College A Straf(proces)recht I

College aantekeningen (college A) bij het vak straf(proces)recht I

Week 1

Essentie van strafrecht: berechting van een strafbaar feit en de daarvan verdachte persoon door de strafrechter.

Het strafrecht is een negatief sanctiestelsel. Het gaat om rechtshandhaving en rechtsbescherming.

Materieel strafrecht: bepaalt de inhoud van het recht. Strafbaarstellingen, straffen, strafuitsluitingsgronden.

Formeel strafrecht: bevat rechtsregels die zich met de procedure van het recht bezighouden. Bevoegdheden als aanhouding, vervolging en berechting.

Strafdoelen

  • Verdragstheorieën
  • Absolute theorieën: we willen een doel dienen
  • Relatieve theorieën: generale preventie: voorkomen dat andere burgers het doen
  • Verenigingstheorieeën: alle theorieën samen

Strafrecht als middel van sociale controle

  • Een zodanige beinvloeding van menselijk gedrag, dat wordt bevorderd dat dit overeenkomsitg de rechtsregels verloopt.
  • Het wegnemen of verminderen van de onrust en de onvrede die door het delcit in de samenleving zijn ontstaan.

Voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid

  • Menselijke gedraging (handeling of nalaten)
  • Die valt onder een delictsomschrijving
  • Wederrechtelijk
  • Aan schuld te wijten

Wanneer iets strafbaar stellen?

‘Het beginsel is dit: dat alleen datgene mag gestraft worden, wat in de eerste plaats onregt is. Dit is eene conditio sine qua non. In de tweede plaats komt de eisch er bij dat het een onregt zij, waarvan de ervaring heeft geleerd dat het (waarbij natuurlijk op den gegeven maatschappelijken toestand te letten is) door geene andere middelen behoorlijk is te bedwingen. De strafbedreiging moet blijven een ultimum remedium.’

Criteria voor strafbaarstelling De Roos:

  • Schade (‘onregt’)
  • Subsidiariteit (ultimum remedium)
  • Proportionaliteit
  • Legaliteit
    • Art. 1 Sr en art.1 Sv
    • Dat garandeert: 1. De democratisch gekozen wetgever heeft zich uitgesproken 2. Het recht is inzichtelijk en voorspelbaar voor burgers, omdat wetten worden opgeschreven en bekend gemaakt.
  • Effectiviteit

Legaliteitsbeginsel

  • Nullum crimen sine lege (lex scripta): delictsomschrijving
  • Nulla poena sine lege (nulla poena): straf moet in de wet staan
  • Nulla poena sine lege praevi: geen terugwerkende kracht (niet achteraf iets strafbaar stellen)
  • Bepaaldheidsgebod (lex certa): duidelijk omschreven; het dient duidelijk te zijn voor de burgers wat wel en niet mag.
  • Verbod van analogie: niet toepassen op situatie die daarvoor niet bedoeld was
  • Art. 287 Sr
  • Art. 4 ARV ‘onbehoorlijk gedrag’
  • Art. 310 Sr ‘goed’

HR Onbehoorlijk gedrag

HR: deze bepaling is niet onverenigbaar met art 1 Sr en 7 EVRM. De norm is geconcretiseerd omdat het gaat om gedrag op stations en in treinen en het betreft een norm die: ‘inevitably couched in terms which … are vague and whose interpretations and application are questions of practice’.

Verhouding wetgever/rechter

  • Legaliteitsbeginsel
  • Grammaticale interpreatie
  • Wetshistorische interpreatie
  • Wetssystematische interpretatie: kijken naar het stelsel van recht
  • Teleologische interpretatie: kijken naar het doel van de oorspronkelijke wetgever

Week 2

Voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid

  • Menselijke gedraging
  • Die valt onder delictsomschrijving
  • Wederrechtelijk (veeartst-arrest)
  • Aan schuld te wijten (melk en waterarrest)

Kern van strafbaar feit is een ‘gewilde’ gedraging

  • Daadstrafrecht: is waarneembaar en brengt een unieke verbinding met de dader tot stand
  • Gedachten zijn vrij: geen ‘Gesinnungsstrafrecht’ Die kunnen we niet constateren.
  • Handelingen die potentieel gevaarzettend zijn (‘schade’ teweeg kunnen brengen)
  • Gewild (dus niet per ongeluk)
  • Voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid

