Boeksamenvatting bij The Nuer van Evans-Pritchard

1. Inleiding

I - Het land van de Nuer is tussen 1840 en 1881 door verschillende reizigers binnengedrongen, waaronder Werne, Arnaud en Thibaut. Ze kwamen het land voornamelijk binnen via de drie grote rivieren Bahr el Jebel (de Witte Nijl), Bahr el Ghazal en Sobat. Hun contact met de Nuer was echter miniem waardoor hun aantekeningen over het volk oppervlakkig bleven en soms zelfs vervalst. Het meest accurate verslag is van Jules Poncet, olifantenjager, die een aantal jaar op de grens van het Nuerland heeft doorgebracht. Betere informatiebronnen over de Nuer zijn te vinden in de vorm van de Sudan intelligence Reports (vanaf 1899) en de Sudan Notes and Records (vanaf 1918). Deze staan vol met scherpe observaties over de gebruiken van dit en andere Soedanese volken. De eerste poging tot een volledig, allesomvattend verslag over de Nuer kwam van H.C. Jackson in 1923.

II - Dit boek behandelt hoe het Nuervolk voorziet in hun levensonderhoud en hoe hun politieke systemen vormgegeven zijn. Het Nuervolk bestaat uit zo’n 200.000 mensen en is te vinden aan beide zijden van de Nijl ten zuiden van de vertakking met de Sobat en Bahr el Ghazal. Het leefgebied bestaat uit moerasland en open grasvlaktes. Hun lichaamsbouw is te omschrijven als lang, met lange ledematen en een smal hoofd. Cultureel gezien vertonen ze gelijkenis met de Dinka en samen vormen ze de Nuer-Dinka groep, een subgroep van de Nijlgroep. Een tweede subgroep van de Nijlgroep is de Shilluk-Luo groep, waar nog niet veel over bekend is. De gedeelde oorsprong van de Dinka en Nuer is zichtbaar in de vele overeenkomsten tussen de twee volken: in hun lichaamsbouw, gebruiken en taal. Veel stammen in het gebied blijken verschillende gebruiken van elkaar te hebben overgenomen; ze erkennen hun gedeelde oorsprong dan ook. De Nuer- en Dinkavolken zijn verdeeld in een aantal stammen dat geen gemeenschappelijke organisatie of centraal bestuur heeft (ze zijn dus geen ‘natie’). Politiek gezien zijn ze een verzameling stammen die soms losse federaties vormen. Het grootste politieke segment onder de Nuer is de stam. Een stam is verdeeld in meerdere territoriale segmenten die meer zijn dan alleen een geografische divisie. De leden van elk zo’n segment beschouwen zichzelf als afzonderlijke gemeenschappen en gedragen zich soms ook zo. De grootste stammensegmenten worden ‘primaire lagen’ genoemd, de segmenten van een primaire laag ‘secundaire lagen’, en de segmenten van een secundaire laag ‘tertiaire lagen’. Deze laatste bestaat uit een aantal dorpen, de kleinste politieke eenheid in Nuerland. Een dorp bestaat uit gezinnen/families (domestic groups) die in hutjes wonen. De Nuer hebben geen regering en hun toestand kan wel beschreven worden als een geordende anarchie. Hun afstamming (lineage) loopt via de kant van de vader (agnatisch, agnatic; via moederskant heet cognatic). De clan is de grootste groep van afstammingen. De afstammingen in de clan zijn vertakkingen van een gemeenschappelijke voorouder. Het grootste verdelingssegment van een clan is de ‘maximale afstamming’, het segment van een maximale afstamming de ‘majorafstamming’, de segmenten van een grote afstamming de ‘minorafstamming’. Deze laatste is waar een man naar verwijst wanneer hij gevraagd wordt naar zijn afstamming. Een clan is dus een exogaam (buiten stam/familie) systeem van afstammingen (een groep bloedverwanten). Afstammingen kunnen geografisch verspreid zijn, het is gebaseerd op afkomst, niet op woonplaats. Het doel van dit boek is tweevoudig: de levens van de Nuer beschrijven en enkele principes van hun sociale structuur blootleggen.

2. Veeliefhebbers

I - Het Nuervolk is veehouder in hart en nieren. Ze houden van hun vee en zetten graag hun leven op het spel om hun kuddes te beschermen of die van hun buren buit te maken. Wat betreft tuinbouw zijn ze afhankelijk van de kwaliteit van de grond en het oppervlaktewater. De ene stam verbouwt meer dan de andere. Over het algemeen zien ze tuinbouw als hard werk waar ze toe gedwongen worden als hun voorraad te schaars wordt. De houding van de Nuer tegenover, en hun relaties met, naburige volken wordt ook beïnvloed door hun liefde voor vee en hun wens vee te verwerven. Volken met weinig tot geen vee worden minachtend beschouwd. Elk Nuervolk en volkssegment heeft een eigen stuk grasland met watertoevoer. Geschillen tussen volkssegmenten gaan vaak over vee en vee wordt ook als compensatie gebruikt voor als iemand het er niet leven vanaf brengt, wat vaak het geval is bij dit soort geschillen. Een van de personen die als arbiter optreedt in dit soort situaties is de wut ghok, de Man van het Vee. De verbintenis van het huwelijk wordt tot stand gebracht door een betaling in vee en elke fase van het ritueel is gekenmerkt door de overdracht of slacht ervan. Vee is eigendom van de familie. Het hoofd van het gezin heeft tijdens zijn leven de volledige verkooprechten over de kudde, hoewel zijn vrouw(en) het recht hebben (heeft) de koeien te gebruiken en zijn zonen enkele ossen bezitten. Wanneer de zonen trouwen, gaan ze meestal in aangrenzende boerderijen wonen. De bruidsschat wordt over de hele familie verdeeld, denk aan grootouders, ooms van moederszijde, tantes van beide zijdes, en zelfs nog verder verwijderde familieleden, ieder krijgt een deel. Omdat elke zoon bij zijn huwelijk koeien uit de familiekudde meeneemt, zijn de verplaatsingen van het vee van kraal (veeomheining) naar kraal vergelijkbaar met de lijnen op een stamboom. Het belang van vee is verder ook zichtbaar in persoonlijke namen. De mannen worden vaak aangesproken met namen die verwijzen naar de vorm en kleur van hun favoriete ossen en vrouwen nemen namen van ossen en van de koeien die ze melken. Een man krijgt bij zijn geboorte vaak een ossen- of koeiennaam. De stamboom van de Nuer leest daarom regelmatig als de inventarislijst van een kraal. Ze zijn niet alleen zo geobsedeerd met vee omdat het een grote economische waarde heeft, maar ook omdat hun kuddes de schakels zijn in sociale relaties; alle sociale processen en relaties worden door de Nuer gedefinieerd in termen van vee. Het najagen van grasland gaat boven het najagen van landbouwgrond en visserijgebied omdat vee niet alleen nuttig is in voedingsopzicht maar een algemene sociale waarde heeft in andere opzichten.

II -  In het verleden waren de Nuer rijker in vee dan nu, en het is waarschijnlijk dat ze nu meer sorghum (tropisch graangewas; soort gierst) verbouwen dan vroeger. Hun kuddes zijn aanzienlijk uitgedund (en wordt het nog steeds) door uitbraken van veepest. Waar vroeger een bruidsschat gemakkelijk uit veertig tot zelfs vijftig of zestig stuks vee bestond, kan de familie van de bruid nu slechts rekenen op zo’n twintig tot dertig stuks. De verhouding is waarschijnlijk zo dat het vee net boven het aantal mensen uitkomt. Koeien overheersen en vormen zo’n twee derde van de kuddes. Hoewel vee een vorm van rijkdom is, zal een man nooit meer vee hebben dan zijn koeienstallen toelaten (een dozijn volwassen runderen), omdat zodra zijn kudde groot genoeg is hij, of een familielid, gaat trouwen. Daarmee neemt de kudde af tot twee à drie stuks en de daaropvolgende jaren worden gebruikt om het verlies weer aan te vullen. Er ontstaat als het ware een golfbeweging van afwisselende periodes armoede en relatieve rijkdom.

III - Melk en sorghum zijn de voornaamste voedingsmiddelen van de Nuer. In periodes van droogte kan er geen gewas verbouwd worden en vallen de mensen terug op vis, wilde wortelgewassen, vruchten en zaden, maar voornamelijk op de melk van hun kuddes. Zelfs als er wel genoeg sorghum is, wordt het altijd gegeten met melk, wei, of vloeibare kaas. De Nuer waarderen hun koeien op basis van de hoeveelheid melk die ze geven en ze weten wat dat betreft precies de verdiensten van elke koe. De kalveren van een goede melkkoe zijn kostbaarder dan de kalveren van een koe die weinig melk geeft. Een koe is in de ogen van de Nuer dus altijd goed of slecht. Er zijn verschillende punten die een goede melkkoe kunnen aanduiden: brede losse rug, opvallende heupbotten (lende), grote melkaderen en een zeer gerimpelde uier. De leeftijd van een koe kan geschat worden aan de hand van de diepte van de geulen die aan beide zijden van het achterste tot de staart lopen, het aantal en scherpte van de tanden, en het aantal ringen op de hoorns. Koeien melken is het werk van vrouwen en jongens, het is verboden voor mannen. De melk van hun koeien is voedzamer dan dat van Engelse melkkoeien. Het is niet verrassend dat de opbrengst minder is dan van de Engelse, omdat Nuer koeien geen kunstmatige voeding krijgen, sappig grasland vaak moeilijk te verkrijgen is en ze veel moeten ontberen. Ook moet opgemerkt worden dat, anders dan Engelse melkboeren, de Nuer veehouders naast het nodig hebben van melk ook elk kalf in leven willen houden. Menselijke behoeften zijn ondergeschikt aan de behoeften van de kalveren als het de bedoeling is dat de kudde voort moet duren. De koeienmelk wordt vers of door de zon verzuurd gedronken, of tot kaas gemaakt. Schapen en geiten worden ook in de ochtend gemolken maar hun melk wordt alleen door kleine kinderen gedronken.

IV - Hoewel het vee van de Nuer geen slachtvee is, hebben ze wel interesse in vlees, gekookt of geroosterd. Ossen en schapen worden ook regelmatig geslacht voor rituelen. Verder wordt een os alleen puur voor vlees geslacht in periodes van hongersnood. Elk dier dat een natuurlijke dood sterft wordt gegeten. Het bezit van ossen geeft de eigenaar prestige. De kleur en vorm van de hoorns zijn significant, maar belangrijker zijn grootte en dikte. Vooral de heupbenen moeten niet zichtbaar zijn. Een groot wiebelend achterste wanneer het dier loopt wordt sterk gewaardeerd door de Nuer. Bloed van het vee wordt in tijden van droogte gebruikt ter aanvulling van het dieet. Bij koeien wordt vaker bloed afgetapt dan bij ossen. De Nuer geloven dat het goed is voor het beest en dat ze de dag erna levendiger zijn. Het bloed wordt, na gekookt te zijn, met pap gegeten of als gestold blok geroosterd en in stukjes opgegeten.

