Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht - Kronenberg & De Wilde - 5e druk - BulletPoints
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht van Kronenberg en De Wilde
Hoofdstuk 1
Het strafrecht heet een zogenaamde “verticale” verhouding (Staat-Burger) in tegenstelling tot het civiele recht wat een “horizontale” verhouding heeft (burgers onderling)
Straffen heeft over het algemeen twee doelen, vergelding (het kwaad van de dader wordt vergolden door leed) en preventie. Preventie bestaat in speciale (de dader zelf te weerhouden van opnieuw plegen) en generale zin (de gemeenschap in het algemeen te weerhouden van het plegen van delicten)
Strafrecht kan opgedeeld worden in een materieel aspect (voornamelijk in Sr.), wat gaat over welke gedragingen strafbaar zijn (zoals moord) en een formeel aspect (voornamelijk in Sv.), welke de strafprocedure regelt. Deze vormen het zogenaamde klassieke (of commune) deel, daarnaast is er ook zogenaamd bijzonder strafrecht (geregeld in aanvullende wetten, bijv. Opiumwet)
Hoofdstuk 2
Om van strafbaarheid te spreken moeten 4 componenten aanwezig zijn: menselijke gedraging, wettelijke delictsomschrijving, wederrechtelijkheid, schuld/verwijtbaarheid
Wetten zijn algemeen en moeten soms geïnterpreteerd worden middels de volgende methoden: wetshistorisch, grammaticaal, systematisch, teleologisch.
Wederrechtelijkheid (altijd een voorwaarde voor strafbaarheid) en verwijtbaarheid zijn de “elementen” van een strafbaar feit , de verschillende onderdelen van de delictsomschrijving zijn de “bestanddelen”. Soms is wederrechtelijkheid ook een “bestanddeel”, bijv. als het in de delictsomschrijving staat.
Er is verder een verschil tussen misdrijven (Sr. boek 2) en overtredingen (Sr. boek 3), het verschil ligt tevens in de ernst van het delict. Er zijn ook commissiedelicten (een “doen”, of handeling) en omissiedelicten (een “niet-doen”, of nalaten)
Causaliteit (oorzaak-gevolg) is van belang bij materiële delicten en de door het gevolg gekwalificeerde delicten, 4 casualiteitstheorieën bestaan hiervoor: CSQN (conditio sine qua non), causa-proxima, voorzienbaarheidsleer, redelijke toerekening (Letale Longembolie)
Hoofdstuk 3
Opzet en schuld kunnen subjectieve bestanddelen zijn (opgenomen in de delictsomschrijving), het gaat hier om de intentie van de dader (vooral van belang bij misdrijven).
Opzet kenmerkt zich door “willens en wetens” handelen. Dit bestaat in graduele vormen: opzet met bedoeling, voorwaardelijke opzet, opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn. In de wet te herkennen door de woorden “opzettelijk”, “wist”, “oogmerk”, enz.
Schuld is onder te verdelen in schuld als element (verwijtbaarheid) en schuld als bestanddeel (“culpa”, omvat onvoorzichtigheid en wederrechtelijkheid). Culpa is verder onder te verdelen in een bewust en onbewust aspect. In de wet is schuld vaak te herkennen door een vorm van het woord “schuld”.
Het verschil tussen culpa en voorwaardelijk opzet is moeilijk te bepalen maar ligt vaak in het feit dat er bij culpa sprake is van “niet willens, wel wetens”
Hoofdstuk 4
Rechtvaardigingsgronden nemen de wederrechtelijkheid weg en zijn: noodweer (41 lid 1 Sr.), overmacht als noodtoestand (40 Sr.), bevoegd ambtelijk bevel (43 lid 1), wettelijk voorschrift (42 Sr.), en Veearts (ontbreken materiële wederrechtelijkheid)
Schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg en zijn: noodweerexces (41 lid 2 Sr.), (psychische) overmacht (40 Sr.), onbevoegd ambtelijk bevel (43 lid 2 Sr.), ontoerekeningsvatbaarheid (39 Sr.), en Melk-en-Water (AVAS)
De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit spelen bij vele strafuitsluitingsgronden een grote rol, als deze eisen overschreden worden is er vaak geen sprake van strafuitsluiting.
