Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 3013 reads
Het privaatrecht is overal; mogelijk minder opvallend dan andere rechtsgebieden, maar het is er wel degelijk. Geef een voorbeeld van een juridische transactie die je afgelopen week hebt verricht.
Wat is de relatie tussen de begrippen rechtshandeling, overeenkomst en verbintenis?
Geef bij de volgende dingen aan of het een rechtsfeit en/of rechtshandeling betreft.
Geboorte van een baby
Tennisafspraak maken
Inbreken bij de buurvrouw
Een brood kopen
Je partner ten huwelijk vragen
Vergunning verlenen voor bouw van een woning
Testament opmaken
Is er sprake van een rechtshandeling bij de volgende situaties:
Anton koopt een voetbal bij de Intertoys
Anton trapt per ongeluk zijn voetbal door de ruit van de buren
Anton trapt met opzet zijn voetbal door de ruit van de buren
Wat voor overeenkomst is een schenking?
Is onverschuldigde betaling een overeenkomst?
Is een overeenkomst een verbintenis?
Zijn in de onderstaande gevallen verbintenissen ontstaan? Zo ja, welke verbintenissen en uit welke bron zijn ze ontstaan?
A koopt van B een tweedehands auto; de afgesproken prijs bedraagt € 3.000.
C krijgt bij Albert Heyn ruzie met D en beschadigt met zijn zakmes opzettelijk het kunstleren boodschappenwagentje van D.
E spreekt met F af dat hij per 1 januari zal stoppen met roken.
G koopt bij de Hema zes flessen wijn maar krijgt - naar later blijkt - bij de kassa € 5,25 te weinig terug.
I huurt van J een kamer op de Maliebaan voor € 350,- per maand.
Automobilist K verzuimt fietser L voorrang te verlenen, waardoor deze gewond raakt.
M repareert het dak van het huis van N, dat tijdens diens vakantie door een storm beschadigd is.
O, een chemische fabriek, loost zonder vergunning afvalstoffen in een rivier waaruit waterleidingbedrijf P drinkwater betrekt.
Q, voetballer, wordt tijdens een wedstrijd hardhandig "neergelegd" door R en raakt hierdoor geblesseerd
S checkt in bij de NS met zijn OV-chipkaart.
Wat is het verschil tussen een vonnis en een beschikking?
Is de kantonrechter bevoegd om kennis te nemen van een vordering tot schadevergoeding?
Wat is het verschil tussen een vonnis en een arrest?
Wie bepaalt welke rechterlijke uitspraken worden gepubliceerd?
Lees de beschikking van de Rechtbank Den Haag (10 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:2979
Vat het geschil kort samen
Een rechter heeft de mogelijkheid om ter plekke te gaan kijken (de zgn. descente). Waarom laat deze rechter een uitstapje naar de sporthal achterwege?
Maakt het voor het oordeel van de rechter uit in welk gebouw de trap zich bevindt?
De gemeente heeft de trap na dit ongeval aangepast. Voor deze zaak is dit niet meer van belang. Leg uit hoe deze verbouwing ertoe kan bijdragen dat een vergelijkbaar geval in de toekomst wellicht anders wordt beslist.
Lees het vonnis van het kantongerecht Zutphen 26 januari 1988. Is de juridische grondslag van de vordering tot schadevordering een (on)rechtmatige daad of het niet nakomen van een verbintenis?
Zou gedaagde aansprakelijk zijn geweest als de aanwezigheid van aardstralen wetenschappelijk had kunnen worden aangetoond, maar gedaagde deze stralen - door de sterkte ervan - niet had kunnen voorkomen of afdoende bestrijden?
Otto biedt op haar website drie dagen lang een Philips TV aan voor € 99. Bij andere websites wordt deze TV voor een bedrag tussen € 700 en € 1300 aangeboden. In totaal zijn 17 bestellingen voor deze TV geplaatst. Otto weigert de TV voor deze lage prijs te leveren met de stelling dat de prijs onjuist was en dat er dus geen koopovereenkomst tot stand is gekomen die tot levering verplicht.
Je bent advocaat. Je cliënt behoort tot een van de 17 hierboven genoemde personen. Geef aan welke argumenten voor de plicht tot levering pleiten.
Je bent advocaat van Otto. Geef aan welke argumenten tegen een plicht tot levering pleiten.
Is in de volgende zaak een overeenkomst tot stand gekomen?
Van den Meijdenberg versus Logifeed BV
1.Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist - mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden - het volgende vast. 1.1. Op 7 februari 1994 vond een landbouwbeurs plaats te Zuidlaren. Een van de standhouders was Logifeed. In haar stand stond een zelfrijdende mengvoerwagen, merk RMH, met een capaciteit van 12 m3. 1.2. Van den Meijdenberg en zijn echtgenote bezochten deze landbouwbeurs samen met het echtpaar Hermus. Toen de echtgenote van Van den Meijdenberg en mevrouw Hermus langs de stand van Logifeed liepen, heeft standhouder Veurink, die het gezelschap niet kende, een mededeling gedaan. Daarbij is een bedrag van f 106.000 genoemd. De echtgenote van Van den Meijdenberg heeft vervolgens haar man geroepen en gezegd dat ze de machine voor f 106.000 zou kunnen krijgen. Daarna heeft ze een folder van de machine gepakt en daarop de tekst geschreven: 12 m3 f 106.000. Na enig aandringen van de kant van Van den Meijdenberg heeft Veurink hieronder zijn paraaf gezet. 1.3. Veurink heeft vervolgens de werking van de machine aan het gezelschap uitgelegd. Van den Meijdenberg gaf te kennen dat hij meteen de financiering wilde regelen bij de op de beurs aanwezige stand van de Rabobank en dat hij de machine meteen wilde meenemen. Veurink gaf daarop te kennen een grapje te hebben gemaakt en de machine niet daadwerkelijk voor f 106.000 te willen verkopen. 1.4. Van den Meijdenberg en zijn echtgenote hebben voorafgaand aan de beurs foldermateriaal en een prijslijst ontvangen. Van den Meijdenberg wist dat de prijs van deze machine in de folder f 213.000 was. Zijn vrouw wist dat het om een zeer dure machine ging. Vereiste voor overdracht artikel 3:84 BW. Beschikkingsbevoegdheid, een geldige titel en levering. In de huidige casu is er sprake van een uiteenlopende wil. De paraaf geplaats door Veurink was niet geplaats met dezelfde wil als die van den Meijdenberg.
A verstuurt op 13 januari een brief waarin hij zijn zeilboot te koop aanbiedt aan B. Op 15 januari komt deze brief bij B aan. Op 18 januari verzendt A een brief aan B waarin hij mededeelt dat hij zijn aanbod herroept. Deze brief bereikt B op 20 januari. Op 19 januari heeft B echter reeds een brief verzonden aan A waarin hij mededeelt dat hij het aanbod aanvaardt. Deze brief komt aan bij A op 21 januari.
Is in deze casus een koopovereenkomst tot stand gekomen? Zo ja, op welk moment?
Hoe luidt je antwoord op vraag a indien het aanbod van A de mededeling bevat dat het aanbod geldt tot 31 januari?
Hoe luidt je antwoord op vraag a indien het aanbod van A de mededeling bevat dat het vrijblijvend is?