V

Naast melk, vlees en bloed, verschaffen de dieren ook materiaal voor verschillende huishoudbenodigdheden. Hun lijven en lichaamsproducten worden onder andere voor het volgende gebruikt: hun huid voor bedden en het dragen van mest; van de balzak van stieren worden zakjes gemaakt voor onder andere tabak en kleine voorwerpen; staartharen worden tot kwastjes gemaakt die de meisjes gebruiken bij het dansen; van hun hoorns worden lepels gemaakt; van hun botten worden stampers, vijzels en schrapers gemaakt; mest wordt gebruikt als brandstof en als pleister voor op muren en vloeren; urine wordt gebruikt in kaas; etc.

VI

Gezien hun liefde voor en afhankelijkheid van vee, rijst de vraag of de Nuer goede veehoeders zijn. Ze geven de dieren alle aandacht die hun kennis hen toelaat, maar rijkt die kennis wel ver genoeg? In vergelijking met de conventies van het boerenwerk zoals wij dat kennen, komen de volgende observaties aan het licht. 1) De koeien worden in de middag niet teruggebracht naar de kraal, waardoor de kalveren vele uren op een dag zonder voeding zitten. In het droogseizoen kan dat zelfs oplopen tot tien uur per dag. Het blijkt echter dat dit de groei van de kalveren niet belemmert, aangezien de ossen van de Nuer net zo goed zijn als andere runderen in Sudan. 2) In droge perioden is het erg moeilijk aan vers en schoon water te komen, zowel voor de dieren als de mensen. De vijvers zijn dan bijna opgedroogd en bevatten slechts nog rot en slijmerig water. Ze beseffen dat dit water ondrinkbaar en slecht voor het vee is en proberen waar mogelijk het vee van vers drinkwater te voorzien. Willen ze hun kamp naar de rivieren en plassen verplaatsen, dan moeten ze met veel meer rekening houden dan alleen de staat van het water (o.a. grasland, visserij, oogst, etc.). 3) De Nuer houden erg weinig niet gecastreerde dieren, wellicht zelfs té weinig. De schatting is één volwassen stier op dertig tot veertig volwassen koeien. Volgens de Nuer castreren ze zoveel stierkalveren omdat de koeien anders nooit rust zouden hebben en er veel gevochten zou worden in de kraal. 4) Vaarzen worden pas vanaf hun derde levensjaar gedekt. Aan het rusteloze gedrag van een koe kunnen de Nuer zien of ze tochtig is. Een gezonde koe kan zo’n acht kalveren voortbrengen. Wanneer de koeien in het grasland zijn, blijven de kalveren bij de stal. In hun derde maand worden ze onder toezicht van herdersjongens met de oudere kalveren meegenomen om te grazen, in de andere richting dan hun moederdier. Wanneer ze een jaar oud zijn, gaan ze mee met de kudde, tegen die tijd is hun moeder alweer drachtig. De conclusie van deze observaties is dat de veehouderij van de Nuer in hun ecologische situatie op geen enkel belangrijk punt verbeterd kan worden. Meer kennis zou hen niet verder helpen.

VII

De relatie tussen de Nuer en hun vee kan wel symbiotisch genoemd worden: door hun wederkerige diensten aan elkaar, blijven het vee en de mens in leven. Kinderen worden zodra ze kunnen kruipen in contact gebracht met schapen en rundvee. Ze spelen in de kraal met kalveren, schapen en geiten en rollen door de mest en modder. Ze drinken regelmatig uit de uiers van koeien, ooien en geiten. Oudere kinderen worden betrokken bij het melken en maken kralen in het klein na waar ze mee spelen. Als ze oud en sterk genoeg zijn moeten ze de stallen en kralen uitmesten en de kalveren, schapen en geiten hoeden. Als de kinderen ouder worden, worden de sekseverschillen duidelijk zichtbaar. Het werk van de meisjes en vrouwen is beperkt tot de stallen en kralen en heeft het meest van doen met de koeien, terwijl jongens het vee hoeden en later in de kraal alleen hun aandacht op de ossen richten. Een meisje wordt van haar kudde gescheiden wanneer ze trouwt, een jongen blijft de eigenaar wanneer hij trouwt. Als een jongen een man wordt, krijgt de kudde een extra betekenis en wordt het een middel voor vertoning en het huwelijk (bruidschat). Het vee is op zichzelf een cultureel doel en het bezit en nabijheid ervan vervult het hartsverlangen van de man. Zowel zijn onmiddellijke interesses als zijn toekomstige ambities zijn gefocust op zijn vee. Het vee bepaalt zijn dagelijkse handelingen en domineert zijn aandacht.

VIII

De Nuer hebben een enorme woordenschat wat betreft vee, het hoeden en melken. De termen die ze gebruiken om hun vee te omschrijven, refereren met name aan hun kleur. Er zijn tien kleurentermen. Een dier kan een combinatie van twee kleuren zijn (vaak wit plus een andere kleur), maar meer dan twee komt bijna niet voor. Ze gebruiken ook termen voor de verdeling van de kleuren. Een witte schouder en voorpoot wordt bijvoorbeeld aangeduid met de term rol. Ook kunnen twee verdelingstermen gebruikt worden, waardoor het apart benoemen van de kleur overbodig wordt (want de kleur zit al in de term waarmee de verdeling wordt aangegeven). Op deze manier gebruiken de Nuer honderden kleurcombinaties. Vee kan ook beschreven worden aan de hand van de vorm van hun hoorns. Deze termen worden dan gecombineerd met de kleur- en verdelingstermen die hierboven zijn beschreven. Ook wordt gebruik gemaakt van voorvoegsels om het geslacht of de leeftijd aan te duiden. De namen van het vee worden veelal verwerkt in liedjes en gedichten die onder andere opgevoerd worden op dansfeesten en concerten. De extreme nadruk op vee in de levens van de Nuer wordt duidelijk door hun taal dat, ongeacht het gespreksonderwerp, telkens weer het vee benadrukt.

IX

Het roven van en vechten om vee komt veelvuldig voor zowel tussen verschillende Nijlgroepen als binnen een stam en zelfs binnen een dorp of boerderij. Dat betekent echter niet dat de Nuer in een continue staat van beroering leven. Er is ook een verschil tussen het roven van vee door de ‘sterkste’ (wat in de situatie met de Dinka het geval is) en het vechten over eigendomsrecht, bijvoorbeeld.

3. Het ecologische systeem

I

De Nuer zijn van mening dat zij op het beste stukje land op aarde leven en vanuit het oogpunt van veehouders heeft hun land inderdaad veel goede kwaliteiten. De klei in de grond houdt water vast waardoor in droge perioden het gras waar de koeien afhankelijk van zijn toch kan groeien. De hoger gelegen zanderige vlaktes doen in tijden van overstroming dienst als vluchtheuvel en als landbouwgrond. Het regenseizoen loopt gemiddeld van april tot en met augustus en zorgt ervoor, samen met de kleigrond, dat de rivieren buiten hun oevers treden. Omdat het gebied over het algemeen vlak is, veranderen die overstromingen het land in een moeras. Halverwege november is het meeste overtollige water verdampt en het vele gras droog genoeg om verbrand te worden. Eind december is het meeste land verbrand en zijn er diepe kloven zichtbaar. Het droge en natte seizoen zijn dus erg uitgesproken en de overgang plots. Samenvattend ziet het Nuerland er als volgt uit: het is een uitgestreken kale horizontale vlakte. Het heeft kleigrond. Bomen zijn schaars en sporadisch. In het regenseizoen is het bedekt met hoog gras. Het ondergaat hevige regenbuien. Het is doorsneden met grote rivieren die jaarlijks overstromen. En buiten het regenseizoen is het onderworpen aan extreme droogte. Deze karakteristieken vormen een ecologisch systeem dat van invloed is op de levenswijze en sociale structuren van de Nuer. De vraag die verder in dit hoofdstuk beantwoordt zal worden is: in welke mate worden de Nuer als veehoeders, vissers en tuiniers bestuurd door hun omgeving?

II

Het eerste probleem waar de Nuer tegen aanlopen is te veel of te weinig water. Ze bouwen hun dorpen op hoger gelegen land en naarmate het water wegtrekt en verdampt moeten ze verder zoeken naar geschikt oppervlaktewater. Het probleem van vegetatie staat in verband met het probleem van water. Wanneer ze op zoek zijn naar water, zoeken ze ook land waar hun vee kan grazen. Door hun gewoonte van het verbranden van gras na het regenseizoen, hebben jonge scheuten de kans om op te komen. Hierdoor kunnen de kuddes overleven in de periode voordat het volk zich weer terug verplaatst naar de vaste rivieren en moerasland. In mei, wanneer het regenseizoen weer begint, verplaatsen de Nuer zich weer terug naar hun dorpen in het hoger gelegen gebied. De afwisseling in vegetatie en wateraanbod dwingt de Nuer dus om te verplaatsen en bepaalt ook de richting van die verplaatsing. Het jaar bestaat uit een periode in de dorpen en een periode in kampen. De kampperiode is verdeeld in het vroege deel van het droogseizoen wanneer de jeugd zich van klein kamp tot klein kamp verplaats en het latere deel van het droogseizoen wanneer iedereen zich verzameld heeft rondom de vaste waterbronnen, die ze niet verlaten tot ze weer naar hun dorp terugkeren.

III

De dorpen en kampen van de Nuer zien er als volgt uit. Een dorp heeft niet alleen ruimte nodig waar gebouwd kan worden, maar ook voor grazen en landbouw. Veelal bouwen ze de dorpen op heuvels, de koeien grazen op de hellingen. Boerderijen zijn verspreid over zanderige kammen met tuinen aan de achterkant en grasland aan de voorkant. Op deze manier genieten de Nuer meer privacy; het werkelijke dorpsleven lijkt ze niet aan te trekken. Een Nuer boerderij bestaat uit een koeienstal en hutjes gemaakt van met leem opgevuld vlechtwerk. In de kampen in het droogseizoen slapen de mannen tussen windschermen en de vrouwen in hutjes in de vorm van bijenkorven. Beide kunnen snel en gemakkelijk opgezet en weer afgebroken worden.

IV

Muggen vormen een regelrechte plaag voor de Nuer en hun vee. Ze trachten de overlast te verminderen door in de hutten en stallen kampvuren aan te steken zodat de gebouwen vol met rook komen te staan. Ook vliegen en andere insecten verstoren de rust van het vee wat hun levendigheid en melkopbrengst beïnvloedt. De twee meest voorkomende besmettelijke ziektes onder het vee veroorzaakt door insecten zijn boviene pleuropneumonie (longziekte) en runder- of veepest. Ze hebben geen middelen om een besmetting te bestrijden maar beseffen wel dat een besmette kudde geïsoleerd dient te worden. Ze zijn er nu zo aan gewend dat ze uit voorzorg de kuddes afzonderlijk verspreid houden in het droogseizoen. Ze weten dat een dier die de besmetting overleeft er daarna immuun voor is, maar ook dat dat niet geldt voor hun toekomstige kalveren.

