Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

BulletPoints en Begrippenlijst Space Time Crime

Begrippen Hoofdstuk A

Place: Dit kan een huis zijn, een bedrijf of een andere individuele locatie.
Space: Groter dan een place. Dit is bijvoorbeeld een buurt of andere grote terreinen.
Temporal analysis: de bestudering van tijd en criminaliteit.
Moment: bepaalt de tijd dat een delict zich geeft afgespeeld binnen een ruimte—wanneer en waar het delict zich heeft voorgedaan.
Exact time crimes: een delict waarbij het slachtoffer de tijd waarin het gebeurde redelijk precies kan identificeren.
Time span crimes: delicten waarbij de tijd dat het gebeurde langer is en kan niet precies worden aangewezen.
Midpoint analysis: de politie neemt de tijd in het midden van de tijdszone. Dus bij een tijd van 09.00 tot 01.00 is het midpoint 17.00.
Weighted time span method: De tijdszonde wordt door drieën gedeeld en er is dan een 33% kans op ieder deel.
Duration: de duur van een gebeurtenis.
Distance: De afstand. Kan als tijdswaarde fungeren.
Deviantie: gedrag waarbij iemand de algemene geaccepteerde verwachtingen overschrijdt. Ook wel de norm.
Penal codes: Georganiseerde en gedetailleerde wetten van een bepaald rechtsgebied.
Procedural law: wetten waarin staat hoe de actoren van het strafrechtssysteem het materiële recht moeten toepassen.
Substantive law: wetten die definities bevatten over welk gedrag crimineel is en welke straf daarbij hoort. 
The dark firgure of crime: delicten die niet bekend zijn bij de politie, maar die wel voorkomen.
Crime index: Een totaal van alle part I misdrijven(behalve brandstichting). Opgesteld door de FBI.
Hierarchy rule: een regel van de FBI waarbij alleen het zwaarste delict gemeld moest worden.
Summary reporting: Weinig details bij het opnemen van delicten. De data was kort en samengevat.
Incident-based reporting: Het tegenovergestelde van summary reporting. De informatie moet nauwkeurig en gedetailleerd zijn.
Respons rate: het aantal mensen dat de survey voltooit, gebaseerd op het aantal mensen naar wie de survey is gegaan.
Population: de gehele samenleving.
Sample: een deel van de samenleving.
Sampling techniques: technieken bij het kiezen van samples(bijvoorbeeld radom).
Sampling error: het verschil tussen population value en sampling value.
Series victimization: er hebben 6 of meer delicten plaatsgevonden en het slachtoffer kan ze niet meer van elkaar onderscheiden.
Convenience samples: Een grote, niet representatieve groep wordt onderzocht. Deze is vaak gevonden in één locatie. Bijvoorbeeld een klas leerlingen.

Hoofdstuk B

Stigmata: Lijst met uiterlijke kenmerken van Lombroso die konden aanduiden of iemand crimineel was.
Atavist: Iemand die 5 of meer van de stigmata had.
Mechanische samenleving: kleine, geïsoleerde groepen mensen en homogeen van aard. Er is weinig taakverdeling tussen de leden van de groep en iedereen heeft dezelfde religie, waarden en overtuigingen.
Collective consience: de leden van de mechanische samenleving. Ze hebben een collectief geweten en dus dezelfde ideeën over wat goed en kwaad is.
Organische samenleving: duidelijke taakverdeling en mensen delen geen gemeenschappelijke identiteit met hun buren. Over het algemeen grote, moderne en technologisch geavanceerde samenlevingen. Mensen zijn hier afhankelijk van elkaar.
Sociale ecologie: onderzoekt hoe planten en dieren omgaan met elkaar in hun natuurlijk omgeving.
Positivisme: gaat er vanuit dat menselijk gedrag geen vrije keuze is. Acties worden tot op zekere hoogte bepaald door invloeden die buiten onze directe controle liggen.
Functionalisme: een stad wordt gezien als een soort sociaal organisme.
Natuurlijke gebieden: Verschilden wat van het grotere organisme. Deze natuurlijke gebieden kunnen gebaseerd zijn op bijvoorbeeld ras of etniciteit.
Culturele transmissie: doorgeven van normen en waarden aan nieuwe bewoners in een gebied.
Officiële documenten: bijvoorbeeld politiestatistieken of rechtbankgegevens.
Labelling theorie: Een label op een bepaalde groep plakken. Dit zijn vaak vooroordelen.
Ecologische drogredenering: onterechte conclusies trekken over individuen, gebaseerd op de observatie van groepen.
Tautologisch: cirkelredenering.
Relatieve deprivatie: ontevredenheid die wordt veroorzaakt door een relatieve positie ten opzichte van de situatie van een ander. 
Collective efficacy: sociale cohesie onder buren gecombineerd met de bereidheid om in te grijpen namens het algemene welzijn.

