
- De “toegevoegde invaliditeit” moet worden toegepast in het rechtssysteem. Dus zware straffen voor zware misdrijven en de straf elke keer zwaarder maken wanneer de persoon opnieuw wordt veroordeeld.
- Er is een gevangenishervorming nodig. De positie van gevangenisbewaker wordt een echte overheidsdienst. Hiervoor moeten trainingen komen en het wordt een goed betaalde baan. Gevangenen moeten de kans hebben hun opleiding voort te zetten, bezoek te ontvangen en aan sommige gevangenen(geweldloze) het recht ontlenen om familie buiten de gevangenis te bezoeken.
- Er moet onpartijdig onderzoek komen om erachter te komen hoe we criminaliteit kunnen voorkomen.
Veranderingen in criminaliteit
Of criminaliteit stijgt of daalt hangt af van de misdaad. Vrouwen zul je bijvoorbeeld meer gaan zien in de criminaliteit omdat zij ook steeds meer werken. Zij kunnen ook sneller hier hun kansen willen grijpen. Of witteboordencriminaliteit stijgt of daalt is niet bekend en georganiseerde criminaliteit zal ook blijven bestaan, wellicht in een andere vorm qua ideeën en uitvoeringen.
Economische problemen: armoede en rijkdom - Chapter 6
Sociale ongelijkheid, de ongelijke verdeling in rijkdom, inkomen en (studie)mogelijkheden, kan vervelende consequenties hebben. Julie Treadman, een vrouw in het openingsverhaal, werd niet geholpen in het ziekenhuis in Amerika omdat zij geen geld had, hierdoor heeft haar baby het niet gehaald.
Amerika bestaat, net als veel andere landen, uit verschillende sociale klassen. Een sociale klasse is een grote groep mensen met ongeveer een gelijk inkomen, dezelfde opleiding en beroepsstatus. Zo ontstaat er een sociale ladder van heel arm naar heel rijk.
Economische problemen in Amerika
We bespreken vier economische problemen. Allereerst de ‘’Booms and Busts”, de economie in Amerika bevindt zich in een “boom-bust” cyclus. Tijdens de “bust” periode is er weinig werk en de toekomst ziet er donker en onzeker uit. Tijdens de “boom” periode is dit juist omgekeerd. Als je dan bijvoorbeeld afstudeert, zijn er genoeg banen en heb je genoeg keus. Het tweede economische probleem de stagnerende inkomens. Het reële inkomen (inkomen gecorrigeerd met de inflatie) staat stil. Na de tweede wereldoorlog stegen de inkomens constant, maar door de inflatie is dit veranderd, het geld werd minder waard. Hierdoor kan je minder kopen voor dezelfde hoeveelheid geld. Het derde probleem is het spaargeld van de Amerikanen. Zij sparen heel weinig, het minst van alle geïndustrialiseerde/moderne landen. Weinig spaargeld heeft grote gevolgen, niet alleen dat families weinig te besteden hebben, maar het probleem zit hem meer in dat er geen geld is om te investeren in nieuwe ideeën en apparatuur. Terwijl dit erg belangrijk is om te kunnen blijven concurreren in de wereldwijde markt. Het laatste probleem is de staatsschuld van Amerika. Zij hebben de grootste schuld van de wereld en elk jaar komt er 600 miljard dollar bij. De nationale schuld is momenteel rond de 13 triljoen dollar.
Verschillende soorten armoede
We bespreken drie typen. Ten eerste biologische armoede, wat verwijst naar honger/ondervoeding, tekort aan kleding en/of onderdak. De tweede armoede die we bespreken is relatieve armoede. Hierbij wordt er vergelijken tussen de standaarden van mensen. Vaak is relatieve armoede niet serieus, je kunt je arm voelen omdat je niet de hele dure auto van de overburen kunt betalen, maar in werkelijkheid ben je niet arm. De laatste vorm is de officiële armoedegrens, wanneer je deze grens bereikt, kom je in aanmerking voor sociale uitkeringen. Mensen onder de armoedegrens kun je kwalificeren als arm.
Er is kritiek op de armoedegrens. Critici zeggen dat de armoedegrens vast zit in een oud tijdperk. Socialist William Julius Wilson en politiek analist Patricia Ruggles kwamen erachter dat bijvoorbeeld de eetgewoonten zijn veranderd, men geeft nog maar 20% van het inkomen aan eten uit, vroeger was dit 33% van het inkomen. Socialist Michael Katz zag daarnaast een ander probleem, namelijk dat het percentage over eetgewoonten ervan uitgaat dat het hele gezin altijd thuis eet, wat natuurlijk niet altijd het geval is. En de kosten voor eten zijn in bijvoorbeeld New York een stuk duurder dan in een klein dorpje. Hierdoor kan de armoedegrens niet gelijk zijn tussen stadsmensen en plattelandsmensen.
Sociaal probleem
Je kunt spreken van een sociaal probleem wanneerhet probleem een grote groep mensen betreft. Wanneer het een kleine groep betreft of het probleem niet echt gezien wordt/aandacht krijgt, kun je niet van een sociaal probleem spreken.
Voorbeeld: vroeger waren veel mensen arm, maar de armoede werd niet gezien als probleem Iedereen had namelijk wel eens moeilijkheden, dus armoede was geen sociaal probleem. Maar in de jaren 30 was er crisis, en werd de armoede wel als het grootste probleem van het land gezien. Zo kwam er in 1960 een campagne (onder leiding van President Kennedy) om de armoede te bestrijden. En het hielp, in 10 jaar is het percentage van Amerikanen onder de armoedegrens gezakt van 22 procent naar 13 procent.
De laatste 40 jaar is er alleen bijna geen vooruitgang geweest. De armoedegrens blijft constant tussen de 12 en 15 procent en vandaag de dag zijn er meer dan 40 miljoen Amerikanen arm, net als in 1960. Al is de bevolking wel gegroeid, dus procentueel is de armoede wel iets verminderd.
De armoedegrens is een willekeurig gekozen term van de overheid. Dus je kunt uren discussiëren hoeveel of hoe weinig armen er in een land zijn. Ook blijkt dat de regering bij het inkomen van mensen niet alle subsidies meetelt die men krijgt, als dat wel werd meegeteld zullen veel mensen niet meer officieel arm zijn.
Armoede kan door veel verschillende factoren ontstaan. Voorbeelden zijn prostitutie, diefstal, moord, alcoholproblemen, andere drugsverslavingen of door racisme, ziekte en familieproblemen.
Sociale ongelijkheid
De sociale ongelijkheid in Amerika is eigenlijk erg in strijd met de Amerikaanse idealen, namelijk: gelijkheid, kansen en succes. Deze sociale (en structurele) ongelijkheid is ingebouwd bij onze sociale instellingen. Alleen al het feit dat je bij sommige banen meer verdient, zorgt voor ongelijkheid.
Het vermogen van mensen hangt af van de woning, spaargeld, beleggingen en eigendommen. De twee rijkste mensen uit Amerika zijn Bill Gates (Microsoft) en Warren Buffet. Bill Gates gaf 30 miljard dollar weg aan de de Gates stichting, die investeert in scholing en geneesmiddelen voor minderbedeelden. Ook Warren Buffet gaf 6 miljard aan deze stichting, hij is al van jongs af aan een goede investeerder.
Enorme rijkdom brengt enorme macht met zich mee, want als je 10-20 procent aan aandelen van een bedrijf hebt, heb je invloed en macht. Ieder bedrijf (en aandeelhouder) streeft naar nog meer rijkdom, dit kun je bijvoorbeeld realiseren door de productie te verplaatsen naar goedkopere productielanden.
De impact van armoede
In eerste instantie denkt men dan bijvoorbeeld aan het niet kunnen kopen van meer nieuwe kleren, de nieuwste videogames e.d. Maar de armoede gaat veel verder. Tijdens de economische crisis krijgen mensen, bijvoorbeeld, problemen met hun hypotheek. Hierdoor verloren de armen ook nog eens hun huizen. Ook bij scholing blijven de armen in het nadeel. De overheid wil iedereen scholing geven, zodat iedereen een gelijke kans heeft. Maar scholing worden gesubsidieerd door belastingen. In armere delen van het land zijn de belastingen lager, dus hebben de scholen ook een kleiner budget om te investeren. Hierdoor krijg je gedateerde scholen. Ook zijn er verschillende universiteiten, waar je een duidelijke splitsing ziet tussen de rijke kinderen, kinderen uit de middenklasse en arme kinderen.
Automatisch speelt armoede ook een rol bij het krijgen van een baan. Je hebt minder keus, de minder ideale banen blijven over, lonen en tijden kunnen onregelmatig zijn, en het sociale systeem voor pensioen en medische voorzieningen zijn er vaak niet. Een ander mogelijk gevolg van armoede is, dat men overgaat tot beroving of het plegen van een geweldsdelict. Daarbij kunnen armen vaak geen advocaat betalen om zich te beschermen, waardoor ze makkelijker in de gevangenis belanden dan rijkere mensen.
Drie theorieën
We kunnen op drie theoretische manieren kijken naar het probleem, namelijk via:
1.symbolisch interactionisme, 2. functionalisme, 3. conflict theorie
Symbolisch interactionisme
Relatieve armoede heeft te maken met de omgeving en de denkwijze. Een student kan zich arm voelen, omdat hij aan het einde van de maand niet weet waar hij het geld vandaan haalt om te kunnen eten, terwijl ondertussen zijn ouders wel zijn studie e.d. betalen. Terwijl een moeder met twee kinderen elke maand maar net genoeg heeft om rond te kunnen komen, maar zich vergelijkt met vrienden en buren die het nog slechter hebben, waardoor zij zich totaal niet arm voelt. Het gaat om je eigen gevoel.
Symbolisch interactionisten benadrukken dat je moet focussen op wat armoede voor iemand betekent, ze kijken naar het individu. Mensen vergelijken zich namelijk met anderen. Perceptie staat centraal bij symbolisch interactionisme, je moet goed kijken naar het beeld wat iemand heeft, zijn/haar denkwijze. Symbolisch interactionisten denken dat de betekenis van armoede verandert als de sociale omstandigheden veranderen. Vroeger dacht mijn bijvoorbeeld dat God armoede wilde, dus dacht men er verder niet over na, het was een persoonlijk probleem, geen sociaal probleem. Later veranderden deze gedachte en dacht men dat armoede kwam door tekortkomingen van mensen, er kwamen campagnes en het werd langzaam een sociaal probleem.
Functionalisme
Socialisten Kingsley Davis and Wilbert Moore ontwikkelde een functionalistische kijk op sociale ongelijkheid. Het was heel simpel volgens hen, sommige taken zijn namelijk belangrijker dan anderen, mensen met veel kennis en talent horen deze belangrijkere taken te vervullen en hiervoor meer te verdienen.
Conflict theorie
Sociale ongelijkheid komt volgens hen door de elementaire strijd naar beperkte middelen. Er is altijd een groepje dat de controle over de maatschappij en/of middelen heeft, zo krijgt men macht en dit gebruikt men om de winsten veilig te stellen en de zwakkeren uit te buiten.
Karl Marx was de eerste socioloog die een theorie ontwikkelde over sociale klassen. Het draait om één ding, de productiemiddelen (fabriek, grond, kapitaal, geld), dan heb je altijd een machtsverschil, je bent of de harde werker, of de baas van het bedrijf, die toeziet op het werk. Zo krijg je sociale ongelijkheid, de baas heeft macht en controle over de werknemers. Marx stelde dat de bazen niet altijd de controle zullen houden, er komt een moment dat men zich realiseert dat ze uitgebuite werknemers zijn en zij zullen zich hier dan tegen verzetten. Hierdoor kan de armoede langzaam verdwijnen/verminderen.
De conflict theorie benadrukt de relatie tussen degene met macht en zonder macht. De problemen van armen zijn te verwijten aan hun lage positie, hun machteloosheid en onderdrukking door rijkeren.
De duurzaamheid van armoede
De meeste mensen blijven niet langdurig onder de armoedegrens, vaker voor kortere periodes door ziekte, baanverlies, seizoenswerk en dergelijke. Ook ligt het eraan waar je woont / vandaan komt en je leeftijd, zo ligt het armoedepercentage bij jongeren hoger dan bij senioren. Gezinnen met tweeverdieners zijn bijna nooit arm, terwijl een alleenstaande moeder met kinderen vaak problemen heeft met rondkomen. En als laatste, de minimumloon werker, vakkenvullers bijvoorbeeld, zijn vaak arm. Ook de standaard kenmerken van mensen als luiheid, onverschilligheid e.d. kunnen leiden tot armoede.
Armoedecultuur
Antropoloog Oscar Lewis deed onderzoek en concludeerde dat mensen die jaren achter elkaar arm bleven een manier hadden ontwikkeld om telkens in armoede terug te vallen. Dat wordt armoedecultuur genoemd. Deze mensen voelen zich minderwaardig en onzeker en maken een scheiding tussen henzelf en welvarendere mensen. Ze denken er nooit meer uit te komen en blijven passief in de sleur zitten. Bij deze groep mensen komt ook vaker overmatig alcohol gebruik, familiemisbruik e.d. voor.
Sociologen houden niet van de theorie achter de armoedecultuur, zij vinden dat ze de armen de schuld geven voor hun eigen armoede. Wat natuurlijk niet altijd het geval is. Sociologen kijken meer naar de structurele verbanden, zoals alle voorbeelden en theorieën hierboven.
Socioloog Max Weber beschrijft macht als middel om je zin te krijgen, ondanks weerstand.
De Machtselite
Socioloog C.Wright Mills zegt dat de machtselite Amerika beheerst. Een kleine groep van militairen, politici en andere belangrijke leiders maken beslissingen die voor het hele land gelden. Het is niet één groep die regelmatig met elkaar afspreekt, het zijn aparte individuen. De drie groepen uit de machtselite zijn top politici, militaire en zakelijke leiders. Zij hebben niet alle drie evenveel macht.