Hoofdstuk 5
Alleen poging tot misdrijf is strafbaar, poging tot overtreding niet (art. 45 Sr.). Er zijn hier twee theorieën over, de subjectieve (intentie, zie Cito) en objectieve (gedraging, zie Eindhovense Brandstichting)
Voorbereiding is anders dan poging, het criterium is of de dader al begonnen is met de uitvoering (zie art. 46 Sr.). Er bestaat ook zoiets als een absoluut ondeugdelijke poging (i.e. het slagen van de poging is onmogelijk)
Een dader kan vrijwillig een poging opgeven (art. 46b Sr.), dit is niet strafbaar
Hoofdstuk 6
Er kunnen ook meerdere daders een delict plegen, er is dan sprake van deelneming. De vormen hiervan zijn medeplegen (art. 47 jo. 48 Sr.), uitlokking (art. 46a Sr.), doen plegen, medeplichtigheid (de laagste variant, art. 48 Sr.).
Medeplegen gaat om twee personen die nauw samenwerken en allebei (min of meer) een even groot aandeel hebben bij het plegen van een delict (zie ook Wormerveerse-brandstichting)
Uitlokken gaat over aanzetten tot een bepaald strafbaar feit (poging tot uitlokking is ook strafbaar)
Medeplichtigheid gaat over behulpzaam zijn aan een delict
Bij alle deelnemingsvormen is “dubbel opzet” vereist. Dit houdt in dat de dader opzet moet hebben om het delict te plegen/uit te lokken en opzet hebben om mede te plegen, het gaat dus om bewust samenwerken en hetzelfde delict voor ogen te hebben.
Hoofdstuk 7
Het rechtsgebied van een rechtbank is een arrondissement (welke eigen bureaus bij het OM hebben, zogenaamde “parketten”), grotere rechtsgebieden (i.e. meerdere arrondissementen) heten ressorten. Rechtbanken kunnen enkelvoudige en meervoudige kamers hebben.
De leiding van het OM is in handen van het college van procureurs-generaal (art. 130 RO)
Wie een verdachte is mede bepaalt in jurisprudentie (Hollende Kleurling en Stormsteeg)
Art. 348/350 bepaalt hoe de beraadslaging plaats moet vinden (de bewijsvraag)
Belangrijke beginselen zijn het legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr. en art. 10 lid 1 GW, alsmede verdragen), de bevoegdheidsverlenende norm (welke handeling, door wie, en onder welke voorwaarden?) en de beginselen van behoorlijke procesorde (redelijke/billijke belangenafweging, zuiverheid van oogmerk/détournement de pouvoir, vertrouwensbeginsel, verbod van willekeur, gelijkheidsbeginsel)
Hoofdstuk 8
Opsporingsonderzoek (art. 132 Sv. e.v.) start over het algemeen naar aanleiding van een verdenking, maar kan ook zonder (een “proactief” onderzoek, zie artt. 126o-126z Sv.)
Opsporingsambtenaren hebben speciale opsporingsbevoegheden zoals aanhouding (art. 53 Sv.), inverzekeringstelling (art. 57 Sv.), en het betreden van plaatsen en woningen. Voor veel van deze bevoegdheden zijn toestemming van een OvJ vereist.
Er is de mogelijkheid tot ophouding, hierna kan inverzekeringstelling volgen indien de (hulp)OvJ dit nodig acht (57 Sv). Hierna kan vervolgens voorlopige hechtenis (63 jo. 67 lid 2 Sv.) geacht worden. Als de OvJ daarna nog voldoende gronden aanwezig acht kan er gevangenhouding gevorderd worden (66 Sv.)
De totale periode van vrijheidsberoving tot aan het begin van het onderzoek ter terechtzitting kan aldus oplopen tot maximaal 110 dagen en 15 uur: ophouden voor onderzoek (6 + 9 = 15 uur) + inverzekeringstelling (3 + 3 = 6 dagen) + bewaring (14 dagen) + gevangenhouding (30 + 30 + 30 = 90 dagen).
In complexe zaken vordert de OvJ een GVO (gerechtelijk vooronderzoek), waarin de rechter-commissaris centraal staat en een zogenaamde “onderzoeksrechter” is (zie art. 181 Sv.)
