Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 I)

MC-vragen

Vraag 1

“Het doel van het recht is dat er geen vermoorde mensen voorkomen, terwijl de moraal eist dat er geen moordenaars zijn”, lezen we op blz. 2 van het boek Inleiding recht. Wat wordt hier precies mee bedoeld door de auteurs?

  1. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  2. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel niet op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  3. De moraal richt zich op het uiterlijke gedrag omdat het alleen geïnteresseerd is in menselijk handelen.
  4. De moraal is alleen geïnteresseerd in waarneembaar menselijk handelen en niet in de achterliggende bedoeling of intentie.

Vraag 2

Welk van de volgende alternatieven is correct? Iemand die meent dat we subjectieve rechten hebben ook als deze niet ontleend kunnen worden aan het objectieve recht noemen we een:

  1. rationalistisch natuurrechtsaanhanger.
  2. rechtsrealist.
  3. rechtspositivist.
  4. rechtsrationalist.

Vraag 3

Welk van de volgende alternatieven is correct? In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vinden we vooral rechtsregels met een:

  1. materieelrechtelijk karakter.
  2. formeelrechtelijke karakter.
  3. grondwettelijk karakter.
  4. gewoonterechtelijk karakter.

Vraag 4

Welk van de volgende begrippen gebruiken we ter aanduiding van een specifieke modaliteit van een regel?

  1. Misdrijf.
  2. Overtreding.
  3. Richtlijn.
  4. Verbod.

Vraag 5

Welk van de volgende alternatieven met betrekking tot de hiërarchie van wetgeving is niet correct?

  1. Een hogere wet gaat voor een lagere (lex superior derogat legi inferiori).
  2. Een eerdere wet gaat voor een latere (lex prior derogat lex posteriori).
  3. Een bijzondere wet gaat voor een algemene (lex specialis derogat legi generali).
  4. Een latere wet gaat voor een eerdere (lex posterior derogat legi priori).

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. Abductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.
  2. De empirische cyclus beweegt zich middels abductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels reductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  3. De empirische cyclus beweegt zich middels inductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels deductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  4. Deductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.

Vraag 7

Waarom voldoet de rechtswetenschap volgens velen niet aan het standaardbeeld van de wetenschap? Rechtswetenschap kan in het bijzonder niet voldoen aan de standaard-wetenschappelijke eis van:

  1. inductieve toetsbaarheid.
  2. empirische toetsbaarheid.
  3. materiële exactheid.
  4. formeel-wiskundige exactheid.

Vraag 8

Welke wetenschappers zijn in het bijzonder geschikt ons zowel te wijzen op waarnemings- of denkfouten als ook op de schadelijke neigingen (biases) en vooroordelen van de gezagsdragers?

  1. Rechtspsychologen.
  2. Rechtseconomen.
  3. Rechtssociologen.
  4. Rechtsfilosofen.

Vraag 9

Het zogenaamde ‘legisme,’ een opvatting over de rol en taak van de rechter die in de negentiende eeuw dominant was, veronderstelt dat de rechter de wet zoveel mogelijk:

  1. anticiperend interpreteert en het recht zo mede vormgeeft.
  2. teleologisch interpreteert en het recht zo mede vormgeeft.
  3. grammaticaal interpreteert en toepast.
  4. extensief interpreteert en toepast.

Vraag 10

Welk van de volgende alternatieven is correct? De rechtsvindingstheorie van de rechtsfilosoof H.L.A. Hart laat zich begrijpen als een poging om:

  1. het klassieke model van rechtsvinding te verdedigen voor “schaduwgevallen”.
  2. het klassieke model van rechtsvinding te verdedigen voor “kerngevallen”.
  3. het model van vrije rechtsvinding te nuanceren en aan te vullen voor “kerngevallen”.
  4. het model van vrije rechtsvinding te nuanceren en aan te vullen voor “schaduwgevallen”.

