Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Collegeaantekeningen week 1-3: Seksuologie

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Hoorcollege 1 02-06-2014

In de maatschappij wordt veel over seksueel gedrag gesproken. Er verschijnt wel eens een artikel over seksueel misbruik of over seksuele handelingen. Ook ontstaan er discussies over wat goed is en wat niet. Zo verscheen er op nu.nl een artikel over een man die graag naakt door koeienvlaaien rolt. Ook worden er veel onderzoekjes gedaan naar seksualiteit. Zo blijkt dat 40% van de vrijgezellen slechts één keer per jaar seks heeft.

 

Hoofdstuk 1 Seksuologie: een inleidend overzicht

Seksuologie heeft zich in de laatste jaren ontwikkeld tot een interdisciplinaire studie van seksualiteit. Er is steeds meer aandacht gekomen voor de behandelmethoden en de verscheidene invalshoeken, zoals het bekijken van seksualiteit vanuit een cognitief- of een genetisch oogpunt.

 

Inhoud en leerdoelen

Het boek bestaat uit zes modules:

  1. Seksuologie

  2. Seksualiteit

  3. Voorlichting en preventie van seksuele risico’s

  4. Hulpverlening bij seksuele disfuncties

  5. Specifieke groepen

  6. Bijzondere aandachtsvelden

Op het tentamen en tijdens de colleges zal de nadruk liggen op module 1, 2 en 4.

 

Ook heeft het boek een aantal leerdoelen:

Na het bestuderen heeft de lezer:

  1. Een beeld van de geschiedenis, methodologie en theorievorming binnen de seksuologie

  2. Een standpunt over wat seksuele (on)gezondheid of (ab)normaliteit inhoudt en een overzicht van de verschillende benaderingen, bijvoorbeeld wetenschap of recht, van waaruit normaliteit gedefinieerd wordt

  3. Kennis van de actuele stand van zaken met betrekking tot inzichten in de biologische, psychologische en sociale determinanten van seksualiteit door de levensloop heen

  4. Een overzicht van de theorie over vorming en voorlichting en hoe deze toegepast wordt op de domeinen vruchtbaarheidsregulering, seksueel overdraagbare aandoeningen en seksueel geweld

  5. Een beeld van het wezenlijke onderscheid tussen preventie gericht op het voorkomen van problemen en preventie gericht op het bevorderen van de seksuele gezondheid

  6. Inzicht in de gecompliceerde relatie die de reguliere hulpverlening kan hebben ten overstaan van de cliënten of de problemen van bijzondere groepen, zoals slachtoffers of daders van seksueel misbruik, of mensen met een genderidentiteitsstoornis

  7. Een beeld van de invloed die ziekten, handicaps, zwangerschap en medische interventies op seksualiteit kunnen hebben

  8. Een overzicht van de seksuologische hulpverlening en hulpverleningsmethodieken

 

Ook zal de positionering van de seksuologie aan bod komen:
- Het biopsychosociaal paradigma: hierbij gaat het om de positionering van de moderne seksuologie volgens de biologie, psychologie en sociologie
- Empirische methodologie
- Aandacht voor normaal en abnormaal
- Naast wetenschappelijk ook maatschappelijk en ethisch: hierbij gaat het om het mengen in maatschappelijk debat, zorgen voor seksuele gezondheid en emancipatie van bepaalde groepen
- Variabelen zijn: sekse (onderscheid man/vrouw), genderidentiteit (voelt iemand zich man/vrouw), genderrol (gedraagt iemand zich als man/vrouw), seksuele oriëntatie (homo-/hetero-/biseksueel), seksuele identiteit (voelt iemand zich homo-/hetero-/biseksueel), seksueel gedrag, seksuele interactie, seksuele relatie, seksuele functie en seksuele gezondheid.

 

Hoofdstuk 2: De geschiedenis van de seksuologie: een kennismaking

Er zijn vele belangrijke personen voor de ontwikkeling van seksuologie in het begin van de 20e eeuw. Zo is er Sigmund Freud. Hij heeft seksuologie op de kaart gezet en kwam met het idee over het oedipuscomplex (zoon ziet vader als vijandelijk figuur), penisnijd (meisjes ontdekken dat jongens een penis hebben en missen dit bij henzelf) en castratieangst (jongens ontdekken dat meisjes geen penis hebben, denken dat de penis als straf is verwijderd en dat hen wellicht hetzelfde te wachten staat). Ook benoemt hij de fluitketeltheorie. Dit houdt in dat wanneer een man geen seks heeft, hij gefrustreerd raakt en bij wijze van spreken op ontploffen staat. Deze theorie is erg achterhaald. Freud ziet heteroseksuele coïtus als het normale seksuele doel. Daarnaast vindt Freud onbewuste processen erg belangrijk en spreekt hij over het libido (seksualiteit is een instinct). Nu wordt de term libido niet meer gebruikt, maar spreken we over seksuele activatie. Iedereen hoort volgens Freud de volgende fasen te doorlopen tijdens de ontwikkeling: oraal, anaal, fallisch, latentie en genitaal. Er ontstaan problemen wanneer kinderen zich niet via bepaalde fasen ontwikkelen. Freud bedenkt hier psychoanalytische therapie voor.

 

Iwan Bloch is belangrijk voor de geboorte van seksuologie als wetenschap (1906). De inzichten van de cultuur- en natuurwetenschappen moeten volgens Bloch worden gecombineerd in het idee van een eigen wetenschappelijke onderneming.

 

Magnus Hirschfeld begint het eerste seksuologische tijdschrift en een seksuologisch onderzoeksinstituut dat pleit voor onderzoek, preventie en hulpverlening. Hij is reformatorisch ingesteld en vindt dat seksuologie zich ook moet bezighouden met de maatschappij en politiek. Albert Moll is juist conformistisch ingesteld en vindt dat seksuologie zich niet moet bemoeien met de maatschappij en politiek.

 

Na de tweede wereldoorlog

Na de tweede wereldoorlog komen er meer Amerikanen aan bod bij de ontwikkeling van seksuologie. Alfred Kinsey onderzocht als bioloog eerst veelal galwespen. Na de tweede wereldoorlog raakt hij verzeild in seksuologie. Hij richt een instituut op en ziet dat er nog helemaal geen betrouwbare data is. Kinsey (1947) besluit zelf grondig onderzoek te verrichten. In het onderzoek worden ongeveer 16000 mensen geïnterviewd en elk interview duurt bijna twee uur. Kinsey is ook erg geïnteresseerd in afwijkend gedrag. (Ab)normaliteit heeft geen biologische waarde, maar stigmatisering is het grootste probleem. Het seksuele gedrag dat vaak voorkomt, wordt als normaal beschouwd. Een individu ontwikkelt problemen, wanneer de maatschappij hem of haar veroordeeld. Ook werkt Kinsey via schalen, de Kinsey-schalen. Bijvoorbeeld: Op een schaal van één tot tien hoe homoseksueel ben je? Judith Reisman staat niet achter Kinsey’s manier van werken.

 

William Masters en Virginia Johnson (1968) komen met de seksuele responscyclus (opwinding, plateau, orgasme, herstel ontspanning). Na dit onderzoek bedenken zij een nieuwe behandeling, namelijk sekstherapie. Met deze behandeling moet de vicieuze cirkel van vermijding en faalangst worden doorbroken.

 

De sekstherapie bestaat uit meerdere stappen (met tussendoor feedbackmomenten):

  1. Niet-genitaal strelen

  2. Ook genitaal strelen

  3. Coïtus zonder beweging

  4. Coïtus met beweging

 

Indien mannen geen partner hebben, krijgen zij een zogenaamde surrogaatpartner om mee te oefenen. Vrouwen krijgen dat niet, aangezien Masters en Johnson vinden dat seksuele effectiviteit voor vrouwen niet belangrijk is.

John Money doet onderzoek naar genderidentiteit, voelt iemand zich man of vrouw? Met Anke Ehrhardt onderzoekt Money de interactie tussen erfelijke- en omgevingsfactoren. Money denkt dat de omgeving een belangrijke rol speelt bij het ontwikkelen van het gevoel en de gedachten dat je man of vrouw bent. Bij een operatie van David Reimer gaat er iets mis: hij verbrandt zijn penis. De ouders van David horen over de onderzoeken van Money en besluiten dat ze David laten opgroeien als een meisje. Niemand mag aan David laten weten dat hij eigenlijk een jongen is, dit doen de ouders uiteindelijk toch. Op latere leeftijd gaat het fout bij zowel David als zijn tweelingbroer.

In 1974 wordt homoseksualiteit niet meer als een stoornis gezien, maar als normaal gedrag. Het verdwijnt dan ook uit de DSM.

 

Hoorcollege 2 03-06-2014

De definitie van seks is voor iedereen verschillend. Zo valt voor de één orale seks onder seks en voor de ander niet.

