Law and public administration - Theme
- 12530 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Dit zijn goederen die voor de collectiviteit hun nut afwerpen. Deze goederen en diensten zijn grootschalig. Dit betekent dat de goederen en diensten niet te individualiseren zijn.
Het is mogelijk om te verdelen door draagkracht of naar profijt.
Belastingheffing is een middel voor het bekostigen van publieke voorzieningen en verdeling van de collectieve lasten.
Belastingheffing heeft een budgettaire functie, een instrumentele functie en een steunfunctie.
De grondbeginselen van belastingheffing zijn: het draagkrachtbeginsel, het profijtbeginsel, het beginsel van de bevoorrechte verkrijging, het welvaartsbeginsel, het beginsel van de minste pijn en het beginsel van de optimale realisatie.
Lagere overheden mogen belasting heffen op grond van artikel 219 Gemeentewet, artikel 219 Provinciewet en artikel 113 Waterschapswet.
Belastingarbitrage is als belastingplichtigen een poging doen om de belasting te ontwijken.
Onder het materieel belastingrecht wordt verstaan het geheel van bepalingen inzake het ontstaan, de grootte en het tenietgaan van de belastingschuld
Onder het formeel belastingrecht wordt verstaan het recht dat regelt de wijze waarop de belastingschuld wordt vastgesteld, de omvang van de bevoegdheden die ten behoeve van de vaststelling toekomen aan de fiscus en de waarborgen voor de geadministreerden tegen overschrijding of verkeerd gebruik van die bevoegdheden.
Er is sprake van pseudo-wetgeving wanneer deze voorwaarden een uniform patroon volgen en als de Belastingdienst dit ook bekend maakt.
Er zijn aanslagbelastingen en aangiftebelastingen.
Administratieplichtigen zijn alle lichamen zoals zoals verenigingen en alle andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens. Ook natuurlijke personen zijn administratieplichtig als ze een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, inhoudingsplichtig zijn of als ze een werkzaamheid verrichten die als zodanig is aangewezen.
Dit gebeurt wanneer de belastinginspecteur constateert dat er sprake is of kan zijn van belastingfraude.
De Wet Bestuurdersaansprakelijkheid is in het leven geroepen om in bepaalde omstandigheden bestuurders van rechtspersonen hoofdelijk aansprakelijkheid te stellen voor de gemaakte schulden.
Reformatio in peius is een principe dat bezwaar of beroep niet kan leiden tot een hogere belastingschuld.
De indieningstermijn van een bezwaarschrift is zes weken. Dit staat in artikel 6:7 Awb.
Op grond van artikel 26a AWR kan iemand beroep instellen wanneer de belanghebbende diegene is aan wie de aanslag is opgelegd, die de belasting op aangifte heeft voldaan of van wie de belasting is ingehouden. Verder kan degene in beroep gaan wanneer de beschikking zich tot diegene richt.
Wie iets stelt in de procedure, moet bewijzen dat het gestelde juridisch bewezen kan worden.
Sinds 1 januari 1994 kan de belastingrechter op verzoek de verliezende partij veroordelen in de proceskosten op grond van artikel 8:75 Awb.
Het gaat om binnenlandse belastingplichtigen (mensen die in Nederland wonen) en om buitenlandse belastingplichtigen (mensen die niet in Nederland wonen, maar wel Nederlands inkomen genieten).
Het feitelijk woonplaatsbegrip en het fictieve woonplaatsbegrip zijn van invloed in de AWR.
Binnenlandse belastingplichtigen zijn belasting verschuldigd over hun inkomen ongeacht het land waar de inkomsten vandaan komen (wereldinkomen). De belastingplicht van buitenlandse belastingplichtigen is beperkt. Ze betalen slechts belasting over de inkomsten uit Nederlandse bronnen (broninkomen).
Het eerste kenmerk is dat er sprake moet zijn van deelname aan het economisch verkeer. Het tweede kenmerk is dat er een geldelijk voordeel moet worden beoogd. Het derde kernmerk is dat er een redelijke verwachting dient te zijn dat de bron een positieve opbrengst zal geven.
