Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 2978 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Vul onderstaand schema in
| Onrechtmatig handelen | Niet nakomen van een contractuele verbintenis | Geen van beide |
Het afleveren van de bestelde bruidstaart twee dagen na de bruiloft |
|
|
|
Rijden zonder rijbewijs |
|
|
|
Per ongeluk met de fiets tegen de auto van de buurman aanrijden
|
|
|
|
Hacken van een website van de universiteit om je cijfer te veranderen |
|
|
|
weglopen uit een restaurant zonder te betalen |
|
|
|
Geen bijdrage leveren aan een groepsopdracht voor een vak aan de universiteit |
|
|
|
Een van de elementen die aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad doet ontstaan, is het element ‘onrechtmatigheid’. Hoe wordt vastgesteld of een gedraging ‘onrechtmatig’ is? Het antwoord moet uit drie elementen bestaan. Werk deze drie elementen kort uit en geef per element een voorbeeld. A. Inbreuk op een subjectief recht: Persoonlijkheidsrechten en vermogensrechten. B. Doen/laten in strijd met wettelijke plicht: C. Zorgvuldigheid: HR Lindenbaum/Cohen
Leg kort uit wat het verschil is tussen aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad en aansprakelijkheid op grond van een toerekenbare tekortkoming in een (contractuele) verbintenis.
Bert is 20 jaar oud en heeft een ernstige verstandelijke beperking, waardoor hij gauw het overzicht verliest. Terwijl hij op de bus staat te wachten, raakt hij overstuur van de drukte bij de bushalte. Juist als de bus aan komt rijden duwt hij Marlies onder de bus. Marlies raakt ernstig gewond. Is Bert aansprakelijk voor de schade die Marlies heeft geleden?
Stel dat Bert 11 jaar oud is en geen verstandelijke beperking heeft. Verandert dit iets aan je antwoord op vraag a?
Een medewerker van schoonmaakbedrijf Vosveld is bezig met het dweilen van de hal van het kantoor waar Leo werkt. De vloer van de hal bestaat uit geglazuurde plavuizen. De schoonmaker maakt gebruik van een blauwe emmer waar op staat ‘Caution wet floor’. Tijdens het dweilen loopt Leo na een bespreking de hal in. Hij komt ten val en heeft een gecompliceerde beenbreuk. Leo wil het schoonmaakbedrijf aansprakelijk stellen op grond van onrechtmatige daad. Aan de hand van welke factoren kan de onrechtmatigheidsvraag worden beantwoord?
Geef aan of de volgende stelling juist of onjuist is. Motiveer je antwoord. “De ‘kelderluikfactoren’ zijn harde eisen waaraan moet zijn voldaan om aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad aan te kunnen nemen.”
Casus Karels is trambestuurder van beroep. Hij rijdt regelmatig te hard, hetgeen in strijd is met de verkeersregels die gelden voor trams. Op zekere dag rijdt Karels ook weer eens te hard. Bovendien staat er een zeer harde wind. Door een plotselinge windvlaag valt er onverwacht een boom om die naast de tramrails staat, net op het moment dat de tram van Karels passeert. De tram wordt geraakt door de boom. Een van de passagiers raakt gewond. De passagier stelt Karels aansprakelijk en hanteert daarbij de volgende redenering: “Karels heeft in strijd met geldende regelgeving te hard gereden. Als hij de tram op normaal tempo had laten rijden, was de boom niet op de tram gevallen, omdat de tram dan nog niet op die specifieke plaats geweest was.” Is Karels aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad? Betrek in je antwoord de stelling van de passagier.
Op weg van school naar huis zien Johan (13 jaar oud) en Klaas (15 jaar oud) een gat in de weg, dat niet door de gemeente is afgezet. Zij stappen af en blijven in de buurt van het gat staan kijken naar het verkeer. Van de andere kant komt Roos aangereden per fiets, die het gat over het hoofd ziet. Johan noch Klaas grijpt in en zij zien dat Roos in het gat valt. Roos raakt gewond en lijdt schade. Roos stelt zich op het standpunt dat Johan en Klaas haar hadden kunnen waarschuwen en stelt hen aansprakelijk voor de door haar geleden schade.
Welke van de volgende partijen kan Roos met succes aansprakelijk stellen? Geef bij uw antwoord steeds aan op welke wetsartikelen u uw antwoord baseert.
Maakt het voor uw antwoord op de vorige vraag verschil of Johan en Klaas het gat zelf gegraven hebben?
Bouwbedrijf ‘Visionair NV’ is bezig met de sloop van een oud pand. Vanwege de aanwezigheid van gewapend beton in het pand schakelt Visionair het bedrijf Betonbeuk BV in. Visionair had het beton ook wel zelf kunnen verwijderen, maar vindt het toch gemakkelijker om dit uit te besteden. Terwijl werknemer Jansen, werkzaam bij Betonbeuk, bezig is met het verwijderen van het beton, let hij niet goed op en zijn gereedschapskist valt van een steiger op voorbijganger Berkens.
Wie kan Berkens aansprakelijk stellen en op welke grondslag?
Wat vindt u van de stelling van werknemer Jansen dat hij niet aansprakelijk is, omdat hij niet opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld?
Bestudeer het volgende feitencomplex:
In de nacht van 10 op 11 augustus 2007 is een openluchthouseparty gehouden in het Juliana-plantsoen te Hoorn. Om 02.00 uur is de geluidsapparatuur door de politie in beslag genomen. Dit riep verzet op bij een aantal aanwezige bezoekers van de houseparty, welk verzet uitmondde in geweld tegen de politie. Daarbij werd onder andere met stenen naar de politie-ambtenaren gegooid, ten gevolge waarvan twee politieambtenaren gewond raakten en politie-voertuigen werden beschadigd. S. bevond zich vooraan de groep die de politie achternazat. Hij heeft basaltkeien opgeraapt en aan een ander gegeven, die de keien naar de politie gooide. Een deel van de achtergebleven aanwezigen heeft vervolgens twee op de Schellinkhouterdijk geparkeerd staande auto's van de dijk afgeduwd. Een van deze auto's - een rode Volkswagen Golf, met Belgisch kenteken GAH 591 - behoorde toe aan Vangu. Door deze actie is schade aan zijn auto ontstaan, die blijkens een expertiserapport van 5 juli 2009 €380 545 bedraagt. Vervolgens is door een deel van de aanwezigen een nabij gelegen tankstation geplunderd; ook zijn ruiten van een scoutinggebouw ingegooid.