Vraag 11

Welk van de volgende redeneringen laat zich kenmerken als een a contrario redenering?

  1. Het is verboden om met auto’s het park in te rijden omdat het gevaarlijk is. Een motor is geen auto maar minstens zo gevaarlijk in het park dus is het ook verboden om met een motor het park in te rijden.
  2. Als het regent, worden de daken nat. Het regent, dus de daken worden nat.
  3. Het is verboden om met voertuigen het park in te rijden omdat het gevaarlijk is. Een kinderfiets is ook een voertuig maar is niet gevaarlijk in het park dus is het niet verboden om met een kinderfiets het park in te rijden.
  4. Als het regent, worden de daken nat. De daken zijn nat, dus het regent.

Vraag 12

Welk van de volgende stellingen is correct?

  1. Grondrechten kunnen in de regel worden beperkt als aan bepaalde procedure- en competentievoorschriften, en/of aan bepaalde doelcriteria is voldaan.
  2. Grondrechten hebben louter verticale werking.
  3. De Grondwet komt op dezelfde manier tot stand als elke andere wet in formele zin.
  4. De sociale grondrechten garanderen een overheidsvrije sfeer voor de burger.

Vraag 13

Welk van de volgende Grondwetsartikelen vormt de grondslag voor het verbod ieder verbindende verdragsbepalingen te toetsen aan de Nederlandse Grondwet?

  1. Art. 120 Gw
  2. Art. 93 Gw
  3. Art. 94 Gw
  4. Art. 1 Gw

Vraag 14

Welk van de volgende alternatieven is correct? Een staat:

  1. laat zich uitputtend definiëren als een volk dat onder een centraal gezag van een overheid is gesteld
  2. geldt in het internationale publiekrecht als een natuurlijke persoon
  3. is een rechtspersoon op grond van art. 2:1 BW
  4. is tegenwoordig per definitie een eenheidsstaat

Vraag 15

Welk van de volgende alternatieven geldt als een grondbeginsel van de democratie?

  1. Het verbod op het passieve kiesrecht
  2. Het verbod op een gekozen rechterlijke macht
  3. Ambtenaren behoren tot de wetgevende macht
  4. De ministeriële verantwoordelijkheid.

Vraag 16

In het rechtbankvonnis van 7 september 2005 in de rechtszaak tussen de Clara Wichmannstichting en de Staat der Nederlanden lezen we dat de Nederlandse staat in strijd heeft gehandeld met artikel 7 sub a en sub c van het Vrouwenverdrag. Dit vormde vervolgens:

  1. een strafbaar feit jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.
  2. een onrechtmatige daad jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.
  3. een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het beginsel van gelijke behandeling jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.
  4. een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het beginsel van détournement de pouvoir jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.

Vraag 17

Het strafrecht is ultimum remedium, een uiterst redmiddel. Ten opzichte van het privaatrecht kenmerkt het strafrecht zich verder door:

  1. de dagvaardingsprocedure.
  2. het begrip toerekenbaarheid.
  3. bewuste leedtoevoeging.
  4. onrechtmatigheid.

Vraag 18

Welk van de volgende denkers geldt als de belangrijkste achttiende-eeuwse vernieuwer van het strafrecht?

  1. Immanuel Kant (1724 –1805).
  2. Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778).
  3. Charles de Montesquieu (1689 –1755).
  4. Cesare Beccaria (1738 –1794).

Vraag 19

Welk van de volgende stellingen is niet correct?

  1. Kinderdoodslag geldt als een gekwalificeerde versie van het gronddelict doodslag.
  2. Stroperij geldt als een geprivilegieerde versie van het gronddelict diefstal.
  3. Artikel 310 Sr is een voorbeeld van een formeel delict: de nadruk ligt op de gedraging en niet op de gevolgen daarvan.
  4. Art. 287 Sr is een voorbeeld van een materieel delict: de nadruk ligt op de gevolgen van de gedragen, niet op de gedraging zelf.