Hoofdstuk C

Place: Dit kan een huis zijn, een bedrijf of een andere individuele locatie.
Space: Groter dan een place. Dit is bijvoorbeeld een buurt of andere grote terreinen.
Temporal analysis: de bestudering van tijd en criminaliteit.
Moment: bepaalt de tijd dat een delict zich geeft afgespeeld binnen een ruimte—wanneer en waar het delict zich heeft voorgedaan.
Exact time crimes: een delict waarbij het slachtoffer de tijd waarin het gebeurde redelijk precies kan identificeren.
Time span crimes: delicten waarbij de tijd dat het gebeurde langer is en kan niet precies worden aangewezen.
Midpoint analysis: de politie neemt de tijd in het midden van de tijdszone. Dus bij een tijd van 09.00 tot 01.00 is het midpoint 17.00.
Weighted time span method: De tijdszonde wordt door drieën gedeeld en er is dan een 33% kans op ieder deel.
Duration: de duur van een gebeurtenis.
Distance: De afstand. Kan als tijdswaarde fungeren.
Deviantie: gedrag waarbij iemand de algemene geaccepteerde verwachtingen overschrijdt. Ook wel de norm.
Penal codes: Georganiseerde en gedetailleerde wetten van een bepaald rechtsgebied.
Procedural law: wetten waarin staat hoe de actoren van het strafrechtssysteem het materiële recht moeten toepassen.
Substantive law: wetten die definities bevatten over welk gedrag crimineel is en welke straf daarbij hoort. 
The dark firgure of crime: delicten die niet bekend zijn bij de politie, maar die wel voorkomen.
Crime index: Een totaal van alle part I misdrijven(behalve brandstichting). Opgesteld door de FBI.
Hierarchy rule: een regel van de FBI waarbij alleen het zwaarste delict gemeld moest worden.
Summary reporting: Weinig details bij het opnemen van delicten. De data was kort en samengevat.
Incident-based reporting: Het tegenovergestelde van summary reporting. De informatie moet nauwkeurig en gedetailleerd zijn.
Respons rate: het aantal mensen dat de survey voltooit, gebaseerd op het aantal mensen naar wie de survey is gegaan.
Population: de gehele samenleving.
Sample: een deel van de samenleving.
Sampling techniques: technieken bij het kiezen van samples(bijvoorbeeld radom).
Sampling error: het verschil tussen population value en sampling value.
Series victimization: er hebben 6 of meer delicten plaatsgevonden en het slachtoffer kan ze niet meer van elkaar onderscheiden.
Convenience samples: Een grote, niet representatieve groep wordt onderzocht. Deze is vaak gevonden in één locatie. Bijvoorbeeld een klas leerlingen.

Hoofdstuk D

Spatial radius: een territorium/gebied waarin iemand zich verantwoordelijk en zelfverzekerd voelt.
POP: problem oriented policing. Het oplossen van problemen binnen een gemeenschap is de belangrijkste taak van de politie.
Zero tolerance politie: agressieve wetshandhaving. Agenten letten vooral op de kleinere vergrijpen en bij het betrappen van iemand moet meteen actie worden ondernomen.

Hoofdstuk E

Defensible space: theorie van Newman. Het ontwerp van de omgeweving moet veranderen om te zorgen voor meer toezicht en sociale controle. Het heeft 4 elementen: Territorialiteit, Natuurlijk toezicht, Beeld en Omgeving.
Access control: (hoort bij CPTED) de mogelijkheden voor een gemotiveerde dader om in contact te komen met een potentieel doel verminderen. Dit valt in 3 categorieën: georganiseerd, mechanisch en natuurlijk.

Surveillance: een plek moet zo ontworpen worden dat de potentiële daders snel opgemerkt kunnen worden.
Territorial reinforcement: In hoeverre mensen het gevoel hebben dat de plek ook daadwerkelijk van hun is en er dus alles aan doen het te beschermen.
Situational crime prevention: het verminderen van de mogelijkheid tot criminaliteit door a)moeite voor de overtreder te vergroten, b)de pakkans te vergroten en c) verminderen van de mogelijke beloning(volgens Ronald Clarke).
VIVA: Value, Intertia, Visibility en Acces.
Prompts: signalen in een omgeving die crimineel gedrag ontlokken, bijvoorbeeld een open deur.
Pressures: situaties die sociale druk op iemand zetten  om criminaliteit te plegen. Bijvoorbeeld groepsdruk van vrienden.
Permissibility: aantal factoren altijd minimaliseren. Situaties die ervoor zorgen dat iemand zijn moraal verlaagd en daardoor makkelijker meedoet aan criminaliteit verminderen.
Provocations: negatieve, emotionele opwinding kan er voor zorgen dat mensen criminaliteit plegen, bijvoorbeeld woede en frustratie.
Displacement: kritiek op CPTED, defensible space en situational crime prevention. Zegt dat die theorieën niet zorgen voor vermindering van criminaliteit, maar alleen voor een verplaatsing.

