Law and public administration - Theme
- 12759 reads
Internationaal publiekrecht (formeel) is het gebied dat toeziet op de internationale publiekrechtelijke positie van staten, organisaties van staten, internationale ondernemingen, volken en mensen.
Internationaal publiekrecht (functioneel) heeft de functie van het scheppen van orde en rechtszekerheid in internationale betrekkingen en het behartigen van internationaal overeengekomen doelstellingen. Dit is een meer dynamische instelling.
Intergouvernementele organisaties bestendigen de rechtsorde. Oftewel het door staten in een geordende en geïnstitutionaliseerde rechtsverhouding treden is een van de kerntaken van intergouvernementele organisaties.
Supranationale organisaties; het overdragen van bepaalde bevoegdheden door staten aan een Statenorganisatie. Een staat kan hier tegen zijn wil gebonden worden door een meerderheidsbeslissing, een deel van de soevereiniteit wordt hierdoor dus ingeleverd.
Ius gentium, oftewel het recht van volken
Horizontale ontwikkeling in de internationaal publiekrechtelijke rechtsverhouding tussen staten onderling het groeien van het aantal staten door onder andere de dekolonisatie.
Verticale ontwikkeling in de internationaal publiekrechtelijke rechtsverhouding tussen staten onderling het ontstaan van steeds meer partijen in het internationaal publiekrecht, zoals internationale organisaties en volken.
De wetten en gebruiken van de oorlog zijn geldende normen ten aanzien van gevechtshandelingen. Dit staat bekend als 'Haags' recht.
Humanitair recht zijn geldende normen voor bezet gebied. Dit staat bekend als 'Geneefs' recht.
Neutraliteitsrecht zijn de rechten en plichten tussen de partijen die oorlog voeren en de neutralen.
Godsdienstvrede van Augsburg (1555) ging uit van cuius regio, eius religio. Godsdienstoorlog binnen een staat voorkomen door een religie in de staat aan te houden.
Vrede van Westfalen (1648) ging uit van cuius regio, eius natio. In de internationale politiek hield met religie op de achtergrond, zodat dit het nationale van de staat ten goede kwam. Een territorium had bovendien slechts een soeverein in plaats van concurrerende soevereine vorsten. Bovendien was vanaf dat moment het enige erkende gezag door de soeverein dat van God.
Volgens moesten Francesco di Vitoria soevereine staten het volkenrecht eerbiedigen, het was immers natuurrecht. Iets wat zelfs gold voor barbaarse landen.
Hugo de Groot vond dat natuurrecht het recht is om handel te drijven en zeeën te bevaren. Worden deze rechten beperkt dan mogen zij met geweld afgedwongen worden.
Emeric de Vattel hield het positief recht aan, het natuurrecht was volgens hem niet meer dan een stel fraaie normen zonder echte werking.
Vrede van Parijs (1856): Het Islamitische Ottomaanse Rijk werd toegelaten om mee te doen in het “concert van Europa.” Het werd niet langer aangeduid als de kring van Christelijke naties, maar als die van de Beschaafde naties.
Handvest van de Verenigde Naties(1945): men sprak voortaan van vredelievende staten.
Have's zijn welvarende staten die de situatie wel best vinden zoals die is. Zij beroepen zich op het positieve recht.
Have not's zijn ontwikkelende, arme, staten die juist verandering willen. Zij beroepen zich regelmatig op het natuurrecht.
De Nieuwe Internationale Economische Orde is een orde gecreëerd om tegemoet te komen aan de economisch zwakkeren.
Responsibility to protect houdt in dat een interventie in een staat die haar onderdanen niet kan of wil beschermen mogelijk (of zelfs wenselijk) moet zijn.
Verticale structuur, kenmerkend voor het nationale recht.
Horizontale structuur, kenmerkend voor het internationale recht.
Soft law bestaat uit niet bindende regels die echter uit kunnen groeien tot zeer gezaghebbende regels.
Advisory opinion is een manier voor het Internationaal Gerechtshof om op verzoek van bevoegde organen een interpretatie te geven van het volkenrecht. Dit advies is voor staten niet bindend. Wanneer staten echter in een kwestie de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof accepteren, dan is het wel bindend. Het afdwingen van de uitspraken van het hof is echter problematisch.
