BulletPointsamenvatting per hoofdstuk bij de 6e druk van Bestuursrecht 1: Systeem; bevoegdheid; bevoegdheidsuitoefening; handhaving van Bröring et al. - Chapter
- Wat regelt het bestuursrecht? - BulletPoints 1
- Welke personen worden er onderscheiden in het bestuursrecht? - BulletPoints 2
- Hoe worden de publiekrechtelijke bevoegdheden verleend? - BulletPoints 3
- Welke handelingen kan het bestuur nemen? - BulletPoints 4
- Welke soorten besluiten kunnen er onderscheiden worden? - BulletPoints 5
- Hoe is de verhouding tussen burgers en bestuursorganen geregeld? - BulletPoints 6
- Hoe oefent het bestuur haar bevoegdheden uit? - BulletPoints 7
- Wat zijn de formele regels voor besluitvorming? - BulletPoints 8
- Welke materiële normen gelden er voor de besluitvorming? - BulletPoints 9
- Wat zijn de regels omtrent bijzondere besluiten? - BulletPoints 10
- Wat zijn de regels omtrent nadeelcompensatie bij een rechtmatige overheidsdaad? - BulletPoints 11
- Onder welke omstandigheden is er recht op schadevergoeding bij een onrechtmatige overheidsdaad? - BulletPoints 12
- Hoe moet de overheid omgaan met privaatrechtelijke regels? - BulletPoints 13
- Hoe kan er toezicht worden gehouden en hoe worden de regels gehandhaafd? - BulletPoints 14
- Wat houden de herstelsancties in? - BulletPoints 15
- Welke bestraffende bestuurlijke sancties zijn er? - BulletPoints 16
Wat regelt het bestuursrecht? - BulletPoints 1
De overheid heeft nu vooral een arbitrerende functie.
De verhouding tussen burger en bestuur komt voornamelijk tot uitdrukking in de wet, beleidsregels en in de beginselen van behoorlijk bestuur.
Het legaliteitsbeginsel eist dat aan overheidshandelen een wet ten grondslag ligt. Het legaliteitsbeginsel houdt in dat de overheid voor negatief (gebiedend en verbiedend) overheidsoptreden een wettelijk voorschrift behoeft dat de bevoegdheid tot dergelijk optreden geeft.
De overheid heeft geen eigen belangen die zij moet behartigen, maar zij behartigt de belangen van haar burgers. Dit wordt aangeduid als het specialiteitsbeginsel.
In art. 3:3 Awb is het verbod van détournement de pouvoir neergelegd: de bevoegdheid tot het nemen van een besluit mag enkel worden gebruikt voor het doel waarvoor die bevoegdheid is verleend.
Het rechtszekerheidsbeginsel kan worden onderverdeeld in het formele en het materiële rechtszekerheidsbeginsel. Het formele rechtszekerheidsbeginsel ziet op een begrenzing van de bestuursbevoegdheid en het materiële rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat het geldende recht ook daadwerkelijk toepassing vindt en dat besluiten niet met terugwerkende kracht van toepassing mogen worden verklaard.
Art. 1 Grondwet duidt het gelijkheidsbeginsel aan. Hieruit blijkt tevens het beginsel van gelijkheid voor de wet: gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld en ongelijke gevallen dienen ongelijk te worden behandeld.
De Awb bestaat uit elf hoofdstukken en is ‘gelaagd’ opgebouwd (van algemeen naar bijzonder). De Awb is geen hogere wet dan andere formele wetten. De formele wetgever mag in een bijzondere wet een bepaling opnemen die afwijkt van een algemene regel in de Awb, maar dit is natuurlijk niet de bedoeling. De Awb bevat vier verschillende typen regels.
Welke personen worden er onderscheiden in het bestuursrecht? - BulletPoints 2
De volgende bestuursrechtelijke rechtssubjecten kan men onderscheiden:
De natuurlijke persoon als verzoeker
De rechtspersoon als vergunningaanvrager
De natuurlijke persoon / rechtspersoon als geadresseerde van een besluit krachtens de Awb
Een natuurlijke persoon / rechtspersoon als bezwaarmaker tegen een niet tot hem gericht Awb-besluit
Een privaatrechtelijke entiteit zonder rechtspersoonlijkheid maakt gebruik van een bestuursrechtelijke bevoegdheid.
Een bestuursorgaan maakt bezwaar tegen een niet tot hem gericht besluit van een ander bestuursorgaan.
Aan de zijde van de ‘burger ‘ zijn er vijf categorieën personen denkbaar: natuurlijke personen, rechtspersonen krachtens publiekrecht, rechtspersonen krachtens privaatrecht, andere privaatrechtelijke entiteiten en andere publiekrechtelijke entiteiten.
Art. 1:1 Awb definieert het centrale begrip ‘bestuursorgaan’. De definitie gaat uit van een tweedeling: - alle organen van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld (art. 1:1 lid 1 sub a Awb, ofwel de ‘a-organen’); en daarnaast personen en colleges met enig openbaar gezag bekleed, voor zover zij al geen orgaan zijn van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld (art.1:1 lid 1 sub b Awb, de ‘b-organen’). De reden voor de tweedeling is dat de organen van de ‘echte’ overheid volledig onder de werking van de Awb behoren te vallen.