Hoofdstuk F

Kwalitatieve data: niet-numerieke informatie. Omvat dingen als systematische observatie.
Kwantitatieve data: komt veel rekenwerk bij kijken. Er wordt hier dus wel gebruik gemaakt van getallen.
Administratieve misdaadanalyse: verstrekken van criminele gegevens aan beheerders, gemeenten en burgers. Bijvoorbeeld maken van rapporten waarin de haalbaarheid en impact van een idee uiteen worden gezet.
Criminele onderzoeksanalyse: houdt zich vooral bezig met onderzoeken van seriemoordenaars en wordt ook wel ‘Profiling’ genoemd.
Tactische misdaadanalyse: houdt zich vooral bezig met onmiddellijke zorgen. Calls for service, interviewverslagen en andere informatie die helpt bij identificatie van een delict wordt onderzocht.
Crime pattern: optreden van soortgelijke delicten in een bepaald gebied.
Crime series: een crime pattern waarin aanwijzingen zijn dat de delicten door dezelfde persoon(personen) wordt gepleegd).
Strategische misdaadanalyse: meer gericht op criminaliteit op de lange termijn.

Hoofdstuk G

Descriptive mapping: het gebruik van de zogenaamde ‘pin maps’. Hierbij wordt geprobeerd patronen te herkennen.
Repeat adress mapping: alleen adressen die voldoen aan vooraf ingestelde criteria(ook wel minimun plot density) worden weegegeven op de kaart.
Kernel smoothing: individuele data punten van misdaadlocaties worden gladgestreken om een afbeelding te laten zien die de gebieden met de hoogste dichtheid of concentratie van criminaliteit laat zien.
Standard deviation ellipses: een computerprogramma genaamd STAC(Spatial and Temporal Analysis of Crime) is beschikbaar voor wetshandhavinginstanties. Dit programma analyseert automatisch individueel gecodeerde adressen. De locatie en grootte van de hot spot wordt duidelijk door een ellips dat om de gebieden met het hoogste niveau van criminaliteit heen wordt getekend.
Crime locations: de meeste literatuur duidt criminele locaties aan als één plek, maar dit is vaak niet het geval. Sommige misdaden hebben meerdere locaties die in ogenschouw moeten worden gehouden(bijvoorbeeld bij een moord. Waar het lijk is gevonden, waar de moord is gepleegd, etc).
Target backcloth: is gebaseerd op de ruimtelijke kansen die worden gevormd door de  tijdelijke en geografische spreiding van geschikte criminele doelen. Het moge duidelijk zijn dat een geschikt doel verschilt per crimineel.
Offender hunting: dit bestaat uit de zoektocht naar een slachtoffer(of doel) en de methode van aanvallen. Volgens Rossmo zijn er vier verschillende methoden om te zoeken naar een slachtoffer(of doel):
- Hunters: overtreders die erop uit gaan, vanuit hun huis, op zoek naar hun slachtoffer(of doel).
- Poachers: trekken er ook op uit, maar in dit geval begint de overtreder vanuit een andere locatie dan zijn/haar huis en reist naar een andere stad opzoek naar een slachtoffer(of doel).
- Trollers: vinden hun slachtoffer(of doel) per ongeluk, terwijl ze zich bewegen binnen de activiteiten van de dag.
-Trappers: Overtreders die zich een specifieke rol of bezigheid aanmeten, waardoor ze de mogelijkheid om slachtoffers(of doelen) tegen te komen vergroten.
Dan zijn er nog 3 manieren waarop een overtreder achter zijn slachtoffer aan kan gaan:
- Raptors: Vallen bijna meteen hun slachtoffer aan als ze hen tegenkomen.
- Stalkers: volgen hun slachtoffers, wachtend op een mogelijkheid om aan te vallen.
- Ambushers: de overtreders die hun slachtoffers aanvallen die ze hebben meegelokt naar een bepaalde locatie.
Constraints: beperkt iemands mogelijkheden tot het reizen naar gebeurtenissen en meedoen aan activiteiten (bijvoorbeeld als iemand geen toegang heeft tot transport of als iemand verplichtingen heeft als school en werk).
Temporal constraints: alle verschillende constraints samen.
Fixed activiteiten: kunnen niet makkelijk worden herschikt. Je moet daar nou eenmaal op een bepaald tijdstip zijn, want anders volgen en consequenties.
Flexible activiteiten: zijn nou wel makkelijk te verplaatsen gedurende de dag of de week.
Space-time path: de beweging van een individu door de tijd en plaats gedurende de dag. De paden vertellen ons over de activiteiten die een individu doet en ook de fixed activiteiten die de ankerpunten zijn van iemand leven.
Space-time prism: is een uitbreiding van een space-time path. De prism geeft ons de mogelijkheid om een kaart te creëren over een individu en zijn mogelijkheden om tot bepaalde locaties te komen. Het laat de fixed activiteiten zien. Hierdoor kan men erachter komen waar iemand kan zijn, gebaseerd op waar iemand zou moeten zijn
Zero tolerance policing: Dit is een agressieve vorm van wetshandhaving dat de ‘broken windows’ filosofie benadrukt.
 