Zelfverdediging is een van de uitzondering op het geweldsverbod, op basis van art. 51 VN handvest. Dit is het geval indien de staat in kwestie geen andere mogelijkheid heeft om de aanval te stoppen.
Collectieve actie is de tweede uitzondering op het geweldverbod. Dit gebeurd onder leiding van de Veiligheidsraad op basis van art. 39 VN Handvest. Alle permanente leden van de Veiligheidsraad moeten ermee instemmen.
Transformatie houdt in dat het internationale publiekrecht in de nationale rechtsorde verwerken.
Rechtstreekse gelding van een verdrag wil zeggen datstaten direcht de gelding van internationale publiekrechtelijke normen voor burgers erkennen. Dit kan het geval zijn wanneer burgers direct gebonden zijn aan regels van internationaal recht, zonder dat er sprake hoeft te zijn van transformatie.
Prejudiciële vraag een nationale rechter die het Hof van Justitie van de EU om advies vraagt omtrent de interpretatie van een verdragsbepaling. Voor Hoven en lagere rechters is dit een mogelijkheid, de Hoge Raad is dit verplicht.
Verdragen zijn regels waaraan staten zich vrijwillig verbinden en waartoe zij slechts gebonden zijn ten opzichte van andere verdragspartijen. Zij kunnen bilateraal, regionaal en multilateraal zijn.
Er zijn drie typen verdragen:
Traites-lois verdragen is een vorm waarbij veel partijen betrokken zijn en die soort van de functie van wereldwetgeving vervullen. Bij de VN (waarvan bijna alle staten lid zijn) betekent dit dat de meerderheid van de staten zorgt dat ook de minderheid zich aan de verdragsregels houdt.
Traites-contracts verdragenkunnen in functie vergeleken worden met nationale overeenkomsten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het leveren van wapens.
Ten derde kunnen we traites-constitutions onderscheiden: dit is een vorm van verdragen waarbij voorzien wordt in het oprichten van internationale organisaties
Pacta sunt servanda zegt: een aangegane verplichting dient men na te komen. Dit is een van de belangrijkste uitgangspunten in het internationaal publiekrecht.
Internationaal gewoonterecht wordt vastgesteld aan de hand van twee factoren. Namelijk de statenpraktijk (usus) en de opinio juris. Dit laatste is de overtuiging van staten dat de statenpraktijk is hoe zij dient te zijn. De statenpraktijk dient uniform en constant te zijn, Er is meer voor nodig dan enkele tegenstrijdige handelingen om die statenpraktijk onderuit te halen.
Algemene rechtsbeginselen zijn rechtsnormen waar de rechtsorde normaal gesproken van uit gaat; rechtstitels laten zich hiertoe herleiden. Denk aan goede trouw en redelijkheid en billijkheid.
Rechterlijke uitspraken (art. 38 IGH); andere rechters zullen doorgaans zorgen voor gelijkluidende uitspraken.
Doctrine is de leerstelling van de meest bevoegde schrijvers. Denk hierbij aan de International Law Commission.
Rechtssubjectiviteit/rechtspersoonlijkheid is een entiteit is drager van rechten, plichten en bevoegdheden door het internationale recht. Niet alle subjecten hebben dezelfde rechten, plichten en bevoegdheden.
Bij afgeleide rechtssubjectiviteit is de rechtssubjectiviteit in het geval van internationale organisaties door Staten toegekend, en in het geval van volken en natuurlijke personen door Staten erkend.
Een staat moet voldoen aan de volgende criteria: Een grondgebied, een bevolking, een regering met effectief gezag en de mogelijkheid om internationale betrekkingen aan te gaan met andere staten.
Internationale organisaties bezitten afgeleide rechtssubjectiviteit. Zij vallen op te delen in algemeen politieke organisaties met een algemene taak, en functionele organisaties met een specifieke taak.