Vraag 20

De overheid mag enkel straffen als dit terug te voeren is op een wet. Dit is volgens de auteurs van Inleiding recht een uitvloeisel van:

  1. het proportionaliteitsbeginsel.
  2. het legaliteitsbeginsel.
  3. het schuldbeginsel.
  4. het onmiddellijkheidsbeginsel.

Vraag 21

Welk van de volgende stellingen is correct?

  1. Ik heb een Audi gekocht bij de dealer en nu ik deze heb betaald, heb ik een objectief recht op levering van de auto verworven.
  2. Het geheel van geldende rechtsregels of rechtsnormen dat onze Nederlandse samenleving ordent noemen we het Nederlandse relatieve recht.
  3. Ik heb een BMW gekocht bij de dealer en nu ik deze heb betaald, heb ik een subjectief recht op levering van de auto verworven.
  4. Het geheel van geldende rechtsregels of rechtsnormen dat onze Nederlandse samenleving ordent noemen we het Nederlandse absolute recht.

Vraag 22

Welke van de volgende alternatieven rekenen we niet tot de categorie van de rechtsfeiten?

  1. Een rechtmatige daad.
  2. Het sluiten van een overeenkomst.
  3. De geboorte van een kind.
  4. Een blikseminslag.

Vraag 23

“Ik zag het bij de geboorte meteen. Ik was er mijn hele zwangerschap al bang voor geweest. Ik had de verloskundige herhaaldelijk gevraagd of niet onderzoek moest worden gedaan naar de vrucht, maar dat vond zij niet nodig.” Aldus de moeder van baby Kelly. De vordering van de moeder om het ziekenhuis te veroordelen tot het vergoeden van de opvoedingskosten van Kelly is een vordering op grond van de:

  1. geneeskundige behandelingsovereenkomst en dus wrongful birth.
  2. geneeskundige behandelingsovereenkomst en dus wrongful life.
  3. onrechtmatige daad en dus wrongful life.
  4. onrechtmatige daad en dus wrongful birth.

Vraag 24

Welk van de volgende alternatieven is correct? Het Haviltex-arrest van de Hoge Raad uit 1981 betreft:

  1. het Nederlandse verbintenissenrecht en gaat over de derogerende werking van de redelijkheid en de billijkheid.
  2. het Nederlandse goederenrecht en gaat over de vraag welke betekenis partijen aan de bepalingen van een overeenkomst mogen toekennen.
  3. het Nederlandse verbintenissenrecht en gaat over de vraag welke betekenis partijen aan de bepalingen van een overeenkomst mogen toekennen.
  4. het Nederlandse goederenrecht en gaat over de derogerende werking van de redelijkheid en de billijkheid.

Vraag 25

Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en niet zou zijn gesloten bij een juiste voorstelling van zaken, is vernietigbaar. Welk van de volgende alternatieven is niet correct?

  1. Dwaling is een voorbeeld van een wilsontbreken en de wederpartij zal dus een beroep doen op 3:35 BW als hij zich daar tegen teweer wil stellen.
  2. Dwaling is een bijzonder wilsgebrek omdat het alleen betrekking heeft op verbintenissen uit overeenkomst.
  3. De wederpartij van de dwalende zal in ieder geval willen aantonen dat er geen mededelingsplicht op hem rustte met betrekking tot waarover wordt gedwaald en dat de inlichtingen die hij heeft verstrekt geen rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van de dwaling.
  4. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.

Vraag 26

“In 1803 waren de hoofdlijnen ontwikkeld van een geïnstitutionaliseerde beperking van politieke macht door subjectieve rechten die worden ontleend aan hoger recht, waarbij dat hogere recht is opgetekend in een formeel document en wordt afgedwongen, ook tegenover de wetgever, door de rechter,” lezen we in Inleiding recht. Deze passage gaat over de ontwikkeling van het leerstuk van:

  1. de onrechtmatige overheidsdaad.
  2. de rechten van de mens.
  3. het recht op hoger beroep in het strafproces.
  4. het burgerlijk recht als bron van overheidsaansprakelijkheid.