Hoofdstuk H

Radical criminology: hangen het idee aan dat ongelijkheid in macht de basis is van het criminaliteitsprobleem in de Verenigde Staten.
Conflict criminology: begint met de veronderstelling dat de samenleving bestaat uit een aantal verschillende groepen die allemaal strijden om controle en macht. Deze groepen hebben verschillende ideeën over wat goed en slecht is en hebben verschillende normen en waarden. De groep die de macht heeft is in staat om de acties van de staat de controleren.
Bougeoisie: eigenaars van de productiewijzen, zoals fabrieken en bedrijven.
Proletariaat: groep met groot aantal onderdrukte arbeiders.
Gestructureerde keuzes: de omstandigheden van individuen kunnen het beste worden begrepen wanneer men bedenkt hoe vaak betekenisvolle keuzes en kansen ook daadwerkelijk beschikbaar zijn voor die persoon.
Spatial/territiorial displacement: Criminelen kunnen van de ene plek naar de andere bewegen.
Temporal displacement: criminelen kunnen andere tijden kiezen.
Tactical displacement: criminelen kunnen hun methoden wijzigen.
Diffusion of benefits: verspreiding van voordelen.

BulletPoints Hoofdstuk 1

Het werk van Quetelet was erg invloedrijk, maar toch verminderde de interesse in de geografische kenmerken van criminaliteit. Dit had twee redenen:

  • De eerste reden is dat het zonder het gebruik van rekenmachines en statistische programma’s, erg moeilijk is om kaarten en betekenisvolle vergelijkingen te maken tussen criminele data en andere gegevens;

  • De tweede reden is dat de beschikbaarheid van data voornamelijk in de Verenigde Staten een probleem is. Veel landen (Frankrijk in het bijzonder) hadden een redelijk modern en nationaal niveau van gegevens beschikbaar voor analyse, maar dit was niet in alle landen het geval.

In deze tekst worden een aantal verschillende termen gebruikt voor de definitie van het woord ruimte. Deze woorden zijn:

  • locatie;

  • plaats;

  • adres;

  • buurt

  • politiezones.

Er zijn verschillende manieren om met time span crimes om te gaan. Deze manieren zijn:

  • het gebruik maken van de midpoint analysis;

  • het gebruik maken van de weighted time span method;

  • het kijken naar de duration;

  • het kijken naar de distance.

Het uitvoeren van surveys kent de volgende nadelen:

  • Er moet bedacht worden op welke manier dit onderzoek gedaan wordt. Dit kan via de mail, via de telefoon of face to face. De keuze die gemaakt wordt hangt vaak af van het budget. Over het algemeen zijn surveys over de telefoon goedkoper dan surveys die face to face dienen te worden uitgevoerd. Er staat wel weer tegenover dat de response rate bij telefoon surveys een stuk kleiner is. Respons rate is het aantal mensen dat de survey voltooit. Dit is gebaseerd op het aantal mensen naar wie de survey is gegaan.

  • Je moet gaan bedenken wie je gaat onderzoeken. Ga je de survey geven aan iedere inwoner van een bepaalde gemeenschap (ook wel population genoemd) of selecteer je maar een deel van de bevolking (een sample)? Als men kiest voor een deel van de bevolking, dan zijn er een aantal sampling techniques die men kan gebruiken. Je kan random mensen gaan kiezen of je gaat ergens staan en laat voorbijgangers de survey invullen.

Bij zelfrapportage van surveys zijn er de volgende nadelen:

  • De onderzoeker verzint zelf de vragen die gesteld gaan worden. Hierdoor kun je moeilijk de ene survey vergelijken met de andere.