De wiebeltax is een tijdelijke verhoging of verlaging van een aantal belastingen uit conjuncturele overwegingen.
Dit kan gelden voor de loonbelasting, de premies volksverzekeringen, de premies zorgverzekeringen en de premies werknemersverzekeringen.
De Wet op de loonbelasting is een directe belasting die wordt geheven van werknemers (artikel 1 Wet LB). De loonbelasting is een werknemerslast. De loonbelasting wordt geheven aan de bron. De werkgever wordt aangewezen als inhoudingsplichtige.
De eerste volksverzekering is de Algemene Ouderdomswet (AOW), de tweede volksverzekering is de Algemene nabestaandenwet (Anw), de derde volksverzekering is de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de vierde volksverzekering is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
Er zijn drie elementen van een arbeidsovereenkomst. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding, de plicht om loon te betalen en de plicht om arbeid te verrichten.
Artikel 9 Wet LB geeft aan dat de loonbelasting wordt geheven naar het belastbare bron.
Loonbelastingtabellen zorgen ervoor dat de loonbelasting wordt geheven.
Ondernemer is diegene voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven (feitelijk ondernemerschap). Verder is een ander kenmerk van een ondernemer dat hij rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming (verbonden ondernemerschap).
Een feitelijke ondernemer is een ondernemer voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven.
Winstgerechtigden zijn degenen die anders dan als ondernemer of aandeelhouder, medegerechtigd zijn tot de winst op basis van hun medegerechtigdheid tot het ondernemingsvermogen. Dit kan bijvoorbeeld ook gaan om commanditaire vennoten.
De totale winst is het in euro’s uitgedrukte bedrag dat over de gehele duur van de onderneming wordt verkregen.
Er is sprake van de gewone winst waarop het winstregime van toepassing op is. Er is de stakingswinst waarop de stakingsfaciliteiten van toepassing zijn. Ten slotte is er de vrijgestelde winst.
De stakingsaftrek maakt deel uit van de ondernemersaftrek en verlaagt als zodanig niet de winst, maar wel de belastbare winst.
De stakingswinst vult de periodewinsten van een onderneming aan tot de totale winst.
De goed koopmansregel houdt in dat de in een kalenderjaar genoten winst wordt bepaald volgens goed koopmansgebruik met inachtneming van een bestendige gedragslijn welke onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst en welke slechts gewijzigd kan worden wanneer goed koopmansgebruik dit kan rechtvaardigen.
In de eerste plaats is er het beginsel van de oorzakelijke toerekening. Dit beginsel houdt in dat de baten en lasten moeten worden toegerekend aan de jaren waarop deze betrekking hebben. In de tweede plaats is er het voorzichtigheidsbeginsel. Het voorzichtigheidsbeginsel houdt in dat de ondernemer zich bij onzekerheid wel armer, maar niet rijker behoeft te rekenen dan hij zich in redelijkheid kan voelen. Tenslotte is er in de derde plaats het eenvoudigheidsbeginsel. Op basis van dit beginsel behoeft men voorde realistische winstberekening geen gecompliceerd toerekeningsstelsel op te zetten.
Er wordt vaak gebruikt gemaakt van lineaire afschrijving, maar ook degressieve afschrijving en afschrijving naar intensiteit wordt vaak gebruikt in de praktijk.
De waardering van schulden verloopt in beginsel eenvoudiger dan bij de bezittingen het geval is. Dit is zo, omdat er minder ruimte is voor subjectieve waarderingen.
Stakingswinst ontstaat bij staking van een onderneming of van een gedeelte van een onderneming.
De ondernemers moeten voor veel ondernemersfaciliteiten voldoen aan het urencriterium. Ook dient er te worden voldaan aan het verbondenheidscriterium.
De meewerkaftrek verschaft op redelijk simpele wijze een fiscale tegemoetkoming voor het meewerken van de partner in de onderneming.