Socioloog William Domhoff vindt ‘heersende klasse’ een betere benaming voor de machtselite. Hij bestudeerde de 1% van de Amerikanen die super rijk is, zij zijn 90% meer waard dan de rest van het land. Dit zijn veel leden van het kabinet van de president en de vertegenwoordigers hiervan.
Pluralisme
Pluralisten vinden dat er geen machtsgroep is, maar belangengroepen. Dit zijn groepen met mensen die elkaar hebben gevonden door wederzijdse belangen, om samen te strijden voor sociale, economische en politieke macht. Volgens hen is er niet één groep onder controle van een andere groep. Socialist David Riesman ontwikkelde deze pluralistische kijk samen met collega’s.
Rijkdom cultuur
De vraag is of er een rijkdom cultuur bestaat, socialisten zien hier namelijk het gevaar dat de macht en rijkdom in strijd komen met de democratische processen van het land.
Stratificatie, ook wel gelaagdheid in klassen, bestaat zowel in Amerika als in veel andere landen. Zelfs de meest rijke en geïndustrialiseerde landen hebben armen mensen in het land. Dus de gelaagdheid in een land verschilt erg.
Sommige analisten zochten de oplossing bij politieke kolonisatie, de rijke landen gebruiken hun macht om grondstoffen te verkrijgen. Dit deden ze door het binnendringen en veroveren van de zwakkere landen. Tegenwoordig zit het meer in economische kolonalisatie: de rijke geïndustrialiseerde landen kopen grondstoffen van de armere landen en verkopen de gemaakte producten.
De zwakkere landen moeten hun grondstoffen voor zulke lage prijzen verkopen, waardoor ze steeds meer in de schulden komen bij de rijkere landen, elk jaar meer, waardoor ze geen eigen kapitaal kunnen ontwikkelen voor eigen fabrieken.
Sommige landen blijven arm, doordat de rijkdom van een land wordt opgespaard door de nationale machtselite, dit gebeurd bijvoorbeeld bij landen die rijk zijn door olie. De machtselite gebruikt dit geld alsof het persoonlijke bezit is. Zo kunnen zij een veel luxer bestaan leiden, met bijvoorbeeld een tweede vakantiehuis, kinderen die naar de universiteit gaan e.d.
Een andere oorzaak waarom landen arm blijven, is dat ze een armoedecultuur leiden. Een voorbeeld is India, hier speelt de godsdienst een grote rol. De godsdienst zegt hen dat ze hun leven moeten accepteren zoals het is, dus gaan ze er verder ook niet investeren in een luxer leven.
Historische veranderingen in de sociale politiek
Tijdens de Amerikaanse revolutie werden de mensen gezien als lui en eigenzinnig. Er werd toen een ‘werkhuis’ geopend in Boston, mensen moesten daar werken totdat zij lieten zien dat ze zelfdiscipline hadden. Ook werden er huizen gebouwd voor arme moeders met kinderen, zo ontstond langzaam geïndustrialiseerde zorg voor armen. Vanaf 1930 ontstond de grote depressie in Amerika, middenklassers werden zelf arm, 1/3 deel van Amerika was slecht gekleed, had geen of slecht onderdak en at te weinig. Het beeld veranderde totaal, niet langer was armoede Gods wil, corruptie of gebrekkigheid. Het werd nu gezien als economisch falen. Roosevelt, die op dat moment president was in Amerika, creëerde banen, door parken e.d. te laten bouwen, om gezinnen te helpen. Hierdoor is de armoede, tijdens de tweede wereldoorlog flink gedaald.
Ligt de oorzaak van armoede wel of niet bij de mens?
Deze vraag wordt nog vaak gesteld. Ligt het toch aan de luiheid, gebrekkigheid en corruptie, of ligt het toch buiten de mens, namelijk door god of door de economie. Ervan uitgaande dat het buiten de mens ligt, begon men met extra scholing, baantrainingen e.d. om te economie te stimuleren.
Progressieve belasting
Om de sociale ongelijkheid te verminderen werd er progressieve belasting ingesteld. Hoe hoger het inkomen is, hoe hoger het percentage wat je af moet geven aan belasting. Daarnaast bestond er ook nog negatieve inkomstenbelasting, om de armen extra te helpen. Dit hield in dat ouders die minder verdienen dan een specifiek bedrag, per kind 1000 dollar kregen.
Overheidssteun
De overheid gaf op vier manieren steun aan de mensen. Allereerst kwam er een soort sociaal vangnet met uitkeringen voor mensen zonder werk. Daarnaast werden er cursussen aangeboden om te leren solliciteren en ook om gewoon meer zelfvertrouwen te krijgen. De derde mogelijkheid was een welzijnsprogramma, tekortkomingen aan geld, eten, onderdak en medische zorg werden door dit programma verzorgd, zodat men tenminste minimaal kon leven. De laatste manier was het werk programma, men moest verplicht werktaken verrichten. Critici beweerden namelijk dat van het welzijnsprogramma men niet werd gepusht om te gaan werken, hierdoor werd iedereen gedwongen iets te gaan doen.
Armoede bij vrouwen
Vrouwen met kinderen zijn de grootste groep onder de armen. Dit komt omdat de lonen van vrouwen lager zijn. Sociaal beleid zorgde voor hogere lonen en flexibelere werktijden. Ook kwamen er trainingen om baanervaringen uit te breiden en werd er opvang geregeld voor kinderen.
Uit onderzoek bleek dat ¼ deel van de moeders niet de alimentatie kreeg van haar ex voor het kind, daarom vond de staat het nodig om de kinderen in ieder geval te helpen voor een betere toekomst, door middel van opvang en scholing.
Particuliere organisaties
Amerika heeft buiten de hulp van de overheid ook veel particuliere organisaties en vrijwillige stichtingen die zich inzetten tegen armoede. De religieuze organisaties krijgen 2 miljard per jaar van de overheid om armoede te verhelpen. Uit onderzoek blijkt dat deze organisaties erg goed helpen, door hen is al veel armoede verdwenen.
Het doel van helpen
Iedere organisatie heeft zijn eigen reden om te helpen. Religieuze mensen willen hun geloof over brengen, particuliere organisaties doen het vaak omdat mensen helpen simpelweg goed is en omdat het bedrijf er een goede naam aan over houd.
Het ligt aan de ‘bust’ en ‘boom’ periodes hoe streng er wordt gekeken of iedereen zijn werktaak heeft gedaan. In ‘bust’ tijden, met veel werkloosheid, is het namelijk erg lastig om dit te realiseren. Terwijl in de ‘boom’ tijden er juist veel mensen nodig zijn, dus worden die mensen direct aangesproken en ingezet.
Banen creëren is de makkelijkste manier om armoede te verkleinen. President Roosevelt liet tijdens de grote depressie in de jaren 30 veel armen allemaal gebouwen en bruggen bouwen. Zo konden gezinnen beter rondkomen en het stimuleert ook de economie.
Al zaten hier nog wel wat kanttekeningen aan, vooral omdat arme mensen vaak vrouwen met kinderen zijn, dus moest er wel goede kinderopvang zijn.
Scholing is ook een effectieve manier om armoede tegen te gaan. Als je goede scholing hebt gehad, is de kans op werkloosheid en armoede minder.
Geld geven
Men vroeg zich af wat er gebeurt wanneer je armen gewoon geld geeft zodat ze uit de armoede zijn? Zullen ze minder gaan werken, geld uitgeven aan drank of iets dergelijks? Heeft het effect op de relatie van getrouwde stellen? Men die werkte kreeg maar een klein deel van het geld, om te voorkomen dat men ging stoppen met werken. De onderzochte families kregen 3 of 5 jaar lang geld om van te kunnen leven, dit verschilde per gezin.
Uit het onderzoek bleek dat de meeste mensen evenveel bleven werken als voorheen, maar er waren ook mensen die minder gingen werken (9 procent bij mannen, 23 procent bij vrouwen en 15 procent bij alleenstaande vrouwen). Men spendeerde het geld voornamelijk aan duurzame goederen zoals een auto, tv of koelkast, minder aan eten en entertainment.
Geslachtsongelijkheid en seksuele oriëntatie - Chapter 7
De introductie gaat over India, hier was enorme geslachtsongelijkheid. Het was een gift van god als je een jongen kreeg, maar een meisje was een grote teleurstelling. Er was zelfs sprake van vrouwelijke kindermoord, wanneer duidelijk werd dat je waarschijnlijk een meisje kreeg, pleegde de meeste vrouwen abortus. Een meisje voegde niets toe aan de familie, terwijl een jongen opgroeide tot man en de familie kon helpen.
Minderheidsgroep
Het geslacht is het kenmerk waar discriminatie het meeste voorkomt, in de hele wereld. Een simpel voorbeeld is dat mannen meer verdienen dan vrouwen met dezelfde functie. Hier worden vrouwen dus gezien als de minderheidsgroep.
Helen Hacker was de eerste Amerikaanse socioloog die vrouwen definieerden als minderheidsgroep. Vrouwen zagen zichzelf niet meer als individu die een lagere status had, maar als groep die werd gediscrimineerd. Het werd dus een sociaal probleem. Sociologen begonnen hierdoor onderzoek te doen naar seksisme. Seksisme is de overtuiging dat de ene sekse van nature superieur is aan de ander en dat discriminatie het resultaat is van deze overtuiging.
Dominante rol
Er werd onderzocht of de dominante rol van de man universeel is. Gerda Lerner, historicus en feministe, ontdekte dat er inderdaad geen samenleving bestaat waar de vrouwen boven de mannen staan. Ook bleek er al vanaf moment één een soort discriminatie te bestaan. Er werden hierdoor conclusies getrokken dat dit gedrag waarschijnlijk is aangeboren. Natuurlijk zijn er wat vrouwen aan de top, maar dit zijn individuen, geen groep vrouwen. Een goed voorbeeld waar mannen duidelijk domineren, is de politiek.
Werk
De meeste banen zijn typische mannen of vrouwen banen. In 1937 heeft antropoloog George Murdock hier onderzoek naar gedaan. Drie typische mannen banen zijn het maken van wapens, het beschermen van zeezoogdieren en de jacht. Die vier typische vrouwen banen zijn het maken van kleren, koken, zorgen voor water en zorgen voor graan. Veel andere banen verschillen per samenleving, maar wat wel is gebleken, is dat alle banen/activiteiten die mannen uitoefenen, zorgen voor meer aanzien.
Gebieden waar het meest discriminatie voorkomt
1. Politiek en juridisch gebied, op juridische kantoren en in de publiek zie je weinig vrouwen.
2. Scholing, voor bepaalde opleidingen was er een toelatingsquota voor vrouwen
3. Economisch gebied, vrouwen werden standaard onder gezag van een man gezet,
hierdoor kregen de vrouwen minder salaris, promotie en verantwoordelijkheden.
4. Sociaal gebied, vrouwen hadden minder bewegingsvrijheid, qua kleding, spreken en manieren.
Tegenwoordig is er veel veranderd en zijn de vrouwen al veel meer gelijkgesteld aan de mannen. Maar vrouwen blijven altijd nog struikelen over bepaalde ongelijkheden in banen, de politiek en andere gebieden in het sociale leven.
Symbolisch interactionisme
Als je denkt aan verschillen tussen mannen en vrouwen, denken we eerst aan sekse, het biologische verschil. Daarna denk je pas aan geslacht, hoe we onze vrouw- of mannelijkheid tonen. Dit is volgens het symbolisch interactionisme aangeleerd.
Het symbolisch interactionisme bestudeert de rollen, gedragingen die bij elk geslacht hoort. Het geslacht is een meester eigenschap, het maakt niet uit wie of wat je bent en wat je doet, maar je bent altijd een man of een vrouw. Ouders zijn de eerste die de rollen van het geslacht aan een kind duidelijk maken. Een goed voorbeeld is dat bij een jongen alles blauw moet en bij meisjes roze.
Twee psychologen, Goldberg en Lewis, deden onderzoek naar de opvoeding van baby’s en de verschillen daarbij tussen een jongen en een meisje. Zo bleek bijvoorbeeld dat moeders hun dochter dichter bij zich houden dan hun zoon. Dit zorgt ervoor dat meisjes van een jaar het moeilijker vonden hun moeder los te laten, dan dat jongens dat vonden.
Er worden al vrij vroeg labels aan het geslacht gehangen. Bij jongens hangt er vaak een label aan van agressiviteit en dominantie, bij een meisje hangt er een label aan van passiviteit en onderdanigheid, de kinderen zullen vaak deze labels ook vervullen. Er zijn altijd uitzonderingen, maar de meesten zullen de labels volgen.
Functionalisme
Antropoloog Marvin Harris zei dat de mannelijke dominantie universeel is, omdat deze gebaseerd is op twee universele aspecten. Allereerst het sociale aspect, de noodzaak om de oorlog te overleven. Daarnaast het biologische aspect, gebaseerd op de menselijke voortplanting. Het eerste sociale aspect is gebaseerd op vroeger, men leefde in kleine groepen en de groepen moesten opkomen voor zichzelf, de mannen moesten dus tegen elkaar vechten en de vrouw was er daarna voor seksueel plezier en het huishoudelijke werk. Het tweede aspect is ook gebaseerd op vroeger, men leefde veel minder lang dus men moest zich voortplanten, vrouwen deden het voor de groep, want alleen zij konden kinderen krijgen. Daarnaast zorgde de man voor wapens en de jacht, dit gaf hem weer meer aanzien. Het beeld van een huis met een vrouw die zorgt voor de kinderen heeft dus een historische achtergrond.
Elke theorie leidt tot hetzelfde resultaat, namelijk een patriarchale samenleving: een samenleving waarin de man over de vrouw beslist.
Conflict/feministische theorie
Om de conflicttheorie toe te passen op seksisme, moet je de volgende vier principes overwegen, de machtprincipes. Allereerst levert macht privileges op, de machtige geniet van de beste middelen. Ten tweede voelen deze privileges alsof je superieur bent. Ten derde moet je, om deze gevoelens te versterken, de positie met ideologieën bekleden. En als laatste, moet de machtige zijn privileges vasthouden, dit doe je door het inschakelen van maatschappelijk instellingen.