B-organen vallen onder de Awb slechts voor zover zij met openbaar gezag zijn bekleed. Dit is een principieel onderscheid met a-organen die met heel hun doen en nalaten onder de Awb vallen.
Aan degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, worden rechten en bevoegdheden toegekend. Deze personen zijn de belanghebbenden. Art. 1:2 lid 1 Awb: ‘Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.’
Een beschikking is een individueel besluit. Degene wiens rechtspositie door zo'n beschikking wordt bepaald, is belanghebbende. Hij is normadressaat.
De ‘belanghebbendheid’ van een belanghebbende is slechts aanwezig, wanneer voldaan is aan alle volgende criteria: er is sprake van een eigen belang, er is een persoonlijk belang, er is een objectief bepaalbaar belang, er is een actueel, voldoende zeker belang, en er is een direct geraakt belang.
De belanghebbendheid van rechtspersonen die opkomen voor algemene of collectieve belangen komt aan de orde in art. 1:2 lid 3 Awb.
Een belanghebbende moet feitelijk zijn geraakt in zijn belangen door het besluit. Het kan dan ook gaan om belangen die in het licht van het specialiteitsbeginsel niet bij de besluitvorming meegewogen mogen worden. Indien de gestelde rechtsnorm, waar de belanghebbende zich op beroept, niet strekt tot bescherming van diens belang, dan zal de bestuursrechter het besluit niet vernietigen. Zie art. 8:69a Awb.
Hoe worden de publiekrechtelijke bevoegdheden verleend? - BulletPoints 3
Attributie: bij attributie wordt een nog niet bestaande bevoegdheid gecreëerd en toegekend. Er is sprake van een nog niet bestaande, oorspronkelijke ofwel ‘originaire’ bevoegdheid die in het leven wordt geroepen. Anders dan delegatie en mandaat, vinden we attributie niet gedefinieerd in de Awb.
Delegatie: bij delegatie wordt door een bestuursorgaan (‘delegans’) een (reeds bestaande) bevoegdheid tot het nemen van besluiten overgedragen aan een ander (‘delegataris’) die deze bevoegdheid op eigen naam en onder eigen (juridische) verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. De omvang van delegatiebevoegdheid moet blijken uit het zogenoemde “delegatiebesluit”.
Mandaat: men spreekt over mandaat als een bestuursorgaan een ander machtigt om in zijn naam en onder zijn juridische verantwoordelijkheid de aan het bestuursorgaan toekomende bevoegdheid uit te oefenen. We onderscheiden; beslissingsmandaat, uitvoeringsmandaat en ondertekeningsmandaat.
Wanneer een bestuursorgaan de bevoegdheid heeft tot het nemen of weigeren van een besluit dan ligt in het algemeen de bevoegdheid tot wijziging of intrekking van het besluit als ‘implied power’ besloten in deze bevoegdheid. Echter, het legaliteitsbeginsel kan zich hiertegen verzetten.
Soms kan een bestuursorgaan een bestuursrechtelijke bevoegdheid toegekend krijgen in een vergunningvoorschrift.
Slechts bij uitzondering kan een bestuursorgaan zich beroepen op een ongeschreven rechtstitel. Onder omstandigheden kan dus van het legaliteitsbeginsel worden afgeweken. Bijvoorbeeld bij buitengewone omstandigheden (bv. oorlog, bezetting, natuurrampen) wanneer er sprake is van de erkenning van noodrecht.
Welke handelingen kan het bestuur nemen? - BulletPoints 4
Een rechtshandeling (art. 1:3 Awb) is een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg, ofwel: die enig rechtsgevolg beoogt. Een rechtsgevolg is het ontstaan of tenietgaan van een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer personen, dan wel het vaststellen van een juridische status van een persoon of zaak.
Alleen rechtshandelingen kunnen Awb-besluit zijn. Het rechtsgevolg moet beoogd zijn. Handelingen waaruit rechtsgevolgen ontstaan, zijn niet per definitie rechtshandelingen. Alleen publiekrechtelijke rechtshandelingen kunnen een besluit zijn. Privaatrechtelijke rechtshandelingen vallen er niet onder.
Een bestuurlijke waarschuwing is een besluit als de waarschuwing een voorwaarde is voor het toepassen van een wettelijke sanctiebevoegdheid en daarbij een essentieel onderdeel is van een wettelijk sanctieregime. Dan heeft de waarschuwing rechtsgevolg.
In artikel 1:3 Awb staan de kenmerken van een besluit.
Een bestuursorgaan kan bij de uitoefening van een privaatrechtelijke bevoegdheid zich ook op een publiekrechtelijke taak beroepen die aan hem door de wetgever is opgedragen.
De weigering van een bestuursorgaan om een besluit te nemen, is geen rechtshandeling. De rechten, plichten en bevoegdheden van de burger die het verzoek tot het nemen van een besluit heeft ingediend, veranderen namelijk niet.