Van de Berg verkoopt zijn woning aan een aanstaand echtpaar. Beide toekomstige echtlieden verbinden zich hoofdelijk tot het betalen van de koopsom. Nog voor de koopovereenkomst wordt uitgevoerd, komt de aanstaande echtgenoot bij een auto-ongeluk om het leven. Bestaat voor de vrouw een mogelijkheid zich te ontdoen van de verplichting tot het betalen van de koopsom?
Lees de volgende rechtsoverwegingen van de Hoge Raad (HR 12 september 1986 (Westhoff/Spronsen), NJ 1987, 267) en beantwoordt de volgende vragen:
Op welke leerstukken en wetsartikelen hebben deze rechtsoverwegingen betrekking?
Moet een werkgever contact opnemen met de werknemer om te vragen of hij daadwerkelijk ontslag heeft willen nemen?
Paul Vroman, dertig jaar en van goede komaf, heeft sinds zijn meerderjarigheid altijd in het koetshuis op het landgoed van zijn ouders in Utrecht gewoond. Omdat hij eindelijk is afgestudeerd en een baan bij een ministerie heeft gevonden, maakt hij zich op om te gaan verhuizen naar Den Haag. Hij is op zoek naar een representatieve huurwoning, waar hij zijn ouders en vrienden zonder gêne zal kunnen ontvangen. Via een advertentie in de krant is hij op het spoor gekomen van een huis in de Van Beuningenstraat. De eigenaresse van het huis, Rita Versloot - die tegen de tachtig loopt - heeft een verzorgingsflat gekocht en wil het huis graag als belegging aanhouden. Vroman is onder de indruk van de rustige voorname uitstraling van de straat. Hij schrikt wel als de huurprijs wordt genoemd, deze is niet mis. Na een lichte aarzeling zegt hij tegen Versloot dat de buurt precies is zoals hij dat wenst, met een rustige en voorname, Louis Couperusachtige uitstraling. Hij accepteert het bod en sluit een huurovereenkomst voor
twee jaar.
Wat Vroman niet weet, is het volgende. Een maand voor het sluiten van de huurovereenkomst heeft de gemeente Den Haag definitief besloten dat het pand tegenover het huis van Versloot een opvangtehuis voor daklozen en verslaafden zal worden. Omwonenden waren al eerder op de hoogte gesteld van de plannen van de gemeente. Aanvankelijk waren er protesten, maar de buurt heeft zich bij de plannen neergelegd toen de gemeente de toezegging deed dat de opvang van de daklozen en verslaafden in de Van Beuningenstraat tijdelijk is, nl. voor een periode van maximaal drie jaar. Versloot heeft zich over het opvangtehuis nooit druk gemaakt. Aan de buren en aan iedereen die het wilde horen, heeft ze duidelijk gemaakt dat de gastvrijheid van de Van Beuningenstraat zich ook tot de minder bedeelden en minder gelukkigen moet uitstrekken. Ze verwacht bovendien dat de overlast reuze zal meevallen.
Op de dag van de verhuizing raakt Vroman door een praatje met zijn nieuwe buren op de hoogte van het opvangtehuis. Hij is zeer ontstemd en wil zo snel mogelijk weer zijn intrek nemen in het koetshuis van zijn ouders.
Welke rechtsgrond biedt Vroman het meeste succes om van de huurovereenkomst af te komen? Bespreek van deze rechtsgrond alle vereisten en beoordeel de kans op succes van Vroman’s poging om aan betaling van de huurprijs te ontkomen. NB: U dient bij uw antwoord de bepalingen uit Boek 7 buiten beschouwing te laten.
Wat is bewijsrechtelijk een belangrijk verschil tussen bedrog en dwaling?
Stel dat de feiten zowel een veroordeling op grond van bedrog als van dwaling rechtvaardigen, onder welke omstandigheden zou dan een veroordeling op grond van bedrog voor eiser te prefereren zijn?
Welk wetsartikel geeft een koper recht op teruggave van zijn geld, als sprake is van dwaling
Kan een verkoper zich beroepen op dwaling, indien blijkt dat de door hem verkochte zaak veel meer waard is dan hij had aangenomen?
Speer, werknemer bij Altena, ontvreemdt gedurende enkele jaren geld uit de kassa van Altena tot een totaalbedrag van € 50.000. Nadat Altena dit heeft ontdekt, laat hij Speer weten dat hij voortzetting van de arbeidsovereenkomst absoluut niet wenst en legt hij Speer een verklaring ter ondertekening voor waarbij Speer toezegt in vier halfjaarlijkse termijnen van elk € 13.750 aan Altena een som te zullen terugbetalen van € 55.000, zijnde het ontvreemde bedrag en de daarover berekende wettelijke rente. Altena dreigt de politie te zullen inschakelen indien Speer hiermee niet akkoord gaat. Speer stemt in met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en ondertekent de verklaring betreffende de terugbetaling van het geld.
Enige tijd later sluit Speer een arbeidsovereenkomst met Karelsen. Bij zijn sollicitatie heeft Speer een vervalst getuigschrift overgelegd waarin te lezen staat dat hij gedurende tien jaar naar volle tevredenheid bij Altena heeft gewerkt en ontslag heeft genomen omdat hij zijn positie wilde verbeteren. Karelsen controleert deze gegevens niet, omdat Speer op hem een zeer betrouwbare indruk maakt.
Via een van zijn nieuwe collega's komt Speer in contact met een groep mensen die allen een staanplaats voor hun caravan huren op een idyllisch plekje bij een boer. Na een soort ballotage wordt Speer opgenomen in de groep en huurt hij daar ook een staanplaats voor de tijd van tien jaar.
De eerste termijn van € 13.750 betaalt Speer op tijd aan Altena. De tweede termijn echter betaalt hij niet, zelfs niet als hij daartoe enige malen is gemaand door Altena. Daarop neemt Altena contact op met Karelsen. Hierdoor raakt Karelsen op de hoogte van de werkelijke stand van zaken. Ook de collega van Speer verneemt van deze gebeurtenissen en al heel gauw daarna zijn alle caravanhouders van de camping en de boer eveneens geheel op de hoogte.
Speer zit met het probleem dat hij niet weet hoe hij de resterende termijnen moet betalen. Karelsen zit met het probleem dat hij geen werknemer wil die zijn handen niet kan thuishouden. De boer zit met het probleem dat hij voor de tijd van tien jaar een overeenkomst heeft gesloten met iemand wiens verleden de sfeer bederft in de altijd zo vredige groep. Kan Speer zich aan de gevolgen van zijn belofte om in vier halfjaarlijkse termijnen € 55.000 te zullen betalen onttrekken op grond van de stelling dat hij de desbetref-fende verklaring alleen maar heeft ondertekend omdat hij vreesde dat Altena anders de politie zou inschakelen?
Kan Karelsen de arbeidsovereenkomst met Speer vernietigen op grond van de stelling dat hij Speer nooit in dienst zou hebben genomen indien hij had geweten dat Speer bij zijn vorige werkgever geld had ontvreemd?
Verandert het antwoord op vraag b, als Karelsen pas vier jaar na het sluiten van de arbeidsovereenkomst op de hoogte raakt van de greep in de kas?
Kan de boer de overeenkomst van verhuur van de staanplaats voor de caravan vernietigen op grond van de stelling dat hij die overeenkomst nooit zou hebben gesloten indien hij had geweten dat Speer een dief was?