Veel feministen gebruiken de conflicttheorie in hun analyses. In de jaren 60-70 gingen veel vrouwen het huis uit om betaald werk te verrichten, zo leek er een einde te komen aan de discriminatie, maar discriminatie is er nog steeds op het werk.
De ongelijkheid was vroeger alleen nog veel erger. Rond 1800 was elke vrouw onder gezag van een man, een vader of partner. Vrouwen mochten niet stemmen, of hun eigen loon uitgeven, haar loon behoorde juridisch tot haar man. Vrouwen mochten ook niet uit zichzelf in het openbaar spreken, wie dit deed kreeg een klap in haar gezicht. Sommige vrouwen ketende zichzelf vast aan openbare gebouwen en begonnen te praten totdat de politie hen meenam en in de gevangenis stopte. In 1916 kwam er een Nationale Vrouwen Partij, zij hadden als doel om te zorgen dat vrouwen ook kiesrecht kregen. Je had nu zogenaamde ‘kiesrechtvrouwen’. Honderden vrouwen werden gearresteerd en naar de gevangenis gebracht, daar werden ze erg hard behandeld.
Nu kun je je bijna niet voorstellen dat vrouwen zo zijn behandeld, maar er is nog steeds discriminatie, dit gebeurd alleen een stuk subtieler. Bijvoorbeeld seksistische grappen en quota voor bepaalde banen. Het glazen plafond is een uitdrukking voor de blokkade die vrouwen weghoudt van de hoge functies in een bedrijf.
Natuurlijke verschillen
Meisjes zijn beter met woorden, zij praten eerder en maken sneller zinnen. Ook zijn zij beter in grammatica en spelling. Jongens zijn beter met cijfers, daarom zijn zij vaak beter in wiskunde. Deze verschillen zijn biologisch, verschil van het werkende brein. Er zijn ook culturele redenen waardoor meisjes beter praten, zij identificeren zich met hun moeder, die meer verbaal is, zowel vader als moeder praat meer met hun dochter dan met hun zoon en spelletjes voor meisjes zijn vaker op taal gericht dan spelletjes voor jongens.
Agressie is een ander gebied waar jongens en meiden van elkaar verschillen. Jongens zijn op alle leeftijden agressiever, zij halen ook meer plezier uit het pijn doen van dingen of het zien van ‘slechte mensen’ die vermoord worden op televisie of in een spel. Of dit echt aangeboren is, is de vraag, het wordt ook gestuurd door ouders. Jongens moeten voor zichzelf opkomen, terwijl meisjes direct worden geholpen bij een ruzie.
Socialisatie vormt mensen, dus dit speelt ook een rol bij het verdelen van de dominante en onderdanige rol over de man en de vrouw. Of agressie, dominantie e.d. echt zijn aangeboren, of dat je zo wordt gevormd, is de vraag. Dierenstudies kunnen hier ook verheldering ingeven. Bij agressie bijvoorbeeld zie je bij apen, dat mannelijk apen na een maand al beginnen met worstelen, bijten e.d., terwijl de vrouwelijke apen verlegen ogen en niets met agressie te maken willen hebben. Maar we moeten wel voorzichtig zijn met het trekken van conclusies vanuit dierenstudies.
Een onderzoek met veteranen van de Vietnamese oorlog naar agressie, kwam naar boven dat veteranen met hoog testosteron jonger waren en meer ruzie met ouders/leraren of de wet hadden. Wanneer deze veteranen volwassen waren, kwamen zij vaker in aanraking met harddrugs en gevechten, ook hadden ze gemiddeld meer sekspartners en eindigden ze vaker met een baan met minder status. Ze waren minder vaak getrouwd en wanneer dit wel het geval was, gingen ze sneller vreemd. Een kanttekening moet gemaakt worden, het ligt er namelijk ook aan in welke sociale klasse je zit. Iemand met hoog testosteron uit een hogere klasse had minder problemen met de wet en had een prima baan.
Je kunt dus concluderen dat als het biologische factoren zijn, er ook altijd sociale factoren meespelen om de graad te verhogen of te verlagen.
Het dagelijks leven
Mannelijkheid staat voor kracht, terwijl vrouwelijkheid wordt gezien als zwakte. Er worden vaak opmerkingen gemaakt over vrouwen om zwakte te tonen. Bijvoorbeeld in de sportwereld, “je speelt als een meisje”. Dit is een negatieve houding naar de vaardigheden en prestaties van vrouwen.
Vroeger werd ook geadviseerd dat meisjes maar één derde mochten studeren van wat mannen deden. En tijdens de menstruatie mochten meisjes ook niet studeren. Meisjes die zich hieraan hielde presteerde slecht, zo werd het beeld bevestigd dat meisjes niet zo capabel als jongens waren.
De mannen wereld
Op de universiteit zijn de meeste sprekers man, ook auteurs van academische boeken zijn vaak mannen. Wanneer je denkt aan belangrijke personen in de geschiedenis, zijn dit ook meestal mannen. Maar vrouwen proberen hier verandering in te brengen, de vrouwen zijn nu al in de meerderheid in de collegebanken (ongeveer 60% procent). Maar wanneer je kijkt naar percentages van het behalen van een doctoraat, zie je de meerderheid bij mannen. Het stichten van een gezin e.d. heeft duidelijke consequenties voor vrouwen.
De massamedia
De massamedia helpt bij het verdelen van de geslachtsrollen, wat goed is voor jongens en voor meisjes. Wanneer de kinderboeken onder de loep werden genomen, kwam men erachter dat alle karakters in het boek mannelijk zijn, zowel de mensen als de dieren. Meisjes werden altijd als popjes, onderdanig geïllustreerd, terwijl jongens stoer en avontuurlijk waren. Feministen zijn hier tegen ingegaan en tegenwoordig zijn er meer vrouwelijke karakters, maar alsnog zijn er vaak twee keer zoveel mannelijke karakters in een boek. En mannen zijn alsnog vaak actiever dan de vrouwen in een boek.
Bij kinderseries op tv doet zich precies hetzelfde voor, ook hier zijn er veel meer mannelijke karakters dan vrouwelijke. Maar er is wel wat veranderd, vrouwelijke superhelden worden al beter geïllustreerd, nog wel emotioneler dan mannelijke superhelden, maar wel even slim, moedig, krachtig en agressief als mannelijke superhelden. Een voorbeeld is Kim Possible.
Ook bij volwassen televisie is tweederde man, mannen worden vaker op deze posities gezet. Daarbij blijven mannen langer op televisie, hun sexappeal blijft langer overeind dan bij vrouwen.
In de muziek worden ook rollen verdeeld. In veel muziek voor jongeren proberen bijvoorbeeld jongens de relatie te domineren en moeten vrouwen sexy en afhankelijk van de man zijn. In de muziekclips worden vrouwen vaak op de achtergrond gezet en de mannelijke zangers voorop.
Ook in advertenties, bij reclames e.d. worden de rollen duidelijk verdeeld. Bij kinderen zijn de meisjes vaak meewerkend en binnenshuis, terwijl jongens agressief en buiten het huis worden geïllustreerd. En het vrouwelijk lichaam wordt erg veel gebruikt om bepaalde producten te showen en te verkopen. Maar het mannelijke lijf wordt ook al meer getoond.
Politieke wereld
In 1992 kwam de eerste Afrikaans Amerikaanse vrouw in de Senaat en in 2007 werd de eerste vrouwelijke spreker van het huis van afgevaardigden gekozen. Na 2008 waren 74 van de 435 leden vrouwelijk. In 2008 was Hillary Clinton de eerste vrouwelijke presidentskandidaat. Dus het principe blijft nog steeds gelden: ”the higher the office, the fewer the women who hold the office”. En vooral bij politieke rollen, we worden in rollen gedrukt en dominantie hoort bij mannelijkheid, politiek is vorm van dominantie, dus politiek is weggelegd voor mannen. Daarnaast zijn er nog meer redenen, vrouwen studeren minder vaak recht en economie, hier komen de meeste politici vandaan. Ook de onregelmatige uren spreken de meeste vrouwen niet aan. Maar veranderingen vinden langzaam plaats, steeds meer vrouwen studeren wel recht en economie, reizen meer en hebben internationale contacten.
De werkwereld
Tijdens de tweede wereldoorlog, wanneer de mannen aan het strijden waren in de oorlog, werkte 38% van de vrouwen in fabrieken. Maar toen de oorlog was afgelopen, pikte de mannen deze baantjes direct weer in. Het duurde weer lange tijd om deze arbeidsdeelname bij vrouwen op hetzelfde niveau te krijgen. In 1985 werkte 50% van de vrouwen buitenshuis en tegenwoordig ook bijna 50%. Maar alsnog verdient de gemiddelde man meer dan de gemiddelde vrouw, het maakt niet uit met elk opleidingsniveau. Een vrouw verdient 72% van wat een man verdiend, dit is gemiddeld meer dan een miljoen wanneer je van je 25e tot je 65e hebt gewerkt. De reden voor het verschil is niet helemaal duidelijk, vrouwen maken vaak minder uren en kiezen vaak voor studies die in de toekomst minder verdienen. Maar dit is geen reden voor het verschil op dezelfde functies.
Seksuele intimidatie
Dit is ook een vorm van discriminatie, ongewenste intimiteiten door een machtig persoon, deze verzoeken zijn vaak gekoppeld aan promoties of degradaties op het werk. Wanneer macht ongelijk is verdeeld, is de minder krachtige in het nadeel om deze intimiteiten af te weren, de minst krachtige zijn degene zonder andere alternatieven voor werk. Het werd altijd als een persoonlijk probleem gezien totdat Catharine MacKinnon in 1979 een boek schreef over seksuele intimidatie. Hierdoor werd er op een andere manier naar gekeken, het werd meer bekend en zo werd het een sociaal probleem.
De EEOC, een organisatie voor gelijke werkkansen, heeft de definitie verbreedt naar alle ongewenste intimiteiten, niet alleen van bazen, en slachtoffers hoeven ook niet alleen vrouwelijk te zijn. Er zijn ook mannelijke gevallen bekend. Maar wanneer je dit overkomt, sta je voor een lastige keuze wat je moet doen. Je kunt het aankijken, negeren of een klacht indienen, maar alles heeft zijn voor- en nadelen. Wanneer je het aankijkt of negeert, is de kans groot dat het je nog een keer overkomt. Maar wanneer je een klacht indient, kan de werkrelatie erg beschadigd worden.
Homoseksualiteit
Er zit een verschil tussen homoseksueel gedrag en homoseksualiteit. Zo zijn er bijvoorbeeld tradities in Zambia, waarbij mannen van dezelfde stam orale seks met elkaar hebben. Dit heeft met mannelijkheid te maken, maar vaak trouwen deze mannen daarna met een vrouw en krijgen kinderen. Dit zijn dus homoseksuele gedragingen. Homoseksualiteit daarentegen heeft met aantrekkingskracht tot hetzelfde geslacht te maken. Er is geen samenleving waar homoseksualiteit de norm is, dit heeft met de natuurlijke voortplanting van de mens te maken.
Houding
Amerikanen zijn toleranter geworden naar homoseksuelen. Maar er blijven zeer negatieve houdingen bestaan. Zo bestaat er homofobie, origineel betekent dit angst voor homoseksuelen, maar dit is gegeneraliseerd naar mensen die tegen homoseksualiteit zijn. Meer dan de helft (56%) vind dat het legaal moet zijn in Amerika, tegen 40% die vindt dat het illegaal moet blijven.
In Amerika zijn veel haatdelicten, dit kan bijvoorbeeld om religie gaan, maar ook om seksuele voorkeur. Zo hebben al meer dan 1400 homoseksuelen in Amerika last gehad van haatdelicten.
Homoseksuelen hebben de politiek als handig instrument gevonden om een verandering te creëren in de houding van mensen over homoseksualiteit. Door middel van campagnes en demonstraties proberen zij zo een verandering in de wet te krijgen. Vanaf 2001 zijn verschillende landen homohuwelijken gaan accepteren, waaronder Nederland. In Amerika is dit nog niet het geval, in plaats van het legaliseren boden sommige staten burgerlijke vakbonden aan.
Hier waren homoseksuelen in eerste instantie blij mee, maar voelde zich daarna door deze organisaties een soort tweederangsburgers. Zij willen gewoon dat het helemaal legaal wordt in Amerika.
Het Kinsey onderzoek
Alfred Kinsey had in 1948 een baanbrekend onderzoek “mannelijk seksueel gedrag”, gebaseerd op 5300 mannen. Hij vond uit dat 37% van de mannen in Amerika minstens één seksuele ervaring had met een man wat resulteerde in een orgasme. (Hier zit weer het verschil, dit is homoseksueel gedrag, niet per se homoseksualiteit.) Hij concludeerde dat 4% van de Amerikaanse mannen exclusief homoseksueel was. Vandaag de dag geloven onderzoekers zijn onderzoek niet echt meer omdat er veel kantekeningen aanzitten. Maar hij heeft in die tijd wel mensen aan het denken gezet.
Het Laumann onderzoek
Socioloog Edward Laumann heeft betrouwbaar onderzoek gedaan naar seksueel gedrag in Amerika. Hij vond dat de afgelopen vijf jaar 2,2% vrouwen en 4,1% mannen in Amerika seks heeft gehad met iemand van hetzelfde geslacht. En dit zal stijgen tot 3,8% en 7,1%. Dit is ver van de 37% van Kinsley. En slechts 1,4% van de vrouwen en 2,8% van de mannen in Amerika noemt zichzelf homoseksueel. Laumann deed kwantitatief onderzoek, hij nam een goede steekproef, hierdoor is dit representatief voor Amerika.
Het Humphreys onderzoek
Socioloog Laud Humphreys bedacht een ingenieuze onderzoeksmethode. Hij wist dat sommige mannen onpersoonlijke seks met elkaar hadden in openbare toiletten, deze ontmoetingsplaatsen noemden zij theehuizen. Hij begon zelf bij deze plekken rond te hangen, hij nam hier de rol als toezichthouder, om mensen te waarschuwen wanneer vreemden de ruimten in kwamen. Hij ontdekte wat voor gebaren er werden gebruikt om seks te starten in een aparte ruimte. Hij kwam erachter dat 38% van de mannen die kwamen, getrouwd waren. Zij waren vaak gefrustreerd dat hun vrouwen zo weinig seks wilden. Hij ontdekte dat het theehuis een plek was waar men snel orale seks kon hebben, zonder emotionele achtergrond.