 

Hoofdstuk 2: vervolg

John Gagnon en William Simon brengen in 1973 het boek ‘Sexual Conduct: The Social Sources of Human Sexuality’ uit. Seks komt volgens hen door middel van cultureel bepaalde scripts tot stand. Het is sociaal rolgedrag. Ze zijn het niet eens met de mening van Freud dat seks een instinct is. Gagnon en Simon onderscheiden twee scriptdimensies: een interpersoonlijke en een intrapsychische. Een interpersoonlijke dimensie houdt in dat mensen seksueel met elkaar kunnen omgaan. Een intrapsychische dimensie houdt in dat mensen bepaald seksueel gedrag na willen streven.

 

Michel Foucault (1976) vindt dat de vrouw onderdanig aan de man moet zijn. Vrouwen kunnen alleen plezier beleven, wanneer zij een man boven zich hebben staan. Foucault schrijft het boek ‘La volonté de savoir’. Shere Hite brengt het boek ‘The Hite Report’ uit. Het boek bestaat uit een enquête onderzoek onder ongeveer drieduizend vrouwen. In het boek van Hite staat dat maar 25% tot 33,33% van de vrouwen een orgasme krijgt tijdens coïtus. Het gelijktijdig krijgen van een orgasme is dus vrij lastig.

 

In 1998 komt Viagra (Sildenafil) op de markt. Viagra kent een biomedisch- en een evolutionair perspectief. Het biomedisch perspectief houdt in dat er op genetisch niveau een selectieproces plaatsvindt. Het evolutionair perspectief houdt in dat de meest gunstige genen tot uiting komen in de volgende generaties.

 

Seksuologie in Nederland

Rutgers WPF is een kenniscentrum over seksualiteit. De mensen uit dit centrum willen de samenleving vooral bekender maken met seksualiteit. Ook bestaat er een Nederlandse Vereniging voor Seksuologie. Dit is een vereniging voor de mensen die tijdens hun beroep in aanmerking komen met seksuologie. De NVVS brengt elk kwartaal een tijdschrift uit.

 

Hoofdstuk 3: Wetenschappelijk onderzoek naar seksualiteit

Wetenschappelijk onderzoek is ook in de seksuologie erg belangrijk. Zo is er onderzoek gedaan naar het verband tussen de lengte van wijs- en ringvinger en de hoeveelheid testosteron in je lichaam. Ook is er onderzoek gedaan naar de verschillen tussen de man en vrouw in opwindendheid. Een vrouw vindt zinnen waarin een actie met een penis wordt omschreven bijvoorbeeld veel minder opwindend dan een zin waarin een handeling met een vagina beschreven staat.

 

De drie belangrijkste metatheoretische perspectieven in de seksuologie zijn:

  1. Essentialisme

  2. Sociaal-constructionisme

  3. Biopsychosociaal model

 

Onderzoeksvragen worden nooit alleen op wetenschappelijke waarden beoordeeld. Er spelen vaak ook andere beoordelingscriteria mee. Zo kan men zich afvragen of je krachtige falsificaties van opvattingen krijgt wanneer de onderzoeker observeert. Ook is de context waarin vragen worden gesteld belangrijk. Als er eerst wordt gevraagd hoe sexy Channing Tatum is en vervolgens hoe sexy je huisgenoot is, dan wordt de laatste vraag al een stuk minder positief beantwoord. Men heeft de neiging om het middelste antwoord op een vraag te kiezen, omdat er vaak vanuit wordt gegaan dat dit het gemiddelde antwoord van de bevolking is.

Psychofysiologisch laboratoriumonderzoeken kunnen ervoor zorgen dat ook de onbewuste, lichamelijke reacties meetbaar zijn. Tijdens vragenlijsten vult men misschien in dat ze niet heel opgewonden zijn, terwijl dit uit de psychofysiologische onderzoeken wel blijkt.

Ook moet er rekening worden gehouden met een selectiebias. De persoon die mee wilt doen aan een seksonderzoek heeft waarschijnlijk minder moeite om over seks te praten en heeft misschien ook wel meer seks dan een persoon die niet wilt meedoen. Ook is ethiek zeer belangrijk. Een persoon moet zich veilig voelen bij het onderzoek. Er moet rekening worden gehouden met de anonimiteit en er moet een debriefing worden gegeven.

 

Hoofdstuk 5: Psychologische benaderingen van seksualiteit

Seksueel gedrag kan benaderd worden vanuit verschillende perspectieven:

  1. Evolutionair

  2. Informatieverwerking

  3. Sociaal

 

Evolutionair

Iedereen is samengesteld door zijn of haar genen. Seksuele reproductie kent twee manieren, de aseksuele manier en de seksuele manier. De paardenbloem reproduceert op de aseksuele manier en een mens reproduceert op de seksuele manier. Genetische informatie wordt doorgegeven via seksuele voortplanting. Er kan hierbij onderscheid gemaakt worden tussen drie begrippen:

  1. Adaptatie (een aanpassing wat betrekking heeft op genetisch reproductief succes)

  2. Nevenproduct (een bijeffect van een adaptatie)

  3. Ruis (een effect wat geen betrekking heeft op genetisch reproductief succes)

 

Een partnerkeuze is verschillend bij de man en bij de vrouw. Een man vindt de fysieke aantrekkelijkheid van een vrouw belangrijker dan dat een vrouw dit vindt. Een vrouw kijkt eerder naar het inkomen van de man dan dat een man dit doet.

De man kijkt naar de korte termijn en de vrouw naar de lange termijn, volgens David Buss met zijn theorie van seksuele strategieën. Een vrouw is negen maanden zwanger en kan zich dus maar één keer in het jaar voortplanten. Een man kan meerdere vrouwen tegelijk zwanger maken en kan zich dus veel vaker voortplanten.

Robert Trivers spreekt over twee soorten seksuele selectie in zijn Ouderschapsinvesteringstheorie, namelijk interseksuele- en intraseksuele selectie. Interseksuele selectie is het beste van man en vrouw samenvoegen. Vrouwen selecteren de beste partner. Intraseksuele selectie is de concurrentie onderling. Dit gebeurt vaker bij mannen.

De eerder genoemde theorie van seksuele strategieën (David Buss) levert problemen op van de man op korte termijn, namelijk het maximaliseren van vrouwelijke partners, het identificeren van toegankelijke vrouwen, het herkennen van vruchtbare vrouwen en het minimum aan betrokkenheid. Ook levert de vrouw problemen op lange termijn op, namelijk het herkennen van mannen die in staat zijn middelen te verwerven, het identificeren van mannen die bereid zijn tot een langdurige relatie, het willen beschermen en de goede opvoedingskwaliteiten.

 

Informatieverwerking

William Masters en Virginia Johnson komen met de fysiologische seksuele responscyclus. Helen Kaplan verbetert de cyclus: Plateau wordt vervangen door opwinding en verlangen komt ervoor (verlangen, opwinding, orgasme, herstel ontspanning). Kaplan krijgt kritiek op het punt dat opwinding en verlangen zowat hetzelfde is. Rosemary Basson denkt dat opwinding en verlangen elkaar kunnen versterken. Een stimulus als intimiteit zou de cyclus kunnen activeren. Stephanie Both bekijkt wat er klopt aan deze cyclus. Volgens Both begint het met activatie van het systeem en beleeft men opwinding als zin. Het activeren van de cyclus zou volgens Cindy Meston ook door hele andere stimuli kunnen. Zij geeft de volgende redenen waarom vrouwen zin hebben in seks: fysieke redenen (bijvoorbeeld ontspanning), het bereiken van doelen (bijvoorbeeld op het werk), door emotie (bijvoorbeeld liefde voor een partner) en door onzekerheidsreductie (bijvoorbeeld de relatie willen behouden).

Een vrouwelijke bidsprinkhaan bijt tijdens de paring het hoofd van het mannetje eraf. De hersenen inhiberen seksueel gedrag, want wanneer het hoofd eraf is, wordt het mannetje seksueel nog wat actiever.

William James (1890) komt met de body reaction theory. Hij zegt dat gedrag eerst komt, gevolgd door bewustzijn. James noemt het gevoel lijfelijk.

De incentive-motivatietheorie stelt dat seksuele motivatie veroorzaakt wordt door activatie van het seksuele systeem door stimuli. Liking is hier de evaluatie van motivatie en wanting is de kracht (pull en pussfactor).

 

Sociaal

Byrnes gedragssequentie model ziet seksualiteit als een interactie tussen situaties, algemene seksuele processen en persoonlijkheidstrekken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen erotofobie (negatieve reacties op seksuele prikkels) en erotofilie (positieve reacties op seksuele prikkels). Het wordt geassocieerd met seksuele aandacht/motivatie (de Big Five).