Wat is het meest kenmerkende verschil tussen bedreiging en misbruik van omstandigheden?
Is voor vernietigbaarheid van een overeenkomst op grond van misbruik van omstandigheden vereist dat de overeenkomst tot financieel nadeel leidt van degene die zich op vernietiging beroept?
Stel dat een derde (iemand die geen partij bij de overeenkomst was) de abnormale geesttoestand van de getroffene heeft veroorzaakt, kan de getroffene zich dan jegens de wederpartij op misbruik van omstandigheden beroepen?
De 16-jarige Anouk, die er uitziet alsof zij 18 is, heeft met zelf verdiend geld een tablet gekocht ter waarde van € 475. Haar ouders willen van deze koopovereenkomst af. De verkoper vermoedt dat Anouk achteraf niet tevreden is geweest met de aankoop, haar geld aan iets anders wil besteden en haar ouders in het ‘complot’ heeft betrokken. Kan de verkoper de vernietiging van deze koopovereenkomst met succes aanvechten?
Dwaling is in Nederland geregeld in boek 6 BW (bij de verbintenisscheppende overeenkomsten) en dus niet in boek 3 bij de rechtshandelingen (waar bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden deel van uitmaken). In welk boek van het BW zou dwaling een plaats hebben gekregen als we het Romeinse recht zouden hebben gevolgd?
Een Amerikaan heeft een pied a terre in Amsterdam nodig voor zijn werk. Aangezien hij moeite heeft met trappen lopen, is hij op zoek naar een appartement ‘on the first floor’ (Amerikaans-Engels voor begane grond). Bij aankomst in Amsterdam komt hij erachter dat het door hem gehuurde appartement niet op de begane grond ligt, maar slechts te bereiken is via een steile trap. Is hij gebonden aan het huurcontract en zo ja, zal hij het kunnen vernietigen?
In een aantal wetsartikelen (bijv. de art. 6:74 lid 2 en 6:265 lid 2 BW) wordt in beginsel het verzuimvereiste gesteld. Welke functie vervult dit vereiste?
Geef aan of in de volgende gevallen verzuim vereist is en zo ja, of dan een ingebrekestelling moet worden uitgebracht.
Klaver stopt al snel met studeren. Zijn studieboeken verkoopt hij aan Blokzeil. Helaas breekt er brand uit in de studentenkamer van Klaver. Ook de aan Blokzeil verkochte boeken verbranden. Blokzeil wil het door hem voor deze boeken betaalde bedrag terug.
Jansen handelt in tweedehands telefoons. Van een grote - door hem van Roelofs gekochte - partij blijft levering achterwege. Jansen had deze partij op zijn beurt al weer doorverkocht aan een derde – voor een hogere prijs-, maar kan ten opzichte van deze derde dus ook niet aan zijn leveringsverplichting voldoen. De gederfde winst wil hij verhalen op Roelofs.
Teeuwsen koopt een tweedehands auto. De verkoper wil de auto nog een week gebruiken en Teeuwsen vindt dat prima. Als de week voorbij is, eist Teeuwsen dat de auto aan hem geleverd wordt.
A heeft zijn auto op 1 mei in reparatie gegeven aan garage G, omdat de remmen niet goed werken. Met de garagehouder komt hij overeen dat de auto uiterlijk 3 mei gerepareerd zal zijn. Als A de auto op 3 mei komt ophalen, wordt hem medegedeeld dat de auto pas over drie dagen klaar zal zijn, omdat een belangrijk onderdeel niet voorradig is. A is genoodzaakt voor die dagen een andere auto te huren. Deze huurkosten vordert hij van de garage. Reparatieovereenkomst, A betaling voor de reparatie, G auto voor 3 mei gerepareerd. Betreft het in deze casus een inspanningsverbintenis of een resultaatsverbintenis?
Welke drie soorten van tekortkomingen kunnen worden onderscheiden en waarvan is in dit geval sprake?
Wat is het verschil tussen vertragingsschade, gevolgschade (door Brahn/Reehuis: ‘bijkomende schade’ genoemd) en vervangende schadevergoeding? Waarvan is in casu sprake?
Op welke grond zal A de garage aansprakelijk stellen?
Is hier sprake van overmacht?
Zal de vordering van A slagen?
Het arrest Cadix/AEH is gewezen onder het oude recht (het recht dat gold voor 1992). Pas op de feiten van dit arrest (zoals uitgelegd in Brahn/Reehuis nr. 543) de vereisten toe van art. 6:74 BW e.v. en leg uit hoe de rechter naar huidig recht tot aansprakelijkheid zou komen.
Saskia heeft dringend geld nodig en leent € 3000 bij Peter, een van haar huisgenoten. Over het tijdstip van terugbetaling wordt niets afgesproken. Vier maanden later heeft Peter zelf plotseling dringend geld nodig. Hij stelt recht te hebben op onmiddellijke terugbetaling van de hoofdsom door Saskia. Daarnaast meent hij recht te hebben op de wettelijke rente over het door hem aan Saskia uitgeleende bedrag. Is Saskia tot onmiddellijke terugbetaling verplicht?
Is Saskia verplicht om wettelijke rente aan Peter te betalen?
De eigenaar van een expositiehal, Fuchs, laat al jaren na afloop van elke tentoonstelling de hal reinigen door schoonmaakbedrijf Sauber. In maart 2005 geeft Fuchs weer een opdracht tot het schoonmaken aan Sauber. Sauber accepteert de opdracht, maar heeft het op dat moment zo druk dat hij de opdracht laat uitvoeren door een ander schoonmaakbedrijf, Pronten, dat hij wel vaker inschakelt bij grote drukte. Fuchs is hiervan op de hoogte. De werknemers van Pronten gaan echter onzorgvuldig om met de schoonmaakmachines, waardoor een gedeelte van de vloer kapotgaat. Schoonmaakovereenkomst. Sauber moet schoonmaken, en Fuchs moet betalen. Sauber stuurt pronten op pad. Sauber stuurt Fuchs een rekening voor de verrichte werkzaamheden. Fuchs stelt zich op het standpunt dat hij aan Sauber in het geheel niets behoeft te betalen nu het werk niet goed is uitgevoerd. Bespreek dit standpunt (maak onderscheid tussen opschorting en ontbinding en geef aan waarom art. 6:74 BW voor deze vraag niet relevant is).
Fuchs vordert van Sauber vergoeding van de schade toegebracht aan de hal. Is Saubers tegenover Fuchs schadeplichtig, zo ja, op welke grondslag?
Gesteld dat Sauber schadeplichtig is tegenover Fuchs, zou Fuchs zich dan met succes tegen een vordering tot betaling van een eerdere (correct uitgevoerde) schoonmaakbeurt kunnen verweren door te stellen dat hij die rekening niet hoeft te betalen tot Sauber de schade heeft vergoed?
Lees onderstaande tekst en beantwoord de volgende vragen:
4.2.1. X heeft een bedrijf, Track Promotions, dat onder meer handelt in oude auto's van het merk Volvo. 4.2.2. Eind 2005/begin 2006 heeft X aan Z een Volvo 262C Coupe Blauwmetallic (hierna: de auto) verkocht .