Homoseksueel gedrag in de gevangenis
Sommige plekken, zoals gevangenissen en internaten, lenen zich voor homoseksueel gedrag. Socioloog George Kirkhem kwam erachter dat gevangenen drie identiteiten kunnen aannemen, namelijk de koningin, punker of wolf. De koningin heeft de voorkeur voor mannelijke sekspartners, om mannen aan te trekken gaat “zij” vaak overdreven vrouwelijk doen. “Ze” laat haar haren groeien, draagt sieraden e.d. De tweede identiteit is de punker. Als punker heb je een lage status. Er zijn twee types, de kantine punkers, die seks willen in ruil voor bijvoorbeeld eten of sigaretten, en je hebt dwangpunkers, zij hebben seks met andere mannen uit angst of zwakte. De derde identiteit is de wolf, de wolf heeft seks met punkers maar verliest niet zijn status als man, hij toont regelmatig zijn mannelijkheid. De wolf houdt zijn seksuele activiteiten emotieloos en onpersoonlijk, hij is een soort van de baas over de punkers.
Geslachtsgebonden geweld
Vrouwen zijn regelmatig slachtoffers van misbruik in de familie, incest of mishandeling door een echtgenoot. Ook eerwraak komt voor, voornamelijk in landen zoals Pakistan. Eerwraak gebeurt meestal wanneer iemand is vreemdgegaan. Zelfs een vrouw die is verkracht, heeft kans om slachtoffer van eerwraak te worden. Door een meisje of vrouw te vermoorden, verdwijnt de “vlek” die zij aan heeft gebracht in de familie. Dit wordt in deze landen getolereerd, ook door de politie, dit zien zij als persoonlijke familie problemen.
Volgens het conflict perspectief wordt geslachtsgebonden geweld gebruikt om als man je dominante, controlerende en autoritaire kant te tonen voor je familie. Vanuit het symbolisch interactionisme komt ook naar voren dat de man zijn mannelijkheid wil tonen, zij zijn immers het symbool van geweld. Dit wordt ook versterkt door videogames, het doel daar is om de vijanden te doden, daarbij zijn videogames vaak seksistisch naar vrouwen toe.
Radicale extremisten
Radicale extremisten vinden dat de samenleving zo discriminerend is, dat het moet worden geherstructureerd. Socioloog Jessie Bernard benadrukt dat we een sociaal beleid nodig hebben dat de wortels van het seksisme totaal laat verdwijnen, zodat jongens en meisjes écht gelijk zijn in de familie en in scholing e.d. Alleen zo’n sociaal beleid is niet mogelijk in onze samenleving, tenzij we een dictator aan de macht krijgen.
Conservatieve extremisten
Het tegenovergestelde beleid komt vanuit de conservatieve extremisten. Zij geloven dat heteroseksuelen natuurlijk en wenselijk zijn en dat dit moet worden aangemoedigd. Zij zijn het eens met de mannelijke en vrouwelijke rollen in het gezin. Maar ook dit is niet mogelijk in onze samenleving, tenzij we een dictator aan de macht krijgen.
De toekomst
Er zijn twee punten bij homoseksualiteit belangrijk voor de toekomst. Allereerst het legaal krijgen van het homohuwelijk in Amerika. Daarnaast hetgeen dat homoseksuelen ook willen fungeren als rolmodel, als leraar, scoutingleider e.d.
Etnische relaties - Chapter 8
Vooroordelen en discriminatie zijn er op de hele wereld. Er zit een verschil tussen een vooroordeel en discriminatie. Een vooroordeel is namelijk een houding, die al van te voren bepaald is. Een vooroordeel is bijna altijd negatief, maar het kan ook positief zijn. Discriminatie daarentegen is een actie, je behandelt een persoon of groep oneerlijk. Er zijn veel soorten discriminatie; leeftijdsdiscriminatie, rasdiscriminatie, seksediscriminatie of discriminatie door lengte, gewicht, kleding, scholing, inkomen, levensstijl, geloof.
Minderheidsgroep
Een minderheidsgroep is een groep mensen die gediscrimineerd wordt. Zij worden ongelijk behandeld op basis van culturele en fysieke kenmerken. Vaak zien zij zichzelf ook als object voor discriminatie. Een minderheidsgroep heeft niets met het aantal mensen te maken. Want in bijvoorbeeld Zuid-Afrika hebben de Nederlandse bewoners, die een veel kleinere groep zijn, de politieke macht en discrimineren zij de veel grotere groep zwarte mensen. De groep die de minderheidsgroep discrimineert noem je de dominante groep.
Een minderheidsgroep komt tot stand door politieke uitbreiding of migratie. Wanneer de regering haar grenzen uitbreidt, kunnen de verhoudingen in een land veranderen, doordat er meer bewoners bij zijn gekomen, dus kan er een minderheidsgroep ontstaan. Ook wanneer je zelf naar een ander land verhuist, met andere gewoonten, talen, normen en waarden, kan er een minderheidsgroep ontstaan.
Kenmerken van een minderheidsgroep, volgens twee antropologen Charles Wagley en Marvin Harris (1958) zijn als volgt:
Het is een toegeschreven status, al vanaf de geboorte.
De dominante groep houdt de fysieke en culturele kenmerken bij de minderheidsgroep laag. Bijvoorbeeld door middel van vooroordelen.
De dominante groep behandelt de mensen van de minderheidsgroep op een ongelijke manier, ook wel discriminatie genoemd.
Mensen van de minderheidsgroep hebben de neiging om met iemand uit dezelfde groep te trouwen, dit heet endogamie.
Mensen van de minderheidsgroep hebben ook de neiging om één gezamenlijke identiteit te hebben, door hun kenmerken en nadelen die deze kenmerken met zich meebrengen.
Er zijn vier doelen die de minderheidsgroep kan hebben, deze zijn als volgt:
assimilatie, de mensen van de minderheidsgroep willen behandeld worden als individuen, niet als lid van een aparte groep, zij nemen de cultuur over van de dominante groep om zich zo te mengen in de grote samenleving.
pluralisme, de minderheidgroep wil vredig samen met de dominante groep leven, toch blijven de verschillen er, maar dit zorgt voor geen grote problemen.
scheiding, de minderheidsgroep wil zich scheiden en onafhankelijk zijn.
strijden, de minderheidsgroep is er zelf overtuigd van haar superioriteit en wil de samenleving domineren.
Dominante groep
Er zijn zes beleidsvormen die de dominante groep kan gebruiken naar de minderheidsgroep. Zij worden op volgorde van meest mensvriendelijk naar mensonvriendelijk behandeld. Allereerst pluralisme, de twee groepen leven gewoon samen met eigen gewoonten, zonder ruzie of vooroordelen. Ten tweede assimilatie, de minderheidsgroep ‘absorbeert’ zich in de grote samenleving, neemt alle gewoonten e.d. over.
Dit kan zowel gedwongen als ongedwongen door de dominante groep gebeuren. De derde optie is segregatie, de dominante groep wil de minderheidsgroep fijn op ‘hun plek’ houden, dus houdt hen apart. De vierde optie is (internationale) kolonalisatie, hierbij zal de dominante groep de minderheidsgroep uitbuiten. Ten vijfde is er de bevolkingsoverdracht, hierbij zijn er twee types, direct, hierbij dwingt de dominante groep de minderheidsgroep om te vertrekken. Het andere type is de indirect, hierbij maakt de dominante groep het zo zuur voor de minderheidsgroep, dat zij vanzelf vertrekken. Als laatste optie is er de genocide. Haat, angst of hebzucht kan ertoe leiden dat de dominante groep over wil gaan tot uitroeiing. Meest bekende voorbeeld hiervan is de holocaust.
Ras / Etnische groep
Hitler was ervan overtuigd dat een ras, dus de erfelijke kenmerken van een groep mensen, de superieure mensen kunnen onderscheiden van de inferieure mensen. In zijn ogen waren toen de lange, mooie, meestal blonde, mensen, de superieure mensen. Hun lot lag in een hogere cultuur dan bij de andere mensen. Veel van deze ideeën van Hitler zijn voor ons raar, maar er zijn wel wetenschappers bezig geweest met zijn theorieën. Bijvoorbeeld door eugenetica, zij probeerden het menselijk ras te verbeteren door selectief te ‘fokken’. Maar in het dagelijks leven zijn deze ideeën er ook, wel in mindere mate, maar er zijn altijd groepen die zich beter voelen dan een andere groep.
Meltingpot
De meltingpot houdt de integratie van culturen in. Alle (Europese) immigranten ‘smelten’ in een nieuwe culturele en biologische mix. Voor veel Europese immigranten is dit werkelijkheid, de etnische kenmerken vervagen en je gaat vanzelf mee in de heersende cultuur. Sommige groepen behouden wel hun eigen cultuur, vooral immigranten uit Mexico en Cuba bijvoorbeeld. Er zijn ook groepen die nooit zijn uitgenodigd om zich te mengen in de meltingpot, bijvoorbeeld de Amerikanen uit West-Europa.
Stereotype
Een stereotype is ook een soort vooroordeel, het is vaak een overdreven beeld van een groep mensen, dat vaak niet helemaal correct is. Het is het generaliseren van mensen, het in hokjes stoppen. Ook bij immigranten zijn er stereotypes, dus vooroordelen.
De effecten
Vooroordelen, discriminatie en stereotyperingen zijn op zichzelf geen probleem, het wordt pas een sociaal probleem wanneer zij voor problemen zorgen in de samenleving. Het effect van discriminatie kan o.a. zijn dat de gediscrimineerde groep gaat denken dat het logisch is dat ze gediscrimineerd worden, ze worden nog onzekerder. Discriminatie kan afbreuk doen aan het gevoel van welzijn en eigenwaarde. Er zijn ook economische consequenties, ‘zwarten’ verdienen bijvoorbeeld tot wel 40% minder dan blanken.
Institutionele discriminatie
Institutionele discriminatie is in het sociale systeem gebouwd en onderdrukt hele groepen. Vroeger zag je dit bijvoorbeeld met stemrecht voor ‘zwarten’, tegenwoordig zie je het bijvoorbeeld nog bij het verkrijgen van een lening. Mindereenheden krijgen deze moeilijker, het maakt niet uit of zij onder of boven het gemiddelde inkomen zitten. Ook bestaat er ongewilde institutionele discriminatie, dit gebeurt vaak onbewust. Een voorbeeld is het ziekenhuis, artsen bevelen aan blanke patiënten vaker aan een knieprothese aan dan aan ‘zwarten’.
Kijken vanuit het symbolisch interactionisme
Niemand is bevooroordeeld geboren, maar we zijn allemaal in een eigen familie en etnische groep geboren. Daar leren we waarden en normen, geloof en de manier van leven. We leren vooroordelen en discriminatie als een routinekwestie van het dagelijks leven. Je kijkt vanuit een bepaald perspectief en ziet niet alles. Dit noem je selectieve waarneming. Stereotypes maken het nog eenvoudig, je hoeft niet na te denken, er is van te voren al duidelijk hoe iemand is als hij bij een bepaalde groep hoort. Dit kan heel negatief werken, het woord neger heeft bijvoorbeeld een hele negatieve naam en het is ook niet gewenst om dat zo te zeggen. Maar soms zijn labels ook juist krachtig en het helpt mensen dingen te doen. Het symbolisch interactionisme kijkt hoe men reageert op labels en wat het effect daarvan is in relaties.
Kijken vanuit het functionalisme
Functionalisten denken dat de voordelen van een sociaal patroon (bepaalde kenmerken in een samenleving) groter moet zijn dan de nadelen, anders zal het patroon verdwijnen. Dus discriminatie heeft ook een positieve functie. Discriminatie in de VS bevoordeelde vroeger bijvoorbeeld de dominante groep. Doordat de slaven hard werkten, konden zij een chique leven leiden met scholing, kennis e.d. Natuurlijk zitten er dan ook negatieve kanten aan discriminatie, de slaven overleden vroeg vergeleken met de rijken, veel families werden uit elkaar gehaald en er vonden veel verkrachtingen e.d. plaats. Tegenwoordig heeft discriminatie nog steeds een positieve functie, hierdoor ontstaat er stratificatie (gelaagdheid in de samenleving) en zo worden bijvoorbeeld vieze baantjes ook vervuld. Ook voor de immigranten heeft dit een voordeel, zij verdienen hier met deze baantjes veel meer dan in hun eigen land.
Etnocentrisme is een andere functie van etnische ongelijkheid, dit is ook een onderdeel van vooroordelen. Bij etnocentrisme vindt jij je eigen groep namelijk superieur en de andere groep is niets. Het helpt de dominante groep nog hoger op te komen in de samenleving. Er wordt niet afgevraagd waarom de eigen groep beter is, het is gewoon zo. Etnocentrisme heeft nog een voordeel. De minderheidsgroep ziet dat de dominante groep het ver schopt, de dominante groep heeft er hard voor gewerkt en met succes, dus zij gaan ook meer inzet tonen en harder werken om iets te bereiken.
Er zijn natuurlijk ook negatieve effecten van vooroordelen en discriminatie. Allereerst daalt het zelfvertrouwen en ontstaat er een minderwaardigheidscomplex. Maar ook praktische zaken als ondervoeding en eerder overleden zijn effecten. Wanneer kinderen in een minderheidsgroep opbloeien, krijgen zij minder te eten en een minder goed bestaan.
Kijken vanuit de conflict theorie
De conflicttheorie kijkt vanuit de arbeidsmarkt. De VS heeft een kapitalistische economie, dit wil zeggen dat zij in kapitaal investeren met het doel winst te maken. Dit wordt ook wel ‘de meerwaarde van arbeid’ genoemd. Voor elk product vraag je net wat meer dan de kostprijs, waardoor je eraan verdient.