 

Natuurlijke personen (art. 47) en rechtspersonen kunnen dader zijn, art. 51 lid 1 Sr

 

Daderschap

  • Fysieke gedragingen
  • Verantwoordelijkheid voor gedragingen van           anderen
    • Deelnemingsfiguren (medeplegen, doen plegen, uitlokken)
    • Functioneel daderschap: aansprakelijkheid vanwege functionele aansprakelijkheid.
  • Zorgplichtschending
  • Terrorismebestrijding

Functioneel daderschap
Criteria: IJzerdraadarrest

  • Vermocht verdachte te beschikken over het plaatsvinden van de handelingen? (beschikkingscriterium)
  • Werden handelingen door verdachte aanvaard of plachten zij door hem te worden aanvaard? (aanvaardingscriterium)
  • Beschikkingscriterium: beschikkingsmacht
    • Feitelijke zeggenschap, al dan niet met juridische zeggenschap
    • ‘kunnen ingrijpen’
  • Aanvaardingscriterium: een bepaalde houding met een wilselement
    • ‘blijkbaar billijken’
    • Hoeft niet concreet te blijken; kan volgen uit i) stelselmatig gedrag, ii) onvoldoende toezicht
  • Praktijk: functionele dader ‘doet’ weinig

Rechtspersoon kan alleen functionele dader zijn à art. 51 Sr. Criteria rechtspersoon aanspreken:

  • maatschappelijk verkeerscriterium
  • bedrijfspolitiek
  • baatcriterium
  • ijzerdraadcriteria

 

Zorgplichtschending

  • Met name in het milieurecht en het verkeersrecht, maar ook in het commune recht (HR 12 december 2000, NJ 2002, 516 Honden Peter)
  • De plicht van elke verkeersdeelnemer om te zorgen voor de veiligheid op de weg
  • Het creëren van een ongewenste situatie levert het strafbare feit op

 

Strafbepaling

  • Bestaat uit:
    • delictsomschrijving met de aanduiding of weergave van het verboden gedrag (materiële norm)
    • én de sanctienorm
  • De wetgever past in het commune strafrecht 3 manieren toe om een delict aan te duiden:
  • Door het delict als een gedraging of een nalaten te omschrijven (art. 326a resp. art. 192 Sr)
  • Door alleen de naam te vermelden (art. 300.1 Sr)
  • Door een delictsomschrijving en een naam (art. 326 of 310 Sr)

Formele delicten: voor strafbaarheid is bepaalde gedraging voldoende

  • Voorbeeld: binnendringen woning zonder verstoring huisvrede (art. 138 Sr); diefstal (art. 310 Sr)

Materiële delicten: voor strafbaarheid is bepaald gevolg van belang

  • Voorbeeld: doodslag (art. 287 Sr)

Commissiedelicten: strafbare feiten begaan door een handeling

  • Gedraging staat centraal
  • Verbodsnorm
  • Voorbeeld: diefstal (art. 310 Sr); wegnemen

Omissiedelicten: strafbare feiten begaan door een nalaten

  • Gebodsnorm
  • Delictsomschrijving kan uitdrukkelijk spreken over nalaten, voorbeeld: nalaten hulpbehoevende hulp te verlenen (art. 450 Sr)
  • Delictsomschrijving kan nalaten impliciet laten, voorbeeld: niet voldoen aan wettelijke plicht als opgeroepen getuige (art. 192 Sr)
  • Uitzondering in Wetboek van Strafrecht
  • Eigenlijk omissiedelict: uit delictsomschrijving blijkt dat het om een nalaten gaat en vaak is de normadressaat aangeduid
  • Oneigenlijk (c)o(m)missiedelict: delictsomschrijving is vormgegeven als commissiedelict, maar kan ook worden begaan door een nalaten
  • Vaak bij materiële delicten
  • Normadressaat is meestal onduidelijk
  • Voorbeeld: doodslag (art. 287 Sr)