Volken bezitten afgeleide rechtssubjectiviteit. Zij hebben zowel rechten die gerespecteerd dienen te worden door de staat, als rechten waar zij aanspraak op kunnen maken. Denk aan het recht op zelfbeschikking.
Natuurlijke personen bezitten een afgeleide rechtssubjectiviteit. Zij bezitten rechten en plichten onder het internationaal publiekrecht.
Internationale rechtspersonen, er bestaan aanwijzingen waaruit functionele rechtspersoonlijkheid blijkt. Ook hebben zij steeds meer verplichtingen.
Hoewel staten in beginsel nog steeds de belangrijkste entiteiten in het internationale publiekrecht zijn, zijn zij niet langer de enigen. Internationale organisaties, internationale ondernemingen en andere entiteiten hebben een grotere rol in het internationale publiekrecht onder andere als rechtscheppende en –handhavende entiteiten.
Of de mensheid een rechtssubject is, is nog steeds niet zeker.
Soevereine staten nemen nog steeds de meest belangrijke rol in bij het internationaal publiekrecht.
Soevereiniteit houdt vooral intern in dat de overheid van de staat het hoogste gezag voert over zijn eigen onderdanen en de activiteiten die plaatsvinden op zijn grondgebied en rechtsmacht.
Kenmerken van een interne soevereiniteit zijn:
De overheid oefent het publieke gezag uit door bestuur en het uitvaardigen van wetgeving;
de zwaardmacht, oftewel het monopolie heeft om legitiem geweld te gebruiken;
belasting heft;
munt slaat;
voor recht en orde zorgt;
de burgers bescherming biedt en de naleving van mensenrechten bevordert;
de hoofdlijnen van publiek beleid vaststelt.
Externe soevereiniteit houdt in dat een staat niet onderwerpen is aan een andere staat of hoge autoriteit.
Par in parem non habet imperium, met andere woorden gelijken hebben geen gezag over elkaar.
Permanente soevereiniteit geeft uitdrukking aan de volledige beschikkingsmacht van koloniale volkeren en nieuwe onafhankelijke staten over de natuurlijke hulpbronnen in het gebied.
Functionele soevereiniteit wordt tot uitdrukking gebracht dat een staat geen (volledige) soevereiniteit praktiseert maar wel de bevoegdheden heeft om zijn taak tot vervulling te brengen.
De soevereine gelijkheid van staten geeft aan dat staten niet gebonden/verplicht zijn door wetten en regels van andere staten.
Er zijn verschillende vormen van jurisdictie, namelijk naar gebied, personen en naar de aard.
Het objectieve territorialiteitsbeginsel zegt dat heel nauw genomen een staat wel rechtsmacht kan uitoefenen over gebeurtenissen die begonnen in ander staatsgebied maar verder hebben voortgezet naar eigen gebied.
Het subjectieve territorialiteitsbeginsel werkt precies andersom. Er zou rechtsmacht uitgeoefend kunnen worden wanneer iets is begonnen op eigen gebied en heeft verplaatst naar ander grondgebied.
Het nationaliteitsbeginsel, wat inhoudt dat iedere staat zijn onderdanen mag vervolgen en berechten, ook als deze persoon/personen zich bevinden in het buitenland.
Het passieve nationaliteitsbeginsel is gecompliceerd, omdat het gaat om het slachtoffer wat de nationaliteit draagt en er sprake is van buitenlandse dader. Dan kan er uitlevering worden aangevraagd.
Staatsaansprakelijkheid houdt in dat een staat ter verantwoording geroepen en verantwoordelijk kan worden gehouden voor schadelijke gevolgen van bepaalde daden. Bij overtreding van de internationale verplichting van een staat kunner er consequenties zijn zoals het alsnog voldoen aan de verplichting, schadevergoeding betalen of niet-herhaling verzekeren.
Onderhandelingsfase is de fase waarin partijen onderhandelen over het desbetreffende verdrag. Hiervoor geldt geen internationaal recht, toch wordt aangenomen dat in deze fase de goede trouw geldt.
Paraferingsfase is de fase waarin staten na het vaststellen van de inhoud van het verdrag onder iedere pagina een paraaf zetten.