 

Het sociaal uitwisselingsperspectief kent drie basisprincipes:

  1. Sociaal gedrag is een reeks van uitwisselingen

  2. De kosten minimaliseren en de baten maximaliseren

  3. Bij het ontvangen van baten, beantwoording op gelijke manier

 

De billijkheidstheorie is een sociale uitwisselingstheorie. Gelijkheid moet ook op maatschappelijk niveau plaatsvinden. Er wordt naar een balans gestreefd. Ook Rusbult komt met een sociale uitwisselingstheorie. Volgens Rusbult is de kwaliteit en toegankelijkheid van de alternatieven belangrijk. Een derde sociale uitwisselingstheorie komt van Byers. Byers vergelijkt de seksuele baten met de seksuele kosten. Ook de vergelijkingsstandaard en de gelijkwaardigheid worden met elkaar vergeleken. Indien er geen evenwicht is, wordt de kans op buitenechtelijke seks groter.

 

Hoorcollege 3 04-06-2014

Dit college wordt gegeven door gastspreker Sanderijn van der Doef. Zij werkt binnen RutgersWPF en houdt zich bezig met seksuele voorlichting en preventie kinderen en jongeren.

 

RutgersWPF

RutgersWPF is een Nederlandse organisatie. WPF is opgericht in 1987, om de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten overal op de wereld te bevorderen. De voornaamste doelgroepen zijn kinderen, jongeren en vrouwen, maar tegenwoordig bestaat er ook een project dat gericht is op mannen en jongens.

Er is een nationale en internationale afdeling van RutgersWPF. De internationale afdeling steunt projecten van lokale organisaties in ontwikkelingslanden om nieuwe generaties in staat te stellen om zelf te beslissen over hun seksuele leven en het krijgen van kinderen. Zo kunnen zij zich beter beschermen tegen ziekten zoals hiv/aids, tegen ongewenste zwangerschap en seksueel geweld en krijgen zij de kans om de armoedespiraal te doorbreken. Deze projecten vinden plaats in Azië en Afrika en gebeurt door ondersteuning en training.

 

Seksuele ontwikkeling

Er bestaan twee visies op seksualiteit. De beperkte visie kijkt alleen naar de fysiologische aspecten van seksualiteit en aspecten als verlangen, opwinding en orgasme. De brede visie kijkt verder dan deze aspecten, namelijk ook naar genderidentiteit, lichamelijke sensitiviteit, kennis aspecten, relationele aspecten en lustgevoelens. Om seksualiteit goed te kunnen ontwikkelen is het belangrijk dat voldoende liefde en lichamelijke affectie, voldoende positieve voorbeelden van relationeel gedrag, voldoende positieve boodschappen over seksualiteit en intimiteit, voldoende mogelijkheden om seksuele gevoelens op een bij de leeftijd passende manier te onderzoeken en te uiten, intacte anatomie en bijpassende genderidentiteit en vrijwaring van traumatisering door fysiek, emotioneel of seksueel geweld aanwezig zijn.

Seksualiteit ontwikkelt zich door genitale stimulatie, genderidentiteit, seksueel spel en relationele ontwikkeling. Genitale stimulatie gebeurt tussen 0-1 jaar door het aanraken van de eigen geslachtsdelen, tussen 1-2 jaar ontstaat auto erotisch gedrag en genitale stimulatie. Masturberen op deze leeftijd heeft andere functies/doelen dan bij volwassenen en er zijn verschillende manieren voor. Tussen de 2-6 jaar gebeurt dit zeer frequent. Vanaf 4-5 jaar neemt dit gedrag af, doordat sociale regels geleerd worden.

Tussen de 2-3 jaar vindt de ontwikkeling van de (gender)identiteit plaats. Het kind ontdekt tussen de 3-4 jaar dat gender constant is en wat vrouwelijk en mannelijk inhoudt. Tussen de 5-6 jaar ontstaat er bij spelgedrag voorkeur voor kinderen van het eigen geslacht. Op 6 jarige leeftijd ontstaan verschillende groepsculturen en stereotype gedrag.

Seksueel spel kan bijdragen aan de ontwikkeling van seksualiteit, als dit zonder dwang en met leeftijdsgenoten gebeurt.

De relationele ontwikkeling ontstaat vanaf 4 jaar.

Tussen de 10-12 jaar zet de puberteit in. In deze tijd ontstaat de eerste belangstelling voor seks. De seksuele ontwikkeling van jongeren tussen de 12-18 jaar gaat verder en hier worden de stappen tongzoenen, strelen, naakt vrijen, geslachtsgemeenschap en orale seks doorlopen. De mediaan in Nederland voor de eerste keer geslachtsgemeenschap is 17.1 jaar. Tijdens de eerste geslachtsgemeenschap gebruikt echter minder dan 70% een voorbehoedsmiddel en hoe jonger de eerste keer plaatsvindt, hoe slechter anticonceptie wordt gebruikt.

 

Preventie en voorlichting

Doelen van preventie en voorlichting is het stimuleren van seksueel gezond gedrag, het voorkomen van seksuele problemen en het begeleiden van gezonde seksuele ontwikkeling.

 

Hoorcollege 4: How sexual desire works

Dit college wordt gegeven door gastspreker Frederick Toates (Engels).

 

Sexual desire (seksueel verlangen)

Verschillende diersoorten hebben eenzelfde “basic desire”, maar de mens onderscheidt zich met een specifieke vorm. Het brein kan in drie delen worden opgedeeld: reptilian complex, palemammalian complex en neomammalian complex. Alleen de mens bezit het neomammalian complex, dit is het meest ontwikkelde gedeelte van het brein. Deze indeling van het brein is te vergelijken met een huis. Een oud huis kan veranderen in een modern huis door de toevoeging van elektriciteit. Dit betekent dat het een modern huis is geworden, gebouwd op oude fundamenten. Het neomammalian complex is het nieuwe onderdeel van het brein, maar geïntegreerd in de rest van het brein.

 

Twee systemen van controle

- Systeem 1 is snel, automatisch, stimulus-gedreven en onbewust. Dit systeem kan als evolutionair oud worden beschouwd.
- Systeem 2 is langzaam, cognitief, bewust en reflectief. Dit systeem kan als evolutionair nieuw worden beschouwd en komt alleen bij de mens voor.

De twee systemen werken samen. Er kan een evenwichtsverschil optreden door een aantal dingen. Door ontwikkeling, omdat systeem 2 zich langzamer ontwikkelt dan systeem 1. Daarom zijn adolescenten risicovoller, omdat ze systeem 2 minder goed gebruiken dan volwassenen. Door emotie en stress kan er meer afgegaan worden op systeem 1. Doordat drugs en alcohol de prefrontale cortex beïnvloedt, vindt er ook een verplaatsing naar systeem 1 plaats en wordt men impulsiever. Hersenletsel kan voor een verplaatsing naar systeem 1 zorgen. Er zit een verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen steunen meer op systeem 1, terwijl vrouwen meer afgaan op systeem 2. Zo gaan mannen vaker op het uiterlijk af voor een partnerkeuze. Vrouwen nemen veel meer in overweging, zoals gedrag, betekenis, binding en humor. Door ervaring kan gedrag automatischer worden en zal er dus ook meer gebruik worden van systeem 1.

 

Sexual desire ontstaat zowel onbewust als bewust. Vrouwen hebben echter meer controle over hun gedrag wanneer zij zich aangetrokken voelen dan mannen. Een voorbeeld hiervan is dat mannen automatisch naar bijvoorbeeld de billen van een vrouw kijken, vrouwen houden hun blik meer onder controle.

 

Rol van hormonen

Zonder hormonen is desire veel lager, doordat hormonen sensatisatie van aantrekkingskracht en gedachten veroorzaken.

Een prikkel kan heel specifiek zijn, zoals het geval is bij fetisj. Daarnaast spelen masturbatie frequentie en fantasie frequentie een rol.

 

Rol van arousal (opwinding)
Belangrijk is dat arousal niet hetzelfde is als desire. Arousal kan specifiek en algemeen zijn. De kans op een gebeurtenis speelt een rol. Daarnaast kan arousal veranderen naarmate de ontwikkeling vordert. Asexualiteit kan ook arousal veroorzaken, maar hier speelt desire geen rol.

Algemene arousal veroorzaakt seksuele arousal. Seksuele arousal veroorzaakt en wordt veroorzaakt door zowel seksuele desire en genital blood flow.

Dat arousal en desire verbonden met elkaar zijn is onderzocht in het Rope Bridge Experiment. Hierbij stond aan het einde van een gevaarlijke brug en aan het einde van een stabiele brug een vrouw die haar nummer gaf aan mannen die over deze brug waren gekomen. Mannen die over de gevaarlijke brug hadden gelopen, belden vaker dan mannen die over de stabiele brug hadden gelopen. Dit zou kunnen komen door de arousal die de gevaarlijke brug had veroorzaakt.

Een stimulus veroorzaakt een cognitie en arousal. De cognitie en arousal beïnvloeden elkaar en worden veroorzaakt door en veroorzaken sexual desire.

Development chance events ontstaan doordat iets in eerste instantie een negatieve ervaring is, maar door koppeling met seksualiteit wordt dit als opwindend ervaren.