De fiscale oudedagsreserve beoogt de ondernemers een soortgelijk uitstel van belastingbetaling te bezorgen als de werknemers door deelname in een pensioenregeling hebben. Een ondernemer kan binnen bepaalde grenzen belastingvrij gelden in een denkbeeldige ‘oudedagspot’ stoppen
De FOR geldt alleen voor ondernemers die geen pensioenregeling kunnen hebben.
De energie-investeringsaftrek gaat voor de milieu-investeringsaftrek.
Het principe van geruisloze doorschuiving houdt in dat de activa en passiva van de onderneming tegen fiscale boekwaarde worden doorgeschoven naar de opvolgende ondernemer.
Een maatschap is een wettelijk geregelde samenwerkingsvorm van twee of meer personen die gericht is op het gezamenlijk behalen van winst. Daartoe brengen de maten arbeid en/of vermogen in de maatschap.
De besloten vennootschap, de naamloze vennootschappen en de Europese vennootschap (sinds 8 oktober 2004) zijn samenwerkingsvormen met rechtspersoonlijkheid.
Er zijn juridische motieven zoals risicobeperking, maar er zijn ook sociale motieven door de verkrijging van sociale zekerheid. Verder zijn er ook commerciële motieven zoals beter kunnen opereren in het economische veld door de grootte van de onderneming. Tenslotte zijn er ook fiscale motieven. Het voornaamste fiscale motief is het verschil in de tariefstructuur in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.
De eerste inbrengvariant is de ruisende inbreng en de tweede inbrengvariant is de geruisloze inbreng.
Geruisloze inbreng van een onderneming in een bv betekent dat fiscaalrechtelijk geen staking aan de orde is. De FOR moet afgerekend worden, omdat de onderneming door oprichting en inbreng zijn ondernemersstatus verliest en niet langer over ondernemingsvermogen beschikt.
De gebruikelijkloonfictie houdt in dat ten aanzien van een aanmerkelijkbelanghouder die werkzaamheden verricht voor de vennootschap (en de zogenoemde terbeschikkingstellers) tenminste een salaris van €44.000,- (2015) moet hebben, zodat er wel belasting moet worden betaald.
Omdat onder een bepaalde grens de ondernemer in aanmerking komt voor meewerkaftrek.
Deze boxarbitrage houdt in dat inkomsten aan box 1 en 2 worden onttrokken en worden overgebracht naar box 3 (vermogensrendementsheffing) met een relatief lagere belastingheffing.
Bij de terbeschikkingsregeling gaat het om personen die worden geacht met de terbeschikkingsteller van de vermogensbestanddelen een gemeenschappelijk belang te hebben.
Lijfrente is een bijzondere vorm van een recht op periodieke uitkeringen.
Bij de eigen woning zijn vanwege de toepassing van het eigenwoningforfait alleen renten van schulden, kosten van geldleningen, canos en andere periodieke betalingen ingevolge de rechten van erfpacht, opstal op beklemming aftrekbaar. Renten en kosten van geldleningen die zijn aangegaan in verband met aankoop, verbetering en/of onderhoud van een onroerende zaak vormen aftrekbare kosten voor de schuldenaar.
Onder de kwalificatie aanmerkelijkbelangaandeelhouder vallen aandeelhouders die 5% of meer van het geplaatste kapitaal bezitten.
Volgens artikel 4.12 IB 2001 bestaan de inkomsten uit algemeen belang uit reguliere inkomsten, vervreemdingskosten en de persoonsgebonden aftrek als draagkrachtverminderde aftrekpost.
Dit zijn aanmerkelijkbelangaandeelhouders vallen aandeelhouders die 5% of meer van het geplaatste kapitaal bezitten. Ook als aanmerkelijkbelanghouder kunnen mensen worden aangemerkt die een koopoptie hebben op tenminste 5% van het geplaatste kapitaal.
