Romeins recht - Recht - RUG - B2 - Sheetnotes & Collegeaantekeningen
- 2102 reads
Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege? Maak (desgwenst) verwijzingen naar de literatuur.
Deze week gaat over het Romeins Goederenrecht.
Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? Vat deze kort samen.
Er is geen sprake van onderwerpen die niet worden behandeld in de literatuur. Hoofdstuk 5 van Prota van belang.
Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Er is geen sprake van recente ontwikkelingen in het vakgebied.
Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
Voor het tentamen is het belangrijk de vereisten voor verkrijgende verjaring te kennen.
Voor het tentamen is het van belang het verschil in redenatie te weten met betrekking tot "goede trouw" in het huidige recht en het Romeinse recht.
Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen? Neem deze op en vermeld ook het antwoord
- Wat zijn de vereisten voor verkrijgende verjaring?
Gedurende de wet van de twaalf tafelen, waren dit er slechts twee. Er moest sprake zijn van bezit en dit bezit had een termijn van 1 jaar voor roerende zaken en 2 jaar voor onroerende zaken. Hier kwam echter commentaar op omdat het nu wel heel makkelijk was om onder overdracht uit te komen. Nu zijn de eisen dat het niet mocht gaan om een gestolen zaak. Er moet sprake zijn van een titel en goede trouw en tot slot moet er sprake zijn van bezit en voldaan zijn aan de verjaringstermijn.
- Wanneer was er in het Romeinse recht sprake van goede trouw?
Naar Romeins recht was het geen vereiste dat je moest hebben gedacht eigenaar te zijn geworden. Je kon eigendom verkrijgen ook al wist je dat de levering onjuist was, voldoende voor verjaring was instemming van de eigenaar. Het ging om het uitgangspunt dat de bezitter van die zaak goede trouw moet hebben gehad op het moment dat hij het goed in bezit krijgt, voor de rest van het verjaringstermijn doet het er niet meer toe.
- Wat was de nieuwe verjaringstermijn?
Eerst 1 jaar voor roerende zaken; deze werd veranderd in 3 jaar. Eerst 2 jaar voor onroerende zaken en dit werd veranderd in 10 jaar voor onroerende zaken in dezelfde provincie en 20 jaar voor onroerende zaken in een andere provincie.
Een verbintenis is een rechtsbetrekking die kan voortkomen uit een overeenkomst, maar dat hoeft niet het kan ook uit iets anders. Bijvoorbeeld een onrechtmatige daad.
Omgekeerd, is het ook niet zo dat elke overeenkomst een verbintenis ten gevolge heeft.
Er zijn overeenkomsten die verbintenissen tot gevolg hebben, dit zijn de obligatoire overeenkomsten oftewel de verbintenis scheppende overeenkomst.
Er zijn ook liberatoire overeenkomsten, oftewel de bevrijdende overeenkomst. Hierbij is het doel het teniet laten gaan van de verbintenis in plaats van een verbintenis scheppen. Het voorbeeld naar huidig recht is de overeenkomst naar kwijtschelding (acceptilatio).
Ten slotte hebben we nog de neutrale overeenkomsten, dat zijn overeenkomsten waarbij geen verbintenissen ontstaan en ook geen verbintenissen te niet gaan maar partijen iets anders overeenkomen. Een voorbeeld is dading.
Dit is de belangrijkste groep overeenkomsten. Deze kun je in twee groepen verdelen, eenzijdige en wederkerige. Eenzijdig ziet hier op het aantal verbintenissen dat uit de overeenkomst voortvloeit, het heeft niks te maken met hoeveel partijen er zijn. (niet in de war raken met eenzijdige rechtshandeling dat is wel dat er maar één persoon een handeling verricht, bijv. het testament). Er komt slechts één verbintenis voort uit de eenzijdige overeenkomst. Dit vonden Romeinen altijd wat raar, want iemand geeft wat weg en wie doet dat nou? In ons huidige recht is het meest logische voorbeeld, de schenking. De schenker neemt een verplichting op zich, de geschenkte krijgt enkel een recht. Wil een schenking geldig zijn dan moet men tegenwoordig naar de notaris, dit om zeker te weten dat het de bedoeling van beide partijen is.
Een wederkerige overeenkomst zijn verbintenissen over en weer, het meest bekende voorbeeld is de koopovereenkomst.
Naar Romeins Recht is het onderscheid tussen eenzijdig en wederkerig erg belangrijk. Bij een eenzijdige overeenkomst spreekt men van streng recht, contractus stricti iuris. Terwijl men bij de wederkerige overeenkomsten spreekt van de goede trouw, bonae fidei. Bij eenzijdige staat de prestatie vast en mag je niet meer vragen dan is vastgelegd. Bij wederkerige overeenkomst mag dit wel, daar kun je een beroep doen op de bonae fidei (goede trouw).