 

Excitation en inhibition

Bronnen van inhibitie kunnen orgasmic, aversive stimuli of goal-directed-intentional zijn.
Een voorbeeld hiervan is walging. Als walging stimulus driven is, dus automatisch, is dit moeilijk om overheen te komen. Walging kan ook ontstaan door cognitieve beoordeling, zoals incest. Om over walging heen te komen, kunnen systeem 1 en systeem 2 een rol spelen. Systeem 1 zegt bijvoorbeeld: slechte adem, dus ik wil geen seks. Systeem 2 zou echter zeggen: slechte adem, maar ik wil mijn relatie behouden, dus wel seks.

Arousal kan gestimuleerd worden door nieuwheid. Dit wordt het Coolidge effect genoemd. Coolidge was president van Amerika in de jaren ’30. Bij een bezoek aan een boerderij zag hij een zeer seksueel actieve haan. Deze haan was zo actief, doordat hij steeds nieuwe vrouwtjes kreeg. De arousal werd dus gestimuleerd door nieuwheid.

Dopamine speelt een rol bij arousal. Het mesolimbisch dopamainergic pathway is hierbij betrokken. Hierdoor staan wanting en liking los van elkaar.

Als wanting toeneemt en liking afneemt of stabiel blijft, kan een seksverslaving ontstaan. Bij mannen zijn wanting en liking vaak allebei hoog. Bij vrouwen is wanting vaak laag, maar liking is wel hoog. In sommige gevallen van depressie of langlopende relaties is wanting laag en liking normaal of hoog.

Een seksuele fantasie kan verschillen van vorm en frequentie. Er is geen sprake van verplaatsing, fantasieën is geen vervanging van het seksleven, maar loopt hier parallel aan. Ook speelt er mogelijk een rol van dopamine.

Hechting, agressie en drugs interacteren met sexual desire. Het zogenaamde ‘whore complex’ is een complex, waarbij de man een sterke hechting heeft met zijn vrouw, maar toch seks heeft met andere vrouwen. Drugs, zoals cocaïne, kunnen een intense wanting voor seks veroorzaken. Heroïne zorgt juist voor een knock-out effect.

 

Fetisjen

Alleen mannen hebben fetisjen. Wel zijn er vrouwen die bijvoorbeeld een shirt stelen van hun favoriete popster. Mannelijke seksuele verlangens zijn maatschappelijk meer geaccepteerd dan vrouwelijk seksuele verlangens. Dopamine kan verstoord worden, dit is het geval bij de ziekte van Parkinson, bipolaire stoornissen, slaapziekte.

 

Addiction
Verslaving is altijd fysiologisch en psychologie, omdat er een verbinding is met het brein. Bij seksverslaving speelt serotonine een rol. Computerporno voldoet aan alle eisen om verslaafd aan te kunnen raken: het bevat controle, nieuwheid, onzekerheid, opwinding en conditionering.

 

Hoorcollege 5: Seksuologie 10-06-2014

Het gastcollege wordt gegeven door R. H. W. van Lunsen. Hij werkt als arts-seksuoloog op de afdeling Seksuologie & Psychosomatische Gynaecologie in het AMC.

Seks is een fenomeen waarbij meerdere aspecten betrokken zijn (lijf, geest en cultuur). Ook wordt seks gezien vanuit meerdere invalshoeken, namelijk vanuit een biologische, psychologische en sociale invalshoek. Seksuele anatomie wordt in dit college behandeld als functionele anatomie. Er wordt niet bekeken waar de organen zich precies bevinden, maar wel wat er met de organen gebeurd.

Uit onderzoek blijkt dat vrouwen gelaatsexpressies van de partner beoordelen tijdens seksuele activatie, mannen doen dit aanzienlijk minder.

 

Genitale responsen

Er zijn twee genitale responsen, namelijk vasocongestie en spierconstractie. Vasocongestie houdt in dat er bij seksuele opwinding meer bloed in dan uit de geslachtsdelen gaat. Er vindt een zwelling van het lichaamsweefsel plaats. Bij de man worden de zwellichamen in de penis groter, omdat de wanden meer ontspannen. Spierconstractie houdt in dat het spierweefsel samentrekt. De spieren werken mee bij seksuele opwinding.

 

Anatomie geslachtsorgaan vrouw

Vele vrouwen kennen hun eigen geslachtsorgaan nog onvoldoende. Vaak noemen zij het uitwendig genitaal ook al de vagina. Dit heet echter de vulva. De vagina begint pas bij het ‘’maagdenvlies’’. Het is fabel dat men kan zien of iemand nog maagd is of niet. Het maagdenvlies is geen vlies, maar een soepel setje weefsel wat de vagina markeert. Maagdelijkheid zit in je hoofd.

 

De schaamlippen worden ook wel de grote en kleine schaamlippen genoemd. Dit wilt men nu de buitenste en binnenste schaamlippen noemen, omdat de binnenste (kleine) schaamlippen vaak groter zijn dan de buitenste (grote) schaamlippen. Vanaf de binnenste schaamlippen tot in de vagina ontbreekt de hoornlaag van de huid. De huid is hierdoor kwetsbaarder, dunner en vochtiger. Sommige vrouwen willen de binnenste schaamlippen verkleinen, omdat ze denken dat deze schaamlippen kleiner horen te zijn. Dit wordt niet aangeraden, omdat de bulbi en de clitoris daardoor beschadigd kunnen raken.

 

De clitoris kent zwellichamen van zeven tot tien cm lang (de crus). Bij de penis van een man is de crus het middelste zwellichaam. De buitenste schaamlippen van een vrouw zijn het scrotum van een man. Iedereen begint als vrouw. Mannen zijn dus eigenlijk omgebouwde vrouwen.

 

De raphe is een oorspronkelijke sluitingslijn die loopt van de anus tot aan het geslachtsdeel. Dit hebben zowel mannen als vrouwen. Tijdens de zwangerschap is het eerst nog één geheel, maar door de raphe worden het geslachtsdeel en de anus gescheiden.

 

Vrouwen hebben twee klieren, de klieren van Skene en de klieren van Bartholin. De klieren van Skene bevinden zich bij de uitgang van de urinebuis. Deze klieren kunnen tot enkele milliliters secreet (afscheidingsproduct) produceren bij een orgasme. De klieren van Bartholin bevinden zich bij de opening van de vagina. Deze klieren bevochtigen het vestibulum wanneer een vrouw opgewonden is. Wanneer het vestibulum nog niet vochtig genoeg is, moet er nog geen penetratie plaatsvinden. Het wordt vochtig doordat de druk in de bloedvaten toeneemt (meer doorbloeding) en het vocht naar buiten gedrukt wordt.

 

Voor de vrouw zijn er drie voorwaarden voor seks, namelijk ontspanning, zwelling en vochtigheid. Wanneer één van de drie nog niet plaatsvindt, moet een vrouw nog geen coïtus hebben.

 

Bevruchting vindt in de meeste gevallen in de buikholte plaats. De eileiders werken als stofzuigers en zuigen de bevruchte eicel op. Hierdoor maakt het niet uit wanneer één eileider niet werkt, als de werkende eileider maar wel de eicel naar de baarmoeder kan brengen. Indien er geen opening is tussen de eileider en de baarmoeder (beschadigde eileider), kan er een buitenbaarmoederlijke zwangerschap optreden.

 

Anatomie geslachtsorgaan man

De klieren van Cowper bevinden zich bij de prostaat. Deze klieren zorgen al ruim voor de zaadlozing voor voorvocht. De klieren van Cowper zijn te vergelijken met de klieren van Skene bij de vrouw.

Bij een zaadlozing komen er zo’n 35 miljoen zaadcellen per milliliter vrij. Een gemiddelde zaadlozing bestaat uit vijf milliliter vocht, wat betekent dat er dus 35 miljoen x vijf zaadcellen vrijkomen. Per seconde maakt een man ongeveer 1000 zaadcellen aan.

Bij een koude temperatuur en bij dreigend gevaar trekken het scrotum zich terug door middel van een spier. Hier kunnen ze opwarmen of de veiligheid opzoeken.

 

Seksuele responsen

 

Lichamelijke seksuele responsen kunnen al tijdens de embryonale fase plaatsvinden. Bij kinderen treden genitale responsen op wanneer er directe stimulatie plaatsvindt of wanneer er een emotie aan te pas komt. Zo kan een jongen een stijve penis krijgen, wanneer de juffrouw vraagt of hij iets op het bord wilt schrijven. Er is op dat moment een zekere spanning.

 

Seksuele responsen komen vaak voor, ook tijdens de REM-slaap. Het is alleen de vraag of er iets mee gedaan wordt. Dit wordt beïnvloed door genetische dispositie, invloeden op het brein en ervaringsleren. Hormonale veranderingen dragen hier aan bij tijdens de puberteit. Er moet eerst een stimulus plaatsvinden voordat er een fysiologische respons is. Viagra doet niks zonder stimulus. Er is eerder opwinding dan ‘’zin’’. Indien er sprake is van een seksueel probleem dan komt dat vaak doordat iemand geen respons toelaat.