Vangu stelt dat S., door zich actief te gedragen in de groep die zich tegen de politie keerde, mede verantwoordelijk is voor de sfeer van geweld die op dat moment ontstond en die het mogelijk maakte dat onder andere zijn auto van de dijk werd geduwd. Hij vordert van S. dan ook de daardoor ontstane schade ad €380 545 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2007. Tevens vordert hij een bedrag van €55 261 en €3842,50 als buitengerechtelijke kosten, bestaande uit sleepkosten, taxikosten, sloopkosten, bewakingskosten, expertisekosten en kosten/honorarium correspondent. S. betwist dat hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade aan de auto van Vangu. Zijn aandeel in de groep was uitsluitend gericht tegen de politie. Hij heeft niet kunnen voorzien dat zich van de groep waarin hij zich bevond een groep zou afscheiden die vervolgens geweld zou plegen jegens de eigendommen van anderen. S. heeft tegenover de politie een verklaring afgelegd. Deze luidt, voor zover van belang: ’(...) Ik zag en hoorde dat er rellen ontstonden ten gevolge van het in beslag nemen van de apparatuur. Ik zag kleine groepjes van een man of 7 met keien naar een ME-bus maar ook naar andere politievoertuigen gooien. Ik zag dat daardoor schade ontstond. (...) Ik zag de agenten instappen, ik denk een man of 15. Alle auto's reden weg. Ik zag dat er twee agenten, waaronder de man met de hond, achteraan liepen. Vanaf dat moment werd het heftig. Ik zag dat er op dat moment namelijk vreselijk met keien werd gegooid naar deze twee agenten en ook naar de auto's. De stenen vlogen over mij heen. Ik liep vooraan in de groep die zich dus achter mij bevond en de stenen over mijn hoofd heen gooide. (...) U vraagt mij wat mijn rol is geweest bij deze mishandelingen en vernielingen. Ik heb een aantal basaltkeien van de grond opgeraapt en deze steeds doorgegeven aan de jongen achter mij. (...) Ik zag hem er niet mee gooien maar ik realiseerde mij wel dat deze stenen gebruikt werden door hem of door anderen om naar de politiemensen en de politievoertuigen te gooien. Ik besef dat daardoor ernstig letsel en ook schade kon ontstaan. U zegt mij dat een collega van u behoorlijk gewond is geraakt ten gevolge van zo'n basaltkei. Ik begrijp dat ik foutief heb gehandeld. Ik zag en hoorde dat er ook met kluiten werd gegooid want er waren kluiten die precies op een witte Peugeot terechtkwamen die langs de dijk geparkeerd stond. We liepen namelijk achter de politie aan in de richting van de dijk. Toen de politie net weg was werden er direct twee auto's van de dijk gegooid, namelijk die witte Peugeot en een rode VW Golf. (...) Ik zag dat beide auto’s total loss waren. Dit werd gedaan door een groep van een man of 15. Ik behoorde daar zelf niet toe.’ Vraag Kan S. aansprakelijk worden gehouden voor de schade van Vangu, en - zo ja - op welke grondslag? Motiveer uw antwoord.
Van Beek bewoont een landhuis in de bossen. Inbreker Boersma dringt zijn huis binnen en probeert het tafelzilver te stelen. Van Beek wordt wakker, loopt naar beneden en treft Boersma aan die dreigend met een kandelaar op hem afkomt. Op dat moment springt de hond van Van Beek tegen Boersma op en bijt hem hard in zijn arm. Boersma wordt achteraf aangehouden, maar heeft permanente schade aan zijn arm opgelopen. Hij stelt Van Beek aansprakelijk. Kan Boersma Van Beek met succes aansprakelijk stellen?
Vraag 11
Wat is de verhouding tussen afd. 6.1.9, 6.3.1 en 6.3.2 enerzijds en afd. 6.1.10 anderzijds?
Beoordeel of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.
Bij het bepalen van de omvang van de schadevergoeding die is verschuldigd op grond van wanprestatie is art. 6:98 BW niet van belang.
Het Nederlandse aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht kent een causaliteitsbenadering die bestaat uit twee fasen.
Koek heeft een kuikenboerderij in bedrijf. De bedrijfsvoering is in hoge mate geautomatiseerd. Zo wordt de temperatuur in de kuikenschuren automatisch geregeld en zendt de verwarmingsinstallatie automatisch een semafoonbericht aan Koek wanneer de temperatuur buiten een bepaalde marge komt, zodat hij kan ingrijpen. Op 4 juli om 20.15 uur verzendt de verwarmingsinstallatie een dergelijk bericht, maar door een storing in de telefooncentrale van Bellis BV bereikt dit bericht Koek niet. De storing is het gevolg van het
feit dat een werknemer van aannemer Bijl BV tijdens graafwerkzaamheden een kabel van Bellis heeft beschadigd. De volgende dag blijkt de schade door een temperatuurstijging te
zijn dat 40.000 kuikens door oververhitting gestorven. De schade aan de kuikens bedraagt € 80.000. Koek spreekt Bijl BV aan tot vergoeding van zijn schade. Zij verweert zich evenwel met de stelling dat deze schade voor haar niet voorzienbaar was en dat zij derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ziet het verweer van Bijl BV op de vraag of Bijl BV op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk is voor de geleden schade? Zo nee, waarop dan precies?