Algemene delicten richten zich tot een ieder

  • Voorbeeld: ‘Hij die (…)’

Kwaliteitsdelicten richten zich tot een bepaald omschreven persoon

  • Voorbeeld: ‘De ambtenaar (…) die opzettelijk geld (…) dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduistert (…)’, art. 359 Sr

Gekwalificeerde delicten: zwaardere strafbedreiging

  • Voorbeeld: diefstal met braak (art. 311 lid 1 sub 5 Sr)
  • Ratio: feit is gepleegd onder bijzondere begeleidende omstandigheden
  • Strafverzwarende omstandigheden

 

Geprivilegieerde delicten: lagere strafbedreiging

  • Voorbeeld: kinderdoodslag (art. 290 Sr)
  • Ratio: er zijn verzachtende omstandigheden
  • Uitzondering

Week 3

Bestanddelen moeten worden bewezen, elementen niet.

  • Bij wederrechtelijkheid ligt de nadruk meer op de objectieve zijde van strafrechtelijke aansprakelijkheid

    • daad
  • Bij schuld ligt de nadruk meer op de subjectieve zijde van de strafrechtelijke aansprakelijkheid
    • dader

Algemene (en bijzondere) strafuitsluitingsgronden

  • - rechtvaardigingsgronden (noodtoestand, art. 40; noodweer, art. 41 lid 1; wettelijk voorschrift, art. 42; ambtelijk bevel, art. 43 lid 1; ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid)
  • - schulduitsluitingsgronden (ontoerekeningsvatbaarheid, art. 39; overmacht, art. 40; noodweerexces, art. 41 lid 2; onbevoegd gegeven ambtelijk bevel, art. 43 lid 3; avas)

Wederrechtelijkheid

Wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving:

  • `wederrechtelijk' in o.a.: art. 173a, 282, 310, 321, 326, 350, 444 Sr;

Synoniemen:

  • `zonder daartoe gerechtigd te zijn' in: art. 461 Sr;
  • ‘buiten noodzaak' in: art. 436 Sr

Maar ook andere bestanddelen drukken op zich reeds het wederrechtelijke karakter van het handelen uit:

- `geweld’, `braak’, `dwingen’, `wegnemen’, `vernielen’, ‘valse hoedanigheid, valse naam, valse identiteit aannemen’, ‘mishandeling’

- ruim wederrechtlijkheidsbegrip

“Handelen in strijd met het objectieve recht”

  • HR 9 februari 1971, NJ 1972, 1 (dreigbrief)
  • HR 4 april 2006, NJ 2006, 398 (oplichting)
  • Groningse eetpiraat (NJ 1998, 497) versus Tuinmeubelen (NJ 1999, 182)
  • Formele wederrechtelijkheid: diegene die de strafwet overtreedt heeft wederrechtelijk gehandeld, behalve als de wet zelf de wederrechtelijkheid opheft (art. 40-43 Sr)
  • Materiele wederrechtelijkheid: diegene die de strafwet overtreedt terwijl zich geen wettelijke of buitenwettelijke rechtvaardigingsgronden voordoen heeft wederrechtelijk gehandeld

Leer van de materiele wederrechtelijkheid

  • Veeartsarrest (NJ 1933, 918)

‘opzettelijk vee in verdachte toestand brengen’

  1. Het middel is onmisbaar en niet vervangbaar door een ander middel (subsidiariteit)
  2. Er moet sprake zijn van een redelijk middel tot een redelijk doel (proportionaliteit)
  3. Het doel moet een evident voordeel voor de rechtsorde betekenen, waarbij zoveel mogelijk een belang wordt beschermd dat in het verlengde van het door de wet beschermde belang ligt.
  • Toestemming slachtoffer (sport en spel)
  • Tuchtigingsrecht