Ondertekeningsfase is de fase waarin de inhoud van het verdrag vaststaat en men het verdrag voorlegt aan de regering voor ondertekening. Dit schept echter geen verplichting tot ratificering.
Goedkeuringsfase is de fase waarin de regering de tekst van het verdrag al dan niet goedkeurt. Stilzwijgend dan wel uitdrukkelijk.
Bekrachtigingsfase/toetredingsfase is de fase dat indien de staat de tekst goedgekeurd heeft, legt men de akte van bekrachtiging neer bij de depositaris.
Voorbehoud is een manier voor een staat om ondanks haar wil om zich te binden aan het verdrag, toch uitdrukkelijk te verklaren dat zij zich niet wenst te binden aan bepaalde bepalingen binnen dit verdrag.
Inwerkingtredingsfase is het moment waarop alle eerdere fases vervuld zijn en het verdrag daadwerkelijk in werking getreden is.
De-signing is de mogelijkheid voor een staat om het verdrag nationaal niet te bekrachtigen en het verdrag niet langer toe te passen.
Een verdrag gesloten voor onbepaalde tijd bevat normaal gesproken bepalingen over eventuele opzegging. In artikel 53 WVV e.v. zijn de regels over verdragsbeëindiging en opschorting te vinden.
Bij de objectieve methode van interpretatie moeten verdragspartijen kijken naar wat de betekenis is volgens normaal spraakgebruik, ook wel de grammaticale methode genoemd. Ook moeten zij letten op het ‘object and purpose’ van het verdrag, de teleologische methode. Hierbij stelt men de betekenis van bepalingen vast aan de hand van het onderwerp, de strekking en het doel van het desbetreffende verdrag. Uiteindelijk, indien dit geen uitsluitsel biedt, kijkt men naar de verdragspraktijk of aanvullende verdragen.
Bij de subjectieve historische interpretatiemethode kijkt men naar de bedoeling van partijen aan de hand van de onderhandelingsgeschiedenis (Art. 32 WVV).
Functionele organisaties hebben bijzondere belangen die door middel van een organisatie op internationaal niveau worden behartigd. Denk hierbij aan bijvoorbeeld armoedebestrijding.
Algemene/politieke organisaties, deze organisaties zien niet slechts toe op een specifiek gebied van internationale samenwerking, maar op een groter geheel van belangen. Denk hierbij aan de Verenigde Naties
Bij een open organisatie staat het lidmaatschap open voor alle staten.
Bij gesloten organisaties is het lidmaatschap hiervan beperkt tot staten die bijvoorbeeld een bepaald belang behartigen of tot een bepaalde groep behoren.
Intergouvernementele organisaties behouden de staten in kwestie volledig hun soevereine beslissingsmacht, de vertegenwoordiger van de staat behartigt het nationale belang. Bij besluitvorming is dan ook unanimiteit noodzakelijk.
Bij supranationale organisaties heeft men bij de oprichting van dit soort organisaties een nieuwe, bovenstatelijke gemeenschap gevormd. Zij vervult dan ook een taak die voor die oprichting op nationaal niveau werd vervuld.
Regionale organisaties zijn gevormd door een kring van staten die door hun geografische ligging en gemeenschappelijke opvattingen nauw met elkaar verwant zijn.
Institutioneel recht is recht waarbij men, vaak bij oprichtingsverdrag, de regels omtrent de internationale organisatie stelt. Denk aan regels voor de besluitvorming.
Materieel recht is recht wat gevormd wordt door besluiten van de internationale organisatie.
De leer van implied powers is de internationale rechtspersoonlijkheid van de VN die niet expliciet is, maar wel blijkt uit de intenties van de oprichters.
De VN bestaat uit zes hoofdorganen en een aantal autonome organen, ingesteld door de Economische en Sociale Raad of de AV:
De Veiligheidsraad heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de vredeshandhaving. Zij bestaat uit vijftien leden, waarvan er vijf permanent zijn (art. 23 WVV).
In de Algemene Vergadering worden alle lidstaten hierin vertegenwoordigd, haar resoluties zijn echter niet bindend voor lidstaten.