V

Zoals eerder gezegd, zijn de Nuer afhankelijk van een gemengde economie, aangezien hun kuddes onvoldoende voedingsstoffen bieden en hun landbouwoogst vaak schaars en onzeker is. Daarom is vis een onmisbare voedselgroep. De rivieren zitten boordevol eetbare vis die de Nuer van de ondergang behoedt in tijden van droogte of runderpest. De ene stam vist meer dan de andere en visrechten worden goed beschermd. Personen die in een poel willen vissen, moeten eerst toestemming aan de eigenaar vragen als ze geen gevecht willen uitlokken. De beste vismaanden zijn november en december, wanneer het water begint te zakken. De Nuer dammen de beekjes en meertjes af zodat ze gemakkelijk de vissen in het lage water kunnen spietsen. Zo kunnen ze op een avond zo’n honderd vissen vangen. Wanneer de Nuer terug zijn in hun dorp, wordt er weinig meer gevist aangezien ze dan te ver inlands zijn en de rivieren daar te diep zijn en geteisterd worden door krokodillen. De Nuer zijn geen bekwame vissers. Ze zien hun prooi niet, maar gooien bijvoorbeeld lukraak hun speer naar veelbelovende plekjes in het riet.

VI

Er is ook veel wild te vinden in Nuerland. De Nuer maken hier echter weinig gebruik van. Ze doden alleen leeuwen en luipaarden als die het vee in de kralen of weides aanvallen. Gazelles en giraffen worden alleen gedood als ze in de buurt van hun kamp komen. Ze wijzen alle reptielen af, behalve de krokodil en schildpad. Ze houden geen gevogelte en eten het ook niet, evenmin eten ze eieren. Ze eten geen insecten, maar wel honing van wilde bijen. De manier waarop de Nuer jagen, is net zo simplistisch als hoe ze vissen. Ze vertonen weinig sluwheid en afgezien van een enkele val gebruiken ze geen mechanische hulpmiddelen. Kortom, jagen levert de Nuer maar weinig vlees op en ze zien het niet echt als een sport.

VII

De meeste jaren zijn wild fruit, zaden en wortels geen belangrijk onderdeel van het dieet. Er groeien weinig bomen in hun land en dus is er weinig fruit. Wilde dadels worden wel graag gegeten. In jaren van schaarste is er wel meer aandacht voor deze voedselgroep die in het wild groeit. Dan maken ze gebruik van bijvoorbeeld zoete aardappels en diverse graszaden.

VIII

Het mag nu duidelijk zijn dat vissen, jagen en verzamelen activiteiten voor in het droogseizoen zijn, wanneer er onvoldoende melk voorhanden is. In het regenseizoen vallen ze terug op landbouw om hun dieet aan te vullen. De grondsoort is niet geschikt voor zomaar elk gewas. Het voornaamste gewas wat ze verbouwen is het eerder genoemde sorghum (gierst) en bij sommige hutten wordt wat mais en boontjes verbouwd. Naast deze drie gewassen cultiveren ze wat tabak en laten ze kalebassen langs de hekken van de kraal omhoog groeien. De gierst wordt gegeten als pap of bier; het mais wordt voornamelijk geroosterd, soms tot pap gemaakt; de bonen worden gestoofd of gekookt met pap; het tabak wordt gerookt in pijpen, gesnoven en gekauwd; en de kalebassen worden, afhankelijk van de soort, gegeten of tot melkkan gemaakt. Er is genoeg land voor de Nuer om gewassen te telen en termen als pachtgoed spelen geen rol. Het spreekt voor zich dat een man het stukje grond achter zijn boerderij mag cultiveren tenzij het al in gebruik is. In dat geval kan de man elk vrij stukje grond uitkiezen buiten de grenzen van het dorp. Er wordt niet geredetwist over tuinen. De gierstteelt heeft veel te verduren; de zaadjes kunnen weggespoeld worden door de regen, olifanten kunnen de boel platstampen, wevervogels gaan zich te buiten op de bijna rijpe oogst, en af en toe krijgt het Nuerland te maken met sprinkhaanplagen die de hele oogst verwoesten. Ook parelhoenders, kraaien, struisvogels en kleine antilopen kunnen veel schade toebrengen. De Nuer doen overigens vrij weinig om hun gewassen te beschermen en lijken de gevolgen bijna met een soort onverschilligheid te accepteren. De Nuer weten niets van wisselbouw – hebben ook te weinig gewassen om te kunnen wisselen – noch van mesten. Ze laten hun tuinen nooit een jaar braak liggen om de grond de tijd te geven te herstellen, maar planten jaar na jaar totdat de grond volledig uitgeput is en het toch tijd is naar een nieuw dorp te verplaatsen. De Nuer beseffen hoe belangrijk het graan is in hun dieet en accepteren dat landbouw erbij hoort. Maar ze beschouwen het tegelijkertijd als een ongelukkige noodzakelijkheid dat hard en onaangenaam werk is. Hun gedachte is hoe groter de kudde is, hoe kleiner de tuin kan zijn. Het zijn hoeders en geen boeren. Enkele conclusies zijn de volgende: 1) de Nuer cultiveren net genoeg graan om hun dieet aan te vullen, niet om volledig van te leven; 2) een groei in tuinbouw zou met hun huidige klimaat en technologie vergeefs zijn; en 3) de overheersing van het herderschap over interesse in tuinbouw is in lijn met het feit dat de ecologie gunstiger is voor veehouderij dan tuinbouw.

IX

De verschillende elementen van het dieet van de Nuer (melkproducten, gierst, mais, vis en vlees) zijn ecologisch bepaald en staan met elkaar in verband. Melk is gemiddeld het hele jaar voorhanden; met relatief gezien de grootste opbrengst van december tot mei/juni, waarna het in het regenseizoen afneemt (juni/juli-oktober). In november begint de hoeveelheid melk weer toe te nemen. Graan en vlees laten een daling zien van november tot februari, waarna het van februari tot mei op z’n laagst is. Eind mei begin juni zet de stijging in en van augustus tot oktober is de graan- en vleesopbrengst het hoogst. De visconsumptie is juist het tegenovergestelde van graan en vlees. In het regenseizoen is visconsumptie op z’n laagst, soms zelfs niet aanwezig. Wanneer het droogseizoen begint (december) laat de visconsumptie een hoogtepunt zien en blijft daarna, met een lichte afname, constant tijdens de droogte. Wanneer het regenseizoen weer begint daalt de visconsumptie drastisch (terwijl de graan- en vleesconsumptie sterk stijgt). De ‘hongerige maanden’, zoals de Nuer ze noemen, zijn mei tot augustus wanneer er weinig vis meer is en de oogst nog niet rijp is. De overvloedige maanden lopen van september tot medio december wanneer er genoeg graan is en over het algemeen genoeg vlees, met het einde van deze periode geschikt voor het vissen. In conclusie kan wel gesteld worden dat hun dieet goed gebalanceerd is, maar niet voldoende. Het komt vaak genoeg voor dat ze geen reserves hebben om op terug te vallen in tijden van schaarste. Dit zijn redenen voor een onderlinge afhankelijkheid tussen leden van kleinere lokale groepen. Ze delen hun voorraad en helpen elkaar door de moeilijke periodes heen.

X

Hier volgt een kort overzicht van de materiele cultuur van de Nuer in relatie tot hun ecologie. Wat opvalt, is dat Nuerland tekortschiet in de twee grondstoffen die zo’n grote rol hebben gespeeld in het maken van primitieve handwerktuigen, namelijk ijzer en steen. In plaats daarvan maken ze gebruik van botten, hoorns, leer, en bakken ze klei, bijvoorbeeld. Het land is ook gierig met hout, grote bomen zijn zeldzaam. Ze gebruiken doornstruiken en kreupelhout als hout om te bouwen en verschillende attributen van te maken. Er is geen geschikt hout om te snijden en de Nuer hebben dan ook geen houten gereedschap en gerei. Ook dieren en groenten zijn, zoals eerder beschreven, een grote bron van materiaal. De Nuer leven als het ware niet in een steentijd of ijzertijd, maar in een tijd waarin planten en dieren voorzien in technische benodigdheden. De Nuer zijn overigens geen grote handelaars. De deugden die de Nuer zelf hoog prijzen – moed, vrijgevigheid, geduld, trots, loyaliteit, koppigheid en onderlinge afhankelijkheid – kunnen gezien worden als erg toepasselijk voor hun simpele levenswijze en de simpele sociale relaties die daaruit voortkomen.

XI

De werkverdeling binnen het Nuervolk maakt deel uit van de algemene relaties tussen personen van de verschillende seksen en verschillende leeftijden, tussen echtgenoot en echtgenote, tussen ouders en kinderen, tussen verschillende verwanten, etc. Er is enige specialisatie zichtbaar, maar er zijn geen bezigheden die als beroep gedefinieerd kunnen worden. Er is weinig ongelijkheid in rijkdom en er is geen klasse-privilege.

XII

Hier volgen enkele algemene punten uit de conclusies van de eerste twee hoofdstukken. 1). Er lijkt een staat van balans te zijn in de ecologische relaties. Veehouderij, landbouw en visserij kunnen doorgaan, maar niet verbeterd worden. De mensen blijven overeind, maar gaan niet vooruit. 2) Deze balans zorgt er ook voor dat er een gemengde economie nodig is. Het volk zou niet kunnen overleven wanneer ze het zouden moeten doen met vee, graan of vis ieder afzonderlijk. Maar alle drie de elementen samen zorgen voor het voortbestaan van het volk. 3) Het ecologische systeem geeft de voorkeur aan veehouderij. Dit komt overeen met de grote liefde van het volk voor het houden van vee (in vergelijking met vissen of tuinieren). 4) Hun economie vereist het overbrengen van de kudde naar andere weidegrond. Een volledig sedentair of nomadisch bestaan is onverenigbaar met hun economie. Het ecologische ritme verdeelt het jaar in tweeën: in het regenseizoen leven ze in dorpen en in het droogseizoen leven ze in kampen. Het kampleven, op zijn beurt, valt ook weer in tweeën: de eerdere periode van kleine, tijdelijke kampen en de latere periode van grote, geconcentreerde kampen. 5) Schaarste in voedsel, weinig ontwikkelde technologie en afwezigheid van handel, maakt dat de leden van kleine lokale groepen direct van elkaar afhankelijk zijn.