De overheid kan privaatrechtelijke overeenkomsten aangaan met particuliere partijen. Je kunt dan denken aan een koop- of huurovereenkomst. Toch is een overeenkomst met de overheid anders dan een overeenkomst tussen twee particuliere partijen. De verhouding tussen de overheid en de particulier is dan niet gelijk zoals bij een overeenkomst tussen twee particulieren.
Een convenant is een aanduiding voor verschillende soorten overeenkomsten, waarbij het verwezenlijken van overheidsbeleid centraal staat.
Welke soorten besluiten kunnen er onderscheiden worden? - BulletPoints 5
Een besluit is altijd een beschikking of een besluit van algemene strekking. Besluiten van algemene strekking zijn beleidsregels of algemeen verbindende voorschriften (avv). Daarnaast kennen we ook nog de concretiserende besluiten van algemene strekking. Dat zijn algemene besluiten die geen avv of beleidsregels zijn. Tegen deze concretiserende besluiten is wel beroep bij de bestuursrechter mogelijk.
Besluiten van algemene strekking onder te verdelen in algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten van algemene strekking (bijvoorbeeld plannen, beleidsregels en concretiserende besluiten van algemene strekking).
Er zijn verschillende soorten beleidsregels te onderscheiden:
Beleidsregels voor het gebruik van een publiekrechtelijke bevoegdheid.
Beleidsregels voor de uitoefening van een privaatrechtelijke bevoegdheid.
Richtlijnen.
Een plan is een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes betreffende door bestuursorganen te nemen besluiten of te verrichten handelingen. Deze keuzes kunnen ongelijk van inhoud zijn, teneinde één of meer doelstellingen te bereiken. De bestemmingsplannen zoals geregeld in de Wro zijn de bekendste.
De beschikking wordt omschreven als een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan, zegt art. 1:3, lid 2 Awb.
We onderscheiden persoonsgerichte beschikkingen en zaaksgerichte beschikkingen. Persoonsgerichte beschikkingen moeten conform art. 3: 41 Awb worden bekendgemaakt. De andere moeten conform art. 3: 42 Awb worden bekendgemaakt.
Hoe is de verhouding tussen burgers en bestuursorganen geregeld? - BulletPoints 6
Dat een burger zich laat vertegenwoordigen door een advocaat kan niet worden geweigerd. Daarnaast kan een gemachtigde de burger vertegenwoordigen. Een gemachtigde tegen wie ernstige bezwaren bestaan, kan wel geweigerd worden, op grond van artikel 2:2 Awb.
Het bestuursorgaan heeft een plicht om het verzoek-, bezwaar- of beroepschrift zo spoedig mogelijk door te sturen naar het bevoegde orgaan en het bestuursorgaan moet ook de afzender van dit doorsturen op de hoogte stellen (art. 2:3 lid 1 Awb). Ook in de gevallen waarin geen doorzendplicht bestaat, heeft de burger recht op enige reactie.
Een van de beginselen in de verhouding burger – bestuur is dat een bestuursorgaan zijn bevoegdheden onpartijdig en zonder vooringenomenheid moet uitvoeren. Op grond van dit onpartijdigheidsbeginsel kunnen een aantal eisen worden onderscheiden (art. 2:4 Awb).
Voor het bestuursorgaan houdt de geheimhoudingsplicht in dat het gegevens ook daadwerkelijk geheim moet houden. In verschillende wetten zijn bepalingen opgenomen waarin deze plicht tot geheimhouding voor een bestuursorgaan staat weergegeven. De geheimhoudingsplicht is ook te vinden in artikel 2:5 Awb.
De bepalingen over elektronische communicatie zijn te vinden in afdeling 2.3 Awb. Dit is een facultatieve regeling, voor wanneer men elektronisch wilt communiceren. Inmiddels bestaan al vele wettelijke plichten om elektronisch te communiceren. Zie bijvoorbeeld de Wet elektronische bekendmaking en de Dienstenwet. Verder maakt de overheid ook meer gebruik van systemen zoals MijnOverheid.nl.
Art. 2:16 strekt ertoe de elektronische handtekening gelijk te stellen met de handgeschreven handtekening.
De regels met betrekking tot de openbaarheid van het bestuur in de verhouding tussen burgers en bestuursorganen zijn te vinden in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De wet is van toepassing op de meeste bestuursorganen. Met uitzondering van enkele excepties zoals de AFM of de Nederlandse Bank.
Bij actieve openbaarheid verschaft het bestuursorgaan informatie uit eigen beweging, zodra dit in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering op grond van artikel 8 lid 1 Wob. Men spreekt van passieve openbaarheid, wanneer de informatie pas bekend wordt gemaakt na een verzoek daartoe door belanghebbende.
Op grond van de Wob kunnen zich een aantal situaties voordoen op grond waarvan een verzoek van een burger om informatie geweigerd moet worden. In de Wob zijn een aantal uitzonderingsgronden te vinden en een beperking.