Vraag 27

Mevrouw Köln, geboren in Duitsland maar inmiddels Italiaans staatsburger, vordert dat de Italiaanse staat haar kinderen onderwijs aanbiedt dat strookt met haar religieuze en filosofische opvattingen, een recht dat haar toekomt krachtens artikel 2 van het Eerste Protocol van het EVRM. Welk van de volgende stellingen is correct?

  1. Het EVRM is het product van de Raad van Europa en dat is een voorbeeld van een intergouvernementele organisatie.
  2. Het EVRM is een voorbeeld van wat we traditioneel internationaal gewoonterecht noemen.
  3. Het EVRM biedt de mogelijkheid om een billijke vergoeding toe te wijzen aan een slachtoffer van een schending maar alleen staten die lid zijn van de Raad van Europa kunnen klagen bij het EHRM over mensenrechtenschendingen.
  4. De Europese commissie heeft de klacht van mevrouw Holmström afgewezen omdat de lidstaten een ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij de interpretatie van bovenstaand Protocol.

Vraag 28

Immanuel Kant, een Duitse filosoof, schreef in Zum ewigen Frieden. Ein philosophischer Entwurf (1795) dat:

  1. het internationale recht zich zou moeten ontwikkelen van het recht van coöperatie naar het recht van coëxistentie.
  2. de overheid de eigendom zou moeten verkrijgen van het grondgebied van de moderne staat.
  3. het ius ad bellum impliceert dat mensenrechten ten tijde van oorlog moeten worden gerespecteerd.
  4. de internationale rechtsorde er bij gebaat is dat alle soevereine staten een republikeinse constitutie krijgen.

Vraag 29

Wanneer is er sprake van internationaal gewoonterecht?

  1. Als er sprake is van een resolutie van de Verenigde Naties waarin de gewoonterechtelijke regel expliciet als rechtsregel wordt aangeduid.
  2. Als er in de doctrine sprake is van dit gewoonterecht of als het door het Hof in Straatsburg als zodanig is aangeduid.
  3. Als deze regels ten bate van de rechtszekerheid, de rechtseenheid en de rechtsgelijkheid in een verdrag is gecodificeerd.
  4. Als er sprake is van een bestendige statenpraktijk en er tevens sprake is van een opinio juris: de overtuiging dat deze rechtspraktijk ook rechtmatig is.

Vraag 30

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. In Nederland kennen we een dualistisch stelsel met betrekking tot de doorwerking van het internationale recht in ons rechtsstelsel.
  2. Het Internationale Gerechtshof in Den Haag treedt in internationaal publiekrechtelijke conflicten op als het rechtsprekende orgaan van de Europese Unie.
  3. De rechtsgebieden die traditioneel tot het klassieke recht van coëxistentie behoren, zijn: het recht van de zee, het recht van de diplomatieke betrekkingen, het recht inzake staatsaansprakelijkheid en regels met betrekking tot het gebruik van geweld in internationale conflicten.
  4. De rechtssubjecten van het internationale recht zijn altijd soevereine staten.