Hoofdstuk 9
Alleen het OM is bevoegd in het initiëren van strafzaken
De OvJ heeft de keuze om van vervolging af te zien (opportuniteit art. 167), het zogenaamde sepot. Er bestaat ook een beleidssepot (afzien om beleidsmatige redenen). Verder kan de OvJ ook een voorwaarde aan het sepot verbinden (de transactie art. 74 Sr).
Tegen sepot bestaat ook de mogelijkheid tot schriftelijk beklag (art. 12 Sv)
Er bestaan ook vervolgingsbeletselen: rechtsmacht, leeftijd, verjaring, overlijden, klacht, immuniteit (i.g.v. overheidsorganen), ne bis in idem
Art. 167 Sr. regelt het vervolgingsbeleid van het OM, waaruit de discretionaire bevoegdheid voortvloeit
Er is rechterlijke controle op vervolging middels de bezwaarschriftprocedure (artt. 250, 250a jo. 262 Sv.).
Er is ook controle vanuit het MvJ middels art. 127 en 128 RO
Hoofdstuk 10
De terechtzitting moet openbaar zijn (art. 121 GW), hier zijn uitzonderingen voor (art. 269 Sv). Zelfs dan moet de uitspraak openbaar geschieden (art. 362 Sv)
De fase waarin de verdachte voornamelijk het voorwerp van onderzoek (tijdens het voorbereiden onderzoek) is heet “inquisitoir”. De fase waarin de verdachte en de OvJ min of meer gelijkwaardig zijn heet “accusatoir” (tijdens de terechtzitting).
De rechter gaat tijdens de terechtzitting op zoek naar de waarheid, hierin speelt het onmiddelijkheidsbeginsel een grote rol (in principe dus de meest betrouwbare bron raadplegen)
Een tenlastelegging kan enkelvoudig (één feit) zijn of meervoudig (meerdere feiten). Hierin staan dan primaire en subsidiaire feiten. Er bestaat ook nog de alternatieve tenlastelegging, waarin de rechter de keuze heeft tussen één van de twee feiten.
De raadsman van de verdachte kan een preliminair verweer invoeren (art. 283 Sv), deze kan de rechtbank accepteren of verwerpen.
Verder kunnen er onderbrekingen plaatsvinden (art. 277 Sv), tenlasteleggingen wijzigen (art. 312 Sv), en andere mogelijkheden
Hoofdstuk 11
Art. 348 duidt op de formele vragen (de vragen omtrent het proces):
Dagvaarding geldig? Nee, dan nietig
Is rechter bevoegd? Nee, dan rechter onbevoegd
Is OvJ ontvankelijk? Nee, dan OvJ niet-ontvankelijk
Reden tot schorsing van vervolging? Ja, dan schorsing
Alle bovenstaande n.v.t? Dan volgt er vervolging
Art. 350 duidt op de materiële vragen:
Bewijsvraag? Nee, dan vrijspraak
Kwalificatievraag? Nee, dan OVAR
Wederrechtelijkheidvraag? Nee, dan OVAR
Verwijtbaarheidvraag? Nee, dan Ovar
Ja op alle bovenstaande? Dan veroordeling
Als het woord ‘wederrechtelijkheid’ of ‘schuld’ niet in de delictsomschrijving staat, leidt een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond tot ontslag van alle rechtsvervolging
Als de wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving is opgenomen, leidt een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond tot vrijspraak. De rechtvaardigingsgrond neemt immers de wederrechtelijkheid weg
Als een culpoos delict ten laste is gelegd maken de wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid onderdeel uit van de tenlastelegging. Daarom leidt een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond altijd tot vrijspraak
Hoofdstuk 12
De eerste vraag van art. 350 Sv. is de bewijsvraag:
Is er bewijsmateriaal?
Is dit bewijsmateriaal toelaatbaar als bewijsmiddel?
Zijn er voldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te kunnen komen?
a. Voldoet de bewezenverklaring als geheel aan de bewijsminimumregels?
b. Wordt een ieder onderdeel van de bewezenverklaring door ten minste één bewijsmiddel bewezen?Is de rechter overtuigd dat de verdachte het ten laste gelegde strafbare feit heeft begaan?