Hoe oefent het bestuur haar bevoegdheden uit? - BulletPoints 7
Een bestuursorgaan moet zich houden aan diverse behoorlijkheidsnormen. Zo gelden de behoorlijkheidsregels van hoofdstuk 2 Awb over het verkeer tussen burgers en bestuur voor alle bestuursorganen, zij het voor de b-bestuursorganen alleen voor zover zij optreden als bestuursorgaan.
Naast de Awb kunnen behoorlijkheidsnormen voor het bestuurshandelen ook voortvloeien uit het ongeschreven recht. Ook deze ‘ongeschreven’ behoorlijkheidsnormen dient het bestuur altijd in acht te nemen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en rechten in zijn relatie tot de burgers. Deze normen kunnen van procedurele of van materiële aard zijn.
Ongeschreven rechtsnormen kunnen worden afgeleid uit algemene rechtsbeginselen zoals het legaliteitsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het onpartijdigheidsbeginsel. Ongeschreven normen kunnen ook voortvloeien uit meer specifieke beginselen van behoorlijk bestuur.
De Nationale ombudsman kan beoordelen of een bestuursorgaan zich behoorlijk heeft gedragen. Hiervoor hanteert de ombudsman een lijst van behoorlijkheidsvereisten in de zogenaamde Behoorlijkheidswijzer.
Als een bestuursorgaan wil overgaan tot bepaald handelen, dan moet het eerst kijken of daartoe een wettelijke grondslag bestaat, en of deze bevoegdheid hem ook toekomt op grond van die wettelijke grondslag. Soms heeft het bestuursorgaan discretionaire bevoegdheden, dan is het bestuursorgaan vrij om in concrete gevallen naar eigen inzicht besluiten te nemen. De rechter moet een dergelijk besluit terughoudender toetsen dan een besluit dat genomen is op basis van een gebonden bevoegdheid.
Bij de taakafbakening tussen bestuursorgaan en rechter moet steeds de vraag gesteld worden in hoeverre bevoegdheden discretionair van aard zijn.
Bij expliciete beoordelingsvrijheid wordt een bevoegdheid waarbij een bestuursorgaan beoordelingsvrijheid heeft ook wel een discretionaire bevoegdheid genoemd. Bij impliciete beoordelingsvrijheid vloeit dat uit de aard van de bevoegdheid voort. Dan vindt de beoordelingsvrijheid haar legitimatie in het zoeken naar een goede afbakening tussen de bestuurlijke en de rechterlijke taak.
Beslissingsruimte doet zich vooral voor bij beleidsregels (art. 1:3, lid 4 Awb).
Wat zijn de formele regels voor besluitvorming? - BulletPoints 8
De aanvraag van een beschikking moet in beginsel schriftelijk en bij het bevoegde orgaan worden ingediend. In art. 4:2 Awb staan een aantal voorwaarden waaruit een aanvraag in ieder geval moet bestaan.
In het geval dat de aanvraag voor een bestuursorgaan onduidelijkheden bevat, moet het (op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel) zo spoedig mogelijk contact opnemen met de aanvrager om duidelijkheid te verkrijgen.
Op grond van artikel 3:2 Awb moet een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen.
De aanvrager heeft een informatieplicht op grond van artikel 4:2 lid 2 Awb en het bestuursorgaan heeft een onderzoeksplicht op grond van artikel 3:2 Awb.
Onrechtmatig verkregen bewijs door een bestuursorgaan mag in veel gevallen gewoon worden gebruikt bij de besluitvorming.
Een bestuursorgaan kan bij de voorbereiding van een besluit een adviseur inschakelen. Soms is het zelfs verplicht om een deskundige in te schakelen omdat het bestuursorgaan niet over voldoende kennis beschikt.
Bij de voorbereiding van een besluit door een bestuursorgaan kan het nodig zijn om bepaalde personen (belanghebbenden) te horen voordat het bestuursorgaan overgaat tot de besluitvorming. In afdeling 4.1.2 Awb is een beperkte hoorplicht opgenomen. Soms kan de hoorplicht worden afgezien.
De uniforme openbare voorbereidingsprocedure is opgenomen in afdeling 3.4 Awb. Bij wettelijk voorschrift of een besluit door een bestuursorgaan kan worden bepaald wanneer deze procedure gevolgd moet worden (art. 3:10 Awb). De procedure is met name bedoeld voor besluiten waarbij meer dan één belanghebbende bij betrokken is.
Bij de besluitvorming gelden een aantal algemene regels voor een bestuursorgaan. Deze algemene regels hebben betrekking op een zorgvuldige beslissingsprocedure, een zorgvuldige en deugdelijke besluitvorming en de plicht tot het afwegen van belangen.
De motivering van het besluit moet meestal daadkrachtig zijn. Uit het formele rechtszekerheidsbeginsel volgt dat van een bestuursorgaan wordt verwacht dat uit een schriftelijk besluit blijkt welk bestuursorgaan het besluit heeft genomen, de datum van het besluit, welke bevoegdheid er is uitgeoefend en op welk rechtsgevolg het besluit is gericht. Soms kan worden volstaan met een lichtere motiveringsplicht.