4. Concepten van tijd en ruimte

I

Het concept van tijd kan in het geval van de Nuer in twee categorieën verdeeld worden: ecologische en structurele tijd. Tot het concept ecologische tijd behoren reflecties van hun relaties met de omgeving. In het concept structurele tijd vallen reflecties van hun onderlinge relaties in de sociale structuur. Het gaat om opeenvolgingen van gebeurtenissen die van voldoende interesse zijn voor de gemeenschap om opgemerkt te worden en conceptueel aan elkaar gerelateerd te worden. De ecologische tijd is cyclisch. Een ecologische cyclus is een jaar. Het heeft een karakteristiek ritme van het heen en weer verhuizen van dorpen naar kampen. Het jaar bestaat uit twee hoofdseizoenen, grofweg een regenseizoen en een droogseizoen (met een aantal overlappende maanden natuurlijk). De Nuer zien het concept van seizoenen als iets dat afgeleid is van sociale activiteiten in plaats van klimaatveranderingen en een jaar is voor de Nuer dan ook een periode van kampleven en een periode van dorpsleven. De twee andere seizoenen die de Nuer herkennen binnen de twee hoofdseizoenen zijn het seizoen van midden maart tot midden juni en midden september tot midden december. Het eerste seizoen is de periode waarin ze van kamp naar dorp verhuizen en het land opruimen en aanplanten, voordat de regen zijn piek bereikt heeft. Het tweede seizoen is de periode waarin de noorderwind begint te blazen en de mensen vroege kampen beginnen te vormen. Kort gezegd zijn er dus grofweg twee grote seizoenen van zes maanden en vier kleine seizoenen van drie maanden. Dit zijn echter geen exacte tijdseenheden, maar eerder vage conceptualisaties van ecologische veranderingen en sociale handelingen die haast onmerkbaar in elkaar overlopen. De meeste volwassen Nuer kunnen hun twaalf maanden in de juiste volgorde opnoemen. Hun maanden komen niet overeen met onze Romeinse maanden omdat die van ons niets met de maan te maken hebben. Ze gebruiken de namen van de maanden niet echt om de tijd van een gebeurtenis aan te duiden, maar ze verwijzen eerder naar een handeling op het moment dat die gaande is, bijvoorbeeld ‘op de tijd van het maaien’, ‘op de tijd van de vroege kampen’, etc. Aanduidingen als ‘vandaag’, ‘morgen’ en ‘gisteren’ worden niet met precisie gebruikt. In plaats daarvan verwijzen ze naar een gebeurtenis of handeling die toen heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. Voor verwijzingen naar de toekomst gebruiken ze de fases van de maan. De baan van de zon bepaalt ook veel referentiepunten en om de tijd van een gebeurtenis aan te duiden wijzen ze naar de plek in de lucht waar de zon op het moment van de gebeurtenis zal staan. Veel voorkomender is hun zogenaamde ‘veeklok’, de opeenvolging van hun herderstaken en de verbanden ertussen. De best afgebakende punten zijn het vee van de stal naar de kraal brengen, melken, volwassen kudde naar grasland brengen, geiten en schapen melken, schapen en kalveren naar het grasland brengen, stal en kraal uitmesten, kalveren en schapen terughalen, terugkeer van de volwassen kudde, melken in de avond, dieren in de stallen brengen. Men kan dus zeggen, ‘ik zal terug zijn bij het mesten’, of ‘ik zal gaan bij het melken’, etc. Er kan geconcludeerd worden dat tijd niet dezelfde waarde heeft door het hele jaar heen. In het droogseizoen vinden de taken bijvoorbeeld niet op hetzelfde moment plaats en vindt er buiten de routine taken verder weinig plaats. In het regenseizoen zijn er vaak feesten en ceremonies. De Nuer hebben overigens geen equivalent voor het woord ‘tijd’. Ze kunnen er dus niet over spreken alsof het iets is, iets dat voorbij gaat en verspild kan worden, enzovoort. Hun tijdsrekening is als het ware een serie conceptualisaties van natuurlijke veranderingen en hun keuze voor referentiepunten wordt bepaald door het belang van die natuurlijke veranderingen voor hun activiteiten.

II

Omdat tijd voor de Nuer een volgorde van gebeurtenissen is die significantie hebben voor een groep, heeft elke groep zijn eigen referentiepunten. Wat geschiedenis betreft worden de referentiepunten steeds schaarser en vager. De Nuer hebben echter nog een andere manier om grofweg te bepalen wanneer een gebeurtenis heeft plaatsgevonden; niet in aantal jaren, maar door te verwijzen naar het age-set systeem (alle mensen op een bepaald moment geboren, worden geboren in een bepaalde age-set, bijvoorbeeld de Thut of Dangunga set, en behoren de rest van hun leven tot die set). De Nuer kunnen dus zeggen dat iets plaatsvond ten tijde van de initiëring van de Thut set of toen de Dangunga set geboren werd. Tijd wordt hier dus gemeten in sets en iets kan dus drie sets eerder gebeurd zijn, bijvoorbeeld (meer hierover in hoofdstuk zes).

III

De structurele tijd heeft te maken met de structurele afstand. Met structurele afstand wordt bedoeld de afstand tussen groepen personen in een sociaal systeem, uitgedrukt in termen van waarden (values). Het land bepaalt de verdeling van dorpen en daarmee de afstand tussen hen, maar waarden begrenzen en definiëren de verdeling in structurele termen en geven een andere betekenis aan afstand. Als een dorp dezelfde afstand heeft tot twee andere dorpen, maar de ene daarvan is van dezelfde stam, dan zal de structurele afstand tot het dorp dat tot een andere stam behoort meer zijn dan tot het dorp van dezelfde stam.

V

De structurele afstand die voor dit boek van toepassing is, zijn politieke afstand (hoofdstuk vier), afstand tussen afstammingen (hoofdstuk vijf) en age-set afstand (hoofdstuk zes). Het is mogelijk een grove classificatie te maken van hoe hun lokale verdeling eruit ziet (van klein naar groot). De kleinste classificatie is de hut. Bewoond door een vrouw, haar kinderen en op bepaalde tijden haar man. Dan is er de hoeve/boerderij, bestaande uit een stal en hutten, bewoond door een familiegroep of polygame familie en een of twee verwanten; een huishouden (household). Een gehucht (hamlet) met tuinen en woestenij eromheen heeft vaak elk een eigen speciale naam. Veelal bewoond door dichte verwanten, vaak broers, en hun huishoudens; een verenigde familie (joint family). Het dorp is een goed waarneembare eenheid. Het bestaat uit een gemeenschap van een netwerk van (aangetrouwde) familierelaties die samen kampen vormen, samenwerken in veel handelingen en bij elkaar eten. Een dorp is de politieke eenheid in Nuerland. De mensen uit een dorp hebben een groot saamhorigheidsgevoel en grote affectie voor hun stuk land. Vaak keren ze later terug naar hun dorp en vestigen ze zich daar. Een district wordt in het boek gebruikt om een geheel van dorpen of kampen te beschrijven die regelmatig onderling contact hebben. De mensen uit deze dorpen gaan naar dezelfde feesten, trouwen onderling, delen kampen in het droogseizoen, etc. Dit district valt niet onder een Nuer categorie of politieke groep omdat de mensen zichzelf niet op die manier zien. Het wordt hier slechts gebruikt om het domein van de sociale contacten van een persoon of dorp aan te geven en is dus afhankelijk van de betreffende persoon of gemeenschap. Een district in deze zin komt wel overeen met een tertiair of secundair stammensegment. In een kleine stam, valt de hele stam onder het district van een man. Het domein van sociale contacten hoeft niet per se overeen te komen met een of andere structurele verdeling. In een grote stam kan een dorpsgrens bijvoorbeeld meer contact hebben met dorpen van een andere stam dan met ver gelegen dorpen van hun eigen stam. De rest van het schema ziet er nog als volgt uit: na de stammensegmenten krijg je de volledige stam, gevolgd door andere stammen. De categorie die volgt op de stammen is oost en west Nuerland, vervolgens Nuerland in het geheel. Daarna volgen Dinkaland en andere landen in het buitenland. Als grootste categorie zien ze de overheid die vanuit verschillende centra opereert.

VI

Elke stam heeft een bepaald gebied en bezit en verdedigt het eigen bouwland, grasland, waterbronnen en visvijvers. De grote lege stukken land die stammen van elkaar scheiden, hebben de neiging in het droogseizoen mee te verplaatsen. Men voelt een gedeeld sentiment tegenover hun land en medestamgenoten. Dit is zichtbaar in de trotse manier waarop ze over hun stam spreken en bijvoorbeeld hun grapjes over andere stammen. Stamsentiment berust zich zowel op het feit dat ze zich tegenover andere stammen plaatsen als op gemeenschappelijke naam, gemeenschappelijk territorium, gemeenschappelijke afstamming en samenwerking in strijd. Tussen stamleden wordt er een soort wet erkend (een overtreding wordt bijvoorbeeld bestraft met het betalen van vee), maar tussen verschillende stammen wordt geen recht erkend (diezelfde overtreding tussen stammen zou geen ‘strafrechtelijke’ gevolgen hebben). Dit betekent echter niet dat zo’n wettelijke verplichting in een stam ook altijd wordt nageleefd. Er is weinig solidariteit binnen een stam en vetes zijn veelvoorkomend en langdurig. Hier volgt nog een kort overzicht van hoe een stam gedefinieerd wordt: 1) een gemeenschappelijke en afzonderlijke naam; 2) een gedeeld sentiment; 3) een gemeenschappelijk en afzonderlijk territorium; 4) een morele verplichting tot het zich verenigen in strijd; 5) een morele verplichting vetes en andere argumenten aan arbitrage te onderwerpen; 6) een stam heeft een gesegmenteerde structuur en tussen de segmenten is oppositie; 7) in elke stam is een dominante clan en het territoriale systeem is van groot structureel belang; 8) een stam is een eenheid in een systeem van stammen; 9) age-sets zijn per stam georganiseerd.

VII

Aangrenzende stammen staan tegenover elkaar en strijden tegen elkaar, tenzij ze tegen de Dinka strijden. Dan vormen ze tijdelijke losse federaties voor een specifiek doel. Er is tussen Nuer stammen geen gemeenschappelijke organisatie of iets in die trant, en daarom geen politieke eenheid die we als natie kunnen definiëren. Het Nuervolk ziet zichzelf als een unieke gemeenschap met een unieke cultuur. Hun gemeenschapsgevoel gaat echter verder dan de erkenning van een culturele identiteit. Tussen Nuer die elkaar niet kennen, vormt zich altijd een vriendelijke band, want een Nuer is nooit een vreemde voor een andere Nuer zoals hij wel is voor een Dinka, bijvoorbeeld. Ze voelen zich één door hun superioriteitsgevoel en minachting voor buitenlanders en door hun gemeenschappelijke taal en waarden kunnen ze direct onderling communiceren. De Nuer zijn zich bewust van de verschillende delen van hun land, zelfs als ze er nooit geweest zijn. Het gebied ten westen van de Nijl zien ze als hun thuisland. Mensen reizen vaak het land af om verwanten te bezoeken in andere stammen, waar ze zich soms zelfs permanent vestigen. Er is een constante sociale interactie tussen de grenzen van aangrenzende stammen en hun leden zijn door verwantschap en affiniteit verbonden. Als een man van stam veranderd kan hij zich in de age-set voegen van die betreffende stam. Er is vaak sprake van een ordening van sets tussen de aangrenzende stammen. De relatie tussen politieke structuur en algemene sociale relaties wordt in latere hoofdstukken besproken. Er moet echter onderscheid gemaakt worden tussen 1) politieke afstand in de zin van structurele afstand tussen stamsegmenten – de grootste politieke eenheid – en tussen stammen in een systeem van politieke relaties; 2) algemene structurele afstand in de zin van niet-politieke afstand tussen verschillende sociale groepen in de Nuer gemeenschap – niet-politieke relaties zijn het sterkst tussen aangrenzende stammen, maar heel Nuerland bevat een algemene sociale structuur; en 3) het sociale domein van een individu, dat wil zeggen zijn sociale contacten van allerlei aard met andere Nuer.