  • Daarnaast plegen de meeste mensen geen ernstige misdrijven. Hierdoor focussen zelfrapportage surveys vooral op de minder ernstige delicten.

  • Ten slotte is er het probleem van convenience samples. Er wordt een grote, niet representatieve groep mensen onderzocht die vaak worden gevonden op een bepaalde locatie. Het kan bijvoorbeeld gaan om leerlingen van een middelbare school.

Hoofdstuk 2

De stigmata van Lombroso waren kenmerken die ervoor zorgde dat een primitief mens makkelijk kon worden herkend. Deze stigmata konden zijn:

  • te grote of kleine oren;

  • abnormale tanden;

  • extra vingers of tenen;

  • te veel haar;

  • rimpels;

  • te lange handen.

 

Durkheim geloofde dat samenlevingen die een hoog niveau van anomie ervaarden een grotere kans hadden op een verhoogd niveau van:

  • criminaliteit;

  • wanorde;

  • zelfmoord;

  • andere sociale problemen.

Er zijn twee manieren waarop we Park's ideeën benaderen:

  • positivisme;

  • functionalisme.

 

Burgess kwam met het idee dat de stad Chicago groeide en uitbreidde door middel van cirkels die vanaf het zakelijke centrum naar buiten toe bewogen. Elke cirkel of zone had bepaalde eigenschappen waardoor hij zich afscheidde van de andere zones. Deze zones zijn:

  • in zone I domineren bedrijven en fabrieken deze zone;

  • in zone II was dit gebied vooral in transitie. Dit betekent dat de uitbreidende fabrieken en bedrijven deze zone vaak binnen vielen en dit gebied domineerden. Veel onroerend goed bezitters kochten huizen binnen zone II en hierdoor waren de meeste mensen die in dit gebied leefden huurders;

  • zone III werd door Burgess de zone of the Workingsmen’s Homes genoemd;

  • zone IV werd ook wel de residential zone genoemd. In deze zone waren er eengezinswoningen en appartementen van goede kwaliteit te vinden;

  • zone V werd ook wel de woon-werkverkeer zone genoemd. Dit was een buitenwijk. Hier woonde de midden- en hogere klasse.

 

De kritiek op het werk van Shaw en McKay komt uit de volgende hoeken;

  • de labelling theorie;

  • de ecologische drogredenering;

  • de tautologie.

 

In onze samenleving is ras verbonden met de volgende factoren:

  • inkomen;

  • werkeloosheid;

  • scheiding;

  • andere factoren.

 

Hoofdstuk 3

 

Straffen moesten volgens Beccaria aan de volgende eisen voldoen:

  • snel;

  • zeker;

  • proportioneel.

 

De keuzes die een individueel maakt op grond van de rationele keuzetheorie worden beïnvloed door een aantal factoren:

  • de achtergrond factoren: het karakter van de potentiele dader;

  • eerdere ervaringen: eerdere delicten en ervaringen met de politie beïnvloeden hun houding ten opzichte van criminaliteit;

  • evaluatie van algemene behoeften: bijvoorbeeld geld en materiële goederen, maar ook de status binnen een groep of gewoon voor de kick;

  • het evalueren van oplossingen: het afwegen van de risico’s en de straf versus de baten;

  • de waargenomen oplossingen: de opties moeten worden overwogen;

  • de kans op een gebeurtenis:

  • gereedheid: in dit stadium maakt iemand een keuze, waarin hij/zij erkent dat hij/zij klaar is om een delict te plegen.

  • het besluit ofwel het tweede beslissingspunt: wanneer zal er een misdaad worden gepleegd.

 

De sociale band bestaat uit vier elementen:

  • attachement: de banden die iemand heeft met andere mensen;

  • commitment: de betrokkenheid van iemand in de samenleving;

  • involvement: De tijd die iemand besteed aan bepaalde activiteiten. Bijvoorbeeld lid zijn van een sportclub, muziekles, etc. waardoor je geen tijd meer hebt voor criminaliteit;

  • beliefs: of iemand gelooft dat de regels, normen en waarden binnen een samenleving goed zijn en dat ze gevolgd moeten worden.

 

De Crime Pattern theorie heeft een aantal begrippen:

  • action space: Potentiele overtreders leven hun dagelijkse leven, ze reizen door de stad of het dorp waar ze wonen en voeren zowel legale als illegale activiteiten uit;

  • nodes: de plekken waar mensen vanaf of naartoe reizen;

  • awareness space: de beweging tussen deze verschillende nodes. Dit zijn de delen van de stad waar iemand wat informatie over heeft;

  • paths: de verschillende paden die men neemt. Van huis naar werk of van school naar huis, enzovoort;

  • cognitieve kaart: mensen hebben een kaart in hun hoofd, gebaseerd op de bewegingen tussen paden, nodes, etc;

  • edges: een scherpe, visuele onderbreking van verschillende vormen van landgebruik. Een edge is bijvoorbeeld een straat die de ene buurt scheidt van de ander.

