Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 2730 reads
Lees onderstaand gedeelte uit het vonnis en beantwoord vervolgens de daaronder gestelde vragen.
2. De feiten
2.1. Eisers zijn de erfgenamen van de op 14 augustus 2008 overleden heer Gerrit
2.2. Op 16 maart 1990 heeft Gerrit van Kunstgalerij MK te Ommen een beeldhouwwerk van Peter Kuijkens (het Beeldhouwwerk) gekocht.
2.3. Het Beeldhouwwerk is op 23 maart 1990 door JJ getaxeerd op NLG 340.000,-.
2.4. Op 29 december 1994 heeft Gerrit het Beeldhouwwerk overhandigd aan kunsthandelaar V te Arnhem met de opdracht voor het Beeldhouwwerk een koper te vinden.
2.5. V heeft het Beeldhouwwerk niet aan Gerrit teruggegeven. Nadat Gerrit niets meer van V had vernomen, heeft hij op 20 april 2006 aangifte tegen V gedaan wegens oplichting. V is hiervoor veroordeeld, maar is tot op heden (ook voor justitie) onvindbaar.
2.6. Op 20 november 2010 is het Beeldhouwwerk gesignaleerd op de kunst- en antiekbeurs Art te Amsterdam, waar het namens een zekere heer Vorst te koop werd aangeboden door Kunsthandel Perk te Amsterdam voor een koopsom van € 310.000,-.
2.7. Het Beeldhouwwerk is, nadat het op de Art was gesignaleerd door justitie, in beslag genomen en in bewaring gesteld bij het Van Gogh Museum te Amsterdam. Voorts is op 14 januari 2011 door de erven conservatoir beslag gelegd op het Beeldhouwwerk, met aanstelling van het Van Gogh Museum als gerechtelijk bewaarder. Het strafrechtelijk beslag op het Beeldhouwwerk is inmiddels opgeheven.
Het geschil
3.1. De erven vorderen, samengevat, bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
3.2. De erven stellen daartoe, zakelijk weergegeven, dat Vorst het Beeldhouwwerk heeft verkregen van een onbevoegde vervreemder en daarbij niet te goeder trouw was. Volgens de erven is Gerrit altijd eigenaar van het Beeldhouwwerk gebleven en is deze eigendom na zijn overlijden op hen overgegaan, zodat zij thans gerechtigd zijn afgifte van het Beeldhouwwerk te vorderen.
3.3. Vorst voert als verweer primair aan dat hij eigenaar is geworden van het Beeldhouwwerk, omdat dit krachtens een geldige titel (koop) aan hem geleverd is (…….).
De erven van Gerrit stellen dat het Beeldhouwwerk hen toebehoort; op welke wijze hebben zij de eigendom verkregen? (3 pt)
Hoe heet de vordering van de erfgenamen tot afgifte van het Beeldhouwwerk? (2 punten)
Heeft het verweer van Vorst (zie onder 3.3 van het vonnis) kans van slagen? (4 punten)
Stel dat Vorst inderdaad het Beeldhouwwerk heeft gekocht van een onbevoegde, moet Vorst in dat geval het Beeldhouwwerk afgeven aan de erven? (5 punten)
Wat is de goederenrechtelijke positie van het Van Gogh Museum ten opzichte van het Beeldhouwwerk? (4 punten)
Bespreek de (on-)juistheid van de volgende stellingen:
Een woonwagen is roerend als deze kan worden verplaatst. (6 punten)
IVoor het bewijs dat je rechthebbende bent van een roerende zaak maakt het niet uit of je de zaak wel of niet onder je hebt. (5 punten)
Indien ik een stoel bij de vuilnis vind waarvan de eigenaar afstand heeft gedaan en ik deze stoel meeneem om zelf te gebruiken, is sprake van een derivatieve verkrijging. (5 punten).
Wat is de goederenrechtelijke positie van A resp. B t.a.v. de kostbare sticker in onderstaande gevallen?