Slaagt het verweer?
Oscar (17 jaar) heeft als hobby vuurwerk maken. Samen met zijn neef Harry (16 jaar) heeft hij een vuurwerkbom gemaakt die zij samen gaan afsteken. Harry heeft niet zoveel
verstand van vuurwerk, maar hij vindt het wel leuk en spannend om mee te doen. Als Oscar de vuurwerkbom wil afsteken, gebeurt er niets. Samen met Harry loopt hij naar de
bom toe. Oscar raapt de vuurwerkbom op en probeert deze onschadelijk te maken. Dan ontploft de bom in zijn handen. Harry loopt verwondingen aan zijn oog en handen op, Oscar blijft wonder boven wonder ongedeerd. Harry spreekt Oscar aan voor de geleden schade, omdat hij als expert nalatig is geweest in het zorgvuldig onschadelijk maken van de vuurwerkbom.
Op welke grond stelt Harry Oscar aansprakelijk? Je kunt volstaan met het noemen van de grondslag en het wetsartikel.
Stel dat Oscar met succes aansprakelijk kan worden gesteld. Geef aan of en zo ja, in hoeverre Harry de door hem geleden schade op Oscar kan verhalen.
De heer Dijksma heeft een vakantiehuisje. Op een kwade dag krijgt hij een telefoontje met de mededeling dat het huisje totaal is afgebrand. Nader onderzoek wijst uit dat brandstichting de oorzaak is. Tijdens het politieonderzoek komen er meerdere getuigen met het volgende verhaal. Op de bewuste avond van de brand was het onrustig in het dorp. Om 20:00 kwam er een groepje jongeren (groep 1) die een brandend voorwerp door de brievenbus duwde. Om 22:30 kwam er een ander groepje jongeren (groep 2) langs die een molotovcocktail door het raam gooide. Om 23:00 stond het huis in brand en om 0:00 was het huis volledig afgebrand. Vaststaat dat beide acties de brand kunnen hebben veroorzaakt. Het onderzoek wijst uit dat alleen de leden van groep 1 zijn te identificeren. Dijksma spreekt deze groepsleden aan voor de geleden schade. Deze groepsleden verweren zich door te stellen dat Dijksma niet kan bewijzen dat de schade door hun gedrag is veroorzaakt, omdat het veel waarschijnlijker is dat het huis door de molotovcocktail is afgebrand. Kan Dijksma de jongeren die behoren tot groep 1 met succes aansprakelijk stellen? Betrek in uw antwoord het verweer van de groepsleden.
Geef aan of de volgende stelling juist of onjuist is: “Art. 6:99 BW inzake alternatieve causaliteit heeft naast art. 6:166 BW inzake groepsaansprakelijkheid geen zelfstandige betekenis.”
Beargumenteer of in de volgende situaties sprake is van zaakwaarneming van A.
A wast ongevraagd de auto van B.
A brengt het kind van B naar het ziekenhuis met een ernstig uitziende schaafwond.
A betaalt de onbetaald gelaten telefoonrekening van de reeds verhuisde B.
A heeft een huis verkocht aan B. De overeenkomst wordt wegens dwaling vernietigd.
A heeft € 50 verloren bij het kaarten aan B. A betaalt B, maar krijgt spijt en wil zijn geld terug.
Beoordeel of de volgende stelling juist of onjuist is. ‘Als datgene wat onverschuldigd betaald is, niet kan worden teruggegeven, kan men zich ten aanzien van de betreffende prestatie in geen enkel geval op de regeling van onverschuldigde betaling beroepen’.
Welke eisen worden gesteld aan aansprakelijkheid op grond van ongerechtvaardigde verrijking? Betrek in uw antwoord het arrest Verbouwing (NJ 2008/481) en leg uit hoe de kernoverweging van de Hoge Raad de eisen uit de wet van een nadere invulling voorziet.
Beantwoord de vragen die betrekking hebben op het hiernavolgende vonnis.
Waarom vordert eiser schadevergoeding?
Is sprake van een contract tussen betrokken partijen? Waarom wel/niet?
Wat is de grondslag voor de aanspraken die partijen jegens elkaar hebben?
Vordert eiser met succes schadevergoeding van gedaagde? Bespreek de relevante
overwegingen met bijbehorende wetsbepalingen.
Vordert gedaagde met succes schadevergoeding van eiser? Bespreek de relevante overwegingen met bijbehorende wetsbepalingen.
Partij(en)
Vonnis in de zaak van:
Eiser, adv. mr. A.T. Tilburg,
Tegen
Stichting Dierenopvang Rijnmond, gedaagde, adv. F. Bonefaas.
Uitspraak
Rechtbank:
(...)
2. De feiten
2.1. In mei 2007 is eiser door de politie aangehouden op verdenking van een strafbaar feit. Zijn hond, een Duitse herder met de naam A, bevond zich ten tijde van de
aanhouding in de auto van eiser. Die auto is bij de aanhouding in beslag genomen.
2.2. Op 14 mei 2007 is A door de politie overgebracht naar Stichting Dierenopvang Rijnmond, locatie Spijkenisse. A is daar in ieder geval gedurende 539 dagen opgevangen.
2.3. Na zijn vrijlating heeft eiser op 17 april 2009 van zijn toenmalige advocaat vernomen dat A op 5 november 2008 zou zijn overleden. A is geboren op 9 april 2005 en
was op 5 november 2008 dus drieënhalf jaar oud. Een medewerkster van Stichting Dierenopvang Rijnmond heeft aan eiser medegedeeld dat A is overleden aan de gevolgen van een maagkanteling en/of maagtorsie.