 

Er is een onderscheid te maken tussen bepaalde soorten crimes. Deze crimes zijn:

  • expressive (of affective) crimes;

  • instrumental crimes.

 

Hoofdstuk 4

 

De filosofie van de Chicago Area Project (CAP) heeft de volgende uitgangspunten:

  • positieve volwassen rolmodellen in contact brengen met jeugddelinquenten;

  • het geven van middelen aan bewoners die helpen bij het opvoeden van kinderen en voorkomen van jeugddelinquentie;

  • het aanmoedigen van communicatie tussen lokale bewoners.

 

De acht kernideeën uit Wilson en Kelling’s Broken Windows zijn:

  • dat wanorde en angst voor criminaliteit zijn sterk verbonden;

  • politieagenten onderhandelen over de regels van de straat. ‘Street people’ zijn betrokken bij deze onderhandelingen;

  • verschillende buurten hebben verschillende regels;

  • een niet aangepakte verstoring leidt tot afbrokkeling van controle binnen een gemeenschap;

  • gebieden waar de controle afneemt zijn kwetsbaar voor een criminele invasie;

  • de rol van de politie in het behouden van de orde is dat ze de informele controle proberen te versterken;

  • problemen komen niet echt van individuen die de orde verstoren, maar meer van het samenspannen van grote groepen mensen die de orde verstoren;

  • verschillende buurten hebben verschillende capaciteiten om wanorde op te lossen.

 

Onder fysieke wanorde wordt verstaan:

  • vandalisme;

  • graffiti;

  • troep op straat;

  • dichtgetimmerde huizen en bedrijven;

  • gestripte of verlaten auto’s.

 

Programma’s hebben diverse invalshoeken om een gemeenschap op te bouwen, maar de verschillende programma’s hebben toch een aantal dingen met elkaar gemeen. Het gaat om de volgende punten:

  • de buurtcohesie verbeteren;

  • de informele sociale controle verhogen;

  • de orde herstellen door zichtbare wanordelijkheden te verminderen;

  • de angst voor criminaliteit verminderen;

  • de kwaliteit van leven voor buurtbewoners verbeteren.

 

Om criminaliteit en wanorde te verminderen hebben Sampson en zijn collega’s een aantal beleidslijnen ontworpen, zodat de bewoners van een buurt zelf de controle over hun buurt krijgen. Onder hun aanbevelingen zijn onder andere opgenomen:

  • een beleid waarmee lage inkomens hun eigen woningen kunnen kopen of het management van hun gebouw over kunnen nemen om de omzet te verminderen die verdiend wordt aan de woningen;

  • het gebruik van woningvouchers en andere programma’s die ontworpen zijn om huisvesting van bewoners door de stad te verspreiden in plaats van alle kansarmen op één plaats te vestigen;

  • het niveau van diensten verhogen voor de stadsbewoners.

 

Hoofdstuk 5

 

De theorie van Newman wordt de defensible space theorie genoemd en bestaat uit de vorige vier elementen:

  • Territorialiteit: plekken moeten een gevoel van territorialiteit opwekken, waardoor bewoners er meer aan zullen doen het te beschermen.

  • Natuurlijk toezicht: een gebouw waarbij alles goed in de gaten gehouden kan worden zal de gevoelens van angst doen verminderen.

  • Beeld: de uitstraling van een gebouw. Een gebouw met een slechte uitstraling zal er voor zorgen dat de bewoners sneller slachtoffer worden van criminaliteit.

  • Omgeving: de plaats waar een gebouw staat.

 

Voorbeelden van indirecte measures zijn:

  • gevangenisstraffen;

  • rechtszaken;

  • arrestaties.

 

Volgens Crowe zijn er drie strategieën die verbonden zijn aan CPTED:

  • access control;

  • surveillance;

  • territiorial reinforcement.