Er zijn twee soorten goede trouw. Enerzijds de subjectieve goede trouw, dat is de goede trouw van een persoon, die denkt dat het zus is terwijl het zo is. Iemand die zich vergist, anders gezegd, een dwaling die redelijk is. Anderzijds de objectieve goede trouw, daar gaat het bij de contracten om. Dit is een geheel van rechtsregels die bepalen hoe partijen zich tegenover elkaar behoren te gedragen. Regels die meebrengen wat je uit de redelijkheid en billijkheid kunt afleiden. Dit wil zeggen dat bij de wederkerige overeenkomsten er altijd een opdracht van de Praetor kwam, de Praetor gaf de rechter een clausule van de redelijkheid en billijkheid. Dit betrof de aanvullende en beperkte werking van de redelijkheid en billijkheid, zoals we die nu nog kennen in ons huidige recht. In het Romeinse Recht kon dit enkel bij de wederkerige overeenkomst, juist omdat het hier gaat om verbintenissen over en weer. Dit zou onredelijk zijn bij eenzijdige overeenkomsten.
Een ander verschil gaat over de gevolgen. Wie draagt nadelige gevolgen? Bij eenzijdig ligt het bij de schuldeiser, de crediteur. Terwijl bij de wederkerige overeenkomst geldt dat de ene verbintenis teniet gaat, dan vervalt tevens de tegenoverstaande verbintenis ook. Hier ligt het risico bij de schuldenaar van de geleden zaak. De enige uitzondering hierop was de koop.
Bij de wederkerige overeenkomst moeten beide partijen leveren. Stel de verkoper heeft niet geleverd bij de koper. De koper wordt dan boos. Kan de verkoper zich verweren als de koper nog niet heeft betaald? De verkoper wil pas leveren als de koper heeft betaald. Ja, dit is heel redelijk. Je kan niet gedwongen worden om zelf te presteren, er geldt: tegelijk oversteken. Je schort je eigen prestatie op: 'ik presteer op het moment als u ook presteert': exceptio non adimpleti contractus (de nog niet nagekomen overeenkomst).
De overeenkomsten werken slechts tussen partijen, zij binden derden niet. Nemo alteri stipulari potest (niemand kan voor iemand anders bedingen). Juridisch betekent dat een derde beding niet geldig is naar Romeins Recht en een derde er dus geen rechten aan kan ontlenen. De partij die het beding zelf heeft gemaakt, kan er ook geen rechten aan ontlenen. Zo'n derde beding is door geen enkele manier afdwingbaar. Tegenwoordig is het wat anders, een derde kan in ons huidige BW wel rechten ontlenen aan zo'n contract mits de derde het beding aanvaard, dus door toestemming aan het beding wordt een derde contractspartij en ontleent dus rechten.
In het Romeins Recht kon een derde wel rechten ontlenen aan een beding, enkel als het ging om een boetebeding. Als er een overeenkomst was tussen A en B, dan kon er worden opgenomen in een contract dat als B niet betaalde, C zou betalen voor B zodat A alsnog geld kreeg. Als ware het een boete.
Het Romeins Recht kent enkel bijzondere overeenkomsten door de Romeinse Praetor. Je kon alleen procederen over overeenkomsten waar de Praetor een actie voor had. De Praetor moest de overeenkomsten dus erkennen anders kon je er niet over procederen. Een blote overeenkomst is een overeenkomst waar geen actie voor is (pacta nuda non valent: blote overeenkomsten kun je niet afdwingen bij de rechter want er is geen actie voor).
Contractus re - de reële overeenkomsten
Contractus verbis - de mondelinge overeenkomsten
Contractus litteris - de schriftelijke overeenkomsten
Contractus consensu - de overeenkomsten door wilsovereenstemming
Daarnaast zijn er nog innominaatcontracten (onbenoemde overeenkomsten). Deze vallen buiten het gebruikelijke rijtje van hierboven, en zijn ook niet de meest voorkomende maar passen in de volgende categorieën:
Precarium (bruikleen ter bede). Gold pas op het moment dat de zaak werd overgeleverd.
Do ut des permutatio (ruil). Ik geef u iets, opdat u iets teruggeeft.
Do ut facias aestimatum (Trödelvertrag). Ik geef u iets opdat u iets voor mij doet. Iemand verkoopt jouw fiets voor je, het minimumbedrag is voor jou en al het extra voor die persoon.
Facio ut des. Ik doe iets voor u, opdat u mij iets geeft. Ik schilder uw huis voor een paard.