Om de lonen zo laag mogelijk te houden maken kapitalisten gebruik van een gescheiden arbeidsmarkt. Werklozen zijn waardevol in een gescheiden arbeidsmarkt, wanneer er veel werk is, kunnen zij zo ingezet worden, zij stellen namelijk weinig eisen, omdat ze al blij zijn dat ze een baan hebben. Zij worden de reserve beroepsbevolking genoemd.
Deze gescheiden arbeidsmarkt is wel verwoestend voor de etnische lijnen, zegt de conflict theorie. Het stimuleert de blanken om de minderheden als vijand te zien en zij zijn in staat om alle voordeel er voor zichzelf uit te halen, ten koste van de minderheden. De minderheden voelen zich op zijn beurt het zielige slachtoffer en minderwaardiger dan ooit. Door deze etnische verdeeldheid kan er geweld en/of rellen ontstaan, dit geeft dit op het sociale systeem. De regering probeert dit wat te sussen door hier en daar wat te geven, maar in de ogen van de conflict theorie verandert niets en houden zij alleen maar de voordelen voor de machtigen in stand.
De vier grootste minderheidsgroepen van Amerika
Om een beter idee te krijgen van de minderheidsgroepen, gaan we deze hieronder bespreken. De grootste minderheidsgroepen van Amerika, van de grootste naar kleiner, zijn: de Latino’s, de Afrikaanse Amerikanen, de Aziatische Amerikanen en de (autochtone) Amerikanen.
De Latino’s
Dit is de grootste etnische groep in Amerika. Latino’s worden ook wel Hispanics genoemd. Latino’s identificeren zichzelf meestal niet als Latino’s maar als Afrikaanse Amerikanen, blanken of autochtone Amerikanen. Er zijn ongeveer 46 miljoen Latino’s in Amerika, daarvan zijn 9 miljoen illegaal in Amerika. Sommigen komen voor seizoenswerk, maar de meeste blijven.
De meeste Latino’s spreken Spaans thuis, maar niet allemaal. Veel Latino’s hebben moeite met Engels. Er is geprobeerd om er een wet doorheen te krijgen dat alleen Engels werd getolereerd, maar dit is niet goed van de grond gekomen. Latino’s zijn erg arm, twee keer zo arm als blanken. Ook zijn er in vergelijking met blanken twee keer zoveel Latino’s werkloos en maar één op de acht Latino’s heeft een schooldiploma.
Op politiek gebied zijn de Latino’s ook niet heel actief, maar 5% van de zetels in het Amerikaanse huis van afgevaardigden. Maar er wordt verwacht dat dit in de toekomst gaat veranderen. De vijf staten waar de meeste Latino’s wonen, hebben namelijk 1/3 van het stemrecht.
Afrikaanse Amerikanen
In 1943 oordeelde de rechter dat Afrikaanse Amerikanen het recht hadden om naar de publieke scholen te gaan, in plaats van aparte, gekleurde scholen. Een jaar later kregen ze ook stemrecht, de veranderingen werden langzaam doorgevoerd. Maar in het zuiden werd de apartheid nog wel doorgevoerd, de ‘Negro’s’ mochten niet in hotels, restaurants e.d. komen waar ook blanken kwamen, alles was gescheiden.
Om deze barrière van apartheid te verbreken, ontstond er ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ onder leiding van Martin Luther King, wetten werden bewust en op een rustige manier overtreden. En dit hielp, in 1964 kwam er een wet tegen discrimineren in hotels en andere openbare ruimtes. Afrikaanse Amerikanen ervoeren stijgende verwachtingen, hun leven veranderden een beetje. Er kwam een stedelijke opstand in 1967, toen Dr King werd vermoord, in april 1968, barstte er vurig geweld uit. Na de dood van King, kwamen er veel zwarte militanten om zijn lege plek te vervullen. Zij waren, net als King, voor een zwarte eenheid en ze waren trots. Alleen sommigen waren van mening dat de ongelijkheid alleen te bestrijden was met geweld. Zo ontstond er de groep ‘Black Panthers’. Zij liepen in uniformen, kwamen vaak op tv en zorgden zo voor onrust. Maar hier werd vrij snel een stokje voor gestoken, doordat de FBI de leider van de Black Panthers vermoordde. Na veel geweld veranderden zelfs de Black Panthers hun tactiek, door meer samen te werken met de blanken en ook goede dingen voor de samenleving te doen. Zoals het regelen van ontbijt voor schoolkinderen.
De veranderingen bleven komen. Afrikaanse Amerikanen kregen bijvoorbeeld ook een rol in de politiek. Jesse Jackson, socioloog, streed bijvoorbeeld in 1984 voor de democratische presidentsnominatie. En zo nog meer voorbeelden, net als in 2008, dat Obama, de eerste Afrikaanse Amerikaan, de verkiezingen wint en nu president is van de VS.
Maar er blijven ook schaduwkanten voor de Afrikaanse Amerikanen. Zij verdienen gemiddeld 59% in vergelijking tot blanken. Ook studeren er veel minder Afrikaanse Amerikanen en hebben zij minder vaak een eigen huis. Daarnaast hebben zij zes keer meer kans om doodgeschoten te worden in Amerika en 9 keer meer kans op AIDS in vergelijking tot blanken.
Socioloog Julius Wilson vindt dat sociale klasse belangrijker is om te veranderen, dan ras. Er waren open deuren voor de Afrikaanse Amerikanen, doordat er wetswijzigingen plaatsvonden met betrekking tot discriminatie en stemrecht. Hij benadrukt dat er duidelijk twee werelden zijn bij Afrikaanse Amerikanen, de hopeloze groep en de groep die hoger zijn gestegen in de sociale ladder en hard werken om verder te komen.
Aziatische Amerikanen
Op 7 december 1941 begon de tweede wereldoorlog, Japanners begonnen met bombardementen op Pearl Harbor van de VS. Deze wereldoorlog had een ontwrichtend effect op Amerikanen van Japanse afkomst. Deze etnische groep was erg groot in de VS en er ontstond een enorme golf van achterdocht en vijandigheid. De Amerikanen waren bang dat zij Japan zelf wilden helpen vanuit Amerika, dus zorgde President Franklin Roosevelt ervoor dat alle mensen, wie 1/8 Japans of meer was, werden gebracht naar “verhuizingskampen”.
Dit was niet de eerste keer dat Aziatische Amerikanen werden gediscrimineerd. Chinese immigranten moesten tussen 1850-1880 ook spoorlijnen aanleggen, en speciale Chinese belasting betalen van 20 dollar in de maand. (Chinezen verdienden toen gemiddeld 1 dollar op een dag). Hierdoor gingen Chinezen aparte groepen vormen en bij elkaar wonen, zo ontstonden er de “Chinatowns”. Dit noem je vrijwillige segregatie, maar er was ook onvrijwillige segregatie, dan verdreven de blanken de chinezen uit ‘hun’ gebied.
Ook Japanners kregen te maken met discriminerende wetten. Alleen blanken konden burgers zijn, dit stond zo in de originele grondwet en Japanners (Aziaten) werden ook niet genoemd in de wijzigingen. Afrikaanse Amerikanen namelijk wel.
De Aziatische Amerikanen zijn heel divers, in de VS zijn er 14 miljoen. 23% komt uit China, 19% uit India, 18% uit de Filippijnen, 11% uit Vietnam enz.
Het hogere inkomensgemiddelde van Aziatische Amerikanen heeft drie grote factoren, namelijk familie, scholingsniveau en assimilatie in de cultuur van de bevolking. Aziatische families groeien vaak op met twee ouders, dit betekent dat er twee verdieners zijn. Ook wordt er veel nadruk gelegd op zelfdiscipline, hard werken en sparen. En goede scholing zorgt voor economisch succes. Maar de belangrijkste factor is de assimilatie. Er is een hoog percentage van Aziaten dat met niet-Aziaten trouwen.
In de politiek krijgen Aziatische Amerikanen steeds meer te zeggen. Hawaï verkoos bijvoorbeeld Aziatische Amerikanen als gouverneurs zond ook senators naar Washington.
Autochtone Amerikanen
Vandaag de dag zijn er 3 miljoen autochtone Amerikanen, verdeeld over meer dan 500 stammen. De relatie tussen Europese Amerikanen en autochtone Amerikanen was vroeger erg vredig. Er werd bijvoorbeeld ook getrouwd onderling. Maar toen er meer Europeanen in de VS kwamen wonen, wilden de Europeanen meer naar het westen, maar de autochtone Amerikanen stonden hier in de weg. Hierdoor ontstond er een genocide beleid, zo kwamen er duizenden autochtone Amerikanen om het leven. Ook gingen veel autochtone Amerikanen dood door de ziektes die de Europeanen met zich meebrachten, zij waren bijvoorbeeld niet bestand tegen pokken. De twee gruwelijkste acties waren de distributie van dekens die besmet waren met pokken en de “trail of tears”. Dit was een reis van 1600 km, deze reis werd gemaakt door 15 000 mensen, die allemaal veel te zomers gekleed waren, 4.000 mensen overleden.
Het symbolische einde aan de autochtone Amerikanen was in 1890, het bloedbad in Wounded Knee, waar de cavalerie 300 autochtone Amerikanen doodde (van de 350).
Aan elke groep worden vooroordelen en stereotypes geplakt, zo worden er over de autochtone Amerikanen gezegd dat zij dom zijn, liegen, stelen en moorden.
Nadat de autochtone Amerikanen waren verhuisd werden er scholen geopend om de Indianen te ‘beschaven’, om de autochtone Amerikanen weer dezelfde cultuur mee te geven als die van de Europese Amerikanen. Er werden duizenden kinderen weggehaald bij hun ouders en naar deze scholen gebracht, het effect zie je nu nog steeds, veel autochtone Amerikanen wantrouwen de blanke autoriteiten.
Het inkomen van de autochtone Amerikanen is ongeveer 60 procent van het inkomen van de blanken. Armoede komt drie keer zo veel voor en de levensverwachting ligt ook veel lager, één op de vier autochtone Amerikanen sterft voor 25 jaar. Het zelfmoordcijfer ligt hoger dan in elke andere etnische groep. Je kunt dus concluderen dat voor de autochtone Amerikanen het leven in een blanke cultuur niet fijn of bevredigend is.
De autochtone Amerikanen worden vaak de onzichtbare minderheidsgroep genoemd. Er zijn namelijk maar vier staten waar zij voornamelijk leven. De autochtone Amerikanen hebben geen overkoepelende naam voor de vele stammen in de VS. De term ‘Indianen’ is gegeven door Columbus omdat hij dacht dat hij in India was.
Sociaal beleid
Voor sociaal beleid is het belangrijk om twee doelen te realiseren. Het eerste doel is het stimuleren van het cultuur pluralisme en het tweede doel is het voorkomen van discriminatie.
Stimuleren van het cultuur pluralisme
Culturele integriteit houdt de acceptatie en waardering in van diverse achtergronden. Deze integriteit is essentieel wanneer je het eerste doel, stimuleren van het cultuur pluralisme, wil realiseren. Culturele integriteit kun je creëren door bijvoorbeeld de nationale feestdagen van verschillende culturen te vieren op openbare scholen, met de daarbij behorende gewoonten. Daarnaast kun je ook geschiedenislessen hierover geven. En bijvoorbeeld op hoge scholen de mogelijkheid geven om diverse talen extra te kunnen leren.
Maar culturele integriteit is niet het enige waarmee je cultuur pluralisme kunt stimuleren. Kinderen van de minderheidsgroepen moeten ook aangemoedigd worden om trots te zijn op hun land van herkomst en daarnaast, met deze trots, te participeren in de samenleving, met de andere kinderen.
Discriminatie voorkomen
Discriminatie voorkomen is erg breed. Dit kan betekenen dat ervoor wordt gezorgd dat minderheidsgroepen niet worden gediscrimineerd bij het zoeken naar werk, scholing of een huis. In de wet staat dat discriminatie om ras, kleur, geloof, sekse e.d. verboden is.
Ook moet de “white flight” voorkomen worden. Ouders in de VS mogen hun kinderen naar elke school brengen die zij maar kunnen betalen. Hierdoor wisselden veel blanken naar een particuliere school en zaten er op de publieke scholen alleen kinderen van minderheidsgroepen. Dit moet voorkomen worden.
Er zijn veel dilemma’s over discriminatie. Bijvoorbeeld discotheken die allochtonen niet naar binnen laten, maar dit gebeurd ook bij universiteiten. Hetzelfde bij werk, het mag niet, maar het wordt soms al geselecteerd op naam en achternaam.
De toekomst
Scholing zijn belangrijk in Amerika, wie goed geschoold is, heeft kans op een goede baan. Dit werkt ook zo in de toekomst. Zoals verteld zijn Aziatische Amerikanen erg leergierig en doen zij het goed op de arbeidsmarkt, maar dit geld niet voor alle minderheidsgroepen. De Latino’s en autochtone Amerikanen scoren, bijvoorbeeld, vrij laag qua scholing en hebben een minder kleurrijke toekomst hierdoor. Scholing is dus een belangrijke factor van je welzijn.
Hieruit kun je opmaken dat de Latino’s, Afrikaanse Amerikanen en autochtone Amerikanen een permanente onderklasse zijn. Deze groep heeft vaak weinig scholing gehad, leeft erg primair, vaak in een eenoudergezin, heeft een hoog criminaliteitspercentage, tienermoeders en drugsgebruik. Door dit zelfvernietigende gedrag slaagt men er niet in om terug te komen in de samenleving. En deze cyclus zal voort blijven bestaan voor veel kinderen die in deze onderklasse worden geboren.
Het krijgen van werk is ook lastig, omdat de meeste banen in de steden zijn. De onderklasse leeft vaak in getto’s en er zijn geen financiële middelen om in de steden te komen.
Het Amerikaanse Dilemma
Gunnar Myrdal, een Zweedse socioloog schreef een stuk waarin hij stelde dat Amerika tussen twee grote krachten in zit. Aan de ene kant de vooroordelen en discriminatie met het geloof in gelijkheid van religies en aan de andere kant de verklaring van onafhankelijkheid. Hij geloofde dat je etnische spanningen kon oplossen door hoge waarden te hechten aan het geloof in gelijkheid van religies. En hij had gelijk, vandaag de dag is het al veel beter dan jaren geleden.