2.4. Op een op 12 november 2008 afgegeven formulier van Stichting Dierenopvang Rijnmond is onder meer het volgende vermeld: Roepnaam dier A (…) Bestemming Overleden
2.5. In de brief van het Huisdieren- en Paardencrematorium te Rotterdam aan Stichting Dierenopvang Rijnmond van 21 december 2011 is onder meer het volgende vermeld: Hiermede bevestigen wij de crematie van uw overleden hond A, welke wij hebben gecremeerd op zaterdag 13 december 2008 om 11:30.
3. Het geschil In conventie
3.1. Eiser heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Stichting Dierenopvang Rijnmond te veroordelen tot betaling aan hem van:
a) € 33.380, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2012;
b) € 1.158 ter zake van buitengerechtelijke kosten; met veroordeling van Stichting Dierenopvang Rijnmond in de kosten van de procedure.
3.2. Stichting Dierenopvang Rijnmond heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing ervan, met veroordeling van eiser in de kosten van de procedure. In reconventie
3.3. Stichting Dierenopvang Rijnmond heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, eiser te veroordelen tot betaling aan haar, binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis, van € 7.600 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding (7 februari 2012) en met veroordeling van eiser in de kosten van de procedure.
3.4. Eiser heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing ervan, met veroordeling van Stichting Dierenopvang Rijnmond in de kosten van de procedure. In conventie en in reconventie
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
4. De beoordeling In conventie
4.1. De eerste vraag, die in deze procedure moet worden beantwoord, is of Stichting Dierenopvang Rijnmond tekortgeschoten is in de nakoming van haar zorgplicht jegens eiser en uit dien hoofde jegens hem aansprakelijk is. Volgens eiser dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord, volgens Stichting Dierenopvang Rijnmond ontkennend. (…)
4.4. Juridische grondslag van de vordering is volgens eiser een overeenkomst van bewaarneming (artikel 7:600 e.v. BW). Bewaarneming is de overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven. Nu eiser heeft gesteld dat hij nooit heeft verzocht om de opvang en verzorging van A door Stichting Dierenopvang Rijnmond en ook nooit toestemming heeft gegeven daarvoor, kan naar het oordeel van de rechtbank van bewaarneming geen sprake zijn. Een overeenkomst komt op grond van artikel 6:217 lid 1 BW immers tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan, waarvan in het onderhavige geval — gelet op het hiervoor weergegeven standpunt van eiser — geen sprake is geweest. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet wilde dat door Stichting Dierenopvang Rijnmond zou worden opgevangen en verzorgd, omdat zijn zoon daarvoor zorg had kunnen dragen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat van een wil van eiser tot het aangaan van een overeenkomst met Stichting Dierenopvang Rijnmond geen sprake is geweest.
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Stichting Dierenopvang Rijnmond zich in het onderhavige geval willens en wetens en op redelijke grond ingelaten met de behartiging van het belang van eiser, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen. eiser bevond zich, door zijn aanhouding, in een positie waarin hij niet langer voor A kon zorgen. Nadat de politie naar Stichting Dierenopvang Rijnmond heeft
gebracht, heeft Stichting Dierenopvang Rijnmond zich over A ontfermd. Daarmee is sprake van zaakwaarneming (artikel 6:198 BW). Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij Stichting Dierenopvang Rijnmond bij brieven van 14 mei 2007 en van 25 augustus 2007 heeft verzocht om A over te dragen aan zijn zoon, maar namens Stichting Dierenopvang Rijnmond is ter gelegenheid van de comparitie van partijen verklaard dat die brievenhaar niet bekend zijn. Het had, nu een reactie uitbleef, op de weg van eiser gelegen nadere actie te ondernemen om, indien hij dat wenste, A weg te laten halen bij Stichting Dierenopvang Rijnmond. Dat eiser dat heeft gedaan, is niet gesteld en evenmin gebleken. Stichting Dierenopvang Rijnmond is zich daarom op redelijke grond blijven inlaten met de opvang en verzorging van A. De rechtbank zal, met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 Rv, zaakwaarneming hanteren als juridische grondslag van de vorderingen. Partijen zijn ter comparitie in de gelegenheid gesteld hun stellingen voor zover nodig aan te passen aan deze grondslag. Beide partijen hebben verklaard dat het niet noodzakelijk is hun stellingen in dit kader aan te passen.
4.6. Artikel 6:199 lid 1 BW bepaalt dat de zaakwaarnemer verplicht is bij de waarneming de nodige zorg te betrachten. Schending van deze verbintenis levert een tekortkoming in de zin van artikel 6:74 BW op, waarvoor de zaakwaarnemer jegens de belanghebbendeaansprakelijk is.
4.7. De zorgplicht van een organisatie als Stichting Dierenopvang Rijnmond ziet in de eerste plaats en vooral op een gedegen opvang en verzorging van de dieren die bij haar worden gebracht. Daarnaast kan er — afhankelijk van de omstandigheden van het geval — tevens een zorgplicht bestaat jegens de eigenaren van de dieren.
4.13.Probleem is, dat niet meer vast te stellen is wat er nu precies met A is gebeurd. Dat brengt mee dat het voor eiser lastig is zijn vordering voldoende feitelijk te onderbouwen. Deze omstandigheid dient naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van eiser te blijven. De rechtbank ziet geen reden zwaarder te tillen aan de omstandigheid dat Stichting Dierenopvang Rijnmond zich niet nader heeft ingespannen om eiser van het overlijden van A op de hoogte te stellen dan aan de omstandigheid dat eiser zich niet nader heeft ingespannen om contact met Stichting Dierenopvang Rijnmond te zoeken. Dat leidt tot de conclusie dat er in rechte — bij gebreke van voldoende feitelijke onderbouwing daarvan — niet van kan worden uitgegaan dat Stichting Dierenopvang Rijnmond tekortgeschoten is in haar zorgplicht ter zake van de verzorging en opvang van A.
4.14.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering bij gebreke van een deugdelijke grondslag niet toewijsbaar is. Aan de stellingen van partijen ter zake van de hoogte van de gevorderde schadevergoeding wordt dan ook niet toegekomen.