4.2.3. Z heeft van X ook een versnellingsbak ‘Overdrive/Automaat Volvo 262C’ gekocht voor € 1.750. X heeft Z daarvoor op 19 september 2005 een factuur gestuurd en Z heeft dit bedrag op 20 september 2005 betaald.
4.2.4. Op 14 januari 2006 hebben partijen afspraken gemaakt over onder meer de restauratie van de auto door X. X heeft op 16 januari 2006 aan Z een factuur verzonden. In deze factuur staat, voor zover van belang, het volgende: ‘Betreft: Aankoopnota van Volvo 262C Blauwmetallic (…) bouwjaar 1981. Volgens offerte, gedateerd 9 september 2005 Auto wordt geleverd zoals besproken op zaterdag 14 januari 2006. (…) Omschrijving EURO — Aanbetaling Volvo 262C Coupe Blauwmetallic Chassisnummer (…) volgens offerte en koopovereenkomst zaterdag 14 januari 2006 10.250 Wij zullen de auto conform onze afspraken gereedmaken. (…) Het resterende bedrag voor restauratie, spuitwerk en opbouw wordt gefactureerd aflevering van de auto!’ Op 21 februari 2006 heeft Z aan X een bedrag van € 10.500 voldaan.
4.2.5. In de periode vanaf 21 februari 2006 tot en met oktober 2006 heeft tussen partijen een uitgebreide e-mail wisseling plaatsgevonden. Daarbij heeft Z meer malen verzocht om toezending van foto's en eigendomsbewijzen c.q. het kentekenbewijs van de auto, X heeft de toezending daarvan diverse malen toegezegd doch zulks nagelaten. Z heeft bovendien in diverse e-mails vanaf maart 2006 gevraagd wanneer de auto gereed is en in aantal e-mails vanaf augustus 2006 om toezending van een planning. 4.2.6. Op 1 augustus 2006 heeft Z in een e-mail aan X geschreven: ‘Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik er helemaal klaar mee ben, ik heb nog nooit een bewijs gezien dat deze auto bestaat terwijl ik in totaal al wel € 12.500 heb betaald. Ik wil binnen 48 uur bewijs dat de auto bestaat, het minste wat je had kunnen doen is een foto maken om te laten zien, als ik binnen 48 uur geen bewijs en kenteken bewijs heb ontvangen, zoals al meerder malen verzocht is voor mij de koek op en geef ik het uit handen en laat ik mijn geld terugvorderen.’
4.2.7. X heeft hierop gereageerd met de mededeling dat hij erg ziek was en bed moest houden. Z heeft daarop weer afgewacht maar is tevens blijven aandringen op toezending van de eigendomsbewijzen en een planning, waarbij hij erop wees dat de auto in april 2006 klaar zou zijn. Toen dit ondanks toezeggingen van X wederom uitbleef, heeft Z bij e-mail van 27 september 2006 aan X geschreven: ‘Het is nu 27 september en ik heb nog geen kentekenbewijs gekregen zoals beloofd in je mail van 31/08 deze zelfde belofte had je ook al 3 maart 2006 gedaan verder heb ik nog steeds geen planning gehad bijna 1 maand later. Zoals je al uit eerdere mails begrepen hebt ben ik er aardig klaar mee! Ik zou graag mijn geld terug ontvangen op reknr. (...) t.n.v. mezelf en kom de versnellingsbak wel halen en zet hem op marktplaats. Ben mijn geloof in jou en je bedrijf nu compleet verloren en wens ook niet verder met je te gaan. ik benadruk nogmaals dat ik er alles aan heb gedaan om deze relatie goed te houden zoals ook te lezen is in de eindeloze reeks verzoeken die ik je per mail heb gestuurd. Mocht je niet tot terugbetaling over willen gaan laat ik je hierbij ook weten dat ik dan via de rechter mijn geld terug eis. En kan je een brief van mijn advocaat tegemoet zien!’ Hierna zijn er tussen partijen nog meer mails gewisseld. X is niet tot betaling overgegaan.
4.2.8. Bij brief van 5 oktober 2006 heeft de raadsman van Z X bericht dat Z de overeenkomst bij e-mail van 27 september 2006 buitengerechtelijk heeft ontbonden en dat deze ontbinding bij deze brief wordt bevestigd. Voorts wordt in deze brief betaling gevorderd binnen zeven dagen van een bedrag van € 13.018 (€ 12.250 in hoofdsom en € 768 aan buitengerechtelijke incassokosten). X heeft noch aan deze sommatie noch aan de herhaalde sommatie van 13 oktober 2006 gehoor gegeven.
4.2.9. Z heeft op 8 juni 2007 ten laste van X conservatoir beslag doen leggen op een onroerende zaak alsmede conservatoir beslag onder derden.
4.3.1. Z vordert in de onderhavige procedure, voor zover thans nog van belang, uitvoerbaar bij voorraad, X hoofdelijk te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan Z te betalen in hoofdsom een bedrag van € 12.250, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2006 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van X in de kosten van de procedure, de kosten van het beslag daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum. Z legt aan zijn vordering tot terugbetaling van de koopsom primair ten grondslag dat hij de koopovereenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming op grond van artikel 6:74 BW heeft ontbonden en dat X van rechtswege in verzuim verkeert op grond van het bepaalde in artikel 6:83 sub a dan wel sub c BW. Subsidiair baseert Z zijn vordering op non-conformiteit en stelt hij dat hij op grond van artikel 7:22 lid 1 sub a BW bevoegd was de (consumenten)koopovereenkomst te ontbinden. Meer subsidiair grondt Z zijn vordering op vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling c.q. bedrog.
4.3.2. X heeft de vorderingen gemotiveerd betwist en in dat verband gesteld dat Z niet bevoegd was de overeenkomst te ontbinden omdat X niet in verzuim verkeert. Volgens X is geen fatale termijn overeengekomen en is hij ook niet in gebreke gesteld. Ingeval wordt geoordeeld dat sprake is van verzuim, stelt X dat de eventuele tekortkomingen geen ontbinding rechtvaardigen. Z heeft, aldus X, recht op nakoming, aan welke vordering hij zal voldoen. X stelt dat hij inmiddels kosten heeft gemaakt in verband met het restaureren en opspuiten van (onderdelen van) de auto, welke kosten € 10.650 bedragen, te vermeerderen met de kosten van opbouw van de auto. Alvorens de auto kan worden opgehaald, dient Z deze kosten te voldoen, aldus X. Subsidiair beroept X zich op verrekening. Voorts betwist X de gestelde non-conformiteit, dwaling en bedrog.
Waarover wordt in deze zaak getwist? Geef de relevante feiten kort weer (in chronologische volgorde).
Welke twee fouten maakt de advocaat van Z (zie 4.3.1)?
Stel dat je rechter bent en deze zaak krijgt. Wijs je de hoofdvordering van Z toe?
Met de bus reizen (vervoersovereenkomst), met de trein reizen (vervoerovereenkomst), boeken bestellen (koopovereenkomst), boodschappen doen (koopovereenkomst), kleren kopen (koopovereenkomst), spullen voor mijn nieuwe kamer gekocht (koopovereenkomst).
De relatie tussen de begrippen rechtshandeling, overeenkomst en verbintenis is, dat een overeenkomst een meerzijdige rechtshandeling is en dat daaruit verbintenissen kúnnen ontstaan.