 

Met een vaginale fotophletysmografie kan de vaginale hartslag gemeten worden. De amplitude is de maat voor de doorbloeding van de vagina.

 

 

Hoorcollege 6: Seksuologie 11-06-2014

 

Het gastcollege wordt gegeven door R. H. W. van Lunsen. Hij werkt als arts-seksuoloog op de afdeling Seksuologie & Psychosomatische Gynaecologie in het AMC.

 

Van normafiel tot parafiel

 

Lichamelijke seksuele responsen zijn al mogelijk vanaf de embyonale fase. Genitale responsen treden op bij kinderen bij directe genitale stimulatie en bij emoties. Seksuele betekenisgeving van genitale respons ontstaat echter later door een combinatie van genetische predispositie, neurendocriene invloeden op het brein en ervaringsleren. Dit wordt bekrachtigd door hormonale veranderingen in de puberteit. John Money definieert de love map, wat een totaalbeeld is van de genderidentiteit, seksuele oriëntatie, seksuele voorkeuren en seksuele doelen van een persoon. Deze ontstaat ongeveer rond het zevende levensjaar.

 

Het is lastig om te bepalen wat er nodig is voor een gezonde seksuele ontwikkeling. Ten eerste is het al lastig om te bepalen wat gezonde seksualiteit is. De definitie die Van Lunsen hanteert, is: “seksueel gedrag dat als egosyntoon en bevredigend wordt ervaren en waardoor geen schade wordt berokkend. “
 

Voorwaarden voor een gezonde seksualiteitsontwikkeling zijn:
- Affectrijk pedagogisch klimaat
- Positief voorbeeldgedrag t.a.v. relationeel gedrag
- Positieve boodschappen t.a.v. seksualiteit in informeel en formeel “curriculum”
- Mogelijkheid tot leeftijdsspecifiek consensueel “sexual rehearsal play”
- Bij het lijf passende genderidentiteit
- Intacte seksuele anatomie/endocrinologie
- Intact brein

 

Parafilie
Volgens de DSM-IV-TR is een parafilie een “terugkerende, intense seksueel opwindende seksuele fantasiën, seksuele impulsen of gedragingen, die tenminste 6 maanden bestaan en betrekking hebben op: niet-menselijke objecten, het vernederen of lijden van zichzelf of de partner of op kinderen of andere niet-instemmende personen.” Hier vallen exhibitionisme, fetisjisme, frotteurisme, pedofilie, seksueel masochisme, seksueel sadisme, fetisjistisch transvestitisme, voyeurisme en parafilie NAO (niet anders omschreven) onder.

 

Kenmerken van een “echte” parafilia zijn dat de voorkeur exclusief moet zijn, de persoon raakt dus enkel van de parafilie opgewonden. Ook is er sprake van expressie vanaf de eerste seksuele activiteit in de puberteit, het object van opwinding is belangrijker dan de interactie en de parafilie is obsessief.

 

Een parafilie kan ontstaan door affectieve deprivatie, seksuele repressie of misbruik, onmogelijkheid van “sexual rehearsal play” of organische aandoeningen.

 

Een voorbeeld van een parafiel is een man die alleen opgewonden kan worden van rubber: rubber/plastic fetisjisme. Deze man komt uit een gezin waarin geen enkele vorm van affectie werd getoond, het enige waar hij als baby/kind mee kon “knuffelen” was het plasmatje waar hij op sliep. Hier komt waarschijnlijk zijn fetisjisme vandaan.

 

Gevolgen op lange termijn van seksueel misbruik op kinderleeftijd

 

45% van de bevolking tussen de 18 en 70 jaar is ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld als kind, partner of ouder. Hiervan is 10% aangeraakt met seksuele bedoelingen, 8% gedwongen tot seksuele handelingen en 4% verkracht. De aard van de mishandeling betrof lichamelijke mishandeling of verwaarlozing, psychisch geweld, affectieve verwaarlozing, seksueel misbruik of getuige van geweld in het gezin.

 

Seksueel geweld

Seksueel geweld wordt gedefinieerd als: “gedwongen worden seksuele handelingen uit te voeren of te ondergaan”. Hierbij wordt onder dwang geweld, dreiging, chantage of psychologische druk verstaan. Vormen van seksueel geweld zijn seksuele intimidatie, aanranding, verkrachting, seksueel misbruik, seksueel misbruik door hulpverleners, vrouwenhandel/gedwongen prostitutie, kinderporno en vrouwelijke genitale verminking.

 

Er is nauwelijks een verband tussen de aard van het geweld en de gevolgen. Wat bepalend is voor de gevolgen is de angst die ervaren wordt. Er kan bijvoorbeeld een constante dreiging heersen, terwijl er in feite geen seksuele handelingen worden verricht. Dit kan in sommige gevallen voor een ernstiger trauma zorgen dan een werkelijke verkrachting. Daarnaast zijn leeftijd, de ernst en duur van het geweld, de relatie met de pleger, de ervaren hulp en de omstandigheden van het slachtoffer bepalend voor de gevolgen. De gevolgen van het geweld kunnen fysiek, emotioneel, cognitief, seksueel, sociaal of juridisch zijn.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een type I en een type II trauma. Type I trauma is het gevolg van een eenmalige gebeurtenis, type II trauma is het gevolg van gebeurtenis die vaker is voorgekomen.
 

Het belangrijkste gevolg van seksueel misbruik is een onveilige hechting.

 

Bij een ‘normaal’ verwerkingsproces wordt het slachtoffer niet meer overspoeld door emoties, heeft hij lichamelijke reacties onder controle, maakt detail plaats voor een verhaal, het zelfrespect is hersteld, relaties zijn hersteld en betekenis is gevonden.

 

Het kan zijn dat het slachtoffer een post-traumatische-stress-stoornis ontwikkelt. Hierbij wordt de traumatische gebeurtenis frequent herbeleefd, prikkels die verband houden met de gebeurtenis worden vermeden, de algemene reactiviteit is afgestompt, er is sprake van aanhoudende prikkelbaarheid en waakzaamheid en er is sprake van veroorzaakt lijden of beperkingen. Daarnaast heeft het een negatieve invloed op de seksualiteit.

 

 

Hoorcollege 7: Seksuologie 12-06-14

 

Dit hoorcollege wordt gegeven door Prof. Dr. Ruard Ganzevoort, hij is hoogleraar theologie aan de VU Amsterdam.

 

Religie en homoseksualiteit

 

In het openbaar worden drie gespreksonderwerpen vaak vermeden: religie, seks en politiek. In dit college zal er wel gesproken worden over religie en seks. Religie en homoseksualiteit is een actueel debat. Er is sprake van een variatie van standpunten over deze twee onderwerpen. Ook is er polarisatie in het publieke domein en heerst er een spanning tussen de kerk en de staat.

 

Naast iedere slide van dit college staat een afbeelding van een man, op wie pijlen geschoten zijn. Dit is de heilige Sebastiaan, wie symbool staat voor een deel van de homogemeenschap. De slachtoffers van aids zijn namelijk vaak homoseksuelen, en de vergelijking tussen de wonden van de pijlen en de wonden van aids worden gemaakt.

 

Religie

 

Religie wordt door Ganzevoort gedefinieerd als: “transcending patterns of action and meaning emerging from and contributing to the relation tot the sacred.” Hierbij staan betekenis, socialisatie en moraal centraal. Sociale structuur en institutionalisering is belangrijk hierbij evenals beleving en canonisering.

 

Religie en seksualiteit

Religie en seksualiteit bevatten verwante en conflicterende dynamieken. Verwante dynamieken zijn het verlangen naar ontmoeting en ervaring met het heilige, de eerbied voor het anders-zijn en extase en intimiteit. Conflicterende dynamieken zijn normen en principes als beteugeling en waardering van lichamelijkheid en seksualiteit. Er is sprake van continu balanceren tussen lust, het verlangen naar overstijging, en eerbied, het besef dat de ander niet alleen object van lust is.

 

Religie, seksualiteit en cultuur

 

Seksualiteit is steeds meer publiek geworden, terwijl religie juist steeds meer privaat is geworden. De norm is een actief en bevredigend seksueel leven geworden. Binnen religie heeft autoriteit plaats gemaakt voor authenticiteit en is er sprake van een toename van (neo-)orthodoxie.

 

Culturele gestalten homoseksualiteit

In sommige culturen, zoals bij de Sambianen en het oude Rome, is er sprake van transgenerationele inwijding. Een andere gestalte is homo-erotische schoonheid. Ook kan iemand een homoseksueel schaduwbestaan hebben, als er zekerheid is wat huwelijk en kinderen betreft.