4.15.Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiser worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie. Die kosten worden aan de zijde van Stichting Dierenopvang Rijnmond begroot op € 1.789 aan griffierecht en € 1.158 aan salaris voor de advocaat (2 punten × tarief € 579). De totale kosten bedragen dus € 2.947. In reconventie
4.16. Aan haar vordering tot veroordeling van eiser tot betaling van een totaal bedrag van € 7.600 heeft Stichting Dierenopvang Rijnmond ten grondslag gelegd dat A gedurende een periode van 539 dagen bij Stichting Dierenopvang Rijnmond opgevangen is geweest. De verblijfskosten bedragen € 14 per dag en dus in totaal € 7.546. Daarnaast zijn tot een bedrag van € 54 medische kosten gemaakt. De kosten komen voor rekening van eiser als eigenaar van A. Eiser blijft in gebreke met betaling daarvan, aldus Stichting Dierenopvang Rijnmond.
4.17. Ter onderbouwing van zijn verweer tegen de vordering in reconventie heeft eiseraangevoerd dat hij nooit om opvang en verzorging van A door Stichting Dierenopvang Rijnmond heeft gevraagd en dat hij ook nooit akkoord is gegaan met de daaraan verbonden kosten. Volgens eiser bestaat kennelijk een overeenkomst tussen de politie en Stichting Dierenopvang Rijnmond en dient Stichting Dierenopvang Rijnmond de kosten te verhalen bij haar contractuele wederpartij.
4.18. Artikel 6:200 lid 1 BW bepaalt dat de belanghebbende, voor zover zijn belang naarbehoren is behartigd, gehouden is de zaakwaarnemer de schade te vergoeden, die deze als gevolg van de waarneming heeft geleden. Op grond van artikel 6:200 lid 2 BW heeft de zaakwaarnemer, indien is gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, bovendien, voor zover dit redelijk is, recht op een vergoeding voor zijn verrichtingen, met inachtneming van de prijzen die daarvoor ten tijde van de zaakwaarneming gewoonlijk werden berekend.
4.19. Zoals volgt uit hetgeen in conventie is overwogen is sprake van zaakwaarneming en moet voorts worden aangenomen dat Stichting Dierenopvang Rijnmond ter zake aan haar zorgplicht heeft voldaan. Dat brengt mee dat de door Stichting Dierenopvang Rijnmond gevorderde verblijf- en medische kosten op grond van de hiervoor onder 4.18 weergegeven wetsartikelen in beginsel toewijsbaar zijn. Een specifiek verweer tegen de hoogte van de gevorderde kosten ontbreekt. Het gevorderde bedrag van € 7.600 komt de rechtbank redelijk voor en zal dan ook worden toegewezen.
4.20. De gevorderde rente zal als op de wet gegrond en onweersproken gebleven worden toegewezen op de wijze als gevorderd. De rechtbank ziet, nu de gevorderde rente wordt toegewezen, geen aanleiding de gevorderde veroordeling tot betaling binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis toe te wijzen. Niet gesteld is in hoeverre Stichting Dierenopvang Rijnmond belang heeft bij die veroordeling onder tijdsbepaling.
Vul onderstaand schema in
| Onrechtmatig handelen | Niet nakomen van een contractuele verbintenis | Geen van beide |
Het afleveren van de bestelde bruidstaart twee dagen na de bruiloft |
| x |
|
Rijden zonder rijbewijs | x |
|
|
Per ongeluk met de fiets tegen de auto van de buurman aanrijden
| x |
|
|
Hacken van een website van de universiteit om je cijfer te veranderen | x |
|
|
weglopen uit een restaurant zonder te betalen |
| x |
|
Geen bijdrage leveren aan een groepsopdracht voor een vak aan de universiteit |
|
| x |
Er wordt vastgesteld hoe een gedraging ‘onrechtmatig’ is, als er sprake is van inbreuk op een (subjectief recht), de gedraging in strijd is met een wettelijke plicht: art. 162 lid 2 (schuur bouwen zonder vergunning, rijden zonder rijbewijs), het is meer dan alleen de wet (let op art. 6:163 BW) en maatschappelijk onzorgvuldig gedrag: handelen in strijd met de ‘zorgvuldigheid’ die in het maatschappelijke verkeer voorkomt. Dit heeft te maken met fatsoen. Recht op schadevergoeding; tekortkoming in de overeenkomst waarbij schade wordt geleden. Deze tekortkoming moet worden nagekomen door het vergoeden van schade. Onrechtmatige daad; hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt dient deze schade te vergoeden.Het verschil is dat de bron bij de verbintenis is dat het een overeenkomst is (komt de contractuele prestatie niet na), bij een onrechtmatige daad schend je een norm die vastgelegd is in de wet. Het zit hem in waar het vandaan komt (de bron).
Toerekenbare tekortkoming is een rechtshandeling, en een overeenkomst die gesloten is met een wilsovereenstemming. Bij onrechtmatige daad kan er ook per ongeluk schade ontstaan.
Onrechtmatigheid: art. 6:162 lid 2 BW: inbreuk, subject, zorgvuldigheid. Schade: duw, letsel. Causaal verband: art.6:162 lid 1 BW dientengevolge (als hij niet duwt valt zij niet onder de bus). Relativiteit: art. 6:163 BW (de norm die moet als doel hebben om de schade die je daardoor gaat lijden, je daartegen te beschermen). De norm die overtreden wordt is de onzorgvuldigheid (inbreuk op persoonlijkheidsrecht). Toerekenbaarheid art. 6:162 lid 1 BW: hij die jegens een andere een onrechtmatige daad pleegt welke hem kan worden toegerekend. Ook in art. 6:165 BW het doen. Conclusie: Bert is aansprakelijk.