Voorbeelden van bewijs zijn: algemeen bekende feiten (art. 339 lid 2 Sv), wettelijke bewijsmiddelen (artt. 338-344 Sv), bewijsmateriaal ter terechtzitting (waarnemingen, verklaring van verdachte, verklaring door getuige, verklaring door deskundige)
Het schriftelijk bescheiden is het dossier aan bewijsmateriaal wat voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting is verzameld (art. 301 lid 4 Sv)
Er zijn ook wettelijk eisen aan bewijsmiddelen, onbetrouwbaar of (indirect) onrechtmatig verkregen bewijs kan niet meegenomen worden in het proces
Er zijn ook bewijsminimumregels, er moeten minimaal twee bewijsmiddelen beschikbaar zijn (art. 341 lid 4 jo. 342 lid 2 Sv)
Hoofdstuk 13
Straffen doelt op vergelding, speciale preventie en generale preventie
Het doel van maatregelen is de samenleving beveiligen of rechtsherstel bewerkstelligen
De hoofdstraffen zijn gevangenisstraf, hechtenisstraf, geldboete en taakstraf.
De bijkomende straffen zijn ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Hoofdstraffen:
1. Gevangenisstraf en hechtenis (worden beide in de gevangenis uitgezeten maar een gevangenisstraf heeft een meer open regime)
2. Taakstraf
3. Geldboete
Minimum bedrag is €3,-
Bijkomende straffen:
1. Verbeurdverklaring
2. Ontzetting van rechten
3. Openbare uitspraak door de rechter
Maatregelen:
1. Onttrekking aan het verkeer
2. Ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3. Schadevergoeding
4. plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of terbeschikkingstelling
5. plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
Om de straftoemeting te bepalen, beantwoordt de rechter de volgende vier vragen:
1. Moet er een sanctie worden opgelegd?
2. Welke soort sanctie moet worden opgelegd?
3. Wat is een passende strafmaat?
4. Welke sanctiemodaliteit wordt toegepast?
Hoofdstuk 14
Het gebruik van een rechtsmiddel houdt in dat een hogere overheidsinstantie de beslissing van een lagere overheidsinstantie gaat beoordelen. Dit leidt dan tot vernietiging of bevestiging van de beslissing.
Controle en rechtsgelijkheid zijn twee voordelen van de rechtsmiddelen
De twee gewone rechtsmiddelen zijn hoger beroep en cassatieberoep: (art. 404-455 Sv).
1. Een strafzaak wordt voor het eerst bij de rechtbank behandeld. Bijna in alle gevallen staat hoger beroep bij een gerechtshof open (art. 60 lid 1 RO). Dit is echter niet altijd het geval.
2. Het hoger beroep beperkt zich niet tot een gedeelte van het vonnis. In hoger beroep zal de hele zaak opnieuw worden bekeken.
3. Als het hof uitspraak heeft gedaan, dan kunnen de partijen cassatieberoep instellen bij de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege in Nederland.
4. De Hoge Raad houdt zich niet meer bezig met het beoordelen van de feiten (zoals de rechtbank en het hof doen), maar bekijkt of de rechtsregels correct zijn toegepast.
5. De Hoge Raad heeft twee mogelijke einduitspraken: verwerping van het cassatie beroep of (gedeeltelijke) vernietiging van het arrest (art. 440 Sv).
De twee buitengewone rechtsmiddelen zijn cassatieberoep in het belang der wet en herziening (art. 456-481 Sv).
1. Dit cassatieberoep kan slechts door de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden ingesteld (art. 465 Sv). Hij zal dit slechts doen indien er belangrijke rechtsvragen in het arrest aan de orde komen.
2. Het doel van dit buitengewone rechtsmiddel is rechtseenheid en rechtsvorming
3. Herziening kan worden aangevraagd door de verdachte of het openbaar ministerie in geval van rechterlijke dwalingen (art. 458 Sv).
4. Er zijn drie limitatieve gronden waarop herziening kan worden aangevraagd (art. 457 Sv):
De bewezenverklaringen van verschillende arresten of vonnissen zijn niet met elkaar in overeenstemming (conflictrechtspraak)
Hoofdstuk 15
De meeste mensenrechten zijn terug te vinden in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Grondwet.