VIII

De politieke structuur van de Nuer kan alleen begrepen worden in verband met hun buren, met wie ze een politiek systeem vormen. Aangrenzende Dinka- en Nuerstammen zijn segmenten met eenzelfde structuur als twee aangrenzende Nuerstammen. Alleen wordt hun relatie gekenmerkt door vijandigheid en geuit in het voeren van strijd. De Dinka zijn de aardsvijanden van de Nuer. Ze komen overeen in ecologie, cultuur en sociale systemen waardoor individuen uit het ene volk gemakkelijk assimileren met het andere volk. Wanneer een evenwichtige relatie tussen de politieke segmenten van de Nuer en Dinka verandert in een waarin de Nuer volledig dominant worden, dan zal dat ook resulteren in een samensmelting en niet in een klasse structuur. Al zolang de geschiedenis en traditie het voorschrijven, is het beroven van de Dinka door de Nuer een normale gang van zaken, en zelfs een plicht. Nuer roven hun vee en nemen de dieren openlijk en met geweld mee. De Dinka stelen het vee vervolgens terug door middel van verraad. Strijd voeren, waaronder het roven van vee, is een van de hoofdactiviteiten en overheersende interesses van alle Nuer mannen. Vee roven van de Dinka is een van hun voornaamste hobby’s. Hoewel de relatie tussen de Dinka en Nuer extreem vijandig is en strijd tussen hen een ingeburgerd gebruik genoemd kan worden, hebben ze zich af en toe verenigd om te strijden tegen de Egyptische overheid en zijn er gezamenlijke sociale bijeenkomsten geweest. De Nuer voelen zich nog altijd meer verbonden met de Dinka dan met andere buitenlanders, dat wil zeggen, met mensen zonder of met weinig vee. De reden waarom de Nuer de Dinka zoveel aanvallen is onder andere omdat ze in zekere mate cultureel en wat waarden betreft gelijk zijn. Dat houdt in dat er een wederkerige erkenning is tussen de twee volken. Hoe meer mensen lijken op de Nuer wat betreft levensonderhoud, taal en gebruiken, hoe vertrouwelijker de Nuer hen beschouwen, hoe makkelijker ze met hen een vijandige relatie aangaan en hoe makkelijker ze met hen samensmelten. De Nuer strijden liever tegen volken met eenzelfde cultuur als zijzelf, dan tegen volken die een compleet verschillende cultuur hebben. De Dinka vormen in dat opzicht een makkelijke uitlaatklep voor de rovende neigingen van de Nuer.

X

Een belangrijk principe in de politieke structuur van de Nuer is dat hoe kleiner de lokale groep, hoe sterker het sentiment is dat de leden bindt. In een grote groep, zoals de stam, is contact tussen de leden onregelmatig en zijn gezamenlijke acties beperkt tot af en toe een militair uitstapje. In een kleine groep, zoals het dorp, is er niet alleen dagelijks contact, vaak in een samenwerkingsverband, maar zijn de leden verenigd door banden van verwantschap – door bloed of huwelijk – wat zich uit in het helpen van elkaar. Hoe groter de groep, hoe minder hiervan sprake is en de cohesie van een politieke groep is juist zeer zeker afhankelijk van het aantal en de sterkte van banden van een niet-politieke soort.

5. Politiek

I
Nuer stammen zijn van groot naar klein verdeel in stamsegmenten (primair, secundair, tertiair). Een tertiair stamsegment bestaat uit een aantal dorpen dat op hun beurt weer bestaat uit familie- en verwantengroepen. Zo bestaat de Lou stam bijvoorbeeld uit de primaire segmenten Gun en Mor. Het primaire segment Gun is verdeeld in de secundaire segmenten Rumjok en Gaatbal. Het secundaire segment Gaatbal is gesegmenteerd in de tertiaire segmenten Leng en Nyarkwac, en ga zo maar door.

II
Stamsegmenten delen veel van de karakteristieken van de stam zelf. Verder hebben ze elk een afzonderlijke naam, een uniek territorium en delen ze dezelfde opvattingen. Kleinere stamsegmenten hebben een kleiner territorium, de leden wonen dichter bij elkaar, hun banden zijn meer gevarieerd en intiemer waardoor ze ook een sterker eenheidsgevoel hebben. Elk segment is weer verder gesegmenteerd en er is verzet tussen die segmenten. Segmenten strijden tegen naburige segmenten van dezelfde orde (secundair, tertiair, etc.) en werken met hen samen wanneer ze moeten strijden tegen grotere segmenten. Dit wordt duidelijk gemaakt in het volgende hypothetische voorbeeld.

Wanneer Z¹ tegen Z² strijdt, is er geen andere sectie bij betrokken. Wanneer Z¹ tegen Y¹ strijdt, verenigen Z¹ en Z² zich tot Y². Wanneer Y¹ strijd voert tegen X¹, verenigen Y¹ en Y² zich, zowel als X¹ en X². Wanneer X¹ tegen A vecht, verenigen X¹, X², Y¹ en Y² zich allemaal tot B. Wanneer A de Dinka plundert, is het mogelijk dat A en B zich verenigen. Uit de geschiedenis van de Nuer blijkt dat een stam alleen trouw is aan elkaar wanneer ze verwikkeld zijn in een strijd tussen stammen en in gevechten tegen de Dinka. En dat buiten die situaties om een man denkt en handelt als lid van een veel kleinere groep, met leden waarmee hij veelvuldig contact heeft.

III

Uit het schema hierboven wordt ook tegenstrijdigheid in de politieke structuur duidelijk. Leden van Z² zien zichzelf als leden van die groep in relatie tot Z¹ en worden door leden van Z¹ ook zo beschouwd. Maar in relatie tot Y¹ zien ze zichzelf als leden van Y² en niet van Z² en worden door leden van Y¹ ook zo beschouwd. Elk segment ziet zichzelf dus als een onafhankelijke eenheid in relatie tot een ander segment van dezelfde sectie, maar ziet beide segmenten als een eenheid in relatie tot een andere (grotere) sectie. Er is dus altijd tegenspraak in de definitie van een politieke groep, aangezien het alleen een groep is in relatie tot andere groepen. Politieke waarden zijn relatief en er is een soort balans tussen splitsing en samensmelting, tussen de neiging van alle groepen om zich te segmenteren en de neiging van alle groepen om zich samen te voegen met andere segmenten van dezelfde orde. In grotere stammen beschouwen de segmenten zichzelf als een formele eenheid, maar kan het zijn dat er maar weinig werkelijke cohesie is. De waarden van de stam worden wel erkend, maar werkelijke sociale relaties zullen ermee botsen aangezien die gebaseerd zijn op loyaliteit aan lokale delen binnen de stam. Deze strijd tussen rivaliserende waarden binnen een territoriaal systeem lijkt de kern te zijn van hun politieke structuur. In het kort kan wel gesuggereerd worden dat politieke groepen van de Nuer, in termen van waarden, gedefinieerd worden door de relaties tussen hun segmenten, en hun onderlinge relaties als segmenten van een groter systeem in een samenlevingsorganisatie in bepaalde sociale situaties; dus niet als delen van een soort vast kader waarbinnen mensen leven. Tot slot blijkt dat hoe meer divers en veelvuldig de contacten tussen leden van een segment zijn, hoe intenser de tegenstand tussen de delen ervan, hoe tegenstrijdig dit ook lijkt.

IV

Het woord ‘bloedvete’ wordt gebruikt om in een geval van moord, de relatie te beschrijven tussen de verwanten aan beide zijden. Bloedvetes zijn specifiek voor het instituut stam, aangezien er een overtreding van recht erkend wordt en vergoeding verkregen wordt. De Nuer neigen snel naar vechten en mensen worden regelmatig gedood. Verschillende gevechtsoorzaken kunnen onder andere zijn: onenigheid over een koe; een stuk vee eet het graan van een man en de man slaat het dier; overspel; water- of graasrechten; iets lenen zonder te vragen, etc. De Nuer zijn erg gevoelig en snel beledigd en zullen in zo’n geval al gauw tot vechten overgaan. Kinderen wordt van jongs af aan geleerd met vechten een eind te maken aan onenigheden. Kundig zijn in het vechten wordt als noodzakelijke vaardigheid gezien en moed als de hoogste deugd. Men gebruikt armbanden voorzien van punten of knuppels (knuppels worden alleen gebruikt bij gevechten tussen mensen uit hetzelfde of naburige dorp). Derden mogen zich niet in het gevecht mengen en het gevecht moet doorgaan totdat een van de partijen zwaargewond is, of, wat meestal gebeurd, tot de twee uit elkaar worden gehaald door omstanders die vervolgens tussen ze in gaan staan. Bij gevechten tussen mensen uit verschillende dorpen worden speren gebruikt en kan niet gestopt worden tot er een leven verloren is. De Nuer weten dit en zijn daarom huiverig dit soort gevechten te beginnen. De meeste gevechten vinden plaats binnen de stammen, ook omdat die geschikt kunnen worden middels arbitrage.

V

Hieronder volgt een verslag van de procedure voor het beëindigen van een bloedvete. Zodra een man iemand heeft gedood, vlucht hij naar het huis van het opperhoofd (leopard-skin chief) om het bloed van zich af te wassen en zijn toevlucht te zoeken voor de vergelding die hij over zichzelf heeft afgeroepen. De man en het opperhoofd maken samen een offer. Zodra de verwanten van de overleden man van zijn dood horen, gaan ze zijn dood wreken op de moordenaar. De moordenaar heeft asiel in het huis van het opperhoofd en omdat dat huis heilig is, mag daar geen bloed vergoten worden. Zolang de moordenaar in dat huis zit, houden de wrekers hem in de gaten. Als ze een kans zien om hem te doden, zullen ze die nemen, maar ze zijn niet erg gebrand op het zoeken naar zo’n kans. Dit kan zo een aantal weken doorgaan totdat het opperhoofd tussen de moordenaar en wrekers gaat bemiddelen. Dit gebeurt in alle rust. Eerst kijkt hij wat voor vee de verwanten van de moordenaar hebben en of ze bereid zijn compensatie te betalen. Vervolgens gaat hij naar de verwanten van de overledene en vraagt of zij vee accepteren in ruil voor het leven. In de eerste plaat weigeren ze, omdat het een eer is koppig te zijn. Het opperhoofd weet dit en blijft er op staan dat ze het accepteren. Na wat argumenteren en dreigen door het opperhoofd zullen de verwanten de compensatie aanvaarden. In theorie zal zo’n veertig tot vijftig stuks vee betaald worden, hoewel het niet allemaal in één keer betaald wordt en de schuld jarenlang kan doorlopen. Zodra ongeveer de helft overhandigd is, zal er een boetedoening ceremonie plaatsvinden en kunnen de verwanten van de moordenaar weer enigszins zonder angst door het leven. De Nuer erkennen dat ondanks de vergelding en offers, vetes eeuwig doorgaan. Tot jaren na de moord zullen de beide groepen verwanten elkaar mijden, vooral bij feesten, omdat ze weten dat de daad nooit vergeven wordt totdat er met een leven betaald is.