 

De homoseksuele identiteit wordt volgens het Westers coming-out model als volgt gevormd: besef van homoseksuele gevoelens, gelijkgeslachtelijke experimenten, aanvaarding van feitelijke voorkeur, participatie in homoseksuele cultuur, verder onthulling en aanvaarding, positieve homoseksuele identiteit en tot slot een relativerende identiteit. De religieuze identiteit is veranderlijk, in elke tijd en cultuur neemt deze een eigen gestalte aan. In elke context zijn er bepaalde identity markers. Er zijn verschillende religieuze discoursen over homoseksualiteit, het kan gezien worden als zonde, vloek, strijd, ziekte, schade, handicap op variatie.

 

Sociale en persoonlijke identiteit

Iedereen heeft meerdere identiteiten, waarvan dominante identiteiten leiden tot positieve zelfwaardering en onderdrukte identiteiten tot negatieve zelfwaardering. Ongewenste identiteiten worden als persoonlijk gezien en niet als sociaal.

 

Identiteitsonderhandeling

 

Als seksuele identiteit en religieuze identiteit twee tegenpolen vormen, ontstaat een identiteitsonderhandeling. Dit kan het geval zijn bij een religieuze en een homoseksuele identiteit. Vaak is er sprake van wisselende periodes van het aannemen van één van deze identiteiten. De persoon kan kiezen voor een complete gay lifestyle, hierbij wordt de religieuze lifestyle onderdrukt. Andersom kan de persoon kiezen voor een religieuze lifestyle. Ook kan gekozen worden om de gay lifestyle en de religieuze lifestyle te integreren. Tot slot wisselen reli-homo forenzen hun lifestyles af. De ene keer nemen zij een complete gay lifestyle aan, bijvoorbeeld als zij in Amsterdam wonen, de andere keer nemen zij een religieuze lifestyle aan, bijvoorbeeld als zij bij hun ouderlijk huis onder hun familie zijn.

 

Hoorcollege 8: Seksuologie 16-06-2014

 

Dit college wordt gegeven door gastspreker Ellen Laan, zij werkt op de afdeling Seksuologie en Psychosomatische Gynaecologie van het AMC.

 

Seksuele problemen van vrouwen

 

In de DSM IV-TR staan vrouwelijke seksuele disfuncties beschreven in verschillende fases (verlangen, opwinding en orgasme) van seksualiteit. In de DSM-5 zijn er enkele beschrijvingen veranderd ten opzichte van de DSM IV. De HSDD en FSDD, de seksuele interesse/opwindingsstoornis bij de vrouw, zijn samengevoegd. Vaginisme, onmogelijkheid tot seks, en dyspareunie, pijn bij seks en heeft meer te maken met een angststoornis, zijn samengevoegd. De seksuele aversiestoornis is verwijderd.

Samengevat vallen problemen met zin in seks, problemen met orgasme en seksuele pijn onder de seksuele problemen van vrouwen. De drie soorten problemen hebben allemaal met genitale responsiviteit te maken. Het is lastig om vast te stellen of er een stimulusprobleem is of dat er echt sprake is van een stoornis.

 

Wat is zin in seks?

 

De seksuele responscyclus van Masters&Johnson (1966) en Kaplan (1977) bestaat uit de fasen verlangen, opwinding, orgasme en herstel. Volgens Freud ontstaat verlangen door een interne drift als gevolg van deprivatie: het libido. Deze drift zou net zo werken als honger en dorst. Een belangrijk verschil is dat je aan een gebrek aan seks niet dood gaat, maar op de lange termijn is voortplanting wel belangrijk voor het voortbestaan van de mens. In 1935 werd testosteron gekoppeld aan verlangen, maar dit bleek later onwaar.

Uit onderzoek komt geen bewijs naar voren voor het bestaan van ‘spontane zin’. Er moet altijd een stimulus zijn die dit verlangen triggered (Bancroft et al, 2003, Cawood & Bancroft, 1996, Garde & Lunde, 1980, Cain et al, 2003). Dit hangt samen met het incentive motivation model. Dit model verklaart motivatie door de combinatie van het seksueel “systeem” dat gevoelig is voor seksuele prikkels en sexually competent stimuli.

 

HSDD en seksuele incentives

 

HSDD, een stoornis bij vrouwen met Verminderd Seksueel Verlangen, is het resultaat van een zwakke associatie tussen seksuele prikkels en seksueel belonende ervaringen. Brauer, Laan, Janssen et al. (2011) hebben onderzocht of de prikkels hun incentive value verloren hebben of dat deze een negatieve betekenis hebben verkregen. Het meten van de “incentive value” kan door middel van expliciete taken en impliciete taken. De proefgroep bestond uit 42 premenopauzale vrouwen met verworven HSDD en 42 premenopauzale vrouwen zonder seksuele problemen. Uit dit onderzoek bleek dat vrouwen met HSDD zwakkere positieve associaties met seksuele prikkels hebben dan de controles. Dit betekent steun voor het incentive motivation model. De behandeling moet gericht zijn op het versterken van de associaties tussen seksuele prikkels en seksueel belonende ervaringen.

 

Essentialisme

 

Het essentialisme beweert dat aangetoonde verschillen in het brein bewijzen dat het brein de oorzaak is van de verschillen. Dit kan echter niet worden aangenomen. Ons brein is namelijk een plastisch “omgevingsorgaan”.

 

Orgasme

 

Freud zag coïtus als de enige volwassen en geaccepteerde manier om een orgasme te krijgen, dus zonder stimulatie van de glans van de clitoris. Uit onderzoek blijkt echter dat 40% van de vrouwen nooit klaarkomt door vaginale stimulatie en 40% van de vrouwen altijd klaarkomt door stimulatie van de glans van de clitoris.

Het zogenaamde onderscheid tussen clitorale en vaginale orgasmes is onzin, aangezien ieder orgasme clitoraal is. De vagina heeft geen zenuwen, omdat de functie in de eerste plaats het geboortekanaal is. Bovendien is de clitoris veel groter dan alleen de glans die aan de buitenkant zichtbaar is.

 

Genitale responsiviteit

 

Genitale respons houdt vasocongestie in. De zogenaamde G-spot is geen aparte plek binnen de vagina, het is slechts de achterkant van de clitoris. De doorbloeding van de vagina kan gemeten worden met behulp van Vaginale Puls Amplitude. Uit onderzoek waarbij vibrotactiele stimulatie (VTS) wordt gebruikt, blijkt dat een erotische film gecombineerd met vibrotactiele stimulatie aan de glans clitoris leidt tot de sterkste genitale respons (Laan et al., 1995, Petersen, Janssen & Laan, 2010).

Genitale respons ontstaat automatisch en staat niet gelijk aan de seksuele respons. Seksuele opwinding is het gevolg van seksuele prikkels.

 

Seksuele pijn

 

Twee noodzakelijke voorwaarden voor pijnloze en plezierige coïtus zijn seksueel plezier en een ontspannen bekkenbodem. De prevalentie van pijn of ongemak tijdens gemeenschap ligt erg hoog, vooral onder jonge vrouwen. In Zweden is dit 49%, in Nederland is dit meer dan 50%. Veel vrouwen gaan dus door met seks, ondanks dat zij pijn ervaren. Dit komt doordat vrouwen dit anatomisch “kunnen”, zij willen “normaal” zijn, zij doen dit voor hun partner of zij willen een negatieve reactie van de partner vermijden.

Pijngedrag kan leiden tot vermijding, omdat de vrouw ervan overtuigd is dat een vorm van lichamelijke intimiteit moet leiden tot seks.

 

Bekkenbodem

 

De bekkenbodem heeft een steunende, seksuele en emotionele functie. Bekkenbodem overactiviteit leidt tot darmklachten, vulvodynie (verminderde doorbloeding van de vulva), dyspareunie en obstructieve of frequente mictie.

 

 

Hoorcollege 9: Seksuologie 17-06-2014

 

Dit college wordt gegeven door gastspreker Peter Leusink, huisarts-seksuoloog.

 

Mannelijke disfuncties

 

Een disfunctie houdt in dat fysiologisch niet meer goed kan worden gefunctioneerd. Een stoornis is een combinatie van een disfunctie en lijdensdruk voor tenminste zes maanden.

In de DSM-5 zijn de volgende seksuele disfuncties bij de man opgenomen: seksuele stoornis met verminderd verlangen, erectiestoornis, vertraagde, voortijdige of vroeg ejaculatie, seksuele disfunctie door een middel of medicijn, andere specifieke seksuele disfunctie en ongespecificeerde seksuele disfunctie. Leeftijd en geslacht staat los van de prevalentie van een stoornis. Mannen en vrouwen hebben even vaak last van verminderd verlangen, maar het verschil zit hem in de uiting van deze stoornis.

 

Voorwaarden tot seks

 

Om tot seks te kunnen komen is eerst een context met voldoende seksuele prikkeling nodig. Vervolgens moet deze seksuele prikkeling op een cognitief en emotioneel positieve manier worden verwerkt. Tot slot is een intact cerebraal, neurogeen en vasculair systeem een voorwaarde.