Facio ut facias transactio (dading). Ik doe iets opdat u iets doet.
Condictio causa data, causa non secuta. De terugvordering van de prestatie die is verricht omdat er geen tegenprestatie volgde. Je kan in zo'n geval je eigen prestatie terugvorderen als de tegenpartij niet presteert. Daar heb je echter weinig aan, liever wil je vorderen wat je eigenlijk zou moeten krijgen van de partij. Dit kwam er, een actio praescriptis verbis (vordering van nakoming). Deze acties zijn altijd tegenover elkaar blijven bestaan. Je kon dus kiezen of nakoming vorderen of je eigen prestatie terugvorderen.
De meest voorkomende overeenkomsten onder de loep.
Één van de beide partijen overhandigt aan de andere partij(en) een zaak. Het is een reële overeenkomst. Het bijzondere is dat wilsovereenstemming alleen niet voldoende is. De wilsovereenstemming moet door één van de partijen al zijn uitgevoerd door overhandiging van de zaak. Er waren vier categorieën hierbinnen die vaak voor kwamen.
Mutuum (verbruikleen)
Het gaat om soort zaken en dat er altijd een eigendomsoverdracht plaatsvindt bij deze soort zaken. Je mag de zaak verbruiken mits je uiteindelijk maar evenveel van dezelfde soort, dezelfde kwaliteit teruggeeft. Het is een eenzijdige overeenkomst. Het contract komt pas tot stand als de crediteur het geld overdraagt aan de debiteur (de enkele belofte is onvoldoende). Daarna heeft enkel de debiteur nog de verplichting om bijvoorbeeld over een maand het geld terug te geven.
Heb je het geld pas na een half jaar nodig dan kun je gebruik maken van een voorovereenkomst, zodat het wel al afdwingbaar wordt. Dit deed je door een stipulatio. Die stipulatio was in rechte afdwingbaar. De voorovereenkomst dwingt tot het sluiten van een reële overeenkomst, zodat men alsnog het geld krijgt. Vandaar de term voorovereenkomst, daarmee kun je niet direct het geld ophalen.
Mutuum (de verbruikleen) is tegenwoordig nog steeds in het BW geregeld, art.7A:1791 BW. Probleem hierbij was dat de rechter geen rekening mocht houden met de redelijkheid en billijkheid. De rechter kon enkel de schuldenaar veroordelen om exact hetzelfde bedrag terug te betalen die hij had gekregen. Als men rente wilde, moest men dat weer apart afsluiten via een stipulatio. Ieder moest je afzonderlijk afdwingen etc. Dat was natuurlijk ingewikkeld, dus men ging het in één stipulatie stoppen. Mutuum werd voornamelijk gezien als een vriendendienst. Dus meestal ging men daar geen rente aan vragen.
Commodatum (bruikleen)
Een ander mag de zaak gebruiken zonder daar voor te betalen (om niet) en moet de zaak uiteindelijk weer teruggeven. Er vindt geen eigendomsoverdracht plaats. Hij wordt slechts houder, bewaart de zaak voor een ander. De andere blijft eigenaar en bezitter. Een bruiklener heeft de plicht tot bewaking, custodia. Anders gezegd een bruiklener kon zich bijna nooit op overmacht beroepen, hij moet goed voor de zaak zorgen die hij leent. Het is een onvolmaakte wederkerige overeenkomst, enerzijds moet de bruiklener de zaak goed teruggeven aan de bruikleengever. En anderzijds zou het kunnen dat de bruikleengever geld moet toegeven voor kosten die de bruiklener heeft moeten maken voor het goed onderhouden van de zaak. Dit is niet altijd het geval, maar kan soms wel voordoen.
Depositum (bewaargeving).
Een reëel contract, ontstaat pas op het moment dat de bewaargever de zaak afgeeft aan de bewaarnemer. De bewaarnemer heeft dan de verplichting om dezelfde zaak terug te geven en de tijd dat hij die zaak onder zich heeft moet hij de zaak goed bewaren. De bewaarnemer is juridisch gezien de houder. Naar Romeins Recht was dit contract altijd om niet, dus voor niks. Als je er voor betaalde dan schaarde de Romeinen het niet onder het depositum maar onder de arbeidsovereenkomst. Naar Nederlands recht is dat anders, depositum is wel degelijk consensueel. Het toevertrouwen of het beloven is al voldoende, ontstaat al bij wilsovereenstemming, het hoeft dus niet eerst te worden afgegeven. En daarnaast kun je in het Nederlandse recht wel degelijk loon bedingen voor bewaarneming van je goed. De zorgplicht van de lener gold streng, de diligentia quam in suis rebus (zorgplicht die hij tot betrekking met zijn eigen zaken ook bewaakt). Het is tevens een onvolmaakt wederkerig contract, er vloeit altijd één verbintenis uit en mogelijkerwijs twee. Altijd is er de verplichting om de zaak terug te geven (actio depositi directa). Daarnaast kan er een tegengestelde actie zijn, als men als bewaarnemer kosten heeft gemaakt voor de zaak (actio depositi contraria). Als er uit een contract twee verbintenissen kunnen voortvloeien dan geldt als maatstaf tussen partijen, hoe zij zich moeten gedragen, de regel van bonae fidei (de goede trouw). Uit de goede trouw kunnen verplichtingen voortvloeien buiten de afspraken van het depositum om.