Open vraag

De onbevoegde juridisch adviseur

Jeroen van Hal zit als lid in het bestuur van de stichting ‘Oudsjerk,’ een stichting die zich bezighoudt met het onderhoud van het monumentale Middeleeuwse kasteel aan de rand van het dorp Didam in de Achterhoek. Als bestuurslid heeft hij Loodraam BV de opdracht gegeven om drie glas-in-lood-ramen aan de zuidkant van het kasteel te restaureren. Omdat dit specialistisch werk betreft, gaat het om een flink bedrag; de stichting heeft hier lang voor moeten sparen. Een medewerker van Loodraam beschadigt echter een raam, restaureert dit vervolgens en brengt daarna een hoger bedrag in rekening dan overeengekomen. Jeroen weigert de rekening te betalen omdat het verschil met het overeengekomen bedrag voor rekening van Loodraam zou moeten blijven; en een paar maanden later volgt er een dagvaarding. Zijn buurman Piet van Houten heeft onlangs een studie rechten afgerond en een bordje in zijn tuin gezet met de tekst: ‘Mr. van Houten juridisch adviseur.’ Jeroen had al contact gelegd met Piet maar nu de stichting wordt gedagvaard komen ze overeen dat Piet de stichting zal vertegenwoordigen en daartoe tekent Jeroen ook een volmacht. Jeroen stuurt Piet enige dagen later een mailtje met nadere informatie en vraagt Piet om uitstel te vragen bij de rechtbank omdat er nog een nieuwe taxatie moet plaatsvinden. Piet mailt terug dat het “allemaal helemaal in orde komt” en een paar dagen later mailt Piet dat “de wederpartij van het uitstel op de hoogte is gebracht.”

Een paar weken later blijkt echter dat de stichting bij verstek is veroordeeld tot het betalen van de rekening van Loodraam. De stichting ontvangt daarna een stevige rekening van ‘Van Houten juridisch advies’ maar Jeroen vindt dat deze niet hoeft te worden betaald. Sterker nog, Jeroen vindt dat Piet de schade die de stichting lijdt door het verliezen van de zaak moet vergoeden. Op de website van de Orde van Advocaten leert hij dat alleen advocaten bevoegd zijn tot het verrichten van proceshandelingen bij de rechtbank en Jeroen realiseert zich nu dat Piet geen advocaat is.

De verhouding tussen de buren is inmiddels volledig verziekt en Jeroen neemt een advocaat in de arm die Piet van Houten namens de stichting dagvaardt voor de kantonrechter.

Los deze casus op aan de hand van het vijf stappenplan zoals dat bij Inleiding recht wordt gehanteerd.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B

  2. A

  3. B

  4. D

  5. B

  6. C

  7. D

  8. A

  9. C

  10. B

  11. C

  12. A

  13. A

  14. C

  15. D

  16. B

  17. C

  18. D

  19. A

  20. B

  21. C

  22. D

  23. A

  24. C

  25. A

  26. B

  27. A

  28. D

  29. D

  30. C

Antwoordindicatie Open vraag

De stichting ‘Oudsjerk’ vordert een schadevergoeding op grond van wanprestatie. (Vordering: 2

punten) Deze vordering is gebaseerd op art. 6:74 BW. (Rechtsgrond: 3 punten) De vraag is of er een schadevergoeding kan worden toegekend op grond van wanprestatie. (Rechtsvraag: 3 punten)

De vraag spitst zich toe op de vraag of de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan Piet kan worden toegerekend en of er sprake is van schade. Jeroen en Piet hebben een overeenkomst gesloten en Jeroen heeft een volmacht getekend. Piet heeft vervolgens de indruk gewekt dat hij bevoegd is om uitstel te vragen bij de rechtbank en dus om proceshandelingen te verrichten namens de stichting. Hij mailt immers dat het “allemaal helemaal in orde komt” nadat Jeroen hem vraagt om uitstel te vragen bij de rechtbank. Een paar dagen later mailt Piet dat “de wederpartij van het uitstel op de hoogte is gebracht,” waarmee hij suggereert dat het uitstel is gevraagd en toegewezen.

Er blijkt echter geen uitstel te zijn gevraagd maar verstek te zijn verleend, waarna de stichting de zaak zelfs verliest. De stichting heeft schade omdat Loodraam het restaureren van het glas-in-loodraam aan de stichting in rekening bracht terwijl ze deze schade zelf hebben veroorzaakt; de schade is het verschil met het overeengekomen bedrag. (Toegespitste rechtsvraag 5 punten en 5 punten voor de rechtsfeiten)

De vordering van de vergoeding van de schade kan worden toegewezen. (Conclusie: 2 punten)

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Inleiding Recht: TentamenTests - UL

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 I)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 I)

Image

 

MC-vragen 

Vraag 1

Zoek in je wettenbundel art. 1 van de Wet op de naburige rechten (Wnr) op. Welk van de onderstaande alternatieven is correct?