Betekenissen van schuld in het strafrecht

  1. Het gedaan hebben
  2. De intentie (opzet danwel onachtzaamheid) waarmee een bepaald strafbaar feit wordt begaan (wettelijke schuldvormen)
  3. Schuld in enge zin
    • Aan schuld te wijten (art. 307, 6 WVW)
    • Onachtzaam (art. 199 lid 3)
    • Gebrek aan de nodige voorzichtigheid of voorzorg (art. 429 sub 3)
    • Redelijkerwijs moeten vermoeden (art. 417bis)
    • Het gaat in al deze gevallen om een aanmerkelijke (grove) onachtzaamheid, onnadenkendheid, onoplettendheid, onvoorzichtigheid.
    • Gerechtshof ‘s-Gravenhage 18-9-2008, LJN BF1921
    • Rechtbank ‘s-Gravenhage 24-9-2008, LJN BF2245
  4. Schuld in ruime zin (de verwijtbaarheid: het vierde element)
    • Geen straf zonder schuld
    • Melk en waterarrest (NJ 1916, 681)
    • ‘doen afleveren van melk waaraan water is toegevoegd’
  5. Straftoemetingsschuld

 

AVAS

  • Dwaling omtrent de feiten

              - Melk en Waterarrest 

  • Dwaling omtrent het recht

              - Motorpapieren (HR 22 november 1949, NL 1950, 180)

Restcategorie

- Basketbalspeler

Week 4 delictsomschrijving

Vormen van opzet

  • Volkomen opzet (zuiver willen en weten)
  • Opzet met zekerheidsbewustzijn
  • Voorwaardelijk opzet

Voorwaardelijk – voor het geval het gevolg intreedt – het gevolg op de koop toenemen

              - HR 9 november 1954, NJ 1955, 55 (Cicero)

              - HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633 (Aanmerkelijke kans)

Voorwaardelijke opzet

  • Bewust een aanmerkelijke kans aanvaarden (Posche)

of i.a.w.

  • Willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans (dat het gevolg zal intreden) (HIV-I)

 

  • In het kader van de Opiumwet vaak een bewijsconstructie

              - wie op reis gaat weet wat er in zijn koffers zit

              - drugs worden vaak per koffer vervoerd vanuit …

              - degene die een voorwerp van een ander zonder te controleren meeneemt, aanvaardt bewust de aanmerkelijke kans dat drugs worden ingevoerd

Bewuste schuld

Verdachte wist van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden, maar is er – achteraf ten onrechte – van uitgegaan dat dit gevolg niet zou intreden

Onbewuste schuld

Verdachte wist niet van de mogelijkheid dat het gevolg zou kunnen intreden, maar had daar gezien de omstandigheden van het geval wel aan moeten denken

Schuld in enge zin

  • Aanmerkelijk onvoorzichtig
  • Vermijdbaar

gevolg voorzienbaar en een zorgplicht om te voorkomen

  • Verwijtbaarheid

kon hij redelijkerwijze anders handelen?

Week 5 beslissingsmodel

Art.348 jo. 349

1. Is de dagvaarding geldig?

Zo ja, door naar vraag 2                         Zo nee, nietige dagvaarding

2. Is de rechter bevoegd?

Zo ja, door naar vraag 3                         Zo nee, onbevoegde rechter

3. Is de officier van justitie ontvankelijk?

Zo ja, door naar vraag 4                         Zo nee, niet ontvankelijke OvJ

4. Zijn er redenen voor schorsing van de vervolging?

Zo ja, schorsen van de vervolging       Zo nee, door naar de eerste vraag van art. 350

Een dagvaarding (dgv) kan om 4 soorten van redenen nietig zijn:

1) De dgv kan niet volgens de regels van art 585 Sv e.v. aan de verdachte betekend zijn;

2) De dgv is niet uitgebracht door de OvJ (258 Sv: OvJ heeft vervolgingsmonopolie);

3) De mededelingen aan de verdachte zijn niet correct (oproepfunctie);

4) Aan de eisen van art. 261 Sv is niet voldaan (beschuldigingsfunctie).

Is de rechter bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen?

1) Is misschien een andere rechter bevoegd? Zoals in militaire zaken de rb te Arnhem

2) Welk soort rechter is bevoegd: rechtbank, Hof HR; (art. 45 RO en 368 Sv (politierechter) en 382 (kantonrechter)

3) De rechter van welke plaats is bevoegd (art. 2-6 Sv)

Is de OvJ ontvankelijk in de vervolging?