Alcohol en andere drugs
Marihuana en cocaïne
Sommige mensen denken dat het roken van marihuana nieuw is, maar 4000 jaar geleden nam een Chinese keizer al marihuana als medicatie.
Tabak
Toen Columbus in Noord-Amerika belandde zag hij de autochtone Amerikanen tabak roken. Deze plant bestond niet in Europa en hij nam het daarom mee. Europeanen probeerden het, vonden het lekker en begonnen het te gebruiken. Er zijn veel anti-tabak campagnes geweest. Zo erg dat in Rusland de neuzen werden gespleten van rokers en men in China je werd onthoofd. Uiteindelijk heeft het niet geholpen. Daarentegen werden in 1940 sigaretten gezien als ‘goed voor de gezondheid’.
Cafeïne
In 1500 werd koffie geïntroduceerd door Arabische mensen. Islamitische leiders waren boos dat men koffie dronk om wakker te blijven en in 1674 schreef een groep Engelse vrouwen een pamflet omdat ze vonden dat koffie de mannen minder seksueel actief maakten.
Opium
In 1800 kon je Opium kopen in Amerika. In drogisterijen, supermarkten en warenhuizen. Je kon ook opium bestellen via de post. Opium werd geadviseerd tegen diarree, koorts, haaruitval e.d. Opium werd zo gewoon dat Amerikaanse moeders hun baby’s 750.000 glazen met opium siroop gaven. Opium werd toen meer gebruikt dan sigaretten en alcohol.
Of een bepaalde drug dus goed of slecht gevonden wordt, hangt totaal van de periode af. Het zijn niet de objectieve condities maar de subjectieve factoren die aangeven of iets toegelaten wordt of niet.
Drug
Een drug is een substantie die ervoor zorgt dat men veranderd van denken, bewustzijn, emoties, lichamelijk functioneren of gedrag. Dus drugs is niet alleen maar wat je in aparte winkels kunt kopen, ook cafeïne valt onder drugs. Het verandert je functioneren. Drugsmisbruik is het gebruiken van een hoeveelheid drugs dat schade aanlevert aan iemands gezondheid, functioneren of iemands sociale leven gaat bepalen. Een drug is niet gelijk een sociaal probleem wanneer het schadelijk is, maar wel wanneer de substantie sociaal is afgekeurd.
Verslaving
Een drugsverslaving is een serieus probleem. Iemand heeft dan de substantie regelmatig nodig om de dag door te komen. Waarom men niet zomaar kan stoppen heeft te maken met de hunkering naar de substantie en het intense verdriet (dat zich uit in misselijkheid, hoofdpijn, nervositeit, depressiviteit e.d.) wat men ondergaat wanneer zij het middel niet tot zich nemen. Deze hunkering kan na het stoppen nog jaren voortduren en wanneer deze hunkering is verdwenen kan men alsnog soms verlangen naar de drug. Dit wordt psychische afhankelijkheid genoemd.
Symbolisch interactionisme
Symbolisch interactionisten benadrukken dat objecten op zichzelf geen betekenis hebben, maar dat mensen er een betekenis aan geven. Alcohol was vroeger verwant met onbetrouwbare drifters, ongeschoolde immigranten of een twijfelachtige achtergrond. Geen alcohol drinken was een eis voor mensen van een hogere klasse. Rond 1919 was alcohol verboden. Je werd gearresteerd als je hier mee werd gezien.
Functionalisme
Functies zijn de voorgenomen positieve effecten voor de samenleving. Disfuncties zijn de niet voorgenomen negatieve effecten. Een functie van het gebruiken van drugs is om even spanningen kwijt te raken. Ook is het functioneel voor degene die het maken en verkopen. Maar het is een disfunctie voor mensen die het misbruiken en voor hun familieleden. Medicijnen op recept zijn functioneel voor zowel de patiënt zelf als de medici. De daling van mensen in psychiatrische ziekenhuizen is te danken aan stemmingsveranderende drugs. Dit kregen honderd duizend mensen voorgeschreven om zo hun werk en familie te behouden. Medicijnen op recept hebben ook disfuncties. Er zijn mensen die daar verslaafd aan zijn geraakt of juist negatieve reacties erop krijgen. Andere disfuncties zijn bijvoorbeeld het verspreiden van AIDS door het delen van naalden of bijvoorbeeld auto-ongelukken door rijden onder invloed.
Conflicttheorie
De conflicttheorie kijkt hoe drugswetten worden gebruikt als politieke instrumenten. Als een drug illegaal wordt, kan dit voor onrust zorgen bij groepen. Maar de wetten zorgen voor duidelijke regels waar de autoriteiten zich naar moeten gedragen en naar moeten straffen.
Medisch model
Michael Jackson is een goed voorbeeld van een persoon met één van de grootste drugsproblemen. Hij maakte misbruik van zijn medicijnen op recept en kwam daardoor te overlijden.
Rond 1930 waren artsen echt bezig om te zorgen voor gezondheid van ieders lijf en persoonlijke problemen, maar hierna begon het produceren van medicijnen en drugs en ontstond een drugsrevolutie. Artsen schreven antidepressiva en drugs tegen angsten e.d. voor om mensen een normaal leven te laten leiden.
De angst-, depressie- en stressgevoelens worden “medische menselijke problemen” genoemd, artsen geven medische ‘oplossingen’ voor alledaagse problemen. Door tijdschriften en andere informatiegevers zien mensen wat bepaalde medicijnen met je doen, je gaat naar de dokter en zegt wat je wilt en de dokter schrijft het voor. De dokter maakt hier winst op, dus vindt het al vrij snel goed.
Misbruik van voorgeschreven drugs
De grote hoeveelheden waarin bepaalde medicijnen worden geproduceerd, zorgen voor het grote gebruik. Bekende favorieten zijn Xanax, Valium en OxyContin. Sommige mensen noemen OxyContin “dorpsheroïne” omdat de effecten hetzelfde zijn als heroïne en opium.
Studenten
Bij studenten is alcohol veruit de favoriete drug. Daarna komen sigaretten en marihuana. Binge drinken is ook populair. Dit betekent meer dan 5 glazen op een avond drinken. Deze cijfers geven een algemeen beeld. Natuurlijk verschilt het per school, regio en cultuur.
Nicotine
Elk jaar sterven 400.000 Amerikanen door het roken van sigaretten. Rokers weten dat het slecht is, dat er mensen dood gaan aan roken, en toch blijven ze roken. Een gemiddelde roker leeft ongeveer 13 jaar korter. Vroeger mocht overal binnen gerookt worden. Docenten en leerlingen rookten gewoon in de klas. Tegenwoordig hebben de niet-rokers hier een stokje voor gestoken en mag er niet meer in openbare ruimtes gerookt worden. Het percentage rokers is de afgelopen 40 jaar flink gedaald.
Door middel van reclames en campagnes proberen de fabrikanten nieuwe rokers aan te trekken. Door bijvoorbeeld te laten zien dat roken ‘sexy’ is en heel volwassen lijkt.
Alcohol
Alcohol is gevaarlijker dan veel mensen denken. Door alcohol gerelateerde auto-ongelukken sterven ongeveer 13.000 Amerikanen per jaar. Dat zijn 36 op een dag. Zo’n 10 miljoen Amerikanen zijn alcoholist, mensen met ernstige alcohol problemen. Slechts een klein aantal is dakloos. De meesten gaan verder met hun werk of andere bezigheden, maar hebben vaak wel verstoorde sociale relaties met vrienden, familie en werk. Elk jaar worden 700.000 Amerikanen behandeld voor alcoholproblemen. De kosten voor de behandelingen moeten alle Amerikanen betalen. Dit kost namelijk miljarden euro’s.
De meeste alcohol-gerelateerde auto-ongelukken betreffen mannelijke bestuurders. Dit komt mede door de gedachte dat mannen denken dat drinken stoer is. Risicovol gedrag is een manier waardoor mannen laten zien dat ze een échte man zijn, en met drank op achter het stuur zitten is zo’n voorbeeld. Maar vrouwen proberen steeds meer mee te doen met mannen door bijvoorbeeld net zoveel te drinken en gevaarlijk te rijden.
Gezondheidsconsequenties door alcohol
Binge drinken verhoogt de kans op een plotselinge dood door een beroerte of hartaanval. Mensen die gewoon te veel alcohol drinken hebben hier ook kans op, maar hiernaast ook op diabetes, epilepsie, depressie, tong-, lever-, longkanker e.d. Deze gezondheidsproblemen komen door misbruik van alcohol in plaats van gebruik. Er zijn ook positieve gevolgen van het drinken van alcohol (1 à 2 glazen per dag, een paar dagen in de week). Lichte alcohol drinkers zijn maar één derde van de mensen die een hartaanval krijgen. Rode wijn is daarnaast goed voor het hart en het stimuleert de productie van een goed cholesterolgehalte.
Zwangerschap en alcohol
Als een zwangere vrouw alcohol drinkt gaat het niet alleen in haar circulatiesysteem, maar ook naar de foetus toe. De alcohol komt dan in het bloed van de foetus. Elk jaar worden er ongeveer 5.000 baby’s geboren in Amerika met FAS, fataal alcohol syndroom. Deze kinderen hebben pijnlijke, irriterende steken in hun lichaam, hun hart gaat soms onregelmatig en ze hebben soms last van stuiptrekkingen. Ze lijden aan hersenbeschadiging waardoor ze moeilijker leren, slechter onthouden en moeite hebben met concentratie.
Marihuana
Marihuana verwoest het lichaam van de mens niet in dezelfde mate als sigaretten en alcohol, maar toch is het illegaal in Amerika. Veel mensen zien marihuana als onaanvaardbaar. In 1960 omarmde de rebelse jeugd marihuana. De overheid wist niet goed wat ze hier tegen moesten doen. De ene staat legaliseerde het en de andere staat wilde er 6 jaar gevangenisstraf op zetten. In 1979 rookte één op de drie Amerikanen tussen de 18 en 25 jaar marihuana minimaal één keer in de maand. Maar dit is tegenwoordig naar 16% gedaald.
Gezondheidsconsequenties door marihuana
Marihuana beschadigd het ademhalingssysteem. Marihuana rokers hebben vaker last van bronchitis, hoesten en piepende ademhaling dan niet-rokers. Ook beschadigt het de coördinatie en vermindert het het bewustzijn van externe stimuli zoals een rood stoplicht. Dit zorgt dus voor meer ongelukken. Daarnaast kwamen onderzoekers erachter dat mannen die marihuana roken een grotere kans hebben op zaadbalkanker en het vermindert de hoeveelheid sperma. Ook bij vrouwen vermindert marihuana de vrouwelijke hormonen en stijgt de kans op een miskraam.
Positieve gevolgen van marihuana zijn de vermindering van pijn door bijvoorbeeld migraine. Ook verzacht het astma, epilepsie en sommige mensen met HIV/AIDS zeggen dat het ook angsten, depressie en dergelijke verzacht.
Sociale consequenties
Studenten die marihuana roken halen vaak slechtere cijfers dan studenten die niet roken. Ook stoppen meer studenten die marihuana roken met school. Maar als je verder kijkt zie je ook vaak dat studenten die marihuana roken uit bijvoorbeeld een gescheiden gezin komen, meer alcohol drinken, vaker betrokken zijn geweest bij strafbare feiten enz. Marihuana is dus maar één element in een complexe situatie van problemen en gedragingen en niet alleen marihuana zorgt voor slechte cijfers.
Cocaïne
In 1500 meldde de Spanjaarden dat de bevolking in Peru op coca bladeren kauwden. Spanjaarden schoven de drugseffecten toe aan de duivel en zeiden dat cocaïne slecht was. Ze namen de plant wel mee naar Spanje en rond 1800 werd cocaïne gebruikt in medicijnen, maar het werd ook al recreatief gebruikt. Aan het einde van de 18e eeuw werd er een wijn geïntroduceerd met daarin de coca bladeren. De paus vond deze wijn zo lekker dat Angelo Mariana, de uitvinder van de wijn, een medaille van de paus kreeg. Zo werd cocaïne vanzelf een ingrediënt in Coca-Cola, maar deze werd een aantal jaar later weer verwijderd. In 1914 werd cocaïne geclassificeerd als een verdovend middel en werd het illegaal. Dit wordt ook wel de Harrison daad genoemd.
De Harrison daad stimuleerde zwarte handel in cocaïne. Een handel die vandaag de dag nog steeds veel voorkomt.
Het gebruik
Cocaïne heeft een onderscheidend medisch gebruik. Chirurgen gebruiken het voor plaatselijke verdoving en als een vasoconstrictor, dit is een substantie die vernauwing veroorzaakt in bloedvaten. Het meest voorkomende gebruik van cocaïne is om een high gevoel te krijgen. Een gevoel van welzijn, optimisme, zelfvertrouwen en energie. Ook wordt het gebruikt voor het verhogen van seksuele verlangens en om de seksuele uithoudingsvermogen te vergroten. Uit het coca blad komen hiernaast veel legale producten voort, zoals shampoo, tandpasta en thee.
Disfuncties van cocaïne
Wanneer iemand verslaafd is aan cocaïne, is het verlangen zo sterk dat degene er veel dingen voor op geeft, zoals geld, bezittingen, relaties en werk. In 1980 was er nationale paniek over “crack baby’s”, kinderen geboren uit een moeder die cocaïne gebruikt.
LSD
Het meest bekende hallucinerende middel is LSD. Dit werd voor het eerst geïntroduceerd in 1938 door Albert Hoffman, een Zwitsers scheikundige. Wanneer men voor het eerst LSD begon te gebruiken, kwamen vooral psychotische en zelfmoordreacties naar boven. Socioloog Becker verdiepte zich in de drugscultuur en kwam erachter dat LSD paniek kon creëren. Maar dit veranderde doordat men experimenteerde met LSD. Daardoor kon men verschillende kleuren, vormen en dergelijke zien. In plaats van angst, liet men het nu over zich heen komen en werden de negatieve ervaringen ingeruild voor positieve ervaringen.