Dit is een rechtsfeit, want je hebt recht op een naam (gevolg).
Dit is geen rechtsfeit, want het heeft geen gevolg. Je kunt het niet afdwingen bij de rechter.
Dit is ten eerste een rechtsfeit, want de schade moet worden vergoed (gevolg). Inbreken mag niet, dus het gaat hier om een onrechtmatige daad. Ten tweede gaat het in casu niet om een rechtshandeling. Het doel is de spullen te stelen en niet om de goederen te vergoeden en terug te brengen. Het rechtsgevolg moet beoogd zijn (artikel 3:33 BW). Dan zou je schadevergoeding willen betalen. Het rechtsgevolg moet willen zijn.
Dit is een meerzijdige rechtshandeling. Jij wilt een brood en de verkoper wil een brood verkopen (verbintenis).
Dit is geen rechtsfeit.
Dit is een rechtshandeling en een rechtsfeit, omdat je iemand een vergunning wil verlenen.
Dit is een rechtsfeit, want het is een gevolg bij wet. Bovendien is het een eenzijdige rechtshandeling, want degene legt zijn wil vast in het testament en heeft daarin zijn wil geopenbaard.
Ja, het is een meerzijdige rechtshandeling (overeenkomst). Er zijn twee personen die iets willen en die iets moeten doen. Er is een wil van beiden en de openbaring daarvan.
Nee, het is niet gericht het op rechtsgevolg. Hij was niet van plan om de bal door de ruit te schoppen en om schade te gaan vergoeden.
Nee, de wil is wel gericht op het gedrag (bal door de ruit schoppen), maar niet op het vergoeden van schade (rechtsgevolg)
Het is een eenzijdige overeenkomst, want er vloeit maar voor een persoon een verbintenis voort. Je neem niet aan, maar je weigert niet.
Geen overeenkomst, omdat het geen meerzijdige rechtshandeling is. Onverschuldigde betaling (heb je niet twee keer willen betalen). Artikel 6:203 BW. De verbintenis is om mij terug te betalen en de bron van de verbintenis is de wet. (Waarom moet ik dat? De verplichting).
Wil van A (auto) en wil van B (geld) en dat leidt ertoe dat hij mij die auto moet geven en ik hem het geld. De verbintenis vloeit voort uit de overeenkomst, omdat we dat afgesproken hebben. De reden waarom is de overeenkomst en de verbintenis is het recht om te ontvangen en verplichting om te geven.
Ja, overeenkomst. De verbintenis is dat B de auto geeft en A het geld betaalt.
Ja, omdat C een schadevergoeding moet betalen aan D. Rechtsvordering omdat D bij de rechter kan gaan vragen dat C het moet betalen als hij dat niet doet. D moet geld betalen en C geld ontvangen. De bron is de wet (onrechtmatige daad). Geen overeenkomst want niemand heeft dit gewild.
Nee, geen overeenkomst. Want er is geen sprake van een rechtshandeling, want het heeft geen rechtsgevolg. Verplichting die buiten het recht valt.
Ja, de bron is een onverschuldigde betaling en de verbintenis is dat de Hema nog geld terug moet geven wat G te veel betaald heeft.
Ja een overeenkomst want meerzijdige rechtshandeling, omdat twee personen iets willen (verhuren en huren).
Bron is onrechtmatige daad en de verbintenis is schadevergoeding
De bron is geen overeenkomst, omdat ze het niet hebben afgesproken. Art. 6:200 BW
Bron is onrechtmatige daad en de verbintenis is een schadevergoeding.
Er zit een vorm van risicoacceptatie in het spel. Afweging is hoe erg het geweld is en is dat voldoende om een rechtsgevolg aan te verbinden (onrechtmatige daad).
Ja, is een overeenkomst. Verbintenis is meenemen en betalen.
Een beschikking is een specifieke, individuele of concrete vorm van een besluit. Het is een schriftelijk besluit dat niet algemeen is. Een beschikking kan worden genomen op aanvraag (van een burger), maar kan ook door een bestuursorgaan uit eigen initiatief worden genomen. Ook de afwijzing van een aanvraag om een bepaalde beschikking te nemen is op zichzelf een beschikking. Een vonnis is een beslissing van een lagere rechter bij een dagvaardingsprocedure. Beschikking (dagvaardingsprocedure) en een vonnis (verzoekschriftprocedure).
De kantonrechter is bevoegd om kennis te nemen van een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van 25.000 euro. Art. 389 Rv.
Een vonnis is de uitspraak van de civiele rechter bij een dagvaardingsprocedure in eerste aanleg en een arrest is de uitspraak van de civiele kamer van het gerechtshof in hoger beroep (HR) bij een dagvaardingsprocedure.
In overleg met www.rechtspraak.nl/uitspraken-uitspraken. In overleg met redactie van een website of tijdschrift welke rechterlijke uitspraken worden gepubliceerd.
De gemeente wordt door de verzoekster aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die de verzoekster heeft als gevolg van het ongeluk. De gemeente moet binnen 14 dagen een voorschot van 4.500 euro betalen en dit wordt vermeerderd door de rente van de dag van de beschikking tot de dag van de algehele voldoening. Ook de verzoekster moet kosten betalen (griffierecht).
De verzoekster legt ten grondslag op basis van art. 6:172 BW in samenhangt met art. 6:162 BW dat door de wisselende diepte van de treden, de trap ongeschikt is voor verzoekers om naar beneden te lopen, door het gevaar wat mee speelt. De gemeente motiveert verweer op basis van dat de verzoekster beter had moeten opletten met naar beneden lopen. Op deze stellingen wordt later nog op ingegaan. De tribune was gebrekkig en de vrouw is gevallen en de vrouw verwijdt dat aan de gemeente.
Omdat een paar maanden na het ongeval de gemeente de trap van de sporthal heeft aangepast, dus de rechter er geen baad meer bij heeft om te gaan kijken hoe de vrouw is gevallen door de verschillende hoogte in traptreden. De rechter heeft beargumenteert waarom hij niet is gaan kijken, zie r.o. 4.2 blz 45. De kantonrechter is van oordeel dat ten tijde van het ongeval geen sprake was van een gebrekkig opstal als bedoeld in art. 6:174BW. Het maakt zijn oordeel niet anders als hij gaat kijken.
Ja, juist in sporthallen is bekend dat de tribunes afwijkend kunnen zijn.
Er zou nu geen verschil in hoogte meer moeten zijn en beter met kleur aangegeven moeten worden hoe de trap verloopt. Als in dit geval ook iemand van de trap zou vallen, zou nu waarschijnlijk geoordeeld worden dat degene beter had moeten opletten tijdens het naar beneden lopen. Alle sporthallen worden vanaf dat moment aansprakelijk gesteld. De norm waaraan je moet voldoen om zorgvuldig te zijn, wordt daardoor opgeschroefd.
Er is hier sprake van het niet nakomen van een verbintenis, omdat de gedaagde een goede en veilige woning moet kunnen garanderen. Er was hier sprake van een huurovereenkomst. De gedaagde heeft niet met opzet niets gedaan aan de aardstralen, omdat hij niets wist van de aardstralen. Dus het is geen onrechtmatige daad.