 

Hoe hangen mogelijkheid en criminaliteit samen? Dit kan op de volgende manieren:

  • mogelijkheden spelen een rol bij het veroorzaken van criminaliteit;

  • misdaadmogelijkheden zijn erg specifiek. Bijvoorbeeld inbraak. Deze vorm van criminaliteit kan niet zomaar op ieder moment worden uitgevoerd;

  • misdaadmogelijkheden verschillen in tijd en plaats. Bepaalde tijden en locaties zijn gevaarlijker dan anderen;

  • misdaadmogelijkheden zijn afhankelijk van de dagelijkse bewegingen van mensen;

  • de ene misdaad creëert een mogelijkheid voor een andere misdaad;

  • sommige producten zijn verleidelijkere mogelijkheden dan andere. Dit heeft te maken met VIVA (Value, Inertia, Visibility en Acces);

  • sociale en technologische veranderingen zorgen voor meer mogelijkheden.

 

Wortley kwam met vier elementen die ervoor zorgen dat mensen misdaden plegen ondanks dat ze er geen motivatie voor hebben. Deze vier elementen zijn:

  • prompts;

  • pressures;

  • permissibility;

  • provocations.

 

De kritiek van verplaatsing van criminaliteit heeft zes mogelijke vormen. Deze mogelijke vormen zijn:

  • tijdelijk;

  • doel;

  • ruimte;

  • dader;

  • tactisch;

  • doel delict.

 

Hoofdstuk 6

 

Er zijn diverse manieren om criminaliteit te analyseren. Deze manieren zijn:

  • administratieve misdaadanalyse;

  • criminele onderzoeksanalyse;

  • tactische misdaadanalyse;

  • strategische misdaadanalyse.

 

Brantingham en Brantingham hanteren drie belangrijke begrippen. Deze begrippen zijn:

  • hot spots;

  • hot routes;

  • burning times.

 

Er zijn drie verschillende soorten hot spots. Deze hot spots zijn:

  • crime generators;

  • crime attractors;

  • crime enablers.

Er zijn verschillende manieren waarop een hot spot herkend kan worden. Deze manieren vallen in drie categorieën:

  • global statistical tests: zoals standaard deviatie van afstand en algemene testen voor clustering (Moran’s I en Geary’s C statistic);

  • hot spot mapping technieken: zoals bijvoorbeeld verschillende vormen van mapping (point mapping, quadrat mapping);

  • local indicators of spatial association statistics: Gi en Gi* statistieken.

 

Er zijn diverse vormen die een hot spot kan aannemen. Deze vormen zijn:

  • dispersed: criminele activiteiten zijn verspreid binnen een hot spot;

  • clustered: één of een paar plekken die verantwoordelijk zijn voor het
    meerendeel van de criminaliteit;

  • hotpoint: één locatie die leidt tot de hot spot.

 

Het SARA-model wordt het meest gebruikt bij het oplossen van problemen. Dit is een vierstappen model waarin Scanning, Analysis, Response en Assesment centraal staan. Het gaat hierbij dus om de volgende punten:

  • scanning: het probleem wordt geïdentificeerd door de beschikbare informatie te beoordelen. Data van verschillende bronnen wordt onderzocht.

  • analysis: de zorgvuldige afweging van een aantal informatiebronnen om antwoord te krijgen op de vragen wat, waar, wanneer, hoe en waarom het probleem is ontstaan. Deze fase kan problemen opleveren, doordat het personeel denkt al zeker te weten wat de oorzaak van het probleem is. Hierdoor denken ze dat deze fase een tijdsverspilling is.

  • response: hierbij werft de politie de inbreng van lokale bewoners, bedrijfseigenaren, scholen, etc. Op deze manier proberen ze een oplossing voor het probleem te creëren.

  • assessment: de evaluatie van de effectiviteit van de gekozen methode.

 

 

Hoofdstuk 7

 

Rossmo betoogt dat er drie overwegingen zijn waar rekening mee moet worden gehouden. Deze drie overwegingen zijn:

  • crime locations: in de meeste literatuur worden criminele locaties aangeduid als één plek, maar dit is vaak niet het geval. Sommige misdaden hebben meerdere locaties die in ogenschouw moeten worden gehouden(bijvoorbeeld bij een moord. Waar het lijk is gevonden, waar de moord is gepleegd, etc);

  • target backcloth: dit is gebaseerd op de ruimtelijke kansen die worden gevormd door de tijdelijke en geografische spreiding van geschikte criminele doelen. Het is duidelijk dat een geschikt doel verschilt per crimineel;

  • offender hunting: dit bestaat uit de zoektocht naar een slachtoffer(of doel) en de methode van aanvallen.

 

Volgens Rossmo zijn er vier verschillende methoden om te zoeken naar een slachtoffer of een doel:

  • hunters: deze overtreders trekken eropuit vanaf hun huis om hun slachtoffer of doel te vinden;

  • poachers: deze overtreders trekken er ook op uit, maar dan vanaf een andere locatie;

  • trollers: deze overtreders vinden hun slachtoffer of doel eigenlijk per toeval, terwijl zij bezig zijn met hun dagelijkse activiteiten;

  • trappers: dit zijn overtreders die zich een specifieke rol of bezigheid aanmeten, waardoor ze de mogelijkheid om slachtoffers(of doelen) tegen te komen vergroten.