Het circulair model van seks laat zien hoe seks tot stand komt. Door de context, waarbij bereidheid en ontvankelijkheid belangrijk zijn, worden seksueel neutrale stimuli als seksuele stimuli gezien. Door informatieverwerking, waarbij een intact seksueel systeem belangrijk zijn, ontstaat seksuele opwinding. Vervolgens ontstaat seksueel verlangen, opwinding, emotionele en lichamelijke bevrediging en emotionele intimiteit.

 

Seksueel verlangen

 

Er bestaat geen evidentie voor “spontane zin”, maar zin in seks moet altijd vooraf worden gegaan door interne of externe prikkels. Seksueel verlangen is uitgestelde actiebereidheid.. Mannen zijn eerder visueel geprikkeld, vrouwen gaan meer af op de context. Bij verminderd seksueel verlangen is er vaak sprake van relatieproblemen, waarbij het meestal draait om het verschil in zin. Er kan ook sprake zijn van problemen bij de informatieverwerking, bijvoorbeeld depressie, schuld, negatieve cognities of afleiding. Somatische problemen kunnen een rol spelen, waaronder hormonaal (testosterontekort), neurologisch of medicatie. Inadequate seksuele prikkels of negatieve of niet belonende seksuele ervaringen kunnen ook een oorzaak zijn.

 

Hormonen en neurotransmitters

 

Hormonen en neurotransmitters spelen een belangrijke rol bij seks. Testosteron en dopamine werken stimuleren. Testosteron is de sleutel tot “arousability”, dopamine werkt als beloning. Serotonine en prolactine werken remmend. Een testosterontekort bij mannen kan verschillende oorzaken hebben. Bij de zieke M. Klinefelter is dit aangeboren door een chromosoomafwijking. Castratie kan voorkomen door trauma of kanker. Ook chronische ziektes, zoals hiv en kanker, en diabetes kunnen een oorzaak zijn.

Voor een goede behandeling van verminderd verlangen is goede diagnostiek essentieel. Door sekstherapie wordt het probleem op een cognitief-gedragstherapeutische manier aangepakt.

 

Erectiele disfunctie

 

Er is sprake van een erectiele disfunctie bij een aanhoudend of recidiverend onvermogen om een adequate erectie te krijgen of in stand te houden tot het einde van de seksuele activiteit (DSM-IV-TR).

 

Werking erectiepil

 

Een erectie ontstaat door seksuele prikkels die de overdracht van NO in het zwellichaam tot stand brengt, hierop volgt vorming van cGMP, verslapping van het glad spierweefsel en uiteindelijk een erectie. Door een orgasme of door angst kan het cGMP door PDE-5 worden afgebroken. De erectiepil zorgt ervoor dat deze afbraak wordt uitgesteld en er dus langer sprake is van een erectie.

 

Vroegtijdige zaadlozing

 

Vroegtijdige zaadlozing is door Masters&Johnson gedefinieerd als de onmogelijkheid de zaadlozing uit te stellen lang genoeg om de vrouw in 50% van de gevallen een orgasme te bezorgen. Deze is in de DSM-5 aangepast tot: een aanhoudend of recidiverend patroon waarbij de ejaculatie tijdens seksuele activiteit met de partner optreedt binnen ongeveer 1 minuut na vaginale penetratie en voordat de persoon het wenst.

 

Urogenitale pijn

 

Urogenitale pijn komt bij ongeveer 0.2 tot 8% van de mannen voor. Dit gaat vaak samen met mictie- en defaecatieklachten, dit betekent een overactieve bekkenbodem.

 

Hoorcollege 10: Seksuologie 18-06-2014

 

Vrouwen verwerken reclames anders dan mannen (bijvoorbeeld Suit Supply reclame). Een man kijkt naar het lichaam van de vrouw en een vrouw kijkt naar de uitdrukking van de vrouw in de reclame. Voelt zij zich wel op haar gemak? De negatieve effecten zijn bij vrouwen sterker. Er vindt als het ware zelf-objectivatie plaats. Vrouwen worden zich bewust van hun lichaam. Het is wel positief dat vrouwen meer over seksualiteit nadenken.

De seksuele beleving wordt op verschillende manieren ervaren. Zo spelen de tevredenheid van de relatie, de tevredenheid van het seksleven en de frequentie van het seksuele contact een rol. In een relatie van tien jaar, hebben mannen vaak meer zin in de partner dan andersom.

 

Hoofdstuk 7 Seksuele diversiteit

 

Bij seksuele diversiteit wordt er gekeken naar:

 

  1. Sekse/gender

Vrouwen en mannen zijn in de meeste vallen gelijk. De verschillen zijn vaak aangeleerd. Toch laten vrouwen zich vaak meer door de context beïnvloeden. Vrouwen laten het bijvoorbeeld vaker van het moment afhangen of er een condoom wordt gebruikt of niet. Vrouwen zijn meer nurture en mannen meer nature.

 

  1. Voorkeur

Er is in eerste instantie kritiek op de woorden dat homoseksuelen andere hersenstructuren hebben dan heteroseksuelen. Later wordt dit gebruikt als argument om te laten zien dat homoseksualiteit niet te veranderen is. Er worden in eerste instantie vier patronen in de homoseksualiteit benoemd, namelijk de man-manseksualiteit (vaak een oudere en een jonge man), de transgender-relaties (het vervullen van de vrouwenrol), een verschil in sociale rangorde (meester-slaafverhouding) en de egalitaire vorm (het hebben van een gelijke status). Momenteel wordt het niet meer op deze manier onderscheiden, aangezien er vrij veel variatie is. Homoseksuele mannen hebben vaak meer seks dan heteroseksuelen. De lesbische vrouwen hebben vaak het minst seks. Vrouwen zijn eerder biseksueel en mannen zijn eerder homoseksueel. Het aantal vrouwen dat seks heeft gehad met een andere vrouw is flink gestegen in de afgelopen jaren.

 

  1. Cultuur

Er zijn veel stereotyperingen, zoals Latijnse mannen zijn macho of Afrikaanse mannen zijn promiscue (niet waar). Er is een health gap tussen ontwikkelde (bijvoorbeeld Europa) en ontwikkelende landen (bijvoorbeeld Afrika). Ook in Nederland is er een verschil te zien wanneer er wordt gekeken naar bijvoorbeeld gedwongen seks.

 

Hoofdstuk 8 Seks en commercie

 

Mannen kijken meer naar seksuele filmpjes of foto’s en vrouwen lezen meer seksueel getinte verhalen. Pornografie is geen directe oorzaak voor seksueel geweld.

Een motief om seks met verschillende mannen te hebben is vaak geld. Het verdient beter dan een bijbaantje als horecamedewerkster. Na seksueel misbruik kan iemand zich in de prostitutie storten (hyperactief) of wilt iemand juist geen seks meer (inhiberen). De motieven van de klant om naar een prostitué te gaan zijn vaak eenzaamheid, minder sterk op de markt liggen, de eigen vrouw is zwanger of een behoefte aan variatie.

 

Hoofdstuk 10 De preventie van ongewenste zwangerschap: randvoorwaarden voor effectief anticonceptiegebruik

 

De abortuscijfers (per 1000 per jaar) zijn in Nederland veel lager dan in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten zegt men vaak dat iemand beter geen seks kan hebben als diegene geen relatie heeft, het wordt verboden. Hier luisteren veel mensen niet naar. In Nederland wordt er vaker aan safe seks gedaan door een betere voorlichting. Het aantal abortussen is wel gestegen door het niet gebruiken van de anticonceptiepil (dit wordt rond 1977 negatief in het nieuws gebracht), een verminderde voorlichting, migratie en vergoedingskwesties. Allochtonen, laagopgeleide jongeren en ouderen die hun relatie beëindigen doen vaker aan onveilige seks.

De anticonceptiepil kent drie generaties. De pillen van de eerste generatie bevatten veel oestrogeen. Deze anticonceptiepil wordt vervangen, omdat oestrogeen de kans op trombose doet toenemen. De pillen van de tweede generatie bevatten minder oestrogeen en meer progesteron. Momenteel zijn er de pillen van de derde generatie. Deze anticonceptiepillen bevatten een ander soort progesteron, waarvan gedacht wordt dat deze gunstiger zijn voor het lichaam.

 

Hoofdstuk 11 Preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen en hiv

 

Er zijn drie groepen infecties:

  1. Bacterie (bijvoorbeeld gonorroe)

  2. Virus (bijvoorbeeld hiv)

  3. Overig (bijvoorbeeld schaamluis)

 

De eerste groep (bacterie) is te behandelen met antibiotica. Om infecties te voorkomen kan er informatie overgebracht worden, kunnen vaardigheden worden aangeleerd (bijvoorbeeld het leren hoe men een condoom om moet doen) en kan de motivatie worden veranderd.