Nee, de rechter oordeelt dat de eiser niks aan de aanwezigheid van aardstralen kan doen en dus ook niet aansprakelijk gesteld kan worden. Zelfs als je het kan aantonen, je kunt het niet veranderen of er iets aandoen.
Er is door de informatie op de website een verbintenis gekomen tussen Otto en de koper. Otto is dus verplicht de televisie te leveren en de koper is verplicht de prijs te betalen zoals aangegeven op de site. De koper heeft vervolgens recht op de televisie. Verder heeft de koper de prijs aanvaard zoals aangegeven op de website van Otto. Is hier wel een overeenkomst tot stand gekomen? Dit wordt aangegeven in art. 6:217 BW. Er moet sprake zijn van wilsovereenstemming. Art. 3:33 BW is nodig voor deze wilsverklaring. Otto zegt dat zijn wil niet gelijk is aan zijn verklaring, waardoor het dus eigenlijk dus geen aanbod is. Hij heeft het niet willen aanbieden. De aanbieder is degene die dit moet bewijzen. Degene die zich op de wilsgebreken beroept zou zich moeten bewijzen, art. 3:35 BW. Het moet gerechtvaardigd zijn.Argumenten voor de plicht tot levering: Otto is een dermate groot professioneel bedrijf dat hij zo’n fout niet kan permitteren, ook heeft het een aantal dagen op de site gestaan. Als het echt een fout geweest zou zijn, zou de afnemer kunnen verwachten dat de fout binnen een uur van de site afgehaald zou worden.
Je kunt de aanbieding op de website opvatten als een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Dit kan als je de televisie ziet als een individueel bepaalde zaak. Dit is dan een herroepelijk aanbod. In het voordeel van Otto spreekt, dat het nadeel van het bedrag te groot is. (art. 3:35 BW) De wet kiest op een bepaald moment ergens voor: risicoverdeling.
Op grond van art. 6:217 BW komen overeenkomsten tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Veurink heeft op de beurs de machine voor een bepaalde prijs aangeboden, en Van den Meijdenberg heeft deze prijs voor de machine aanvaard. Tevens heeft Veurink zijn paraaf gezet onder de aantekeningen van Van den Meijdenberg op de folder. Dit verklaart dat Veurink het met de overeenkomst eens is. Er kan geen herroeping plaatsvinden, omdat het antwoord reeds aanvaard is (art. 6:219 BW) door de gezette paraaf. Beide partijen hebben nu een verbintenis jegens elkaar. Van den Meijdenberg dient de koopsom aan Veurink te betalen en Veurink dient de machine te leveren. De wil en de verklaring van Logifeed zijn niet gelijk. De verklaring was 106.000 gulden voor de landbouwmachine. Art. 3:33 en 3.35 BW vormen samen de wilsvertrouwensleer.
Van der Meijdenberg kan zich beroepen op dat Logifeed een paraaf heeft gezet.
Logifeed kan zich beroepen op dat de folder die van der Meijdenberg heeft gehad en in de folder staat dat de landbouwmachine 213.000 gulden staat. Parafen zijn op de folder gezet en niet op een contract of offerte, dus kan als niet heel serieus.
Er is geen sprake van aanbod en aanvaarding, want de wil komt niet overeen met de verklaring (art. 3:35 BW). Ze hebben te weinig onderzoek gepleegd voor zoveel risico.
Er is in deze casus wel degelijk een koopovereenkomst tot stand gekomen. Hiervan was sprake op 21 januari, toen de brief van B bij A aangekomen was. Van een koopovereenkomst is namelijk pas sprake wanneer beide partijen deze bevestigd hebben en deze bevestiging bij de wederpartij aangekomen is. A: op 31-1 A doet een aanbod (herroepelijk) art. 6:219 lid 1, op 15-1 komt aanbod aan bij B, op 18-1 beroept A zich op het aanbod dat hij het toch niet meer wil, op 19-1 aanvaardt B het aanbod, op 20-1 komt de herroeping aan bij B, op 21-1 komt de aanvaarding aan bij A.
Art. 6:217 BW: aanbod + aanvaarding. Wanneer kan ik nog terug en wanneer kan ik niet meer terug? Wat A in eerste instantie doet, is een herroepelijk aanbod.
A kan zich niet herroepen, omdat de brief eerder was verstuurd dat B het aanbod aanvaardt.
Als het aanbod zou gelden tot 31 januari, zou er geen koopovereenkomst tot stand gekomen zijn, omdat A zijn aanbod ingetrokken heeft voor de termijn van aanbod is bereikt. Onherroepelijk aanbod want aanbod geldt tot 31 januari. Kan A dan nog herroepen tussen 30 en 31 januari? Nee want je hebt die termijn om ja te zeggen.
Bij een vrijblijvend aanbod kan de herroeping nog onverwijld na de aanvaarding geschieden (art. 6:219-2 BW). Er zou dan in deze casus geen overeenkomst tot stand gekomen zijn, omdat het hier niet uitmaakt dat B het aanbod al aanvaard heeft. Als B al aanvaard heeft, kan A het aanbod alsnog altijd herroepen.
Nee, voor de vrouw bestaat deze mogelijkheid niet. Bij de overeenkomst is ze namelijk ook zelf de verbintenis aangegaan dat ze de koopsom zou betalen en Van de Berg hen de woning zal leveren. Wanneer slechts de man deze verbintenis aangegaan was, was het een ander verhaal geweest en bestond de mogelijkheid tot het ontdoen van de verplichting tot het betalen van de koopsom wel, omdat zij dan zelf geen overeenkomst zou hebben met van de Berg. Verbintenissen vervallen niet door overlijden. Iedereen is voor het geheel aansprakelijk.
Westhoff zegt iets op, dit is een eenzijdige rechtshandeling. Spronsen doet beroep op gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35 BW). Daarop zegt Westhoff dat zijn wil niet overeenkomt met zijn verklaring (art. 3:33 BW). Het leerstuk is de wilsvertrouwensleer.
Er geldt een onderzoeksplicht. Aan de onderzoeksplicht worden twee dingen gekoppeld namelijk dat de werkgever geen nadeel heeft en de werknemer wel nadeel heeft.
Vroman heeft het meeste succes om van de huurovereenkomst af te komen door middel van art. 6:228 BW dwaling. (er is sprake van wilsgebreken) 4 soorten wilsgebreken: dwaling & bedrog, bedreiging & misbruik van omstandigheden.
Er zijn een aantal vereisten waaraan voldaan moet worden, namelijk:
Ten eerste dat de overeenkomst onder invloed dient te zijn van een onjuiste voorstelling van zaken gesloten.
Dit klopt, omdat Vroman de overeenkomst heeft gesloten met voorstelling van dat hij in een rustige buurt zou wonen. Dit blijkt achteraf niet het geval te zijn omdat er een tijdelijk opvangtehuis tegenover zijn huis komt voor daklozen en verslaafden. Mevrouw Versloot heeft dit niet aan meneer Vroman gemeld. Zodra meneer Vroman dit te horen krijgt van de buren wil hij zo snel mogelijk terug naar zijn ouderlijk huis. De informatie die Vroman had stemde niet overeen met de realiteit.
Ten tweede dat bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zijn gesloten. (causaal verband). Er moet zijn gedwaald met betrekking tot een voor de dwalende essentiële omstandigheid. Dit klopt, omdat meneer Vroman nooit deze huurovereenkomst zou hebben gesloten als hij had geweten dat tegenover zijn woning een opvangtehuis voor daklozen en verslaafden zou komen.