Peyote en mescaline
Peyote is een kleine cactus die zorgt voor hallucinaties. Dit werd gebruikt door sommige autochtone Amerikanen wanneer de Spanjaarden kwamen in Noord-Amerika. Mescaline komt van de peyote cactus en heeft ongeveer dezelfde visuele effecten. Tegenwoordig is peyote legaal in Amerika, maar alleen voor leden van de autochtone Amerikaanse kerk, voor religieuze doeleinden.
Psilocybine
Rond 1500 zagen de Spanjaarden dat de autochtone Amerikanen in Mexico een paddenstoel gebruikten om hallucinerende ervaringen te krijgen. Het ingrediënt in de paddenstoel dat dit veroorzaakt is psilocybine. Net als bij peyote, bevatte deze drug ook voornamelijk spirituele en religieuze nadruk.
PCP
PCP (phencyclidine hydrochloride) wordt vaak “angel dust” genoemd. PCP werd verkocht als pijnstiller, maar men kwam er al snel achter dat deze drug hallucinaties veroorzaakte. PCP is eenvoudig te maken dus dit werd vaak thuis gedaan. Het beïnvloed je centrale zenuwstelsel, waardoor je moeilijk gaat praten. Andere ervaringen zijn gevoelens van onwerkelijkheid, gevoel van macht, eenzaamheid enz. Een hoge dosering kan leiden tot woede, desoriëntatie of coma.
Ecstasy
Ecstasy (MDMA) is een populaire feestdrug. Gebruikers zeggen dat het zorgt voor een relaxt, maar ook euforisch gevoel en het verhoogt het gevoel van intimiteit. Ook verbetert het seksuele ervaringen. De negatieve effecten zijn mentale verwardheid en angstigheid. De bezorgdheid over deze drugs komt doordat het kan fungeren als giftige stof en blijvende schade in de hersenen kan veroorzaken.
Barbituraten
Medisch gezien worden barbituraten gebruikt als verdoving voor angsten, slapeloosheid en epilepsie. Barbituraten worden ook gewoon gebruikt. Ze geven ongeveer hetzelfde effect als alcohol. Regelmatig gebruik leidt tot fysieke afhankelijkheid. Wanneer men probeert te stoppen, krijgt men last van angsten, zweten, duizeligheid en misselijkheid. Het risico tot overlijden is groter wanneer men abrupt stopt waardoor artsen adviseren het gebruik langzaam af te bouwen.
Amfetaminen
Amfetaminen worden aangeduid als ‘uppers’: pep pillen, speed en dergelijke. Benzedrine is een voorbeeld van een amfetamine. Deze kon men krijgen op recept voor hyperkinesia (nerveus-motorische onrust) en later, rond 1939, werd het gebruikt als eetlustremmer. In de tweede wereldoorlog kregen soldaten dit middel om wakker te blijven en zo begon de amfetamine misbruik. Speed (methamfetamine opgelost in vloeistof) wordt in het lichaam gespoten. Bij elke injectie ontstaat er een erg plezierig gevoel, gevolgd door euforische gevoelens. Sommige gebruikers beginnen te hallucineren, terwijl andere agressief worden. Wanneer men veel gebruikt, kan dit gepaard gaan met gedragsstoornissen.
Bijvoorbeeld het tellen van cornflakes uit een pak of het 10 keer schoonmaken van de kamer. Wanneer men stopt met gebruiken, krijgt men vaak last van agressieve aanvallen en zelfmoordgedachtes. Het gebruik van methamfetamine is een groot probleem omdat het eenvoudig thuis te maken is.
Anabole steroïden
Medisch gezien worden anabole steroïden gebruikt om borstkanker te behandelen en om spiermassa op te bouwen van mensen die aids hebben. Het gebruik kan leiden tot afhankelijkheid en wanneer het stopt, tot depressie. Een hoge dosering daarentegen kan leiden tot een hartaanval of een beroerte. Het is illegaal voor atleten en bodybuilders om dit te gebruiken
Morfine
Morfine is een pijnstiller die zo sterk is dat artsen het gaven aan soldaten die vanuit het slagveld terecht kwamen in ziekenhuizen. Morfine is wel erg verslavend, vandaar dat het alleen te krijgen is voor tijdelijke medische zorg.
Heroïne
Heroïne komt van de opium papaver en is net zo verslavend als morfine. Sommige gebruikers vertellen dat er niet meer zonder heroïne te leven valt en dat ze er alles voor op zouden geven. Maar na een tweejarige studie kwamen onderzoekers erachter dat veel heroïne gebruikers niet fysiek verslaafd zijn. Na een tijdje heroïne gebruikt te hebben, kan men een aantal dagen zonder drugs, zonder dat ze hier ziek van worden. Andere onderzoekers kwamen ook mensen tegen die alleen heroïne op feestjes in het weekend gebruiken zonder verslaafd te raken. Het verschilt dus erg per persoon of het verslavend is of niet.
Net zoals bij alcohol en cocaïne is hier ook sprake van een syndroom als de moeder verdovende middelen gebruikt terwijl zij zwanger is, FNS, fetal narcotic syndrome. De baby’s hebben dan slaapproblemen, ze worden vaak te vroeg geboren en hebben ondergewicht.
Harde aanpak
In Amerika is men van de harde aanpak, dus strikte wetten. Op zich is dat niet erg, zolang het niet zo ver gaat als in andere landen, zoals eerdere voorbeelden: snijden in de neus van iemand die snuift of het amputeren van een hand of hoofd van iemand die rookt. In 1980 verklaarde Bush een oorlog tegen drugs. Door middel van organisaties probeerde hij alles bij de grenzen tegen de houden. Het resultaat was averechts. Er werd alleen maar meer naar Amerika geëxporteerd, waardoor de prijzen daalden en men het nog meer ging gebruiken. Een harde aanpak zorgt vaak alleen maar voor zwarte handel.
Ander sociaal beleid
Een beter beleid is het verbieden van alle reclame voor drugs waarvan bekend is dat het schadelijk is. Nicotine is een voorbeeld. Nu staan alle tijdschriften nog vol met blije, jonge mensen die aan het roken zijn. Wanneer dit wordt verboden zal de bron van verleiding verdwijnen.
Drugscholing
Verschillende anti-drugs scholingsprogramma’s zijn uitgeprobeerd, maar onderzoekers zijn erachter dat dit niet helpt. Sommige programma’s werken juist averechts. Natuurlijk zijn er programma’s die iets helpen, in kleine groepen, maar niet op grote schaal.
Sociaal beleid voor drugsverslaafden
Er moet een sociaal beleid zijn voor drugsverslaafden. Verslaafden opsluiten heeft geen zin. De meeste neigen dan weer terug naar hun verslaving. Het beleid moet ingaan op de achtergrond van iemands verslaving. Een verslaving heeft vaak te maken met armoede, werkloosheid, hopeloosheid of een slecht toekomstbeeld. Om succes te boeken, moet het beleid de drugsverslaafden laten reflecteren op hun leven en hen laten zien dat dit niet normaal is. Veel verslaafden doen ook criminele activiteiten om hun verslaving te kunnen blijven betalen.
Het beste is driedelige hulp: hulpverlening voor persoonlijke problemen, praktische hulp bij het zoeken- en onderhouden van werk en medische hulp voor mensen die van hun verslaving af willen.
Methadon
Methadon is een synthetisch verdovend middel dat wordt gebruikt als hulpmiddel bij ontwenningskuren van heroïneverslaving. Maar ook methadon is verslavend. De verslaving wordt dus verschoven van een illegale drugs, heroïne, naar een legale drugs, methadon. Al is de verslaving hierdoor dus nog niet verdwenen, is het wel beter om verslaafd te zijn aan methadon. Het houdt je weg van de zwarte handel en men hoeft niet langer meer criminele activiteiten te verrichten om de verslaving voort te zetten.
Anonieme alcoholisten (AA)
De AA is een succesvol programma, het is gegroeid tot een wereldwijde organisatie met 115.000 plaatselijke groepen en meer dan 2 miljoen leden. De AA is opgericht- en wordt geleid door mensen die zelf ook alcoholverslaafd zijn geweest. Zij weten dus als de beste wat de verslaving met je doet en daarom kan er op een ‘zelfde niveau’ hierover gepraat worden.
Succesvol sociaal beleid
Om effectief te zijn moet het beleid totaal aansluiten op de doelgroep. Dat betekent dat er verschillende programma’s nodig zijn voor verschillende groepen met kenmerken zoals leeftijd en sociale klasse. Ook moeten de drugsverslaafden worden geïntegreerd in een samenleving waar zij niet meer in dezelfde valkuilen kunnen trappen, door goede sociale netwerken en toekomstkansen. Wanneer je drugscholing succesvol wilt maken, moet het echt de realiteit laten zien door middel van mensen met eigen ervaring. Niet door middel van ideeën van mensen die nooit drugs hebben gebruikt.
Medische zorg: Fysieke en geestelijke ziekte - Chapter 9
Bij ziekte denk je vaak aan biologische ziekten, maar er zit ook een sociaal component bij. Wat betekent het om gezond of juist ziek te zijn in verschillende culturen?
Industrialisatie
Door de industrialisatie werd Amerika steeds welvarender, men kocht duurder eten, sportte minder en had meer stress. Hierdoor steeg het aantal hartaanvallen enorm. Ook ziektes door onveilige seks, zoals herpres en hiv, kwamen steeds meer voor. Evenals ziektes door roken, drinken en het gebruik van drugs.
Iatrogenese
Een andere sociale factor van ziekte is iatrogenese, dit houdt het ziek worden door een medische ingreep in. Iatrogenese is niet zeldzaam, het komt regelmatig voor en het is vaak fataal.
Verandering van ideeën over ziekte
In vergelijking tot vroeger zijn de ideeën over ziekte veranderd. Vroeger werd je ziek verklaard wanneer je niet binnen 24 uur na het breken van het vruchtwater je kind op de wereld had gezet. Of er werd gedacht dat kortademigheid en het ophoesten van bloed ‘nou eenmaal gebeurde’ bij koolwerknemers wanneer je hier een tijdje had gewerkt.
Gezondheidszorg
Zoals we weten is een bezoek aan de dokter duur, maar dit was niet altijd zo. In 1962 betaalde je voor een totaal verzorgde bevalling en drie dagen verblijf in het ziekenhuis 113 dollar. Tegenwoordig betaal je hiervoor 3.000 dollar. Er zijn drie redenen waardoor dit zo duur is geworden. Allereerst zijn er meer bejaarden in de samenleving. Men wordt tegenwoordig een stuk ouder dan vroeger en ouderen hebben meer medische zorg nodig. Ten tweede komt het door de ontwikkelingen in de technologie, wat erg duur is. Ten derde is de medische zorg een organisatie die gebaseerd is op winst om te kunnen voortbestaan.
Winst
Artsen vragen een vergoeding voor elke verrichtte dienst. Hoe meer diensten, hoe duurder. Door dit systeem van vergoedingen ontstaat er een ‘twee rijen systeem’. De ene rij die deze zorg kan betalen en de andere rij die dit niet kan betalen. Dit zorgt voor een verschil van de beste zorg voor de hoogste bieder tot, in het buitenland opgeleide, artsen zonder vergunning.
Keizersnede
In 1970 was het percentage keizersneden nog één op de negentien, tegenwoordig wordt één op de drie baby’s geboren door middel van een keizersnee. Dit heeft te maken met het medische systeem. Terwijl een keizersnee voor zowel de moeder als het kind veel ingrijpender en risicovoller is, wordt deze toch veel toegepast. De voornaamste reden is winst. Een keizersnee levert het ziekenhuis meer geld op. Er moeten meer handelingen worden verricht en de moeder moet langer in het ziekenhuis blijven, wat het ziekenhuis meer geld oplevert. De tweede reden is dat dokters via een keizersnee meer controle hebben over de geboorte. De derde reden is de moderne techniek. Een computer kan aangeven wanneer de foetus in nood is en dan nemen dokter geen risico en de veiligste route, de keizersnee.
Feministen vinden dat een keizersnee de kracht van vrouwen weghaalt en dat deze in de handen van dokters terechtkomt.
Levensverwachting
Vroeger werd men niet ouder dan 50 jaar. Tegenwoordig worden jongens gemiddeld 76 jaar en meisjes 80 jaar. Net als veel andere condities heeft levensverwachting te maken met inkomen en scholing. Iemand met een hoger inkomen en scholing leeft gemiddeld ook langer. Ook heeft het met etniciteit te maken. Blanken leven bijvoorbeeld gemiddeld vijf jaar langer dan Afrikaanse Amerikanen.
Kindersterfte
De belangrijkste reden dat de levensverwachting is gestegen komt doordat de kindersterfte is gedaald. Kindersterfte laat de kwaliteit zien van voeding, gezondheidszorg en de gezondheid van de moeder en haar baby. In 1960 was de kindersterfte nog 26 op de 1000 geboortes. Tegenwoordig is het één vierde van dat. 6,7 op de 1000 geboortes. Maar als je Amerika vergelijkt met andere landen hebben zij nog een hoog kindersterfte. Dit komt doordat er nog grote armoede in delen van Amerika is. Zoals eerder verteld, vooral onder de Afrikaanse Amerikanen, Latino’s en autochtone Amerikanen.
Levensstijl
Er zijn ook landen waar meer armoede is en de kindersterfte toch lager is, dan in delen van Amerika. Men zocht hierdoor toch meer naar sociale aspecten. Hieruit bleek dat Amerikaanse vrouwen zwaarder werden tijdens de zwangerschap, vaker drugs gebruikte en ook vaker baarmoederlittekens hadden door abortus. Immigranten daarentegen leefden een conservatiever leven. Ook SOA’s laten de levensstijl zien van mensen.