De aanmerklijkbelanghouder kan onder de 5%-grens zijn gezakt door verkoop van aandelen, maar ook doordat hij niet heeft deelgenomen aan een nieuwe emissie van aandelen door de vennootschap. Doordat er geen sprake is van een aanmerkelijk belang als een vervreemding wordt aangemerkt, moet er worden afgerekend.
Dit kan gebeuren door het overlijden van de aanmerkelijkbelanghouder. Dit kan ook gebeuren door een echtscheiding, een emigratie of de beëindiging van het partnerschap.
De wetgever koos voor een systeem waarin het onderscheid tussen reguliere inkomsten en vermogenswinsten niet langer van belang is.
De basis voor de vermogensrendamentheffing werd in artikel 5.2 IB 2001 gelegd.
De rendementsgrondslag is de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden.
De bezittingen en schulden worden in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend. Dit is de waarde die de bezittingen worden geacht te hebben voor iemand die economisch in een gelijke positie verkeert ten opzichte van de belastingplichtige.
Woningen worden gewaardeerd op de waarde zoals die op grond van de Wet Waardering onroerende zaken (WOZ) bij beschikking is vastgesteld. Deze waarderingsregeling is om doelmatigheidsredenen ingevoerd. In artikel 5.23 IB 2001 staat dat ook ten aanzien van de waardering van andere vermogensbestanddelen bij algemene maatregel van bestuur nog nadere waarderingsvoorschriften kunnen worden gegeven.
Het klassieke stelsel gaat uit van een zelfstandige belastingplicht van de rechtspersoon. De winst van de rechtspersoon moet worden bepaald ongeacht de uitdelingen aan de aandeelhouders.
Bij toepassing van volledige integratie wordt de verlengstukwinstgedachte doorgevoerd. De winsten van de vennootschap worden toegerekend aan de aandeelhouders. Het maakt niet uit of deze winsten echt uitgedeeld zijn. Volledige integratie kan ertoe leiden dat de aandeelhouder belasting moet gaan betalen over vennootschapswinsten die nog niet aan hem zijn uitgekeerd.
Bij toepassing van het verrekeningsstelsel heeft de rechtspersoon geen eigen zelfstandige belastingplicht. De vennootschap is slechts een verlengstuk van de aandeelhouders.
Dit beginsel houdt in dat economische activiteiten dienen te worden belast ongeacht de rechtsvorm waarin zij worden uitgeoefend.
In het buitenland gevestigde verenigingen (en andere rechtspersonen), open commanditaire vennootschappen en andere niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal zijn als buitenlandse belastingplichtigen aangemerkt volgens artikel 3 Wet VPB als ze Nederlands inkomen genieten.
De verliescompensatie is geregeld in artikel 20 Wet VPB. Ze verloopt in hoofdzaak hetzelfde als voor de inkomstenbelasting. Ook voor de VPB geldt dat verliezen uit onderneming de negen volgende jaren compensabel zijn (voorwaartse verliesverrekening).
Het verlaagd tarief wordt ook wel de MKB-schijf genoemd.
De deelnemingsvrijstelling is een wezenlijk onderdeel van het klassieke stelsel. De ratio van de deelnemingsvrijstelling is het voorkomen van ‘dubbele heffing’ van vennootschapsbelasting. De deelnemingsvrijstelling heeft een tweeledige doelstelling. In de eerste plaats is de deelnemingsvrijstelling nationaal gezien een regeling die moet voorkomen dat binnen moeder-dochterverhoudingen de winst tweemaal wordt belast. Ten slotte wordt in de tweede plaats de deelnemingsvrijstelling beschouwd als een regeling ter voorkoming van internationale dubbele belasting.
Er is sprake van deelneming bij bezit van tenminste 5% van het nominaal gestorte kapitaal in een aandelenvennootschap, bezit van tenminste 5% van het aantal in omloop zijnde bewijzen van deelgerechtigheid in een Nederlands fonds voor gemene rekening, bij een lidmaatschap van een coöperatie en bij een commanditaire deelname in een open commanditaire vennootschap voor minstens 5%.