 

Verder zijn er nog drie manieren waarop een overtreder achter zijn slachtoffer aan kan gaan:

  • raptors: dit zijn overtreders die meteen achter hun slachtoffer aanvallen;

  • stalkers: dit zijn overtreders die hun slachtoffer achtervolgen en eventueel loeren op een mogelijkheid om hun slachtoffer aan te vallen;

  • ambushers: dit zijn overtreders die hun slachtoffer eerst meelokken naar een bepaalde locatie en wanneer het slachtoffer op de locatie is gearriveerd, dan vallen ze het slachtoffer aan.

 

De beginselen van het COMPSTAT model zijn:

  • specifieke doelstellingen;

  • tijdige en nauwkeurige intelligentie;

  • effectieve strategieën en tactieken;

  • snelle inzet van personeel en middelen;

  • meedogenloze opvolging en evaluatie.

 

Het COMPSTAT model verschilt erg van community policing. Een aantal verschillen zijn:

  • Het doel van community policing is erg breed. Er wordt van de politie verwacht dat ze zich bezighouden met de verschillende belangen binnen een gemeenschap. Het doel van COMPSTAT is meer gefocust. Het belangrijkste doel is verminderen van criminaliteit, vooral ernstige misdrijven;

  • Community policing focust zich op de betrokkenheid van de lagere patrouille officieren en sergeanten om lokale problemen op de lossen. COMPSTAT daarentegen is meer een top-down organisatie. De verantwoordelijkheid ligt bij het commando personeel en analisten om problemen op te lossen;

  • Bij COMPSTAT worden strategieën beoordeel en bekritiseerd op vergaderingen die regelmatig plaatsvinden. Bij community policing strategieën wordt er gekeken naar verschillende indicatoren om het succes of falen te evalueren.

 

Hoofdstuk 8

Volgens Jeff Ferrell zijn openbare ruimten een slagveld voor de minder machtige groepen. Volgens Ferrell moeten de volgende groepen dan goed in de gaten worden gehouden:

  • etnische minderheden;

  • kansarmen;

  • andere groepen die een bedreiging vormen voor de veiligheid.

De marxistische criminologie valt als volgt samen te vatten:

  • Marx beargumenteerde dat macht geconcentreerd was en lag bij een relatief kleine groep elite die zowel de sociale en economische macht hadden;

  • deze elite had zich gevormd door de werking van het competitieve kapitalistische systeem;

  • de sterkste overleven alleen in dit systeem;

  • de bourgeoisie (de eigenaren van fabrieken en bedrijven) werden steeds kleiner en minder succesvolle bedrijven gingen failliet;

  • hierdoor ontstond een proletariaat (groot aantal onderdrukte arbeiders);

  • het uiteindelijke gevolg was dat de bourgeoisie een monopolie in handen kreeg, waardoor de kapitalisten de macht kreeg.

Er worden twee soorten theorieën onderscheiden binnen de radicale criminologie. Deze theorieën zijn:

  • de conflict theorie;

  • de Marxistische theorie.

Criminelen kunnen:

  • zichzelf van de ene plek naar de andere plek verplaatsen (spatial/territorial displacement);

  • andere tijden kiezen (temporal displacement);

  • een kwetsbaarder slachtoffer kiezen (target displacement);

  • hun methoden wijzigen (tactical displacement); of

  • andere vormen van criminaliteit gaan plegen.

Om er voor te zorgen dat iedereen evenveel bescherming tegen criminaliteit krijgt hebben Felson en Clarke de volgende principes opgesteld die als leidraad moeten dienen binnen de politie:

  • situationele preventie mag niet dienen als middel voor een deel van de gemeenschap waarmee het risico op misdaad verplaatst wordt naar een ander deel;

  • situationele preventie moet niet maar één sociale klasse dienen, noch mogen de kosten worden gedragen door een andere sociale klasse;

  • situationele preventie moet zorgen voor aandacht voor slachtofferrisico’s van minderheden en voor de machteloosheid van delen van de samenleving.

De blootstelling van gevaren van het milieu kunnen bestaan uit de volgende gevaren:

  • gevaarlijke chemische stoffen;

  • het dumpen van giftig afval;

  • loodvergiftiging.

Over deze samenvatting

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Image

Check summaries and supporting content in teasers:
Samenvatting bij Space, Time, and Crime - Hart & Lersch - 3e druk
Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1676