Soms mag vervolging niet

1) leeftijd (art 486 Sv). Niemand mag strafrechtelijk worden vervolgd wegens een feit begaan voordat hij de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt.

2) Rechtsmacht (2 t/m 8 Sr)

3) Klacht (Titel XVI Boek 2 Sr (smaad, laster, belediging, deze zijn slechts na klacht vervolgbaar

Soms is het vervolgingsrecht komen te vervallen

4) Over dit feit is reeds beslist (ne bis in idem) (art. 68 Sr)

5) Voor dit feit is een strafbeschikking uitgevaardigd (art. 255a Sv)

5) Verdachte is overleden (art. 69 Sr)

6) Zaak is verjaard (art. 70 Sr)

7) Verdachte heeft voldaan aan transactievoorwaarden (art. 74 Sr)

8) Strafvervolging is aan een ander land overgedragen (art. 77 Sr)

9) Vervolgingsbeslissing is in strijd met beginselen van behoorlijke procesorde zoals het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel

Zijn er redenen de vervolging te schorsen?

  • komt in de praktijk nauwelijks voor

bijv.: een beslissing van een civiele rechter moet worden afgewacht. Zo is onder curatelestelling voor een aantal strafrechtelijke procedures van belang en zal deze civiel rechtelijke procedure dus moeten worden afgewacht.

Ook komt het met enige regelmaat voor dat de verdachte nog in een psychose zit. In dat geval wordt de vervolging geschorst totdat verdachte weer begrijpt waarvoor hij zich moet verantwoorden.

Hoofdvragen: Beslissingsmodel art.350

  1. Is het feit door de verdachte begaan
  2. Welk strafbaar feit levert het bewezenverklaarde op
  3. Indien het feit bewezen en strafbaar is
  4. Dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van de verdachte
  5. En over de oplegging van straf of maatregel

Art.350 jo 352

1. Kan het telastegelegde bewezen worden?

Zo ja, bewezenverklaren                                      Zo nee, vrijspraak

2. Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op?

Zo ja, welk artikel                                                                               Zo nee, ovar

3. Is er sprake van wederrechtelijk handelen?

Zo ja, naar vraag 4                                                                Zo nee, ovar

4. Is er sprake van een verwijtbare dader?

Zo ja welke straf of maatregel              Zo nee, ovar

Kan het tenlastegelegde bewezen worden?

Art. 338 Sv

Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.

  • Wettige bewijsmiddelen (art. 339)
  • Overtuiging

Bewijsmiddelen

Art. 339

1. Als wettig bewijsmiddel worden alleen erkend:

  • 1. eigen waarneming van den rechter;
  • 2. verklaringen van den verdachte;
  • 3. verklaringen van een getuige;
  • 4. verklaringen van een deskundige;
  • 5. schriftelijke bescheiden.

2. Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs.

Tenlastelegging vormt grondslag

De tenlastelegging moet worden bewezen, niet wat er werkelijk is gebeurd

Vrijspraak volgt als de tenlastelegging niet bewezen kan worden.

Dan kan dus ook worden vrijgesproken als wat er werkelijk is gebeurd wordt bewezen, maar dat niet als zodanig is tenlastegelegd.

Diefstal bij VenD, maar tenlastegelegd was Bijenkorf

Een van de tenlastegelegde bestanddelen niet bewezen kan worden

Er meer is tenlastegelegd dan strikt noodzakelijk was en dat niet bewezen kan worden

Praktijk: veel tenlasteleggingen met ‘althans’; leidt tot partiele vrijspraken 

Levert het bewezenverklaarde een strafbaarfeit op?

De rechter kwalificeert, niet de OvJ. Die geeft slechts een kwalitatieve vingerwijzing

Mogelijke problemen:

  1. Het bewezenverklaarde valt niet onder de deliktsomschrijving omdat de wetgever met deze delictsomschrijving iets anders bedoelde strafbaar te stellen (Groningse eetpiraat t.o.v. Tuinmeubelen)
  2. Miskleun OvJ. De OvJ vergeet een essentieel bestanddeel tenlaste te leggen
  3. Delictsomschrijving is onverbindend (bijv. in strijd met een hogere regeling)

Is het bewezenverklaarde wedderechtelijk begaan?