Art. 6:164 BW. Je moet ouder zijn dan 14 jaar als je de onrechtmatige daad aan Bert wil toerekenen. (art. 6:165 BW). Dus de ouders zijn aansprakelijk voor Bert. Art. 6:169 BW.
Kelderluikfactoren:
Onrechtmatigheid: onzorgvuldigheid, gevaarzetting. De ernst van de gevolgen (de aard en de omvang van de voorziende schade). De mate van de veiligheidsredenen.
De 4 Kelderluikfactoren:
de mate van waarschijnlijkheid van niet-oplettendheid,
de kans dat daaruit ongevallen ontstaan,
de ernst van de gevolgen daarvan,
de bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen
De stelling is onjuist omdat deze factoren alleen gelden bij gevaarzetting. Je zit namelijk in een van de drie van de factoren. Je moet aan de hand van de feiten van een concreet geval oordelen. Deze criteria helpen bij het kijken naar de uitspraak en feiten. Het zijn met namelijk vuistregels die helpen bij het vaststellen van een schending van een zorgvuldigheidsnorm.
Los van de criteria moet de passagier geen gelijk krijgen, vanwege het causaal verband en de relativiteit.
Onrechtmatigheid: art. 6:162 lid 2 BW: in strijd met de wet want de trambestuurder reed te hard.
Schade: de passagier is gewond geraakt
Toerekenbaarheid: art. 6:162 lid lid 3 BW ; schuld en verkeersopvattingen. Schuld want de trambestuurder rijdt te hard.
Causaal verband: de boom valt om en valt op de vrouw. Het vallen van de boom is veroorzaakt door de wind en niet door te hard rijden van de tram. Dus geen causaal verband.
Relativiteit: Geen relativiteit; de norm: jij zult niet te hard rijden zodat de tram niet ontspoort raakt etc. Geen relativiteit.
Conclusie: De stelling is onjuist. De trambestuurder kan hierdoor niet aansprakelijk gesteld worden op grond van een onrechtmatige daad.
Johan is 13 jaar, dus volgens art. 6:164 BW kan Johan nog niet aansprakelijk gesteld worden voor een onrechtmatige daad omdat hij de leeftijd van 14 jaar nog niet heeft bereikt. Volgens art. 6:169 lid 1 BW kunnen de ouders van Johan niet aansprakelijk gesteld worden voor zijn onrechtmatige daad omdat hij niet aan het vereiste ‘als een te doen te beschouwen gedraging van het kind’. Johan heeft iets nagelaten -> niet ingrijpen terwijl Roos in het gat in de weg fietst.
Klaas van 15 jaar oud kan wel aansprakelijk gesteld worden voor de onrechtmatige daad (nalaten) volgens art. 6:169 lid 2 BW. Klaas zijn ouders kan het niet worden verweten dat hij niet heeft ingegrepen toen Roos in het gat in de weg fietste. Klaas kan dus aansprakelijk gesteld worden op basis van art. 6:162 BW.
Johan zelf kan niet aansprakelijk gesteld worden volgens art. 6:164 BW omdat hij nog niet de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt. Roos wil schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad. Je gaat dan vervolgens naar art. 6:162 BW. Dan loop je de vereisten na: het moet een onrechtmatige handeling zijn, er moet schade zijn, het moet toerekenbaarheid zijn, er moet een causaal verband zijn, en je moet kijken naar de relativiteit (Is de norm voldoende om de schade van Roos te dekken?). Het is een onrechtmatige handeling omdat het volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Verder is er schade omdat Roos in het gat is gevallen. Ook heeft het onrechtmatig handelen geleidt tot de schade van Roos. Bij het overschrijden van de zorgvuldigheidsnorm kan je er bijna altijd vanuit gaan dat de zorgvuldigheidsnorm er voor is om de schade voor Roos te voorkomen.
Op grond van art. 6:164 BW is Johan niet aansprakelijkheid.
De ouders van Klaas kunnen niet aansprakelijk gesteld worden volgens art. 6:169 lid 2 BW, omdat de ouders niet te verwijten valt dat Klaas het heeft nagelaten om Roos niet te waarschuwen. Ze waren er niet bij, dus ze hebben het niet kunnen voorkomen. Klaas heeft wel al de leeftijd van 14 jaar gepasseerd, hierdoor kan hij op basis van art. 6:162 BW wel aansprakelijk gesteld worden.
Is er schade toegebracht aan Roos? Ja
Is er een fout (toerekenbare onrechtmatige daad) Ja, want zie art. 6:169 lid 1 BW.
Tussen 14 en 16 jaar? Hij is 15 dus klopt
Kan de ouders verweten worden dat de ouders niet op het kind heb gelet? Hebben ze het kunnen voorkomen? TENZIJ-formule: omkering van de bewijslast (ze moeten zelf aantonen dat het hen niet kan worden verweten dat zij de gedraging niet hebben belet/dat je ze de gedraging niet hadden kunnen voorkomen.
b) Johan: voor Johan zelf maakt het niet uit omdat hij nog niet de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt volgens art. 6:164 BW. Geen verschil in ‘doen’ of ‘nalaten’ vanwege het woord gedraging.
Klaas: voor Klaas maakt het ook niet uit want het blijft een onrechtmatige daad.
De ouders van Johan: Dit verandert wel, omdat alle drie de vereisten van art. 6:169 lid 1 BW kloppen. Nu zijn de ouders van Johan wel aansprakelijk vanwege de fictie en omdat het om een doen ging.
De ouders van Klaas: verandert niks omdat hen nogsteeds niet kan worden verweten dat de ze de gedraging van Klaas niet hebben belet.