VI

De blijvende vijandigheid na het schikken van vetes, zoals hiervoor beschreven, geldt alleen voor primaire, secundaire en tertiaire stamsegmenten en niet voor kleinere groepen. In kleinere groepen moeten vetes namelijk sneller beëindigd worden en zal er een kleinere kans zijn op het opnieuw uitbreken van de vetes. Waarschijnlijk worden vetes in een clan het snelst beslecht omdat de Nuer het verkeerd vinden als mensen in een clan in vetes verwikkeld zijn. Ook wordt gezegd dat als er tussen groepen veel onderlinge huwelijken zijn, er niet snel een vete zal ontstaan. Vetes binnen een dorp of aangrenzende dorpen worden ook snel beslecht en beëindigd na het betalen van de compensatie omdat er veel en vaak samengewerkt wordt. En als er een leven met een leven betaald zou worden, zou er niemand overblijven om mee samen te werken. Hoe kleiner de groep, hoe gemakkelijker vetes dus zijn op te lossen.

VII

De waarschijnlijkheid dat een moord zich ontwikkeld in een bloedvete, de grootte ervan en de kans op het schikken ervan, zijn dus afhankelijk van de onderlinge relaties van de mensen die erbij betrokken zijn. De intensiteit van een vete en de manier waarop de vervolging plaatsvindt, is afhankelijk van de plaats van de betrokken mensen in het politieke systeem. Zoals gezegd zal een vete tussen naburige dorpen niet lang stand houden. Een vete kan alleen stand houden tussen stamsecties die dicht genoeg bij elkaar liggen om een actieve vijandige relatie te onderhouden en ver genoeg van elkaar af zodat die relaties geen essentiële sociale contacten van een vredigere soort hinderen. Een vete heeft weinig zin als er geen sociale relaties zijn om te verbreken en weer op te pakken. Op deze manier kan de functie van een vete gezien worden als het behouden van een structurele balans tussen tegenoverliggende stamsegmenten die, niettemin, politiek gezien gefuseerd zijn in relatie tot grotere eenheden (voorbeeld van Z¹, Z², etc.). Bij vijandigheid tussen kleinere stamsegmenten kunnen grotere segmenten waar ze deel van uitmaken erbij betrokken raken. Een ruzie tussen twee dorpen kan dus uitlopen op een ruzie tussen secundaire en zelfs primaire stamdelen. De vete is een politiek gegeven; een goedgekeurde en gereguleerde gedragsmodus tussen gemeenschappen binnen een stam. Een gevecht in een dorp – wat direct tot compensatie leidt – en een gevecht tussen stammen – waarbij geen compensatie plaatsvindt – zijn twee uitersten op een schaal. Hoe verder je weggaat van de dorpsgemeenschap, hoe meer de gevechten tussen stamdelen worden als gevechten tussen stammen, in de zin dat compensatie steeds moeizamer gaat. Het enige dat gevechten tussen stamdelen dan nog onderscheid van gevechten tussen stammen is de waarden die in de stam leven en het gevoel dat compensatie kan en moet plaatsvinden.

VIII

Er ontstaan natuurlijk ook ruzies en gevechten om andere dingen dan moord en doodslag. De Nuer hebben in strikte zin geen wet. Er zijn conventionele compensaties voor zaken als overspel, schade, etc., maar geen autoriteit die daarover beslist of een oordeel uitspreekt. De enige manier waarop iemand vaak een vergoeding kan verkrijgen is door geweld of dreiging met geweld. Ook kan er wel eens gebruik gemaakt worden van het opperhoofd. Bij dit laatste zijn vijf elementen van belang: 1) de wens van de twistende partijen om hun dispuut te schikken, 2) de heiligheid van het opperhoofd en zijn traditionele rol als bemiddelaar, 3) een volledige en vrije discussie wat zal leiden tot een hoge mate van overeenstemming tussen alle aanwezigen, 4) het gevoel dat een man toe kan geven aan het opperhoofd zonder waardigheid te verliezen, terwijl hij niet zou hebben toe kunnen geven aan zijn tegenstander, en 5) erkenning door de verliezende partij dat het recht geschied is. Deze manier van het gebruiken van het opperhoofd is zeer zeldzaam en zal alleen voorkomen als de partijen buren zijn of door sociale banden aan elkaar verbonden zijn. Situaties die waarschijnlijk uit de hand zullen lopen als er geen vergoeding betaald wordt, zijn bijvoorbeeld diefstal, ruzie over eigendom, overspel, gemeenschap met een ongehuwd meisje, zwanger maken van een ongehuwd meisje, schade, verwonding, ruzies over de bruidsschat, enzovoort. De meeste vergoedingen bestaan uit het betalen van een bepaalde hoeveelheid vee. Het ‘recht’ dat de Nuer hanteren bestaat dus niet uit wettelijke procedures of rechtsinstanties, maar uit een morele plicht disputen te schikken door gebruik van conventionele gebruiken. Dit recht heeft niet overal in de stam dezelfde kracht, maar is evenredig aan de positie van de personen in de sociale structuur, de afstand tussen hen in de verwantschap, afstamming, age-set en, vooral, in de politieke systemen. Iemand kan wel vergoeding eisen van iemand uit een stam, maar dat heeft weinig zin als diegene niet een lid is van het district en geen verwant is. Hoe groter de afstanden hiertussen, hoe zwakker het plichtsgevoel te moeten schikken, en, als gevolg, hoe kleiner de kans dat er ook daadwerkelijk geschikt wordt. Het gebrek aan sociale controle wordt zichtbaar gemaakt in de zwakte van het recht. En de structurele onderlinge relaties van stamsegmenten worden zichtbaar in de relativiteit van het recht, want het Nuerrecht is net zo relatief als die structuur zelf.

IX

Het lijkt alsof de functie van het opperhoofd een positie van autoriteit is, maar dat is niet het geval. Door de geschiedenis heen blijkt dat de Nuer nooit grote personen van autoriteit hebben gehad, afgezien van enkele profeten (die we nu ‘opperhoofd’ noemen). Het opperhoofd heeft een heilige associatie met de aarde die hem bepaalde rituele krachten geeft, waaronder de kracht om te zegenen of vervloeken (wat bijna nooit voorkomt). Hij is herkenbaar aan de luipaardvacht die hij op zijn rug draagt. Hij heeft tegenwoordig dus zo goed als geen autoriteit meer, zijn publieke handelingen zijn slechts nog ritueel. Zijn functie is niettemin wel politiek, want politieke groepen schikken hun relaties via hem (met name bloedvetes). Het opperhoofd is niet iemand uit de dominante clan van een stam omdat dat in de weg zou zitten wanneer er tussen afstammingen geschikt moet worden. Een opperhoofd heeft geen middelen om mensen een vergoeding te laten betalen of aanvaarden. Hij is slechts een bemiddelaar en kan alleen succesvol bemiddelen als beide partijen het dispuut willen afhandelen.

XII

De geordende anarchie waarin de Nuer leven is opmerkelijk. Het is een staat zonder hoofd. Ze hebben geen regeringsorganen, geen wetsinstituties, geen ontwikkeld leiderschap, etc. Een Nuer is het product van een harde en egalitaire opvoeding. Hij erkent geen superioriteit. Rijkdom heeft daarop geen invloed. Een man met veel vee wordt niet anders behandeld dan een man met minder vee. Ze zien zichzelf als god van hun stukje land en zo lopen ze ook rond. Ze zien elkaar als gelijken. Hoe groot hun respect voor elkaar is, zo veel minachting hebben ze voor andere volkeren.

XIII

Er zijn ook zogenoemde profeten onder het Nuervolk. Een profeet (guk of cok kwoth; mier van god) is een man die bezeten is door een van de hemelgeesten (sky-spirit), of goden, die de Nuer beschouwen als zonen van de hemelgod (Sky-god). De Nuer hebben een groot respect voor deze geesten en vrezen, en volgen, diegenen die door hen bezeten zijn. Profeten genieten dus een grotere heiligheid en bredere invloed dan andere personen in de Nuer samenleving. Volgens de Nuer zelf zijn profeten een recente ontwikkeling (in het boek wordt gesproken van zo’n 60 jaar eerder) en waren er vroeger geen profeten, maar alleen officiële personen die de rituelen uitvoerden. Uit de beschikbare informatie blijkt dat alle belangrijke profeten hun prestige verkregen hebben door het succesvol aansturen van plundertochten op de Dinka. De plunderingen werden niet ondernomen zonder de toestemming en leiding van profeten, die in dromen en trances van de hemelgeesten instructies ontvingen over het juiste tijdstip en het doel van de aanval. Vaak gingen ze ook persoonlijk mee en brachten ze offers voordat de strijd van start ging.

XIV

Hier volgt een korte samenvatting van de hoofdpunten uit dit hoofdstuk. 1) De waarden die de Nuer toekennen aan hun geografische verspreiding zorgen voor sociaal-ruimtelijke eenheden die samen een systeem vormen. 2) In alle eenheden is een neiging tot afscheiding in afzonderlijke segmenten en ook om die segmenten te fuseren in relatie tot andere eenheden. 3) Hoe kleiner het segment, hoe groter de cohesie. 4) Het politieke systeem van de Nuer kan alleen begrepen worden in relatie tot een hele structuur waar andere volken deel van uitmaken. Eveneens kan het karakter van alle Nuer gemeenschappen gedefinieerd worden door hun relaties met andere gemeenschappen van dezelfde orde binnen het hele politieke systeem. 5) Het sociale systeem is veel breder dan de domeinen van politieke relaties en overstijgt deze. 6) De structurele relaties tussen Nuer stammen en andere volken en tussen stammen onderling worden in stand gehouden door oorlogvoering. De structurele relaties tussen segmenten van dezelfde stam worden in stand gehouden door vetes. 7) Er is geen centraal bestuur. Het opperhoofd is er slechts voor rituelen en voor bemiddeling bij vetes. 8) Recht is afhankelijk van de structurele afstand tussen mensen. De mate van gezag is afhankelijk van de soort relatie.

6. Afstamming

I

Een Nuer clan is de grootste groep bloedverwanten van vaderszijde die afstammen van een gedeelde voorouder. Een huwelijk tussen hen is verboden en geslachtsgemeenschap wordt als incestueus beschouwd. Het is een uiterst gesegmenteerde genealogische structuur. Deze genealogische segmenten van een clan worden hier afstamming genoemd (lineage). Een clan is dus een systeem van afstammingen en een afstamming is een genealogisch segment van een clan. In een schema ziet dat er als volgt uit.