Mensenrechten hebben verticale werking.
Een beperking aan een mensenrecht is volgens het EHRM slechts toegestaan indien is voldaan aan de volgende drie eisen:
1. Wet of ‘in accordance with the law’. Er moet een wettelijke regeling zijn die een beperking toestaat. De Grondwet stelt de eis dat het een wet in formele zin moet zijn. Deze eis geldt niet bij het EVRM. Verder zijn hier nog twee subeisen te onderscheiden:
a. Toegankelijkheid (de wet moet gepubliceerd zijn)
b. Voorzienbaar (de burger moet op de hoogte zijn van de mogelijke inbreuk op zijn grondrechten)
2. Noodzakelijkheid. Hier moet de vraag worden beantwoord of de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving. De proportionaliteitseis is hier van belang.
3. Legitiem doel. De inbreuk moet een legitiem doel hebben. In het EVRM staan de doelen meestal in het tweede lid opgesomd (zie bijv. art. 8 lid 2 EVRM).
Het EHRM houdt zich bezig met de handhaving van de mensenrechten uit het EVRM.
Een klacht bij het EHRM wordt in eerste instantie behandeld door de alleensprekende rechter. Indien de klacht ontvankelijk wordt verklaard, gaat de zaak naar het Comité (art. 27 EVRM). Het Comité bestaat uit drie rechters. Het Comité kan de zaak zelf beoordelen of eventueel doorverwijzen naar een Kamer (zeven rechters). Alleen bij uitzondering komt een zaak bij de Grote Kamer (zeventien rechters).
Er zijn een aantal ontvankelijkheidseisen waaraan moet worden voldaan in geval van individueel klachtrecht (art. 34 en 35):
1. De klager moet klagergerechtigd zijn (art. 34 EVRM)
2. De nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput (art. 35 lid 2 EVRM)
3. De klacht bij het EVRM is binnen 6 maanden na de nationale einduitspraak
ingediend (art. 35 lid 1 EVRM)
4. De in het verzoekschrift geuite klacht mag een niet al eerder door het Hof
behandelde klacht van dezelfde klager zijn (art. 35 lid 2 EVRM)
5. De klacht mag niet tegelijktertijd bij een andere internationale instantie
aanhangig zijn (art 35 lid 2 EVRM).
6. De klager heeft een aanzienlijk nadeel geleden door een beslissing van een nationale rechter (art. 35 lid 3 EVRM).
Hoofdstuk 16
Het proces waarbij de strafrechter zoekt naar een juist antwoord op een rechtsvraag wordt rechtsvinding genoemd.
De rechter zoekt naar een antwoord in wetsteksten, parlementaire geschiedenis, jurisprudentie en literatuur.
Om een rechtsvraag te beantwoorden kan het volgende stappenplan worden gehanteerd:
Stap 1: Wat is de rechtsvraag die moet worden beantwoord?
Stap 2: Welke rechtsregel moet bij het beantwoorden van de vraag gehanteerd worden?
a) Wat kan uit de wetgeving worden afgeleid?
b) Wat kan uit de jurisprudentie worden afgeleid?
c) Wat kan uit verdragen worden afgeleid?
d) Zegt de literatuur iets dat voor de beantwoording van de rechtsvraag van belang kan zijn?
Stap 3: Hoe moet de gevonden rechtsregel worden toegepast op de feiten in de casus?:
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Inleiding Strafrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UvA
- Oefententamens Inleiding Strafrecht - UvA
- De Koopmans Bundel: samenvattingen en studiehulp voor 'Het beslissingsmodel van 348/350 Sv'
- Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht - Kronenberg & De Wilde - 5e druk - BulletPoints
- Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht - Kronenberg & De Wilde - 5e druk - Boeksamenvatting
- Samenvattingen en studiehulp voor Rechten Bachelor 1 aan de Universiteit van Amsterdam
Contributions: posts
Spotlight: topics
Inleiding Strafrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UvA
- In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Strafrecht voor de opleiding Rechten Bachelor 1 aan de Universiteit van Amsterdam.
- Voor een compleet overzicht van de
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2885 | 1 |
Add new contribution