Volgens art. 6:170 BW kan het Bouwbedrijf Betonbeuk aansprakelijk gesteld worden. De werknemer Jansen is namelijk een ongeschikte in dienst van het bouwbedrijf Betonbeuk. Jansen kan aansprakelijk gesteld worden op basis van art. 6:162 BW omdat er sprake is van schade aan Berkens en aan alle vijf de vereisten van art. 6:162 BW is voldaan + vereiste: art. 6:163 BW. Op grond van 6:171 BW is Visionair NV aansprakelijk omdat hij het zelf ook had kunnen doen, maar hij besteedde het nu toevallig uit. Berkens kan kiezen wie hij van de drie aansprakelijk stelt.
Dit is geen goede verdediging waarom werknemen Jansen niet aansprakelijk gesteld kan worden. Hij kan niet aansprakelijk gesteld worden omdat hij in dienst is van het bouwbedrijf Betonbeuk en niet omdat hij niet opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld. De stelling klopt niet want Jansen is wel aansprakelijk op basis van art. 6:162 BW.
Volgens art. 6:166 lid 1 BW kan S. aansprakelijk gesteld worden voor de schade van Vangu omdat hij wel tot de groep behoorde die schade heeft aangericht tegen de politie en de twee auto’s op de dijk. Een iemand uit deze groep kan dus aansprakelijk gesteld worden en het maakt niet uit wie van deze personen omdat het uit een groepsverband. Art. 6:166 BW is de grondslag.
Nodig voor groepsverband:
Een optreden in groepsverband
Iemand van de groep brengt schade aan, je weet alleen niet van wie
Kans op de die manier schade aanbrengen, had de deelnemers moeten weer houden van groepsverband
Moet aan de aangesproken deelnemer toerekenbaar zijn, dat deze deelnemer niet weg is gegaan
Boersma kan Van Beek niet aansprakelijk stellen op grond van art. 6:179 BW doordat Van Beek de bezitter is van zijn hond. Op het moment dat zijn hond Boersma beet had Van Beek zijn hond niet de opdracht gegeven om die handeling te verrichten. Van Beek had op dat moment zijn hond niet in zijn macht. Het is dus een handeling van de hond zelf. Als Van Beek de hond wel op Boersma had afgestuurd is dat dan een onrechtmatige daad op basis van art. 6:162 BW? Volgens art. 6:162 lid 2 BW is het geen onrechtmatigheid en dus geen onrechtmatige daad. De tenzij gaat dus werken. Van Beek kan dus niet aansprakelijk gesteld worden.
De eerste drie stellen vast wanneer je aansprakelijk bent. En de laatste gaat over de omvang van de schadevergoeding. (grondslag: staan de vereisten in).
Afd. 6.1.10 gaat over de omvang van de schadevergoeding.
Onjuist: staat alleen wanneer je aanmerking komt voor schadevergoeding en niet de omvang ervan. Het gaat eerst om de oorzaak van de schadevergoeding en vervolgens kom ik pas bij art. 6:98 BW
Juist -> Vestigingsfase en Omgangsfase -> zie art. 6:174 BW ‘daardoor’
Koek – Bellis: contractueel. Bijl Bv – Werknemer :ondergeschikt. Bijl BV zegt dat het niet voorzienbaar was tegen Koek, dus op basis van art. 6:98 BW. Nee, op basis van art. 6:98 BW: causaal verband
Het verweer ziet toe op art. 6:162 BW: hij zegt dat het niet voorzienbaar was. Het verweer gaat niet slagen. Zie aantekening hieronder, hij pakt alleen voorzienbaarheid en dat is niet genoeg omdat het maar een vereiste is.
Art. 6:162 BW want Oscar heeft een onrechtmatige daad gepleegd. Eigen schuld – regeling: art. 6:101 BW -> criteria van art. 6:101 BW wegen.
Oscar heeft de grootste rol in deze casus. 50% of meer van de schade ligt bij Oscar want hij knutselt aan de vuurwerkbom en heeft er verstand van. Ook pakt Oscar de bom op.
Harry heeft er niet zo veel verstand van, maar hij is wel medeschuldig want hij heeft wel soort van ‘mee gedaan’. De verwijtbaarheid ligt meer bij Oscar.
Geen billijkheidscorrectie nodig.
De opgelopen verwondingen zijn rechtstreeks het gevolg van het handelen van Oscar. Daarom kunnen medische kosten kunnen verhaald worden op Oscar, deze kunnen concreet begroot worden door de rechter. Ook toekomstige schade (105), gederfde winst (96) en
smartengeld (106) kunnen in rekening gebracht worden. Toch zouden de kosten misschien niet helemaal voor de rekening van Oscar komen, omdat eigen schuld van Harry aan de schade heeft bijgedragen. Ex. art. 101 lid 1 kan wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht verminderd worden (…). De omstandigheid dat hij deelneemt aan het afsteken van een gevaarlijke vuurwerkbom kan Harry toegerekend worden. Ook had hij misschien meer afstand kunnen houden bij het onschadelijk maken van de bom. Deze factoren kunnen tot gevolg hebben dat de schadevergoeding minder wordt.
Dijksma kan de jongeren van groep 1 met succes aansprakelijk stellen op grond van art. 6:99 BW omdat de schade door een van deze twee gebeurtenissen is ontstaan, dus ieder van deze personen kunnen worden aansprakelijk gesteld worden. De groep 1 kan niet bewijzen dat het niet door hun gebeurd is.
Onjuist want art. 6:99 BW gaat ook over 2 of meer gebeurtenissen, maar er is sowieso schade. Art. 6:166 BW gaat over de personen en maar 1 gebeurtenis.
Nee. Bij het behartigen van andermans belangen moet een redelijke grond bestaan. Deze grond is bij het wassen van de auto van B niet voldoende (redelijk grond houdt ook in de noodzakelijkheid, dringende aard in van bemoeienis/behartigen belangen).
Ja, er is hier sprake van zaakwaarneming. De belangen van B worden namelijk behartigd wanneer A het kind van B te hulp schiet en naar het ziekenhuis brengt. A handelt willens en wetens, ne heeft geen bevoegdheid voor de handeling. Er bestaat een redelijke grond voor de zaakwaarneming aangezien de schaafwond er ernstig (spoedeisend/noodzakelijk) dus) uitziet. Ex. art. 6:200 lid 1 heeft A recht op vergoeding van de door de zaakwaarneming geleden schade.