Welke materiële normen gelden er voor de besluitvorming? - BulletPoints 9
Het bestuursorgaan is gebonden aan verschillende normen, zoals het gelijkheidsbeginsel, het verbod van détournement de pouvoir en het specialiteitsbeginsel.
Voor de belangenafweging van een bestuursorgaan is art. 3:3 Awb van belang (verbod van détournement de pouvoir / misbruik van bevoegdheid). Een bestuursorgaan mag de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel gebruiken dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.
Bij het besluitvormingsproces speelt de materiële besluitvorming. Bij dit onderdeel gelden de volgende materiële normen; de eis van gelijke behandeling van gelijke gevallen, de eis van evenwichtige belangenafweging en het vertrouwensbeginsel
Een materiële norm bij het besluitvormingsproces is de eis van evenwichtige belangenafweging (3:4 lid 2 Awb). Niet alleen de wijze waarop het bestuursorgaan de belangen afweegt moet behoorlijk zijn maar de belangenafweging moet ook leiden tot een redelijk en billijk resultaat.
In beginsel moeten gelijke gevallen gelijk behandeld worden. Bij een ongelijke behandeling gelden de volgende uitgangspunten; er moet een expliciete grond bestaan voor de ongelijke behandeling, er moet een evenwichtige belangenafweging gemaakt worden en het onderscheid moet gerechtvaardigd zijn.
In beginsel is een bestuursorgaan alleen verplicht tot het honoreren van verwachtingen die het zelf heeft gewekt, of die door een persoon zijn gewekt die gemachtigd is om het bestuursorgaan te vertegenwoordigen. Bepaalde gedragingen zullen onder omstandigheden sneller aan een bestuursorgaan kunnen worden toegerekend dan andere gedragingen.
Op grond van het dispositievereiste is voor een beroep op het vertrouwensbeginsel vereist dat de burger op grond van het gewekte vertrouwen handelingen heeft verricht die hij anders zou hebben nagelaten en die niet gemakkelijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Maar het zal van de omstandigheden van het geval afhangen of de burger een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel.
Het uitgangspunt is dat vertrouwen waar mogelijk moet worden gehonoreerd. Het bestuursorgaan kan soms een beroep doen op rechtvaardigingsgronden om hier van af te wijken. Het gaat dan om gronden die aan het algemeen belang kunnen worden ontleend.
De eisen van stelselmatigheid en consistentie zijn belangrijk omdat het bestuur welbewust richting moet geven. Het moet dus in vergelijkbare gevallen een algemene gedragslijn volgen. Hiervoor is het van belang dat er beslissingscriteria bestaan waar het bestuur mee kan aantonen waarom bepaalde besluiten worden genomen en waarom bepaald onderscheid wordt gemaakt. Dit kan worden vastgelegd in instructies (art. 10:22 en 10:6 Awb) en beleidsregels (art. 1:3 lid 4 Awb).
Soms kan het voorkomen dat een bestuursorgaan een wettelijke bepaling naast zich neer moet leggen op grond van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur (bijvoorbeeld het vertrouwensbeginsel).
Er bestaat geen algemene voorrangsregel bij botsing van rechtsplichten. De jurisprudentie gaat bij de botsing van rechtsplichten uit van een contra legem-werking. Op grond van de contra legem-werking kan aan de toepassing van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur voorrang worden gegeven boven toepassing van de wet. Of dit mogelijk is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Wat zijn de regels omtrent bijzondere besluiten? - BulletPoints 10
Omdat intrekking ook een besluit is, moet hier (impliciet) een grond voor bestaan. Voor een besluit als bestraffende sanctie geldt dat er altijd een expliciete grond moet bestaan.
Belangrijk is dat de intrekking niet in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (denk aan: vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel). De mogelijke gevolgen van de intrekking hangen af van het feit of het gaat om terugneming of opzegging.
Op grond van art. 4:29 Awb geschiedt een subsidieverlening op aanvraag. Een subsidie wordt verstrekt bij beschikking, waardoor titel 4.1 Awb van toepassing is.
De regels met betrekking tot de intrekking en wijziging van de subsidieverlening en de subsidievaststelling zijn te vinden in afdeling 4.2.6 Awb. Art. 4:48 Awb bepaalt wanneer het bestuursorgaan de subsidieverlening kan intrekken of wijzigen ten nadele van de subsidieontvanger, zolang de subsidie nog niet is vastgesteld.
Een van de belangrijkste weigeringsgronden is dat het subsidieplafond is bereikt 4:22 Awb).
Subsidie kan soms ook aangemerkt worden als verboden staatssteun. De staat moet de subsidie in dat geval terugvorderen.
Wat zijn de regels omtrent nadeelcompensatie bij een rechtmatige overheidsdaad? - BulletPoints 11
Voor het bestuursorgaan kan een plicht ontstaan tot vergoeding van de schade die bij de individuele burger is ontstaan (nadeelcompensatie), ook al heeft het bestuursorgaan rechtmatig gehandeld.