Medische zorg
We leven in een tijdperk van chronische ziektes, lange meeslepende medische problemen. Dit terwijl onze medische diensten zijn afgestemd op acute ziektes, die heftig en van korte duur zijn. De aanpak van kanker, hart- en vaatziekten e.d. is duur, krachtig en moeten in het ziekenhuis gebeuren. Iemand die ziek is, wil de beste zorg. Dit betekent dure, complexe en technische zorg. Maatregelen inzake de volksgezondheid kunnen al miljoenen levens redden. Denk vooral aan gezond eten, niet roken en geen alcohol- en/of drugsmisbruik.
Er is een probleem in de medische zorg. In sommige gebieden is er een overvloed aan artsen, terwijl er in andere regio’s een tekort is.
Ziekte wordt vandaag de dag dus wel echt gezien als sociaal probleem. Ook omdat onderzoekers constateren dat mensen meer stress ervaren wanneer een dierbare ziek is.
Psychische aandoening
Psychische aandoeningen hebben een sterke sociale basis. Mensen die meer stress ervaren hebben ook sneller last van psychische aandoeningen. Psychische aandoeningen gaan bijvoorbeeld gepaard met zelfmoordneigingen, hoewel dit niet zo eenvoudig zit.
De reden waarom er zoveel geestelijk zieke daklozen zijn, komt doordat in 1970 psychiatrische ziekenhuizen duizenden geestelijke zieken hebben ontslagen ‘’zodat ze weer een normaal leven konden leiden’’. Bij sommigen lukte dit, maar de meeste blijven dakloos.
Symbolisch interactionisme
Wat je met ziektesymptomen doet, hangt af van je achtergrond. Bel je de dokter of blijf je ermee lopen. Mensen uit lagere klassen zullen dit sneller zien als een deel van het leven, terwijl mensen uit de middenklasse sneller de dokter zullen bellen.
Net zoals sociale klassen en culturele groepen, wordt gezondheid en ziekte verschillend gezien. Een voorbeeld is dat de Amerikaanse Psychiatrie homoseksualiteit zag als een ziekte die zij konden genezen.
De geneeskunde en psychiatrie kunnen beslissen of bepaald gedrag een ziekte is of niet. Wat tegenwoordig alcoholisme wordt genoemd, werd vroeger de ziekte van alcohol genoemd. Als het een ziekte betreft, krijg je sympathie en hulp, maar als het wordt gezien als moraal falen, is het eerder beschamend.
Patiënten maken gebruik van een doorverwijzingsnetwerk van vrienden, familie en kennissen om een goede dokter te kiezen. In dit netwerk is voor de patiënten de medische kennis en persoonlijkheid van de dokter belangrijk. Artsen daarentegen maken gebruik van een professioneel doorverwijzingsnetwerk, bestaande uit andere artsen en medische professionals. Sympathie is voor de arts minder belangrijk dan erachter te komen waarom een bepaald orgaan niet goed werkt. Zij hebben dus verschillende kijkkaders.
Depersonalisatie is het behandeld worden als een levenloos object, dit gebeurd regelmatig in medische instellingen. Bijvoorbeeld uren wachten in het ziekenhuis, niet aan worden gekeken wanneer de arts tegen je praat en een nummer zijn in plaats van een persoon met een naam.
Defensieve geneeskunde houdt in dat maatregelen met betrekking tot de behandeling worden genomen om klachten van de patiënt en eventuele juridische aansprakelijkheid te vermijden. (In Nederland is dit alleen toegespitst op de dreiging van ontevreden patiënten). De huisarts handelt nu anders dan hij gewend is en wat normaal zijn voorkeur is, uit angst voor klachten van de patiënt.
Functionalisme
Functionalisten gaan ervan uit dat de instellingen er zijn om aan alle sociale behoeften te voldoen. Om te beginnen is medische zorg een organisatie die gebaseerd is op winst. Aan een patiënt die snel beter is, wordt weinig verdiend, terwijl een intensieve lange behandeling veel oplevert. Dus hoe langer de behandeling, des te meer artsen er aan verdienen. Dit leidt tot onnodige ingrepen, zoals voornamelijk de keizersnee. Dit systeem heeft ook voordelen voor patiënten. Ze kunnen zelf de dokter kiezen en kiezen welke hulp zij ‘kopen’.
Functionalisten zien dit systeem als een zelf corrigerend systeem. Wanneer er meer acute ziektes komen, zullen dokters zich moeten omscholen om deze patiënten voor zich te trekken en hulp te bieden. Het systeem veranderd dus met de samenleving mee.
Conflict/feministische theorie
De conflicttheorie vraagt zich af wat voor voordelen er aan het systeem zitten voor de armen en denkt juist niet dat het een zelf corrigerend systeem is. Ook heeft het een andere kijk op de dokter - patiënt relatie. De dokter en patiënt komen vaak uit verschillende klassen. Het is een soort werkgever - werknemer relatie. De een is geïnteresseerd in de ander, hij wil winst maken op de ziekte en de ander wil beter worden.
Sommige sociologen hebben onderzoek gedaan naar de handelingen van dokters bij de voortplantingsorganen van de vrouw. Zij ontdekten veel te vaak hysterectomie, het verwijderen van zowel de baarmoeder als eierstokken wanneer er geen kanker was. Dokters zagen deze voortplantingsorganen als ‘potentiële ziektemakers’ dus verwijderde deze vaak onnodig bij vrouwen nadat de kinderen waren geboren. Van de 570.000 behandelingen per jaar zijn de meeste onnodig.
Vanuit conflicttheorie perspectief is het medische systeem een industrie met als doel om winst te maken en macht te krijgen. Om deze doelen te realiseren doen ze net alsof mensen ziek zijn zodat er weer geld binnen komt.
Historische veranderingen
In de afgelopen 100 jaar is er veel veranderd qua gezondheid. De 10 voornaamste doodsoorzaken verschillen ook. In 1900 waren longontsteking en longtering de meest voorkomende oorzaken en tegenwoordig zijn dat hartziektes en kanker. Als ouderen vroeger niet dood gingen van diarree of longontsteking zeiden artsen dat ze waren gestorven door seniliteit, de lichamelijke en geestelijke achteruitgang door ouderdom.
Daling bij infectieziekten
Rond 1900 waren longziekten en diarree vaak fataal. Iedere familie vreesde daarnaast voor polio, kinkhoest, mazelen, pokken enz. Maar rond 1950 verdwenen deze ziektes langzamerhand. Het sterftecijfer daalde en de levensverwachting steeg van 47 naar 70 jaar. Dit kwam door schoner water, betere leefcondities en daarnaast nieuwe medicijnen en vaccinaties.
Herleving infectieziekten
Infectieziektes kwamen rond 2000 terug. Vooral een nieuwe versie van longtering, die immuun was voor medicijnen en vaccinaties. Maar de meest gevreesde infectieziekte is tegenwoordig HIV/AIDS.
HIV/AIDS
HIV/AIDS is een goed voorbeeld van een relatie tussen gedrag, milieu en ziekte. Toen de ziekte voor het eerst in de media onder de aandacht werd gebracht, waren vooral homoseksuelen, drugsgebruikers(degene die spuiten in aders) en mensen met een bloedziekte slachtoffer van HIV/AIDS. Drugsgebruikende prostituees droegen HIV ook over aan heteroseksuelen mannen.
Tegenwoordig hebben zowel mannen als vrouwen het. Mannen die onveilig seks hebben, hebben de meeste kans, maar een kwart van de HIV patiënten is tegenwoordig vrouw. Het is een wereldepidemie en jaarlijks komen er 3 miljoen geïnfecteerde mensen bij. In Afrika, in een gedeelte van het Sahara gebied, zitten de meeste HIV patiënten. Namelijk 23 miljoen van de 33 miljoen in de wereld. Dit komt door slechte seksuele voorlichting, onveilige seks en prostitutie. Kinderen zijn ook slachtoffer. Als je geboren bent uit een met AIDS besmette moeder, heb je grote kans om ook gesmet te raken, bijvoorbeeld door moedermelk.
Het HIV virus gaat snel en medicijnen zijn vaak maar een tijdelijke oplossing. Sommige vormen zijn al immuun voor deze medicijnen. Wanneer deze vormen zich verder verspreiden begint de epidemie weer opnieuw.
Sociale ongelijkheid bij lichamelijke ziekte
Economische factoren zijn erg belangrijk voor gezondheid. Arme kinderen zijn vaker ondervoed en dus kwetsbaarder voor ziektes. Armen zijn over het algemeen vaker ziek waardoor hun sterftecijfer ook hoger ligt.
Ongelijkheid verkleinen
In 2010 is er een debat geweest over betaalbare zorg. De intentie van het wetsvoorstel was om de ongelijkheid in gezondheidszorg te verkleinen door voor iedere inwoner een zorgverzekering te realiseren. Degene die meer verdienen, moesten meer belasting betalen. Zij hebben immers meer te besteden en de armere hoeven minder te betalen.
Sociale klasse en mentale ziekte
In 1939 kwamen sociologen erachter dat emotioneel welzijn te maken heeft met sociale klasse. Hoe lager je sociale klasse is, des te minder is je welzijn. Je bent dan vaak depressiever, angstiger en nerveuzer. Vanuit de drifthypothese gezien, hebben mensen met emotionele moeilijkheden een minder succesvol leven. Vanuit de genethische hypothese gezien, veroorzaken genen schizofrenie, manisch depressiviteit en andere aandoeningen. Mensen met erfelijke aanleg hiervoor zijn gezakt in sociale klasse. Vanuit de socialisatiehypothese gezien, zijn kinderen die worden opgevoed door ‘gestoorde’ ouders, minder bekwaam voor scholing en een goede baan om uit de armoede te komen.
Sociaal milieu
Sociologen prefereren de uitleg via de hypothese van het sociale milieu. Zij zien sociale klasse als voorspeller van je geestelijke gesteldheid. Mensen uit een lager milieu zijn depressiever e.d., en mensen uit hoger milieu zijn vaker gelukkig. Zij hebben het niet alleen beter op het moment zelf, maar ook meer hoop voor de toekomst. Dit grote contrast werkt mee in de geestelijke gesteldheid.
Therapieën
Bij individuele psychotherapie luistert een therapeut en probeert hij de patiënt te leiden naar de oplossing voor emotionele problemen. Een vorm van psychotherapie is psychoanalyse. Sigmund Freud stelde deze methode voor om de onbewuste motieven, fantasieën en angsten te ontdekken die het gedrag sturen van de mens. De patiënt praat over alles wat op komt in zijn gedachte en de therapeut analyseert dit. Wat meer voorkomt is de op korte termijn gerichte therapie. Hier wordt gefocust op specifieke situaties om cliënten te helpen. In groepstherapie helpen verschillende mensen elkaar met problemen in samenwerking met een therapeut. Medicatie therapie probeert door middel van pijnstillers, antidepressiva e.d., de cliënt verder te helpen met het leven. Elektroshock therapie zorgt met kleine schokjes naar de hersenen dat er tijdelijk of permanent geheugenverlies kan ontstaan. Soms wordt er aan een cliënt drugs gegeven om slaperiger, rustiger te worden zodat de cliënt makkelijker te behandelen is (ook wel farmaceutische dwangbuis)
Vooruitbetaalde zorg
Om de kosten voor medische zorg van werknemers in te perken, kiezen werkgevers voor vooruitbetaalde zorg. De meest bekende is HMO, de gezondheid onderhoudsorganisatie. De werkgever betaalt maandelijks een bedrag per werknemer. Als een werknemer ziek word en het kost meer dan het maandelijks betaalde bedrag verliest HMO geld. Als het minder kost, verdiend HMO eraan. Dokters krijgen bonussen als ze ervoor zorgen dat de werknemers gezond blijven (een bonus is immers goedkoper dan een zieke werknemer). Dit voorkomt dus ook onnodige ingrepen. Er zitten echter ook nadelen aan. HMO artsen willen zoveel mogelijk patiënten in een uur behandeld hebben. Hierdoor word niet altijd goed de te tijd genomen en ze hebben weinig tijd voor administratie werk.
Een andere manier om de kosten laag te houden is door de werknemer een bonus te geven als ze gezond zijn gebleven en niet bij de dokter zijn geweest. Hierdoor stimuleer je werknemer om niet bij het minste of geringste naar de dokter te gaan en houdt je als werkgever geld over.
Thuiszorg
Omdat ziekenhuizen duur zijn en veel verblijven onnodig zijn, komen artsen steeds vaker langs het huis van de patiënt. Veel patiënten zijn er blij mee omdat het goedkoper en menselijker is om geholpen te worden in de eigen omgeving.
Preventieve medicijnen
Er zijn drie typen preventie: primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie is voeding en kindervaccinaties waardoor de eerste ziektes worden voorkomen. Secundaire preventie is bijvoorbeeld zelfonderzoek naar borstkanker of iets dergelijks. Je spoort iets op voordat de dokter het ziet. Tertiaire preventie is medische zorg. Zorgen dat de ziekte niet verder uitbreid. Bijvoorbeeld bij diabeten zorgen voor insuline.
De primaire preventie van schoon voedsel, water, geen sigaretten, alcohol of drugs versterkt het immuunsysteem en weerhoud je van ziektes. Immuniseren van kinderen door vaccinaties is ook een effectieve primaire preventie. Het redt niet alleen levens maar het scheelt ook nog geld, dat anders naar het bestrijden van ziektes zou gaan.
Overgewicht
In 1980 was 1 op de 4 Amerikanen te dik. Dit is een groot gedeelte van de samenleving. Tegenwoordig is het 60% van de Amerikanen tussen de 18 en 44 jaar en 73% van de Amerikanen in de leeftijd 45 tot 64 jaar. Overgewicht is in Amerika meer levensbedreigend dan AIDS. Mensen met overgewicht hebben vaker een hartaanval of hebben diabetes. 215.000 Amerikanen overlijden per jaar aan overgewicht.
Preventiemiddelen werken hierbij niet. Het weerhoudt mensen niet van al het lekkere eten en alle suikers. Als je gezond wil zijn, moet je daarvoor werken. Gezond eten, genoeg slapen en sporten. Het laat meestal niet gelijk resultaat zien. Vandaar dat mensen dit niet doorzetten.
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2807 | 2 |
Add new contribution