Depositum irregulare. Een vorm van depositum die eigenlijk niet klopt. Je geeft geld in bewaring, maar anders dan normaal hoefde de bewaarnemer niet dezelfde zaak terug te geven, maar mocht hij een gelijkbare hoeveelheid van het soort teruggeven. (dit speelde vooral bij geld). Zij lieten dit toestaan, omdat het een bonae fidei contract was - die leerde dat het redelijk en billijk was om degene die geld onder zich had gehad, wat meer geld teruggaf aan degene die het geld die gedurende tijd niet voor zich had. Daar hoefde je geen afspraken over te maken, dit kon zo voortvloeien uit de bonae fidei.
Pignus (pand)
Ontstaat door het afgeven van het pandrecht. De pandovereenkomst ontstond pas door afgifte aan de geldschieter (bijv. de bank). Het is dus een reële overeenkomst, een belofte is niet juridisch afdwingbaar. Let op. Er staat niet bij dat voor verbintenissenrecht een beschikkingsbevoegde nodig is. Je kan een gestolen ring afgeven aan een pandhouder,ook al ben je niet bevoegd. Dan ontstaat er alsnog een geldige pandovereenkomst. Er is wilsovereenstemming en afgifte van het goed, dus een geldig pandovereenkomst. Dit in tegenstelling tot het goederenrecht, er ontstaat natuurlijk niet een geldig pandrecht, want daar is de beschikkingsbevoegdheid tevens voor nodig! Dus verbintenissenrecht kan het geldig zijn, terwijl het goederenrechtelijk niet geldig is. Naar Nederlands recht is dit niet anders, behalve dat wij nu ook stil pandrecht kennen, dus er niet per definitie een afgifte nodig is.
Wederom geldt er de onvolmaakte wederkerigheid. Er ontstaat altijd één actie uit de overeenkomst, namelijk de teruggave van het goed als de schuld is afgelost (actio pigneraticia directa). Het kan zo zijn dat de pandhouder een tegengestelde actie heeft (de actio pigneraticia contraria), die ontstaat door het maken van kosten aan de pandgegeven zaak. Dit kun je natuurlijk instellen, als u erachter komt dat de zaak die ik aan u in pand heb gegeven helemaal niet van mij is. Er is dan wel een overeenkomst, maar geen pandrecht. Dus je spreekt uit de pandovereenkomst met de actio pigneraticia contraria aan dat je wilt dat iemand echt een zaak stelt waar een recht op kan worden gevestigd. Die andere zaak is namelijk geen zakelijk recht, want dat was niet van jouw. Dus dan heb je geen zekerheid die je juist wil hebben met pand.
Contractus Verbis
De mondelinge overeenkomst, oftewel de stipulatio. De stipulatio is altijd een overeenkomst waarbij één verbintenis uit voortkomt. Één van de partijen neemt een belofte op zich door een formeel vraag en aanbod spelletje. Er zijn vormvereisten, okidokie is niet voldoende. Het huwelijk is een heden ten daags voorbeeld. Dit was extreem populair bij de Romeinen omdat je bijna alles in een stipulatio kan stoppen. Bij zo'n stipulatio heb je altijd een actie. Ofwel de condictio (voor geldbedragen en bepaalde zaken) of de actio ex stipulatu (voor onbepaalde prestatie, bijv. haar knippen). Het nadeel is dat je er allebei bij moet zijn en het hele spelletje moet volgen. De bonae fidei geldt hier niet, die geldt enkel bij wederkerige of onvolmaakte wederkerige overeenkomsten.
De stipulatio werd onder andere gebruikt voor een derdenbeding (stipulatio poenae), de hoofdelijke borgtocht (fideiussio), de kwijtschelding of de schuldvernieuwing etc.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze bundel worden collegeaantekeningen uit het verleden met recentere updates in de vorm van sheetnotes gedeeld voor het vak Romeins Recht voor de opleiding Rechten, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1890 |
Add new contribution