Nadeelcompensatie ontstaat pas als er sprake is van een meer dan gemiddelde schade voor de individuele burger. Het beginsel dat hierbij centraal staat is het beginsel van de gelijkheid voor de publieke lasten (égalitébeginsel). Nadeel dat de overheid veroorzaakt bij de individuele burger behoort niet voor rekening van die burger te blijven, als die burger daardoor een groter deel van de lasten moet dragen dan de rest van de burgers.
Een rechtsregel of een grondslag voor schadevergoeding kan worden gevonden in de wet, een beleidsregel of het ongeschreven recht.
Soms vereist een ruimtelijke ontwikkeling dat een perceel een andere bestemming moet krijgen. Dit kan leiden tot onteigening. Dat mag, mits er is voldaan aan twee eisen. Het perceel dient volgens een zorgvuldig wettelijk geregelde procedure te zijn aangewezen en volledige schadeloosstelling moet volgen.
Bestuursorganen kunnen ook op zichzelf staande nadeelcompensatiebesluiten nemen: de zogenaamde zelfstandige nadeelcompensatiebesluiten.
De Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten codificeert het égalitébeginsel in titel 4.5 Awb. Dit zorgt ervoor dat alle besluiten op verzoeken om tegemoetkoming in de schade veroorzaakt door rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak, bij de bestuursrechter aangevochten kunnen worden.
Op grond van het égalitébeginsel zijn bestuursorganen gehouden tot compensatie van onevenredige schade. De abnormale last houdt in: schade die boven het normale ondernemers- of maatschappelijk risico uitstijgt. Alleen onevenredige schade komt voor vergoeding in aanmerking komt op grond van het égalitébeginsel.
De speciale last betekent dat de benadeelde, vergeleken met anderen, onevenredig zwaar getroffen moet zijn.
Een verzoek om nadeelcompensatie gegrond op het égalitébeginsel heeft alleen kans van slagen als er een causaal verband bestaat tussen de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid en de schade die bij de benadeelde is ontstaan. Net als bij de onrechtmatige daad onderscheiden we 2 fases met betrekking tot de causaliteit (condicio sine qua non en de omvang van de aansprakelijkheid).
Soms lijdt een burger onevenredige schade door een rechtmatige overheidsdaad, zonder dat hij dan recht heeft op compensatie. Schade die het gevolg is van omstandigheden die aan de aanvrager kunnen worden toegerekend, behoren namelijk voor diens rekening te blijven.
Het bestuursorgaan hoeft geen nadeelcompensatie toe te kennen als het voor de aanvrager voorzienbaar was of behoorde te zijn en hij een bewust risico heeft genomen dat hij schade zou lijden.
De benadeelde moet alle redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van de schade nemen.
Nadeelcompensatie wordt uitgesloten als de schadevergoeding op een andere manier voldoende is verzekerd.
Onder welke omstandigheden is er recht op schadevergoeding bij een onrechtmatige overheidsdaad? - BulletPoints 12
Art. 6:162 BW geldt in beginsel ook voor bestuursorganen. De schade veroorzaakt door een toerekenbare onrechtmatige overheidsdaad, moet worden vergoed door de overheid. Overheidshandelingen leveren ook een onrechtmatige daad op als die handelingen in strijd zijn met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Er zijn 7 eisen waaraan steeds moet zijn voldaan alvorens een vordering tegen de overheid kan slagen: onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, relativiteit, causaliteit, schade, eigen schuld en eventuele verjaring.
Een onrechtmatige overheidsdaad slaagt alleen als er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige overheidshandeling en de schade die is ontstaan bij de benadeelde.
Een verplichting tot schadevergoeding bestaat uiteraard alleen als er schade is geleden. De benadeelde zal deze schade moeten bewijzen. Het kan gaan om vermogens- of materiële schade en om immateriële schade (smartengeld).
Een belangrijk aspect van de vermogensschade is die van vertragingsschade. De schadevergoeding wegens vertraagde voldoening van een geldsom bestaat uit de wettelijke rente over de som gedurende de tijd dat de schuldenaar in verzuim was (art. 6:119 en 120 BW).
Op grond van art. 6:101 BW kan rekening worden gehouden met de gedragingen van de benadeelde die aan het ontstaan van de schade hebben bijgedragen.
Als is voldaan uit alle vereisten voor een onrechtmatige overheidsdaad, dan moet tot slot nog worden nagegaan of de rechtsvordering niet verjaard is. De rechter bekijkt dit niet ambtshalve en de verjaring moet dus worden ingeroepen door de schadeveroorzaker.
Hoe moet de overheid omgaan met privaatrechtelijke regels? - BulletPoints 13
Voorheen had de overheid veel ruimte om te kiezen tussen publiek- en privaatrecht (tweewegenleer). Er ontstond veel kritiek op de tweewegenleer. Uiteindelijk kwam men met de gemengde rechtsleer. Volgens deze leer is op de grensgebieden van publiek- en privaatrecht een mengvorm van rechtsregels uit beide rechtsgebieden van toepassing en geldt in beginsel geen voorrang van het ene of het andere rechtsgebied.