Op een stickerbeurs heeft A uit zijn album een zeldzame sticker laten waaien die door B wordt gevonden; B heeft de sticker in zijn portefeuille gestopt. Maakt het hierbij verschil of B wel of geen aangifte doet? (8 punten)
Als B niet van plan is aangifte te doen geldt het volgende: B is bezitter door inbezitneming 3:113; A heeft hierdoor zijn bezit van de zaak verloren 3:117, maar is wel eigenaar gebleven. Indien B wel aangifte doet, is hij houder voor A o.g.v. 3:107/108 want hij erkent het betere recht van A en blijft A bezitter.
A heeft zijn zeldzame sticker uitgeleend aan B, die vervolgens de zegel heeft geplakt op een eveneens zeer kostbare envelop uit de 18e eeuw, die toebehoort aan B. (8 punten)
Eigendomsverkrijging onder algemene titel door erfopvolging art. 3:80 lid 2.
Revindicatie
Voor een geldige overdracht moet sprake van zijn van het voldoen aan de eisen van art. 3:84 BW. De titel alleen is niet genoeg, ook moet er sprake zijn van een beschikkingsbevoegde vervreemder en een levering.
Op grond van art. 3:84 BW moet er sprake zijn van een bevoegde vervreemder. Indien de vervreemder niet bevoegd was, kan Vorst daartegen worden beschermd krachtens art. 3:86 lid 1 BW als aan alle vereisten is voldaan. Als de erven gelijk hebben en Vorst niet te goeder trouw was wordt hij niet beschermd en heeft geen geldige overdracht plaatsgevonden.
Art. 3:107 BW: het Van Gogh Museum is onmiddellijk houder omdat het Beeldhouwwerk door Justitie daar in bewaring is gesteld.
Niet als de woonwagen duurzaam met de grond is verenigd, art. 3:3 lid 1 BW. Daarvan kan sprake zijn als het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Hierbij moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer, voor zover deze naar buiten kenbaar is, zie HR 31 oktober 1997, NJ 1998, 97 Portacabin. Niet van belang is dan meer dat technisch de mogelijkheid bestaat om de caravan te verplaatsen.
Deze stelling is onjuist. De feitelijke situatie wordt bewijsrechtelijk ondersteund, omdat een houder vermoed wordt bezitter te zijn (art. 3:109) en een bezitter wordt vermoed rechthebbende te zijn (art. 3:119 lid 1). De persoon die beweert dat hij een beter recht op de zaak heeft, moet dit vervolgens bewijzen (processuele functie van bezit). Ofwel: degene die niet de feitelijke macht uitoefent, moet bewijs van zijn recht leveren.
Deze stelling is onjuist. Als iemand een zaak in bezit neemt die aan niemand toebehoort, verkrijgt deze persoon de eigendom van de zaak door toe-eigening (art. 5:4 BW); een originaire wijze van verkrijging. Dit betekent dat de eigenaar een nieuw recht dat niet is afgeleid van het recht van zijn voorganger.
B wordt bezitter door inbezitneming (art. 3:113) als hij niet van plan is aangifte te doen. Dit heeft als gevolg dat A zijn bezit van de sticker heeft verloren maar wel eigenaar is gebleven van de sticker. Wanneer B wel aangifte doet, is hij houder voor A (art. 3:107 en 3:108). Dan erkent hij namelijk het betere recht van A en blijft A bezitter van de sticker.
A heeft mogelijk de eigendom door natrekking verloren (art. 5:14). Dit is het geval als de sticker bestanddeel is gaan uitmaken van de envelop. Hier is sprake van indien de sticker niet zonder schade van betekenis kan worden verwijderd van de envelop (art. 3:4 lid 2). Waarschijnlijk zullen de envelop en de sticker in waarde dalen bij het scheiden. De eigenaar van de hoofdzaak verkrijgt dan de eigendom van het bestanddeel. Wanneer de envelop aanzienlijk meer waard is dan de sticker of gezien het feit dat de envelop naar verkeersopvattingen als hoofdzaak is aan te merken, zal A de eigendom van de sticker door natrekking verliezen. B wordt dan eigenaar en bezitter van de envelop met de sticker.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2757 |
Add new contribution