Handelen in strijd met het objectieve recht.

Daarvan is geen sprake indien er sprake is van een rechtvaardigingsgrond:

  • Noodtoestand
  • Noodweer
  • Ambtelijk gegeven bevel
  • Wettelijk voorschrift
  • Ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid (Veeartsarrest)

Valt de dader een verwijt te maken?

              De verkeerde keuze maken

              Daarvan is geen sprake als er sprake is van een schulduitsluitingsgronden?

  • Overmacht
  • Noodweerexces
  • Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
  • Afwezigheid van alle (relevante) schuld (Melk en waterarrest)

Complicaties

  • Is de dader strafbaar (laag 4) zit soms in tenlastelegging (laag 1).
  • Laag 3 zit in laag 1
  • Laag 2 zit in laag 1

Week 6 verdachte en dwangmiddelen

Opsporingsbegrip

  • Definitie in de wet
    • Art. 132a Sv: Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
  • Relatie tot controle(bevoegdheden)
    • Controle: geen verdenking vereist
    • Controle: verplichting tot medewerking – art 184 sr
    • Controlebevoegdheden mogen niet voor strafvordering worden gebruikt (verbod detournement de pouvoir)
    • Maar zie HR, Dynamische verkeerscontrole – alleen indien controlebevoegdheden uitsluitend voor ander doel gebruikt
    • Maar verbod op etnisch profileren

 

Opsporting, van reactief naar pro-actief

  • Klassieke opsporing: reactief tov gepleegd strafbaar feit op basis van verdenking
  • Vroegsporing
    • 1e boek WvSv, Titel 5 (georganiseerd verband), Titel Va –ten dele-(bijstand burgers)
  • Vgl. Art. 126o Sv
  • Vroegsporing mbt terroristische misdrijven
    • Boek 1, Titel VB en VC
    • 126zd: In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf is de opsporingsambtenaar, bij bevel daartoe van de officier van justitie, bevoegd in het belang van het onderzoek

De verdachte

  • Wanneer sprake van een verdachte?
  • Art. 27 sv
    • Feiten of omstandigheden > redelijk vermoeden van schuld aan strafbaar feit
  • Jurisprudentie
    • Hollende kleurling
    • Stormsteeg
    • Objectieve maatstaf, maar blijft moeilijk toetsbaar
  • Gevolgen ‘verdachte’-status
    • Bevoegdheden – gebruik dwangmiddelen, bv. staande houden, aanhouden, verhoren
    • Rechten verdachte – zwijgrecht/nemo tenetur, tolk, bijstand advocaat (in Sv en 6 EVRM)
    • Verplichtingen verdachte – het dulden van (rechtmatige) dwangmiddelen (anders schuldig aan art. 180 Sr)

Staande houden etc.

  • Staande houden
    • Art. 52 sv – verdachte, doel: vaststellen identiteit, toonplicht ID (art. 2 Wid)
  • Aanhouden
    • Heeterdaad – art. 53 Sv; ‘een ieder’; doel: naar plaats verhoor geleiden
    • Buiten heeterdaad – art 54 Sv; elke opsporingsambtenaar (lid 3); voorlopige hechtenis-feit

Onderzoek aan/in lichaam/kleding

  • Fouilleren
  • Strafvorderlijke ‘fouillering’ – art. 56 sv
  • In het belang van het onderzoek, bij ernstige bezwaren, onderzoek aan kleding, aan lichaam, in lichaam
  • ‘in lichaam’ - door arts
  • Zie ook art. 9 lid 2 Opiumwet – ook ernstige bezwaren vereist
  • Art. 52 lid 2 WWM – ‘redelijkerwijs aanleiding’

 