De burgerlijke rechter heeft met de leer van de onaanvaardbare doorkruising en de toepassing van de normen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur de vrijheid van de overheid om privaatrechtelijke instrumenten te gebruiken behoorlijk begrensd en genormeerd.
In het Windmill-arrest wordt de keuzevrijheid van de overheid ingeperkt. Het volgen van de privaatrechtelijke weg is volgens de Hoge Raad rechtens niet toelaatbaar als de publiekrechtelijke regeling daardoor op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist. In het Windmill-arrest is sprake van een onzuivere twee-wegensituatie. De overheid volgt de privaatrechtelijke weg, terwijl er op dat moment geen publiekrechtelijke weg open staat.
Arresten De Pina/Helmond, Kunst- en antiekstudio Lelystad en Rize K. of Brandweerarrest zijn ook belangrijk voor het begrip van de twee-wegensituatie.
Als privaatrechtelijk overheidshandelen de toets van de leer van de onaanvaardbare doorkruising overleeft, dan is het bij het inzetten van privaatrechtelijke instrumenten gebonden aan de beperkingen uit de BW, aan de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur en aan de grondrechten.
De burgerlijke rechter moet volledig toetsen of privaatrechtelijk overheidshandelen voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Amsterdam/ Ikon-arrest).
Door overheden wordt vaak gebruik gemaakt van overeenkomsten. Van nakoming mag alleen worden afgezien als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Convenanten zijn ook overeenkomsten maar deze zijn (meestal) niet afdwingbaar. Deze behelzen vaak overleg-, informatie-, en evaluatieverplichtingen.
De overheid maakt gebruik van diverse zaken om de overheidsdienst te laten functioneren. Denk aan roerende zaken of gebouwen waar overheidsorganen in zijn gehuisvest. Openbare zaken zijn volgens de Hoge Raad van privaatrechtelijke aard.
Bij openbare zaken kan het gaan om gewoon gebruik en om bijzonder gebruik.
Wanneer de vergunninghouder de voorschriften van de vergunning naleeft, heeft de vergunning in beginsel een vrijwarende werking tegenover andere burgers. De jurisprudentie toont dat handelen conform een vergunning in beginsel niet vrijwaart tegen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad.
Wanneer de vergunninghouder in strijd met de vergunning handelt, dan kan hij ook worden aangesproken door derden die schade ondervinden van dat handelen.
Wanneer een gedraging waarvoor een vergunning is vereist wordt uitgevoerd terwijl de vergunning ontbreekt, spreekt het voor zich dat de gedraging onrechtmatig is. Het handelen in strijd met een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften kan gelijk worden gesteld aan het handelen zonder vergunning.
Hoe kan er toezicht worden gehouden en hoe worden de regels gehandhaafd? - BulletPoints 14
Van handhavingstekort is sprake wanneer het bestuursorgaan op zou moeten treden tegen een overtreding maar geen middelen heeft om te kunnen handhaven of weigert handhavend op te treden.
Om het handhavingstekort te verminderen is op meer gebieden van het bestuursrecht de bestuurlijke boete geïntroduceerd. Dit wordt gezien als een bestraffende sanctie.
Toezicht wordt gehouden op het naleven van wettelijke regels en voorschriften (afdeling 5.2 Awb). De toezichthouder moet dan wettelijk daartoe belast en bevoegd zijn. Hij kan zijn bevoegdheden uitoefenen zonder dat er sprake is van een verdenking van een overtreding. Hij is wel gebonden aan bepaalde normen in zijn bevoegdheidsuitoefening.
Een bestuursorgaan kan sancties opleggen aan overtreders van wettelijke voorschriften. Er zijn sancties die gericht zijn op herstel van de situatie (herstelsancties) en sancties gericht op vergelding en het aanbrengen van leed aan de overtreder van de wettelijke voorschriften (bestraffende sancties/ “criminal charge”).
Last onder bestuursdwang: deze sanctie is gericht op herstel. Wordt deze last niet uitgevoerd dan zal er gerechtigd handelen zijn van het bestuursorgaan om het uitvoeren van de last af te dwingen.
Last onder dwangsom: ook deze sanctie is gericht op het herstellen van de situatie zoals deze was of weer legaal zou kunnen worden. Dit is een geldsom die wordt ingesteld als uitvoering van de last geheel of gedeeltelijk uitblijft.
Bestuurlijke boete: De bestuurlijke boete is een sanctie die er op is gericht de overtreder van het wettelijk voorschrift te straffen. Het houdt een geldsom in die moet worden voldaan.
Intrekken van een begunstigende beschikking: de intrekking van de begunstigende beschikking kan zowel herstel van de oude situatie beogen als bestraffing.
Ook het sanctierecht moet ergens op gebaseerd zijn en de oplegging van sancties moet aan verschillende beginselen voldoen (legaliteitsbeginsel, wederrechtelijkheid, naleving van eisen van procedurele normen en evenredigheid).
Het bestuursorgaan is gebonden aan de ne bis in idem regel en nemo debet bis vexan-regel. Die regels houden in dat er niet twee keer voor hetzelfde mag geprocedeerd en ook niet twee keer dezelfde straf mag worden gegeven voor hetzelfde feit.