Clan A is gesegmenteerd in de maximale afstammingen B en C (maximal lineage; zie ook hoofdstuk 1) die zich op hun beurt weer splitsen in majorafstammingen D, E, F en G. Minorafstammingen H, I, J en K zijn segmenten van majorafstammingen D en G. L, M, N en O zijn de minimale afstammingen (minimal lineage) van segmenten H en K. Er zijn in Nuerland zo’n twintig clans en dat is exclusief de kleine afstammingen van Dinka-afkomst. Buth is de agnaatverwantschap tussen afstammingen. Dit is anders dan verwantschap in de zin van relaties tussen personen zoals tussen een man en zijn vaders of moeders broer (dit wordt mar genoemd). De mar is alle familie van zijn vader en moeder en deze categorie wordt zijn kinship (verwantschap/familierelatie) genoemd. In normaal gebruik verwijst dat woord alleen naar familieleden die dichtbij staan, terwijl buth verwijst naar verre agnaten. Er is dus onderscheid tussen het afstammingssysteem – een systeem van agnatengroepen – en het kinship-systeem – een systeem van categorieën van relaties per individu. Afstammings- en politieke groepen zijn niet identiek, maar ze dragen vaak dezelfde naam. Zo kan één naam bijvoorbeeld verwijzen naar het gebied van een stam, naar de stamgenoten die het gebied bewonen en naar de leden van een clan die in dat gebied een sociaal dominante status hebben.

III

De term ‘clan’ is voor de Nuer zelf geen abstract begrip, ze hebben er zelf geen woord voor. Ze spreken wel vloeiend in termen van afstamming. De clan met zijn segmenten heeft veel van de structuurkenmerken die we al eerder zijn tegengekomen. Zo zijn de afstammingen alleen afzonderlijke groepen in relatie tot elkaar. Dus in het schema hierboven is M alleen een groep in tegenstelling tot L, D alleen een groep in tegenstelling tot E, enzovoorts. Er is ook weer sprake van fuseren; L en M zijn één minorafstamming, namelijk H, in relatie tot I, en dus geen afzonderlijke afstammingen. Twee afstammingen die gelijk aan elkaar zijn en tegenover elkaar staan, zijn een samengesteld geheel in relatie tot een derde. Dit houdt in dat een man lid is van een afstamming in relatie tot een bepaalde groep en geen lid van de afstamming in relatie tot een andere groep (in het ene geval is hij lid van L en in relatie tot I is hij lid van H). De structurele vorm van clans blijft constant terwijl de afstammingen zelf vrij dynamisch zijn. Er worden nieuwe vertakkingen gevormd en oude worden gefuseerd. De Nuer zien zelf de hele kwestie van clans en afstammingen niet als een stamboom of diagram, maar als echte relaties tussen groepen verwanten met lokale gemeenschappen (die uit een gemeenschappelijk punt afstammen). Ze evalueren clans en afstammingen in termen van hun lokale relaties.

IV

Nuer afstammingen zijn geen corporatieve, gelokaliseerde gemeenschappen. Leden van een afstamming die leven in een gebied dat met die afstamming geassocieerd wordt, zien zichzelf simpelweg als een groep die daar woont. De waarde, het concept, van afstammingen functioneert dus eigenlijk alleen via het politieke systeem. De Nuer denken niet zozeer in termen van afstamming, maar eerder in termen van plaatselijke districten en de relaties daartussen.

V

Bij het benadrukken van de relaties tussen afstammingen en lokale gemeenschappen, gaat het voornamelijk om die afstammingen die segmenten zijn van de dominante clans in de diverse stammen. Die afstammingen hebben namelijk een grotere politieke betekenis. Er is veel vermenging van afstammingen te vinden in alle stammen en stamsecties. Een aantal redenen hiervoor is migratie, ruzies, onderlinge huwelijken, etc. Maar ook omdat ze zich niet gedwongen voelen op één plek te blijven; het is een herdersvolk dat van plek naar plek verplaatst. Een Nuer afstamming gaat nooit volledig op in een andere clan. Onder andere omdat er altijd bepaalde rituelen en gebruiken zijn die niet gedeeld kunnen worden. Een afstamming kan alleen fuseren met ‘parallelle’ (tweedegraads bloedverwanten) afstammingen van dezelfde stam. De waarden verbonden aan afstamming spelen alleen een rol bij ceremonies, en bepaalt dus slechts af en toe gedragsmanieren. De waarden die constant het gedrag sturen zijn die van de gemeenschap (community values) en die komen voor in een andere set van sociale situaties dan die van afstammingswaarden (lineage values). Gemeenschapswaarden besturen politieke relaties tussen groepen mensen die in afzonderlijke dorpen, stamsecties en stammen leven. Afstammingswaarden besturen alleen ceremoniële relaties tussen groepen agnaten. De twee soorten waarden besturen dus andere vlakken van het sociale leven.

VI

Ondanks de grote verspreiding en vermenging van clans, is er in elke stam een duidelijke relatie tussen hun politieke structuur en clansysteem. In elke stam is een clan, of maximale afstamming van een clan, geassocieerd met de politieke groep waarin het de dominante positie bezet tussen de andere groepen agnaten die er wonen. Er is vaak een overeenkomst tussen de delen van een clan en de delen van een stam. Dit kan uitgelegd worden wanneer de figuur uit hoofdstuk vijf met de figuur hierboven vergeleken wordt. Clan A kan dan gezien worden als de dominante clan in stam B, maximale afstammingen B en C komen dan overeen met de primaire secties X en Y. Majorafstammingen D en E komen overeen met secundaire secties X¹ en X², F en G met Y¹ en Y². Minorafstammingen J en K komen overeen met tertiaire secties Z¹ en Z². De dominante clan vormt als het ware een raamwerk waarop het politieke systeem van de stam is gebouwd door middel van een complexe serie van verbanden tussen verwanten. Het afstammingssysteem van de dominante clan is als het ware een geraamte waarop de lokale gemeenschappen gebouwd zijn tot een organisatie van samenhangende delen; een systeem van waarden dat stamsegmenten met elkaar verbindt.

VIII

Personen van Dinka afkomst die onder de Nuer leven worden niet anders behandeld dan de Nuer zelf. Deze Dinka kunnen bijvoorbeeld gevangenen en immigranten zijn of kinderen van gevangenen en immigranten. Ze worden volledig opgenomen in de gemeenschap en als familie beschouwd, met dezelfde rechten en plichten. In alle stammen is een grote hoeveelheid Dinka’s aanwezig, die door adoptie met de Nuer afstammingen vergroeid zijn. Veroveringen door de Nuer hebben niet geleid tot een klasse systeem of symbiotisch systeem, maar wel, door middel van adoptie, tot het opnemen van de veroverde Dinka in het kinship-systeem. En door dat kinship-systeem zijn ze op basis van gelijkheid toegelaten in het politieke systeem.

IX

Over het algemeen trouwen de Nuer binnen hun stam. Als ze aan de grens van een andere stam wonen, komt het voor dat ze met een vrouw van die andere stam trouwen. Het komt ook voor dat een man een vrouw trouwt en dan met haar en familie verhuist naar een andere stam. De regels voor hun exogamie (huwelijk buiten stam/familie) worden bepaald door afstamming en kinship-waarden, niet door lokaliteit of plaats. Een man mag niet iemand in zijn clan, en zeker niet iemand in zijn afstamming trouwen. Een man mag niet trouwen met een vrouw die op een of andere manier een dichtbije verwant is. Deze regels van exogamie doorbreken de exclusiviteit van agnatengroepen omdat het hun leden verplicht buiten de groep te trouwen, en op die manier dus nieuwe kinship-verbanden te creëren. De bevolking van een Nuer dorp of kamp kan weergegeven worden op één stamboom met aftakkingen van afkomst en affiniteit. Aangezien affiniteit in wezen een relatie door middel van kinship is, kan gezegd worden dat alle leden van een dorp of kamp met elkaar verbonden zijn via kinship en dus niet met elkaar kunnen trouwen. Als gevolg worden ze gedwongen vrouwen te zoeken buiten hun dorp, vaak in naburige dorpen. En als gevolg daarvan ontstaat er een netwerk van verwantschappen dat zich uitstrekt over een district en worden de leden van afzonderlijke politieke groepen met elkaar verbonden. Dit systeem van kinship overbrugt de gaten in de politieke structuur door leden van tegenoverstaande segmenten aan elkaar te schakelen als een schakelketting. Het werkt als een soort elastiek dat de politieke segmenten toestaat uit elkaar te vallen en tegenover elkaar te staan, maar ze toch bijeen houdt. De manier waarop de Nuer al die afstammingen die in een gemeenschap bij elkaar leven uit elkaar houden, is via de dominante afstamming die in die gemeenschap leeft (hoewel dit alleen van belang is op politiek gebied, niet voor sociale, alledaagse relaties).

XI

Adoptie, erkenning van de gelijkheid van agnatische en cognatische verbanden, en mythologische relaties zijn voorbeelden waarop alle personen in een stamsegment kinship relaties met elkaar hebben, en hoe segmenten onderling met elkaar verbonden kunnen zijn (binnen het politieke systeem). Hoe kan verklaard worden dat in een volk dat gevoelsmatig zo democratisch is en altijd gereed is dat tot geweld toe te uiten, er in elke stam een clan als superieur wordt gezien? Veel Nuer stammen zijn groot in populatie en gebied met een ingewikkelde structuur van segmenten. Het beginsel waarop de organisatie gebaseerd is en dat het enige mate van consistentie en cohesie geeft, kan niet gevonden worden in een of andere vorm van ‘stambestuur’. Het is het systeem van afstamming van de dominante clan wat het onderscheiding en eenheid geeft. Bij gebrek aan een echt opperhoofd of koning, die in andere volkeren vaak symbool staan voor een stam, wordt hun eenheid uitgedrukt door termen van afstamming en clanaffiniteit.

XII

De clan is de hoogste rang tot waar agnaatverwantschap teruggeleid kan worden. Sommige clans hebben niettemin een agnatische relatie met andere clans, maar dit wordt anders beschouwd dan relaties tussen afstamming van een clan. Ze geven de indruk dat, wanneer ze spreken over de voorouder van een clan, ze hem aanschouwen als een historisch figuur, afgebakend in de traditie. Maar wanneer ze spreken over de voorouder van een familie van clans, lijken ze hem te zien als een wat vager figuur die verborgen is in mythes. Door de erkenning van agnatische relaties tussen clans die exogaam zijn en van cognatische en mythische banden tussen clans die niet als agnaat beschouwd worden, zijn alle Nuer stammen te zien als één enkel sociaal systeem. De gehele Nuer worden samengebracht in een (pseudo) kinship-systeem en alle territoriale segmenten van Nuerland zijn onderling verbonden door dat systeem.

XIII

De ongewone mate van genealogische segmentatie in het afstammingssysteem van de Nuer, kan begrepen worden in termen van stamstructuur, welke gekenmerkt wordt door zijn neiging tot segmentatie. De verbinding van het afstammingssysteem met het stamsysteem betekent dat als de stam opsplitst in segmenten, de clan ook opsplitst in segmenten. De kloven die dan ontstaan zullen samenvallen want afstammingen zijn geen bestuurlijke groepen maar volledig ingesloten in lokale gemeenschappen. Een man is lid van een segment tegenover andere segmenten van dezelfde orde, maar ook lid van de stam die al die segmenten omarmt. Zo is hij ook lid van een afstamming tegenover andere afstammingen van dezelfde orde, maar ook lid van de clan die al die afstammingen omarmt. Er is een duidelijke overeenkomt tussen die twee affiliaties, aangezien de afstamming ingesloten is in het segment, en de clan ingesloten is in de stam. De Nuer stellen dat de kloven in de afstammingen ontstaan door een fundamentele kloof in de familie tussen kinderen van de vader en kinderen van de moeder. Als er twee echtgenotes zijn met ieder hun eigen zonen, vertakt de afstamming vanaf dat punt in twee afzonderlijke afstammingen.