Systematiek van dwangmiddelen

  • Definitie dwangmiddel: inbreuk op rechten en vrijheden van burgers
    • (bewegings)vrijheid en recht op eerbiediging persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit (artt 5 en 8 EVRM)
  • Waaruit bestaat ‘dwang’?
    • Vordering/bevel: niet-naleving is strafbaar feit (184 Sr)
    • Daadwerkelijk geweld: niet-dulden (verzet) is strafbaar feit (180 Sr)
    • Onmerkbaar: bv aftappen telefoon
  • Bij toestemming geen sprake van dwangmiddel
    • Toestemming moet blijken
  • Wetmatigheids- en rechtmatigheidstoets
  • Wettelijke grondslag?
    • Dwangmiddelen moeten een precieze wettelijke grondslag hebben (art. 1 Sv en HR Bloedproef II, NJ 1962, 470)
    • Let op: die wettelijke grondslag en regeling is niet uitsluitend WvSv, maar ook bijzondere wetten, bv WWM en Opiumwet
  • Wie bevoegd?
    • Van burger (een ieder) tot rechter: hoe ingrijpender het dwangmiddel des te meer eisen aan de bevoegde autoriteit
  • Welke gevallen?
    • Bij ernstiger misdrijven meer mogelijk
    • 67 Sv als belangrijke schakelbepaling; let ook op spcifiek vermelde misdrijven
  • Benodigde bewijs?
    • Bij ingrijpende dwangmiddelen hogere graad van verdenking vereist
    • van licht naar zwaar: geen verdenking nodig (controlebevoegdheden, bv 52 (4) WWM), aanwijzingen (bv. 126zd), redelijk vermoeden van schuld (bv. 52 (via 27))/verdenking (bv 67 (1) en 126v), ernstige bezwaren (bv 67 (3))
  • Welke gronden?
    • Vaak ‘belang van het onderzoek’
    • Voorlopige hechtenis: ook gronden buiten het onderzoeksbelang
  • Tegen wie?
    • Meestal verdachte
    • Ook derden, bv getuige (gijzeling, 221)
  • Duur van dwangmiddel?
    • Termijnen specifiek in de wet (bv 66)
    • Minder specifiek: ‘ten spoedigste’ (bv 53 (3) of ‘onverwijld’ (60)
  • Wijze van uitvoering dwangmiddel
    • Dwangmiddel als discretionaire overheidsbevoegdheid (uitzondering: 126ff)
    • Eisen van subsidiariteit en proportionaliteit;
    • Mensenrechtelijk vangnet: art 3 EVRM-> geen onmenselijke behandeling

Week 7

Verloop van OTTZ (onderzoek ter terechtzitting) I

  • Uitroepen zaak (art. 270 Sv)
  • Verplichte procesdeelnemers? (art. 278 - 280 Sv)
  • Identiteit verdachte vaststellen en cautie (art. 273 Sv)
  • OvJ draagt de zaak voor (art. 284 Sv)
  • Ondervraging verdachte (art. 286 Sv)

 

Verloop van OTTZ II

Horen getuigen (art. 287 e.v., zie ook 260, 263 en 264 Sv)

De auditu, HR 20 december 1926, NJ 1927, 85 Nederlands bewijsstelsel

 

Nederlands bewijsstelsel

  • Art. 338 Sv: OTTZ, wettige bewijsmiddelen en rechterlijke overtuiging
  • Art. 339 Sv: limitatieve opsomming wettige bewijsmiddelen
  • Aantal bewijsmiddelen uitgelicht:
    • Art. 341, lid 4 (bekentenis niet voldoende)
    • 342, lid 2 (één getuige is geen getuige)
    • 342, lid 1: ottz en zelf waargenomen of ondervonden

 

De Auditu

Relevante personen:

  • Verdachte (A.)
  • Slachtoffer (F.)
  • Mevrouw Es
  • Mevrouw Eis

De auditu-verklaringen:

  1. PV van een verbalisant die mevrouw Es heeft horen zeggen dat zij verdachte heeft horen zeggen dat…
  2. Mevrouw Eis (op zitting) dat zij slachtoffer F. had horen zeggen dat…
  3. 342, lid 1: ‘zelf waargenomen of ondervonden’, daaronder valt ook de gehoorsindruk van de getuige.
  4. De gehoorsindruk van de verbalisant, weergegeven in een proces-verbaal van de tegenover hem afgelegde verklaring van een getuige is een wettig bewijsmiddel (art. 344, lid 1 sub 2 Sv).

Rechter vrij in de selectie en waardering van bewijs, geen regel van ‘best evidence’.