Het stelselmatig gedogen van handelingen die duidelijk in strijd zijn met de wet, mag niet.
Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak heeft een bestuursorgaan vooral in het ruimtelijk bestuursrecht en het milieurecht een handhavingsplicht. Behalve als handhaving onevenredig zou uitpakken of wanneer er bijzondere omstandigheden spelen. Gewekt vertrouwen is volgens de Afdeling meestal geen reden om van handhaving af te zien.
De trend is dat secundair Unierecht steeds vaker aangeeft op welke wijze een lidstaat moet sanctioneren.
Wat houden de herstelsancties in? - BulletPoints 15
Een herstelsanctie is gericht op het terugdraaien van een situatie zoals deze was voordat een wettelijk voorschrift werd overtreden (Art 5:2 lid 1 Awb).
De twee belangrijkste herstelsancties zijn de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Zowel bestuursdwang als dwangsom mag niet worden opgelegd zonder dat hiertoe de bevoegdheid is gegeven in een wettelijk voorschrift. De Awb bevat enkele eisen voor de bestuursdwang- en dwangsombeschikkingen. Deze staan door de hele Awb heen en ook eventuele ongeschreven regels zijn van toepassing.
Zowel de aanvrager van de bestuursdwangsanctie als een andere belanghebbende kan vragen om daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de bestuursdwang. Dit kan alleen als de termijn waarbinnen de maatregelen moesten worden genomen is verstreken en de maatregelen niet zijn genomen.
De uitvoering van bestuursdwang kan kosten met zich meebrengen deze komen in beginsel voor rekening van de overtreder. De uitzonderingsgevallen daargelaten.
Intrekking van de begunstigende beschikking kan ook als een herstelsanctie worden gezien. Dit is een reactie op het onrechtmatige gedrag en is bedoeld om de illegale situatie ongedaan te maken. Voor deze herstelsanctie is niet altijd een wettelijk voorschrift vereist die deze mogelijkheid toekent.
Nog een andere herstelsanctie is de korting dan wel uitsluiting op/van een uitkering. Met name de werkloosheids- of bijstandsuitkering. De uitsluiting of korting volgt op het feit dat een voorwaarde van de uitkering niet wordt nageleefd of uitgevoerd. Deze maatregelen uit het socialezekerheidsrecht hebben geen criminal charge-karakter en moeten volgens de jurisprudentie worden gezien als herstelsancties.
Welke bestraffende bestuurlijke sancties zijn er? - BulletPoints 16
Een bestraffende sanctie ziet er op om de overtreder te bestraffen en leed toe te brengen. Doelen zoals vergelding en preventie kunnen ook meetellen bij de bestraffende sanctie. De belangrijkste bestraffende sanctie is de bestuurlijke boete.
Het bestuursorgaan draagt de bewijslast van de overtreding. Het moet het dragend bewijs van een overtreding bij de voltooiing van de bestuurlijke besluitvorming leveren. In geval van twijfel wordt aan de betrokkene het voordeel van de twijfel gegund.
De waarborgen van art 6 EVRM en 7 EVRM zijn ook van toepassing op het proces van de bestraffende bestuurlijke sancties.
Wanneer is er sprake van een criminal charge? Het belangrijkste criterium is volgens het EHRM het doel van de sanctie. Is dit doel om te bestraffen dan kan worden aangenomen dat er sprake is van criminal charge.
Zodra er sprake is van een bestuursrechtelijke vervolging die is op te vatten als een criminal charge heeft de betrokkene zwijgrecht. Dit recht geldt niet alleen voor de bestuurlijke boete maar voor alle bestraffende sancties. Deze regel van art 5:10 Awb is voor de betrokkene meer beschermend dan art 6 EVRM.
Verdere normen en eisen bij bestraffende bestuurlijke sancties zijn onder andere het legaliteitsbeginsel, verwijtbaarheid, nemo debet bis vexari en ne bis in idem, termijnen en evenredigheid.
In afdeling 5.4.2. Awb staan procedurele waarborgen die geleden bij het opleggen van boetes. Denk aan het hoorplicht en inzagerecht. De afdeling bevat geen aparte bepalingen over bijzondere bevoegdheden van de toezichthouders voor opsporing. Dit wordt niet nodig geacht en mocht het toch nodig zijn dan staan deze bevoegdheden in bijzondere wetten.
Art 6 EVRM eist een behandeling binnen redelijke termijn. Hoe lang deze termijn is hangt van alle factoren die meespelen af. Wanneer er een rapport is gemaakt dan moet binnen 13 weken over het al dan niet opleggen van de boete worden besloten (art 5:51 Awb).
Andere bestraffende sancties kunnen zijn het intrekken van een begunstigende beschikking, de intrekking van een financiële uitkering, ambtenarentucht en het openbaar maken van de handelingen van de overtreder. Dit zijn alleen bestraffende sancties als het doel is om leed toe te brengen aan de overtreder of dit uit de wet blijkt.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1200 |
Add new contribution