Het stellen van strengere eisen aan buitenlandse deelnemingen ten opzichte van de soepele eisen voor binnenlandse deelnemingen was in strijd met het EU-rechtelijke beginsel van de neutraliteit in het kapitaalverkeer.
Er mag geen antifiscaal uitdelingsbeleid zijn gevoerd en voor de liquidatie van een tussenholding gelden volgens artikel 13d lid 3 en lid 4 Wet VPB gelden er bijzondere regels. Deze regels beogen samenloop van verliescompensatie bij de tussenholding zelf en liquidatieverlies bij de moeder-BV tegen te gaan.
Een van de voordelen is dat er minder belastingaangifte hoeft te worden gedaan. Dit levert minder geschillen op. Een fiscale eenheid heeft als ander voordeel dat er meer mogelijkheden zijn met betrekking tot verliescompensatie. De winsten van moeder- en dochterondernemingen kunnen de verliezen compenseren. De winstopslag op onderlinge goederentransacties hoeft niet fiscaal tot uitdrukking te worden gebracht.
Een van de nadelen van een fiscale eenheid is de investeringsaftrek beperkt is vanwege de samenstelling van alle investeringen daalt het toepasselijke percentage voor de investeringsaftrek. Binnen een fiscale eenheid kan bij liquidatie van een dochtervennootschap geen liquidatieverlies ontstaan. Ook is er sprake van een beperking van de giftenaftrek.
De innovatiebox is in 2007 onder de naam octrooibox in het leven geroepen om innovatieve activiteiten en hoogwaardige werkgelegenheid in Nederland te behouden en aan te trekken (artikel 12b Wet VPB).
Er is een aandelenfusie, een bedrijfsfusie en een juridische fusie.
Er kan worden gesproken van een fiscaal gefacilieerde aandelenfusie als een vennootschap tegen uitreiking van eigen aandelen of winstbewijzen, eventueel met een bijbetaling of een zodanig bezit aan aandelen in een andere in Nederland gevestigde vennootschap verwerft.
Bij een bedrijfsfusie worden twee of meer ondernemingen duurzaam samengebracht. Dit gebeurt niet door middel van een aandelenoverdracht, maar door overdracht van activa en passiva van de overgenomen onderneming tegen uitreiking van (nagenoeg uitsluitend) aandelen van de overnemende onderneming.
In artikel 2:309 BW staat dat een juridische fusie een wijze van samengaan van twee of meer nv’s of bv’s is die uitmondt in een volledige eenwording. Alle activa en passiva gaan over naar een vennootschap die rechtsopvolger wordt krachtens algemene titel. De vennootschappen waarvan de activa en de passiva zijn overgegaan, gaan teniet. Alle aandeelhouders verenigen zich in de vennootschap waarin de activa en passiva zijn opgekomen.
Het is een rechtsovergang onder algemene titel waarbij bezittingen en schulden van een rechtspersoon over meer rechtspersonen worden verdeeld.
Naarmate de verkrijging groter is, is ook de draagkracht groter en kan ook het belastingtarief hoger worden (eerste progressie).
De vermogenstoename door erfrechtelijke verkrijging of schenking is in meer of mindere mate te beschouwen als een buitenkans die een extra heffing rechtvaardigt.
De erfbelasting wordt geheven over de waarde al wat krachtens wordt verkregen door het overlijden van iemand in Nederland.
De schenkbelasting wordt geheven van al wat krachtens schenking wordt verkregen van een natuurlijk of rechtspersoon in Nederland.
Een Nederland die in Nederland heeft gewoond en binnen tien jaren, nadat hij Nederland heeft verlaten, is overleden of een schenking heeft gedaan wordt op grond van artikel 3 lid 1 Sw binnen Nederland te hebben gewoond.
.In de eerste plaats is de gemeente afhankelijk van algemene uitkeringen van het Rijk via het gemeentefonds. In de tweede plaats moet de gemeente verder putten uit doeluitkeringen door het Rijk (specifieke uitkeringen). Ten slotte kan de raad van de gemeente via een belastingverordening een gemeentelijke belasting invoeren.