Ten derde moet er sprake zijn van een van de in art. 6:228 lid 1 genoemde gevallen.
In het geval van de huurovereenkomst tussen meneer Vroman en mevrouw Versloot gaat het om het geval wat beschreven wordt in art. 6:228 lid 1 sub b licht toe dat de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of de behoorde te weten, de walende had behoren in te lichten. wederpartij (mevrouw Versloot), (tenzij deze (mevrouw Versloot) had meneer Vroman moeten inlichten over het opvangtehuis voor daklozen en verlaafden. Dit is niet geval, aangezien meneer Vroman de huurovereenkomst nooit gesloten zou hebben als hij wist van het opvangtehuis voor daklozen en verslaafden.
Ten slotte moet aan de wederpartij kenbaar zijn gemaakt dat de omstandigheid waarover werd gedwaald voor de ander essentieel was voor het aangaan van de overeenkomst. Kenbaarheid: meneer Vroman heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat hij in een rustige nette buurt wilde wonen.
Klopt, de omstandigheid waarover gedwaald werd namelijk het tehuis voor daklozen en verslaafden was essentieel voor meneer Vroman voor het aangaan van de overeenkomst.
Aan alle vereisten van de rechtsgrond Dwaling is voldaan. Hierdoor schat ik de kans heel groot dat Vroman succes zal hebben om onder uit de betaling van de huurprijs te komen.
Mededelingsplicht -> onderzoeksplicht : je kunt niet je eigen mededelingsplicht verdedigen door te tegen dat de ander had moeten gaan kijken (Vroman).
Bewijsrechtelijk is een belangrijk verschil tussen bedrog en dwaling dat bedrog te beschouwen is als een opzettelijk met willens en wetens opgewekte dwaling. Volgens art. 3:44 lid 3 BW acht bedrog aanwezig wanneer iemand een ander ertoe beweegt een rechtshandeling aan te gaan door hem opzettelijk een onjuiste mededeling te doen, opzettelijk iets verzwijgen dat men verplicht was mee te delen. Dwaling houdt in dat men een overeenkomst sluit met het ontbreken van een juiste voorstelling van zaken, maar deze informatie is niet opzettelijk achter gehouden, wat wel bij bedrog het geval is. Bedrog -> geen onderzoeksplicht, opzet
Volgens art. 3:44 lid 3 BW zou een beoordeling op basis van bedrog worden geuit als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededing, door het opzettelijk daartoe te verzwijgen van enig feit dat verzwijgen verplicht was mede te delen of door een ander kunstgreep.
Art. 3:203 BW -> terugvordering/ongedaanmaking (Onverschuldigde betaling).
Artikel 6:228 lid 2. Gezien de Kantharos van Stevensweert kan dit over het algemeen niet. Het zou wel kunnen wanneer koper verkoper had kunnen inlichten over bijzondere eigenschappen die de prijs van het verkochte verhoogde. Dit niet doen is immers in strijd met redelijkheid en billijkheid, gezien Kantharos Stevensweert.
Er is geen sprake van bedreiging art. 3:44 lid 2 BW (onrechtmatig, bedreiging van een ander persoon of derde met enig nadeel, in persoon of goed, causaal verband). Omdat Athena hem niet onrechtmatig bedreigd heeft. Er is geen sprake van misbruik van omstandigheden omdat zijn eigen geld terugkrijgt, er wordt dus geen misbruik gemaakt.
Volgens art. 6:228 lid 1 sub a is de dwaling van Karelsen te wijten aan Speer (wederpartij) omdat Speer Karelsen niet heeft ingelicht. Als Karelsen geweten zou hebben dat Speer bij de vorige werknemer geld had ontvreemd, had Karelsen Speer nooit aangenomen. Karelsen kan op basis van art. 6:228 lid 1 sub a kan Karelsen de arbeidsovereenkomst met Speer vernietigen. (Inlichting achtergehouden). Ook op basis van art. 3:44 lid 3 -> Bedrog. Speer heeft opzettelijk Karelsen niet ingelicht over het ontvreemden van geld bij zijn vorige werknemer. Dwaling kan ook.
Het verjaard na 3 jaar. Artikel 3:52 lid 1 sub c -> de verjaring begint pas de lopen na dat de benadeling zelf is ontdekt. Hierdoor verandert het antwoord van b hierdoor niet.
Nee het was voor Speer niet kenbaar dat de boer niet wilde verhuren aan dieven. Aan de kenbaarheidsvereiste van dwaling is dus niet voldaan. Artikel 6:228, lid 1 sub b. Speer had hem hierover niet behoren in te lichten.
Het meest kenmerkende verschil tussen bedreiging en misbruik van omstandigheden is dat bedreiging (art. 3:44 lid 2) ‘enig nadeel’ in het vooruitzicht heeft. Daarmee wordt bedoeld dat dit nadeel wordt gerealiseerd als degene de overeenkomst niet sluit. Bedreiging moet altijd onrechtmatig zijn. Misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4) is dat er sprake moet zijn van ‘bijzondere omstandigheden’. Deze omstandigheden hebben als gevolg dat degene die in die omstandigheid verkeert, in een zwakke positie tegenover de ander staat, maar er niet meteen een nadeel aan vast zit. Dit is wel zo bij bedreiging.
Nee, bij een vernietigbare overeenkomst is er sprake van een volkomen geldige overeenkomst, maar er zit wel een bijzonderheid aan. Die bijzonderheid betekend dat de overeenkomst vernietigd kan worden. De geldigheid van de overeenkomst wordt dan ontnomen. -> terugwerkende kracht. 416, pagina 230 had ik moet weten dat ik hem had moeten weerhouden.
Ja, zie art. 3:44 lid 5, maar door lid 5 wordt de mogelijk wel beperkt. Ja maar de tenzij is zo groot dat het in de praktijk niet vaak voorkomt.
Anouk heeft zonder toestemming van haar ouders de tablet gekocht. Maar aangezien Anouk al wat ouder is, wordt deze rechtshandeling goed gekeurd door art. 1:234 lid 3.
Hierdoor kan de verkoper de vernietiging van de koopovereenkomst met succes aanvechten, omdat de rechtshandeling die Anouk heeft verricht voor haar leeftijd heel normaal is in de maatschappij. (art. 1:234 lid 3). art. 3:32 lid 2 BW -> is een rechtsbeginsel vernietigbaar.
Dwaling zou bij het Romeinse recht niet in boek 6 maar in boek 3 (3:33) neer te zetten. Vanwege wilsovereenkomst – consensus.
Boek 7 zou ook kunnen omdat dat gaat om de koopovereenkomst.
Het ligt eraan of hij duidelijk heeft aangegeven dat hij moeite heeft met traplopen en daarom een appartement op de begane grond wil. Dan is hij namelijk niet meer gebonden aan het huurcontract en zou hij het kunnen vernietigen. Als hij het niet zou hebben aangegeven of gevraagd is hij wel gebonden aan het huurcontract omdat hij het niet kenbaar heeft gemaakt. Dan zou hij het huurcontract niet kunnen vernietigen.