De Economische en Sociale Raad is belast met economische en sociale zaken, studies voorbereiden, aanbevelingen doen aan de Algemene Vergadering, VN-leden en gespecialiseerde organisaties, inlichtingen aan de Veiligheidsraad geven en de werkzaamheden van gespecialiseerde organisaties coördineren.
De Trustschapsraad is belast met de behandeling van trustschapszaken.
De secretaris-generaal van de VN behoort tot het secretariaat, die ondersteund wordt door een aanzienlijk secretariaat.
Het Internationaal Gerechtshof beslecht geschillen tussen staten. Zij heeft echter alleen rechtsmacht op het moment dat staten zich vrijwillig aan haar onderwerpen.
Grondgebied is een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Er worden geen eisen gesteld aan de grootte van het gebied, wel moet er sprake zijn van fysieke grenzen. Ook hoeven deze grenzen niet definitief vast te liggen.
Bevolking is ook een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Ook hier gelden geen criteria voor de omvang. De band tussen staat en bevolking kan men afleiden uit de nationaliteit.
Effectief gezag is een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Het gezag dient formeel door de regering uitgevoerd te worden. Het gezag dient daadwerkelijk en effectief te zijn.
De mogelijkheid om betrekkingen met andere staten aan te kunnen gaan is een van de vereisten om als staat te kunnen gelden. Zij moet op eigen kracht in staat zijn om internationale betrekkingen aan te gaan met andere staten.
Parem non habet imperium; gelijken hebben geen gezag over elkaar.
De leer van de act of state houdt in dat de nationale rechter zich niet mag uitspreken over de rechtmatigheid en geldigheid van een handeling iure imperi van een staat.
Functionele immuniteit biedt alleen immuniteit aan vertegenwoordigers van de staat als het gaat om handelingen die zij verrichten in hun functionele hoedanigheid.
Bij personele immuniteit ziet de immuniteit toe op alle handelingen van een vertegenwoordiger, dus ook zijn of haar privéhandelingen.
Een staat heeft in de territoriale zee dezelfde bevoegdheden als hij op land heeft. Wel geldt het oude gebruik dat onschuldige doorvaart (innocent passage) gerespecteerd moet worden.
De aangrenzende zone sluit aan op de territoriale zee.
Op het continentaal plateau kan de staat exclusieve rechten doen gelden.
Exclusieve Economische zone: hier kan de staat exclusieve exploitatierechten doen gelden op niet levende hulpbronnen.
De Calvo Doctrine Nationalisatie is volgens deze standaard toelaatbaar onder internationaal publiekrecht mits men ten aanzien van vreemdelingen niet discrimineert.
Ius in bello is het recht gedurende een oorlog
Ius in bello bepaalt de rechten en plichten van personen die deelnemen aan een gewapend conflict, het regelt de verhouding tussen “menselijkheid” en militaire noodzaak.
Burgerdoelen mogen in principe niet aangevallen worden onder Ius in bello, terwijl militaire doelen wel aangevallen mogen worden.
Humanitair recht moet onderscheiden worden van mensenrechten. Mensenrechten zijn namelijk altijd van toepassing, dit terwijl het humanitair recht alleen in gewapende conflicten geldt.
Klassiek worden mensenrechten onderscheiden in drie generaties:
De burger- en politieke rechten: Deze rechten en vrijheden vragen veelal een terughoudende opstelling van staten.
De economische, sociale en culturele rechten: hierbij wordt er een actiever optreden van de overheid gevergd.
De collectieve rechten: denk hierbij aan het recht op zelfbeschikking.
Rapportageplicht: Staten moeten doorgaans rapporteren over de inspanningen die zij verrichten om de mensenrechtensituatie in hun land te verbeteren (self-reporting). Naar aanleiding van dit resultaat kunnen er verdere vragen gesteld worden.
Statenklachtrecht: Staten die lid zijn van een mensenrechtenverdrag kunnen een klacht indienen over een andere deelnemende staat.
Zelfstandig onderzoek: Een verdragsorgaan kan op eigen initiatief onderzoek gaan verrichten.