Nee, er is geen sprake van zaakwaarneming. Er bestaat geen redelijke grond, het belang is te klein, er is geen noodzaak om te handelen voor B. Bovendien had A B ook gewoon kunnen inlichten over de onbetaalde rekening. Ten aanzien van vierde eis: Toestemming geven is rechtshandeling, wettelijke verhouding is bijvoorbeeld wettelijk vertegenwoordiger van onder curatele gestelde. Beargumenteer of in de volgende situaties sprake is van onverschuldigde betaling door A.
Ja, er is sprake van een onverschuldigde betaling. Er is namelijk sprake van een betaling, A heeft B een huis betaald en B heeft A een geldsom betaald. De rechtsgrond voor deze betalingen ontbreekt echter, zoals is vereist voor art. 6:203. Een vernietiging zoals mogelijk is bij dwaling, heeft terugwerkende kracht volgens art. 3:53 lid 1. Dit betekent dat de rechtsgrond tot betaling vervalt en B van A (en andersom) het betaalde bedrag/goed kan terugvorderen.
Nee. De rechtsgrond tot de betaling van A aan B, vervalt niet doordat A spijt heeft. Daarom is er geen sprake van een betaling zonder rechtsgrond (namelijk kansspelovereenkomst) zoals genoemd in art. 6:203 en is er dus geen sprake van onverschuldigde betaling.
Onjuist. Wanneer ongedaanmaking van een prestatie niet meer mogelijk is door de aard daarvan, dan kan men zich beroepen op art. 6:210 lid 2. Volgens dit artikel dient de ontvanger onder bepaalde voorwaarden de waarde van de prestatie te vergoeden. Men kan zich dus wel beroepen op de regeling van onverschuldigde betaling wanneer het niet teruggeven in de aard van de prestatie gelegen is.
De eisen zijn
Een verrijking (kan ook een besparing van kosten inhouden – HR verbouwing)
Een verarming
Een causaal verband daartussen
En een ongerechtvaardigde verrijking
Aanvullende redelijkheidstoets – omstandigheden geval etc…
Hoge raad R.O. 3.2 m.b.t. eis van (ongerechtvaardigde) verrijking: Van een ongerechtvaardigde verrijking van de vrouw kan ook sprake zijn indien en voor zover de uitgaven ten behoeve van de verbouwing, ook al heeft die verbouwing niet tot een waardestijging van het pand geleid, voor rekening van de man zijn gekomen en de vrouw zich die uitgaven aldus heeft bespaard. De maximumhoogte van de schadevergoeding bedraagt ten hoogste het bedrag van de verrijking, kan nooit meer zijn dan het bedrag van de verarming en bestaat er de plicht tot schadevergoeding slechts voor zover dit redelijk is. Wanneer niets speciaals bij vijfde criterium: Uit feiten omstandigheden uit casus blijkt niet …
Eiser beweert dat Stichting Dierenopvang Rijnmond tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht jegens eiser en uit dien hoofde jegens hem aansprakelijk is. Artikel 6:199 lid 1 BW bepaalt namelijk dat de zaakwaarnemer verplicht is bij de waarneming de nodige zorg te betrachten. Schending van deze verbintenis levert een tekortkoming in de zin van artikel 6:74 BW op, waarvoor de zaakwaarnemer jegens de belanghebbende aansprakelijk is.
Nee. De rechtbank gaat er vanuit dat van een wil van eiser tot het aangaan van een overeenkomst met Stichting Dierenopvang Rijnmond geen sprake is geweest. De wil is volgens art. 3:33 echter wel vereist voor een OVK/rechtshandeling, en daarom is er in dit geval geen sprake van een contract tussen beide partijen.
Zaakwaarneming art. 6:198 (jo. art. 6:199 lid 1. ). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Stichting Dierenopvang Rijnmond zich in het onderhavige geval willens en wetens en op redelijke grond ingelaten met de behartiging van het belang van eiser, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen. Evt. ook nog 6:74 want je kan tekortschieten in de verbintenis die komt uit zaakwaarneming.
Nee. Er ontbreekt onvoldoende feitelijke bewijs om te veronderstellen dat Stichting Dierenopvang Rijnmond tekortgeschoten is in haar zorgplicht ter zake van de verzorging en opvang van A.
Artikel 6:200 lid 1 BW bepaalt dat de belanghebbende, voor zover zijn belang naar behoren is behartigd, gehouden is de zaakwaarnemer de schade te vergoeden, die deze als gevolg van de waarneming heeft geleden. Op grond van artikel 6:200 lid 2 BW heeft de zaakwaarnemer, indien is gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, bovendien, voor zover dit redelijk is, recht op een vergoeding voor zijn verrichtingen, met inachtneming van de prijzen die daarvoor ten tijde van de zaakwaarneming gewoonlijk werden berekend.
4.19. Zoals volgt uit hetgeen in conventie is overwogen is sprake van zaakwaarneming en moet voorts worden aangenomen dat Stichting Dierenopvang Rijnmond ter zake aan haar zorgplicht heeft voldaan. Dat brengt mee dat de door Stichting Dierenopvang Rijnmond gevorderde verblijf- en medische kosten op grond van de hiervoor onder 4.18 weergegeven wetsartikelen in beginsel toewijsbaar zijn. Een specifiek verweer tegen de hoogte van de gevorderde kosten ontbreekt. Het gevorderde bedrag van € 7.600 komt de rechtbank redelijk voor en zal dan ook worden toegewezen.
Deze bundel bevat oefenmaterialen bij het vak Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht aan de Universiteit Utrecht.
De extra oefenvragen zijn gebaseerd op de werkgroepen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2140 |
Add new contribution