Omdat deze belasting niet rechtstreeks bij de verbruiker, maar van de ondernemer wordt geheven, wordt de omzetbelasting een algemene indirecte verbruiksbelasting genoemd.
In artikel 113 VWEU staat dat de Raad van Ministers richtlijnen vaststellen om tot harmonisatie te komen van de belastingheffing.
Het is de bedoeling dat de omzetbelasting drukt op de binnenlandse consumptie.
Er is een algemeen tarief van 21%, een verlaagd tarief van 6% en een zogenoemd nultarief.
Voor enkele groepen ondernemers en voor enkele goederen zijn in verband met hun bijzondere karakter afwijkende regels gegeven voor de heffing van de omzetbelasting. Dit betreft de regeling ten behoeve van kleine ondernemers (artikel 25 Wet OB), de toepassing van het kasstelsel (artikel 26 Wet OB) en de landbouwregeling (artikel 27 Wet OB).
Het gaat bij het woonlandsbeginsel om het inkomen (vermogen of winst) van de belastingplichtige ongeacht de vraag waar ter wereld dit is gevormd.
Krachtens het bronlandbeginsel zijn in Nederland de niet-binnenlandse natuurlijke personen (dit zijn natuurlijke personen die niet in Nederland wonen) aan de inkomstenbelasting onderworpen voor wat betreft hun inkomen uit buitenlandse bronnen, hun zogenoemd ‘Nederlands inkomen’.
Als er sprake is van een dubbele woonplaats, als de onbeperkte belastingplicht gebaseerd op het woonlandbeginsel in land B samenvalt met de beperkte belastingplicht op basis van het bronlandbeginsel van land C en wanneer de onbeperkte belastingplicht op basis van het woonplaatsbeginsel samenvalt met de onbeperkte belastingplicht op basis van het nationaliteitsbeginsel (fictie van art. 2 lid 4 Wet VPB) op basis waarvan naar Nederlands recht opgerichte lichamen worden geacht in Nederland te wonen).
Er is de vrijstellingsmethode, er is de creditmethode en er is de aftrekmethode.
Bij een binnenlands belastingplichtig lichaam wordt al bij het bepalen van de belastingrondslag van de vennootschapsbelasting de buitenlandse winst uit de wereldwinst gehaald. In artikel 15e Wet VPB is dit beter bekend als de zogenoemde objectvrijstelling. Het belangrijkste gevolg van de introductie van de objectvrijstelling is dat buitenlandse verliezen niet langer meer ten laste van de Nederlandse winst kunnen worden gebracht. De voorkomingsmethodiek in de inkomstenbelasting rond vaste inrichtingen is ongewijzigd gebleven.
Voor opheffing van de binnengrenzen van de EU-lidstaten.
De EU wordt bekostigd door de door de lidstaten aan de buitengrens geheven invoerrechten.
De eerste fase gaat om de harmonisatie van de heffingsstructuur. De tweede fase is de harmonisatie van de heffingsgrondslag. De derde fase moet leiden tot harmonisatie van de tarieven of het instellen van bandbreedtes waarbinnen de nationale tarieven moeten blijven.
Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat op gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, dan treedt de Gemeenschap op basis van het subsidiariteitsbeginsel alleen op wanneer de doelstellingen niet voldoende konden worden verwezenlijk door de lidstaten.
De lidstaten moeten zich onthouden van alle maatregelen die de verwezenlijking van het verdrag in gevaar brengen. Bovendien moet onder alle omstandigheden een effectief beroep op het gemeenschapsrecht mogelijk zijn.
Lidstaten mogen uit andere lidstaten ingevoerde goederen en diensten niet hoger belasten dan nationale goederen of diensten. Het verbod richt zicht niet alleen tegen directe discriminatie, maar het verbod richt zich ook tegen indirecte discriminatie.
Boeksamenvatting, BulletPoints en stampvragen te gebruiken bij Elementair Belastingrecht - Stevens e.a. 2015/2016
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1671 |
Add new contribution