 

Verloop OTTZ III

  • Voorlezing stukken (art. 301 Sv)
  • Requisitoir (art. 311 Sv)
  • Pleidooi (art. 311 Sv)
  • Repliek/dupliek (art. 311 Sv)
  • Verdachte heeft laatste woord (art. 311 Sv)
  • Sluiting onderzoek, beraadslaging en uitspraak (art. 345, 348 – 352 Sv)

 

Rechtsmiddelen I

  • Definitie: de in de wet geregelde en voor procespartijen openstaande mogelijkheden op te komen tegen beslissingen van strafrechters bij hogere strafrechters
  • Art. 138 Sv:
    • Beslissingen: beschikkingen en uitspraken
    • Beschikkingen zijn de niet, uitspraken de wel op de terechtzitting gegeven beslissingen
    • Uitspraken: tussen-, eind en bijkomende uitspraken
    • Einduitspraken: o.a. op vragen art. 348 en 350 Sv.

 

Rechtsmiddelen II

  • Gewone en buitengewone rechtsmiddelen
  • Gewoon: tegen uitspraken die nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan – hoger beroep en cassatie
  • Buitengewoon: als geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat – herziening en cassatie in het belang der wet.

 

Ratio rechtsmiddelen

  • Herstelmogelijkheid (twee feitenrechters)
  • Rechtseenheid (één cassatierechter; cassatiegronden: verzuim van vormen en schending van het recht, art. 79 RO)

 

Hoger Beroep

  • Meerwaarde?
  • Reikwijdte (stroomlijnen hoger beroep, voortbouwend appel, art. 415, lid 2 en 422, lid 2 Sv)
  • Absolute competentie (art. 404 Sv)
  • Verbod op partieel appèl (art. 407 Sv)
  • Grievenstelsel (art. 410 jo 416 Sv)
  • Verlofstelsel (art. 410a Sv)

 

 

 

 

 

 

Mogelijkheden instellen hoger beroep

  • Vrijspraak: de verdachte kan geen hoger beroep instellen, het OM wel (art. 404, lid 1 en 2 Sv).
  • Vonnissen betreffende overtredingen waarbij 9a Sr is toegepast of een geldboete van max 50 euro is opgelegd: geen hoger beroep mogelijk voor verdachte noch voor het OM (art. 404, lid 2 Sv)
  • Geen partieel appèl (art. 404, lid 5 en 407 Sv)

 

Grievenstelsel

  • Art. 410 Sv: de OvJ moet schriftuur houdende grieven indienen, verdachte kan dat doen.
  • Art. 416, lid 1 Sv: AG/verdachte mondelinge toelichting op de bezwaren.
  • Art. 416, lid 2 Sv: hoger beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard als de verdachte  geen schriftuur en geen mondelinge toelichting.
  • Art. 416, lid 3 Sv: hoger beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard als OvJ geen schriftuur heeft ingediend.

 

Appelverlofregeling

Geldt in bepaalde gevallen (art. 410a):

  • Hoger beroep staat open o.g.v. art. 404 Sv,
  • maar als het gaat om, kort gezegd, overtredingen en lichte misdrijven waarvoor maximaal 500 euro is opgelegd,
  • wordt dat hoger beroep alleen behandeld als dat volgens de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist.

 

Beroep in cassatie

  • Rol Hoge Raad: rechtsvorming in rechtseenheid en controle
  • Absolute competentie (art. 427 Sv)
  • Rechtskwesties, niet feiten (art. 79 RO)
  • Cassatieschriftuur (art. 437, lid 1 Sv)
  • Verplichte procesvertegenwoordiging (art. 437, lid 2 Sv)

 

Beslissingen in HR

Art. 440 SV:

  • Cassatieberoep niet ontvankelijk, bijvoorbeeld:
    • termijnen niet in acht genomen (art. 437 Sv)
    • onvoldoende belang bij cassatieberoep (art. 80a RO)
  • Cassatieberoep verwerpen
  • Vonnis of arrest geheel of gedeeltelijk vernietigen en zaak zelf afdoen, terugwijzen of verwijzen.

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Straf(proces)recht I UvA
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
WorldSupporter and development goals:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Sem_H
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1990