 

Hoofdstuk 12 Primaire preventie van seksueel geweld

 

Seksueel geweld vindt het meest plaats in de familiesfeer (bijvoorbeeld door de oom, vader, broer). Buiten de familiesfeer kan seksueel geweld ook plaatsvinden. Dit is dan vaak op middelbare scholen, in het uitgaansleven, bij het sporten of via internet. Om seksueel geweld te voorkomen, moet er worden gestreefd naar positieve gezondheid. Ook primaire preventie en vroegtijdige opsporing van seksueel geweld kan het doen voorkomen. Patiëntenzorg is belangrijk wanneer seksueel geweld heeft plaatsgevonden.

Het seksuele interactiecompetentie model houdt in dat men een positieve relatie met de ander behoudt, maar wel eigen doelen in seksuele interacties bereikt. Wanneer er wordt gekeken naar de seksuele responscyclus van William Masters en Virginia Johnson is het tijdens de opwinding al moeilijker om de ander te kunnen sturen of inhiberen. Dit wil niet zeggen dat iemand seksueel geweld uitlokt, wanneer de ander opgewonden raakt en jij niet meer verder wilt.

 

Hoorcollege 11: Seksuologie 19-06-2014

 

Hoofdstuk 6

 

Het grootste gedeelte van de seksuele relatievormen tussen de 25 en 30 jaar en 31 en 40 jaar bestaat uit monogame relaties. Er bestaat een sterke samenhang tussen de frequentie seks en relatieduur en leeftijd. Hechting heeft een belangrijke invloed op tevredenheid van het seksleven en de tevredenheid over de relatie. Boven de 55 jaar hebben vrouwen vaak hun laatste menstruatie gehad en hebben mannen minder testosteron en erectie. 57% van de 65-plussers vindt seks belangrijk en hun attitudes worden positiever.

 

Hoofdstuk 13

 

De betrokkenheidspiraal is belangrijk bij het contact tussen arts/psycholoog en patiënt/cliënt. Het is erg belangrijk om grensoverschrijding tegen te gaan. Dit kan door bewust te zijn van de eigen ervaring, de gevoelens van cliënten te erkennen, de risicofactoren te kennen, te zorgen voor uw eigen leven, de wet te kennen en de aanwezigheid van intervisie.

 

Hoofdstuk 19

 

Geweld kan problemen veroorzaken en daarmee kan seksueel geweld seksuele problemen veroorzaken. Deze problemen kunnen door inhibitie of desinhibitie tot uiting komen.

Er zijn verschillende soorten misdrijven tegen de zeden. Een “hands-on” misdrijf is seks zonder geldige instemming. Hierbij speelt (dreigen met) fysieke dwang of geweld, penetratie van het lichaam en de leeftijd van het slachtoffer een rol. “Hands-off” misdrijven zijn exhibitionisme en pornografie. Seksueel delictgedrag komt veel voor, in 95% van de gevallen is de dader een man en in 85% van de gevallen is het slachtoffer een vrouw.

Ontkenning van het seksueel delict, gebrek aan empathie met het slachtoffer, de ernst van het delict en weinig motivatie voor behandeling correleren niet met recidive. Eerdere seksuele delicten, hands-off delicten naast hands-on delicten, seksuele preoccupatie, seksuele interesse in kinderen, psychopathie, impulsiviteit/zelfregulatieproblemen, geschiedenis van criminaliteit/geweld en schenden van voorwaarden correleren wel met recidive.

Voor het bepalen van de behandeling kan het RNR (Risk, Need, Repsonsivity) model worden gebruikt. Bij Risk wordt aan de hand van het risico de intensiteit van de behandeling bepaald. Bij Need wordt de behandeling gericht op de criminogene factoren. Bij Responsivity wordt rekening gehouden met beperkingen (of talenten) van de patiënt.

De leertheorie achter parafilieën is dat conditionering van opwinding samen gaat met het object. Bij een gebrek aan sociale controle kan dit worden ingebed in de identiteit.

 

Transseksualiteit

 

Het tweede gedeelte van het college wordt gegeven door gastspreker Jos Megens. Hij maakt deel uit van het genderteam van het AMC.

Voor de meeste mensen is geslacht iets vanzelfsprekend. Dit is anatomisch bepaald en vaak sluit onze genderidentiteit hierop aan. Genderidentiteit en sekse kan echter van elkaar afwijken in het geval van genderdysforie: de zelfervaring en het gevoel van onvrede en onbehagen man of vrouw te zijn. Genderdysforie heeft verschillende vormen: travestie (het beleven van genderdysforie in episodes), transgenderisme (het gedeeltelijk willen aanpassen van het lichaam aan het andere geslacht) en transseksualiteit (volledige aanpassing van het lichaam aan het andere geslacht).

Cross-dressing is van alle tijden en komt ook in allerlei verschillende culturen voor. In 1959 vond de eerste genderoperatie in Nederland plaats. In 1965 volgde hier echter een negatief rapport van de Gezondheidsraad op. In 1972 werd de Genderstichting opgericht. Er kwam verandering in de negativiteit toen in 1975 het genderteam VUmc werd opgericht. Hier volgde in 1976 een positief rapport van de Gezondheidsraad op. Tegenwoordig is het Kennis/Zorgcentrum Genderdysforie een feit.

De prevalentie voor Man-Vrouw transseksuelen (dus mannen die zich vrouw voelen) ligt veel hoger dan de prevalentie voor Vrouw-Man transseksuelen (dus vrouwen die zich man voelen).

Het genderteam is multidisciplinair en bestaat uit een coördinator, psycholoog/psychiater, endocrinoloog, gynaecoloog, foniater (deze geeft “stemles”), kaakchirurg/plastisch chirurg en verpleegkundige. Het aantal aanmeldingen bij het Kennis en Zorgcentrum genderdysforie van VUmc Amsterdam is aanzienlijk gestegen sinds 2009. Deze stijging is te verklaren doordat transseksualiteit bespreekbaarder is geworden en doordat het VUmc ook partiële behandelingen biedt.

 

De behandeling

 

De geslachtsaanpassende behandeling bestaat uit de diagnostische fase, real-life experience, chirurgische behandeling en nazorg. Bij de diagnostische fase is het onder andere belangrijk om de draagkracht van de cliënt in kaart te brengen. De behandeling neemt namelijk veel veranderingen met zich mee. Het gesprek met de psycholoog kan leiden tot drie opties: hormoonbehandeling, geen sprake van genderdysforie of naast genderdysforie nog te veel andere problemen die eerst aangepakt moeten worden.

 

Hormoonbehandeling M-V transseksuelen

 

Man-Vrouw transseksuelen krijgen anti-androgenen en oestrogenen toegediend. Androcur kan voor afname van het libido, afname van de groei van lichaamsbeharing en het stoppen van kaalheid leiden. Het effect voor baardgroei is onvoldoende, waardoor electrisch epileren noodzakelijk blijft. Oestrogeen veroorzaakt borstvorming, toename van onderhuids vet, afname van de grootte van de testikels. Het heeft geen effect op de stem.

 

Hormoonbehandeling V-M transseksuelen

 

Vrouw-Man transseksuelen krijgen androgenen en testosteron toegediend. De effecten van testosteron zijn aanzienlijk. Na 6 weken begint de stem zwaarder te worden, na 3 maanden neemt de lichaamsbeharing toe, baardgroei gaat geleidelijk en na enkele maanden neemt de spierkracht toe. Daarnaast neemt het libido toe, groeit de clitoris en kan een vettige huid of acne ontstaan.

Bijwerkingen van hormoontherapie zijn niet uitgesloten. Algemene malaise/depressies, leverfunctiestoornissen, acne (vrouw-man transseksuelen) en trombose (man-vrouw transseksuelen) kunnen voorkomen.

 

Genderchirurgie

 

Man-Vrouw transseksuelen ondergaan: vaginaplastiek, mamma-augmentatie (het aanpassen van de borsten), adamsapelcorrectie, stembandoperatie en gelaatscorrecties. Vrouw-Man transseksuelen ondergaan mastectomie (het weghalen van de borsten), uterusextirpatie en ovariae (het weghalen van de baarmoeder en eierstokken), metaidoioplastiek en phalloplastiek (het “creëren” van een penis).

 

Post-operatief

 

Na de chirurgische ingreep volgt een juridische aanpassing aan het nieuwe geslacht. Dit kan tegenwoordig vanaf 16 jaar en kan ook zonder medische behandeling (het verwijderen van de baarmoeder/eierstokken is bijvoorbeeld niet meer noodzakelijk). Een deskundige verklaring van de psycholoog is wel van belang. Daarnaast volgt een levenslange hormoonbehandeling.

 

Diagnostiek en behandeling van pubers

 

Transseksualiteit komt ook onder pubers voor. De eerste fase betreft diagnostiek. Vervolgens wordt puberteitsremmende medicatie toegediend. In de tweede fase worden cross-sex hormonen toegediend en in de derde fase ondergaat de jongere een geslachtsoperatie.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
946