Het ligt ook aan het taalgebruik omdat in het Amerikaans; ‘on the first floor’ uitgaat van begane grond en in Nederlands is ‘on the first floor’ de eerste verdieping.
Kijk naar art. 6:228 lid 1
Een verzuimvereiste houdt in dat de schuldenaar een tweede kans krijgt om zijn prestatie te verrichten tegenover de schuldeiser. Op het moment dat de schuldenaar in verzuim raakt is hij aansprakelijk jegens de wederpartij, dan moet hij de schade gaan vergoeden vanwege zijn tekortkoming. De schuldenaar draagt het risico van de tekortkoming. Als je in verzuim verkeert, verbindt het recht daar gevolgen aan.
Omdat de boeken van Klaver zijn verbrand is de nakoming van deze boeken blijvend onmogelijk. Daarom is er geen sprake van verzuim en ook niet van een ingebrekestelling. Klaver wil zijn geld terug en daarom kijken we naar ontbinding. Ontbinding is geregeld in artikel 6:265 en uit artikel 6:271blijken de gevolgen van ontbinding: een ontbinding bevrijdt de partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor reeds nagekomen prestaties ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking. Er kan ontbinding plaatsvinden omdat er sprake is van een tekortkoming.
Levering door Roelofs blijft achterwege. Janssen wil gederfde winst (schade) verhalen op Roelofs. Er is sprake van een wanprestatie art. 6:74 BW. Hiervoor moeten we de vereisten afgaan van 6:74. In deze casus is sprake van tekortkoming (want hij levert hem niet), sprake van schade (want sprake van gederfde winst), causaal verband tussen schade en tekortkoming en toerekenbaarheid (art. 6:75 BW). De verzuimregeling is van toepassing omdat de nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is en er moet ook een ingebrekestelling plaatsvinden (6:82 jo 81).
De verkoper is in verzuim getreden door de auto nog een week langer te gebruiken. Na deze week heeft de verkoper (schuldenaar) een tweede kans om de zijn prestatie te verrichten, namelijk de auto te verkopen. Er is geen sprake van ingebrekestelling want als de schuldenaar zijn afspraak nakomt, krijgt Teeuwsen zijn auto na deze week. Teeuwsen eist nakoming volgens art. 3:296 BW.
Resultaatsverbintenis, want het resultaat op 3 mei zou moeten zijn dat A zijn auto op zou kunnen komen halen en dat de remmen gerepareerd zouden zijn, alleen is dit niet het geval doordat een belangrijk onderdeel niet voorradig was.
Helemaal niet nagekomen.
Vertragingsschade: zie art. 6:85 BW “Tot vergoeding van schade wegens vertraging in de nakoming is de schuldenaar slechts verplicht over de tijd waarin hij in verzuim is geweest”. Gevolgschade: bijkomende schade
Vervangende schade: zie art. 6:87 BW: “Voor zover nakoming reeds blijvend onmogelijk is, wordt de verbintenis omgezet in een tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert”. In deze casus is sprake van vertragingsschade, aangezien garage G drie dagen extra nodig had om de auto te repareren omdat er een belangrijk onderdeel niet voorradig was. De huurkosten van de auto die A deze drie dagen meekrijgt is dan ook voor rekening van de garage G. Er is sprake van schadevergoeding. Sprake van niet tijdig nakomen dus er sprake van tekortkoming. Art. 6:75 BW.
Ja in deze casus is geen sprake van overmacht in de zin van artikel 6:75 omdat de garage G zelf had kunnen kijken of hij het in voorraad had voordat hij de afspraak maakte.
Rijtje van eisen dat artikel 6:74 stelt: tekortkoming, schade, toerekenbaarheid, causaal verband en verzuim. Er is sprake van tekortkoming. Het is niet toerekenbaar (art. 6:75 BW). Er is schade conform art. 6:85 ook. In 6:85 staat dat hij pas schuldig is vanaf het moment dat hij in verzuim treedt. Je hoeft geen ingebrekestelling te sturen, in verband met art. 6:83 sub a BW.
Tekortkoming. Cadix verkoopt volledig neutraal en onschadelijke schoonmaakmiddel aan Hessing, maar dit blijkt toch niet zo onschadelijk. Schade: aantasting van aluminium voorwerpen, Causaal verband: ja het schoonmaakmiddel heeft de schade veroorzaakt Toerekenbaar: hier loopt het lastig. HR zegt dat volgens de verkeersopvatting de verkoper de verantwoordelijk heeft over wat hij verkoopt. Verzuim: is de nakoming blijvend onmogelijk?
Ja, artikel 6:38 indien er geen tijd is afgesproken, kan de verbintenis terstond worden nagekomen en kan terstond nakoming worden gevorderd.
Nee er is niets over opgenomen over de rente dus kan Peter dit niet vorderen van Saskia.
Verbintenissen: Sauber moet schoonmaken en Fuchs moet aan Sauber betalen. Sauber blijft verantwoordelijk voor het kapotmaken van de vloer door Pronten. Fuchs kan niet zomaar zeggen ik betaal je niet, ondanks dat Sauber is tekortgekomen in zijn nakoming. Opschorting zie art. 6:262 BW ⇒ Bij opschorting mag de wederpartij van de schuldenaar haar prestatie uitstellen. Ontbinding zie art. 6:265 BW ⇒ Bij ontbinding mag de wederpartij van de schuldenaar de prestatie afstellen. Voor deze vraag is art. 6:74 BW niet relevant omdat de verbintenis door de schuldenaar tegenover de schuldeiser is nagekomen. Sauber heeft er namelijk voor gezorgd dat de expositiehal is schoongemaakt. Alleen het resultaat van het schoonmaken is niet wat Fuchs verwacht zou hebben. Er is dus wel voldaan aan de nakoming van de overeenkomst en daarom is art. 6:74 BW hier niet van toepassing.
Fuchs wil schade vergoed hebben van Sauber. Dit kan hij doen op basis van art. 6:74 BW. Daarvoor moet zijn voldaan aan een aantal eisen.
Causaal verband: ja want er is een fout gemaakt bij het schoonmaken
Schade: ja want de vloer is kapot
Toerekenbaarheid (art. 6:75 BW) ja, het is toerekenbaar aan Sauber want Sauber schakelt een hulppersoon in namelijk Pronten en die vernielt de vloer (art. 6:76 BW), dus toerekenbaar volgens de wet.
Verzuim, is de nakoming van de schoonmaakvergoeding blijvend onmogelijk? Ja, dus het verzuim treedt onmiddellijk in. Verzuim is niet nodig.
c) Opschortingsbevoegdheid 6:262 BW en 6:52 BW lid 1
Ze hebben ruzie over dat Z (koper) van X (verkoper) een tweedehandsauto heeft gekocht met een versnellingsbak en al betaald heeft. Er is dus sprake van een koopovereenkomst. X wil zijn auto zien maar hij krijgt niks te zien. Hij wil bewijs dat de auto bestaat. Na een maand geeft hij het uit handen.
Bij ontbinding hoeft er geen toerekenbaarheid conform artikel 6:75 te zijn.
Ja want vanuit de overwegingen met redelijkheid.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen bij het vak Inleiding Privaatrecht: Verbintenissenrecht aan de Universiteit Utrecht.
De extra oefenvragen zijn gebaseerd op de werkgroepen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2420 |
Add new contribution