7. Age-set

I

Wanneer een jongen ingewijd wordt tot het man-zijn, ondergaat hij een ingrijpende operatie. Over zijn voorhoofd, van oor tot oor, worden zes lange, tot op het bot diepe insneden gemaakt. De littekens houden ze voor het leven en er wordt gezegd dat er zelfs iets van gezien kan worden op de schedels van dode mannen. De ceremoniële inwijding is erg complex, en het age-setsysteem is van groot sociaal belang voor de Nuer. Inwijding vindt over het algemeen plaats wanneer een jongen tussen de 14 en 16 is, het precieze moment kan afhankelijk zijn van de melk- en graanvoorraad. Een jongen moet zijn vader om toestemming vragen voor de operatie, maar echt geweigerd kan het niet worden. In dat geval zou de jongen weglopen naar verwanten en dit zou de vader schaamte brengen. Vervolgens gaat hij naar iemand uit dezelfde age-set als zijn vader die hem de zegen van de set zal geven. Ook een clanlid en zijn vader en oom van zijn moederszijde geven hem hun zegen. Er worden over het algemeen vier tot een dozijn jongens tegelijk ingewijd. Het kan in principe elk seizoen plaatsvinden, maar meestal gebeurt het aan het einde van het regenseizoen, wanneer er genoeg voedsel is en er een noordenwind blaast die de wonden heelt. Elk dorp organiseert hun eigen inwijdingen. Na de inwijding gaan de jongens in gedeeltelijke afzondering. Wanneer ze daar weer uit komen, en bij de inwijding zelf, is er feest en worden er offers gemaakt. Deze feesten worden alleen bijgewoond door de leeftijdsgenoten van de vader van de ingewijde in wiens boerderij het plaatsvindt.

II

Alle jongens die in een aantal opeenvolgende jaren ingewijd worden, behoren tot dezelfde age-set. Tot voor kort was er een interval van vier jaar tussen het einde van zo’n set en de aanvang van de volgende. Aan het eind van die vier jaar konden er dus weer jongens ingewijd worden. In elke stam is er een man verantwoordelijk (wut ghok; Man van het Vee) voor het openen en sluiten van de inwijdingsperioden en dus het verdelen van de sets. In principe regelt elke stam zijn eigen age-sets, maar het gebeurt vaak genoeg dat naburige stammen elkaars voorbeeld volgen zodat de namen en perioden van sets in naburige stammen overeenkomen. Tegenwoordig zijn er geen gesloten perioden en kunnen jongens elk jaar ingewijd worden. De Man van het Vee kondigt elke paar jaar aan dat hij op het punt staat sets te verdelen en de jongens die tot dat jaar zijn ingewijd behoren dan tot dezelfde set. De jongens die na dat jaar zijn ingewijd behoren tot een jongere set. Op basis van de gevonden informatie blijkt de periode tussen twee sets gemiddeld tien jaar te zijn. Over het algemeen vond men twee sets tussen de set van een vader en de set van zijn zoon. Globaal genomen beslaan de generaties van grootvader, vader en zoon dus zes sets. De namen van de sets worden niet herhaald, er is geen cyclus van namen.

III

De sets hebben geen bestuurlijke, gerechtelijke, of andere specifieke politieke functie. De sets hebben geen duidelijk afgebakende militaire functie, het is geen militaire organisatie. Er wordt gevochten door dorpen en stamdelen, niet door sets. Het is in de zin van sociale relaties (huishoudelijk en verwantschap) en niet in politieke relaties dat gedrag specifiek bepaald wordt door de posities van personen in de age-set structuur. Wanneer een jongen een man wordt, veranderen zijn huishoudelijke taken en privileges drastisch. Zo mag hij bijvoorbeeld niet meer melken. Bij de inwijding ontvangt de jongen een speer en wordt hij een krijger. Hij krijgt ook een os, waarvan hij de naam neemt, en wordt veehoeder. Vanaf dit moment, tot hij een echtgenoot en vader is, zijn zijn voornaamste interesses dansen en dames het hof maken. Er is een groot verschil in gedrag tussen kind-zijn en man-zijn, maar gedrag tussen sets verschilt niet zo, aangezien de mannen in alle sets dezelfde privileges genieten. De sets zijn desondanks gelaagd op grond van leeftijd en de relaties tussen de sets zijn scherp afgebakend (daarover later meer). Het segmentatieprincipe wat de Nuer aanhouden is ook zichtbaar in de age-sets. En ook hier kan men spreken van structurele afstand. Net zoals de afstand tussen politieke segmenten varieert in relatie tot hun posities in de politieke structuur, varieert de afstand tussen age-set segmenten in relatie tot hun posities in de age-set structuur. Er is een groot belangrijk verschil tussen het age-setsysteem en de territoriale en afstammingssystemen. De mensen in een territoriaal segment blijven, over het algemeen, hun hele leven in dezelfde structurele relatie ten opzichte van andere territoriale segmenten. Leden van een bepaalde afstamming hebben een onveranderlijke relatie ten opzichte van andere afstammingen. Age-set groepen, daarentegen, veranderen hun positie in relatie tot het hele systeem. Ze passeren verschillende punten, van relatieve ondergeschiktheid tot anciënniteit (juniority & seniority).

IV

Binnen het age-setsysteem is de positie van elke man gedefinieerd in relatie tot elke andere mannelijke Nuer en zijn status ten opzichte van hen is een van anciënniteit, gelijkheid, of ondergeschiktheid. Bij het beschrijven van deze statussen in termen van gedrag, kan onder andere het volgende opgemerkt worden: een man kan geen seksuele relatie hebben of trouwen met de dochter van een leeftijdsgenoot, want zij is zijn ‘dochter’ en hij is haar ‘vader’; leden van dezelfde age-set zijn geheel gelijkwaardig. Aan formaliteiten wordt geen waarde gehecht tussen leeftijdsgenoten. Ze gaan met elkaar om in werk, oorlog en ontspanning. Er wordt geacht gastvrij naar elkaar te zijn en bezittingen te delen; leden van een set worden geacht respect te tonen naar leden van een oudere set en dit is zichtbaar in discussies, in etiquette, in voedselverdeling, etc. De relaties tussen de sets worden gedefinieerd in het idioom van familierelaties. Oudere sets zijn ‘vaders’ en de vrouwen van hun leden ‘moeders’, jongere sets zijn ‘zonen’ en ‘dochters’, etc. Meer dan wat ook zorgen de inwijdingsrituelen ervoor dat de taal behouden blijft, de Nuercultuur onderscheiden is van andere culturen en geeft het de Nuer dat gevoel van superioriteit over andere volkeren wat zo’n opvallend kenmerk van hun karakter is. Alleen in de zin dat age-sets per stam georganiseerd zijn en in elke stam voorkomen, kan gezegd worden dat er een overeenkomst is tussen het age-setsysteem en het politieke systeem.

V

Hier volgt een korte terugblik op de stof en enkele definities van termen en begrippen.
1. Eerst is beschreven hoe de Nuer hun leven in dienst stellen van hun vee en hoe hun ecologie het nodig maakt dat ze zich verspreiden en van plaats naar plaats verplaatsen. Vervolgens werden concepten als tijd en plaats beschreven, die ook sterk samenhangen met de ecologie en hun manier van leven. Daarna kwamen de territoriale secties aan bod die gezamenlijk een politiek systeem vormen door de waarden die aan die secties verbonden zijn. Daarnaast werd ook besproken hoe de structurele afstand in het afstammingssysteem van de dominante clans, een werking is van structurele afstand in het stamsysteem, maar dat er tussen de age-set structuur en de politieke structuur niet zo’n zelfde onderlinge afhankelijkheid bestaat. 2. Met sociale structuur wordt verwezen naar relaties tussen groepen die een hoge mate van gebondenheid/samenhang en constantie hebben. Die groepen blijven hetzelfde ongeacht hun specifieke inhoud of leden op een bepaald moment. Mannen worden in de groep geboren of komen er later in en verlaten de groep wanneer ze dood gaan. De structuur blijft overeind. In dat opzicht kan een familie dus geen structurele groep zijn want een familie verdwijnt wanneer de leden doodgaan. Dit betekent niet dat families niet belangrijk zijn, want zonder families zouden er geen nieuwe mensen in het segment geboren worden en zou het systeem niet overeind blijven. 3. Structurele relaties zijn relaties tussen groepen die een systeem vormen; een structuur is in dit opzicht een georganiseerde combinatie van groepen. Zoals eerder aangetoond kan een afstamming of age-set alleen gedefinieerd worden in termen van het systeem waar ze toe behoren. 4. Structuur betekent ook relaties tussen groepen personen binnen een systeem van groepen. Met de nadruk op relaties tussen groepen, niet tussen individuen. ‘Groepen’ zijn personen die zichzelf als een afzonderlijke eenheid beschouwen in relatie tot andere eenheden en ook zo gezien worden door leden van die andere eenheid. In deze termen is de familie van een man geen groep, maar een stamsegment, een afstamming, of een age-set wel. 5. De sociale structuur van een volk is een systeem van afzonderlijke maar onderling gerelateerde structuren. In dit boek ging het voornamelijk om de politieke structuur. Als politiek werd hier gezien de relaties tussen territoriale groepen. Het dorp is hierbij de kleinste eenheid (een dorp is een netwerk van kinship-banden, het is geen kinship-groep). Kenmerkend voor de politieke structuur van de Nuer is het ‘segmentatie principe’; de complementaire neiging van samensmelting en splitsing. Politieke afstand wordt veroorzaakt door een aantal zaken, waaronder ecologie (harde omstandigheden), cultuur (hoofdzakelijk interesse in het herderschap) en culturele verschillen met hun buren. Ecologie is ook voornamelijk verantwoordelijk voor de grootte en verspreiding van segmenten. 6. Het gedrag van personen richting elkaar is bepaald door een serie verbindingen; aan de familie, aan de afstamming, clan, age-set, etc. en door kinship-relaties, rituele banden, enzovoorts. Al deze elementen geven een man een domein van sociale contacten. Zijn gebied van werkelijke contacten is beperkt, maar zijn gebied van potentiele contacten is onbeperkt. Er is een verschil tussen het sociale domein van een man en de structurele ruimte, wat de afstand is tussen sociale segmenten (groepen mensen waaruit de eenheden in een systeem bestaan). Een man gedraagt zich niet politiek, maar tussen lokale groepen bestaan relaties van een structurele orde die politiek genoemd kunnen worden. 7. Sociale relaties zijn bepaald door de politieke structuur want het sociale domein van een man is altijd beperkt door de reikwijdte van zijn politieke groep.

 

Bron:

  • Deze boeksamenvatting bij The Nuer: A Description of the Modes of Livelihood and Political Institutions of a Nilotic People is geschreven in 2014

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Society and culture - Theme
Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2563 1