Individueel klachtrecht: Bij sommige verdragen is het een mogelijkheid voor individuen om een klacht in te dienen vanwege het schenden van zijn of haar mensenrechten.
Het externe zelfbeschikkingsrecht dit betekent dat een volk het recht heeft om een eigen staat op te richten.
Het interne zelfbeschikkingsrecht dit betekent dat een volk binnen de grenzen van een staat het recht heeft om te bestaan en zichzelf te ontwikkelen, ook in politiek opzicht.
Geweldverbod is het verbod voor staten om geweld te gebruiken tegen elkaar. Op dit verbod bestaan twee uitzonderingen.
Zelfverdediging is een van de uitzonderingen op het geweldverbod. Er moet sprake zijn van een gewapende aanval. Het geweld moet proportioneel en noodzakelijk zijn: een preventieve aanval om een tegenaanval te voorkomen is niet toegestaan. Daarentegen kan preëmptieve zelfverdediging wel gerechtvaardigd zijn, indien er sprake is van een op handen zijnde aanval (imminent threat). De zelfverdedigingsactie moet plaats vinden met het in acht nemen van internationaal humanitair recht.
Collectieve veiligheidsmaatregelen onder de Veiligheidsraad houdt in dat de Veiligheidsraad het recht heeft om Statengedrag te toetsen aan het geweldverbod en om door collectief optreden van de VN de vredeshandhaving te verzekeren.
Geweldloze sancties (art. 41 VN Handvest) kunnen zowel van economische als politieke aard zijn.
Sancties die het gebruik van geweld mandateren (art. 42 VN-Handvest): Indien de Veiligheidsraad het politieke jargon ‘all necessary means’ in een resolutie gebruikt, is dit een teken voor staten dat het hen wordt toegestaan om militair geweld te gebruiken. In een dergelijk geval wordt de machtiging verleend aan een ‘coalition of the able and willing’ of aan een internationale troepenmacht.
De responsibility to protect houdt in dat de Veiligheidsraad en de lidstaten van de VN een morele verplichting hebben om in te grijpen wanneer een staat (sommige van) zijn onderdanen niet meer kan of wil beschermen.
VN lidstaten zijn verplicht hun geschillen op vreedzame wijze op te lossen. Verschillende methoden hiertoe zijn: Diplomatiek (onderhandelen), Juridisch (bijvoorbeeld naar het IGH stappen) of concilitoir (bemiddeling door een derde neutrale staat).
Facultatieve clausule: Deze clausule houdt in dat een staat automatisch de rechtsmacht van het IGH erkent tegenover een staat die deze clausule ook heeft geaccepteerd.
De compromissoire clausule omschrijft dat het aanvaarden van een bepaald verdrag ook (bijvoorbeeld het Genocideverdrag van 1948) kan inhouden dat men ten aanzien van dit verdrag de rechtsmacht van het IGH accepteert.
Forum prorogatum een staat kan impliciet de rechtsmacht van het IGH accepteren door feitelijk te verschijnen voor het Hof.
Countermeasures dezee handelingen zouden een schending van het internationale recht betekenen als zij niet werden genomen om de schending van een andere staat te stoppen.
Represailles zijn algemeen aanvaard onder het internationale gewoonterecht en erkend in de ‘Draft Articles on State Responsibility’. Hoewel geen formeel verdrag worden deze regels doorgaans gebruikt als basis voor de regels inzake staatsaansprakelijkheid.
Retorsies zijn maatregelen die wel onvriendelijk, maar niet onrechtmatig. Dit terwijl represailles op zichzelf wel een schending van het internationaal recht zouden vormen.
Het algemeen belang in het internationaal publiekrecht is het handhaven van vrede, wapenbeheersing, respect voor mensenrechten, zelfbeschikking van alle volken, het tegengaan van straffeloosheid, het zorgen voor welvaart, het bescherming van het (leef)milieu, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het realiseren van gerechtigheid.
Ius cogens zijn rechtsregels die zo universeel geldend worden geacht dat geen enkele staat er onder geen enkel beding van af mag wijken.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1321 |
Add new contribution