  1. Art. 1 Wnr is een kwalificatiebepaling en deze wet is een wet in formele zin.
  2. Art. 1 Wnr is een kwalificatiebepaling en deze wet is een wet niet in formele zin.
  3. Art. 1 Wnr drukt een verbod uit en deze wet is een voorbeeld van een wet niet in materiële zin.
  4. Art. 1 Wnr drukt een gebod uit en deze wet is een voorbeeld van formeel recht.

Vraag 2

Zoek in je wettenbundel art. 180 Sr. op. Welk van de onderstaande alternatieven is correct? Artikel 180 Sr. bevat:

  1. zowel normatieve als kwalitatieve voorwaarden.
  2. zowel alternatieve als cumulatieve voorwaarden.
  3. louter normatieve voorwaarden.
  4. louter alternatieve voorwaarden.

Vraag 3

Welk van de volgende denkers stelde de gewoonte centraal in het denken over wat recht is?

  1. Immanuel Kant.
  2. Charles de Montesquieu.
  3. Jean-Jacques Rousseau.
  4. Friedrich von Savigny.

Vraag 4

John Austin definieert het recht als 'orders backed by threats'. Deze definitie schiet tekort, omdat

  1. zij te beperkt is.
  2. zij in strijd is met het positief recht.
  3. zij in strijd is met het natuurrecht.
  4. zij te vaag is.

Vraag 5

Welk van de volgende alternatieven is niet correct?

  1. Het burgerlijk recht is in belangrijke mate regelend recht.
  2. Het strafrecht is in belangrijke mate dwingend recht.
  3. Een gemeenteraad is op grond van art. 1 Sv bevoegd om regels van formeel strafrecht vast te stellen.
  4. Een wet in formele zin gaat boven een wet niet in formele zin.

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven geldt tegenwoordig niet als een algemeen aanvaarde rechtsbron in Nederland?

  1. De gewoonte in de zin van een herhaling van gedragingen die gepaard gaan met de overtuiging dat men zich zo ook behoort te gedragen.
  2. De wet zowel in formele zin als in niet-formele zin.
  3. Verdragen voor zover ze door de wetgever in nationale wetten in formele zin zijn getransformeerd omdat we in Nederland een strikt dualistisch stelsel kennen.
  4. Rechtspraak omdat rechtelijke uitspraken tot de rechtsgewoonte zijn gaan behoren.

Vraag 7

Welke van de volgende redeneringen is ongeldig?

  1. Als alle kippen bruin zijn, dan is de volgende kip die ik zal tegenkomen bruin; de volgende kip die ik tegenkom is wit, niet alle kippen zijn dus bruin.
  2. Als het regent, worden de daken nat; het regent dus de daken worden nat.
  3. Als alle kippen bruin zijn, dan is de volgende kip die ik zal tegenkomen bruin; de volgende kip die ik tegenkom is bruin, alle kippen zijn dus bruin.
  4. Als het regent, worden de daken nat; de daken worden niet nat dus het regent niet.

Vraag 8.....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 II)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2015-2016 II)

Image

Open vraag

De vriendendienst

Boris Lonkhuizen koopt na het afronden van zijn WO-opleiding van zijn eerste salarisstrook een Opel Kadett uit 1967 en wordt lid van de Leerdamse Oldtimer Club. Tot zijn verrassing komt hij daar John van de Brink tegen die hem vertelt dat hij tegenwoordig een garagebedrijf heeft voor oldtimers. Op de basisschool waren ze dikke vrienden omdat ze een hobby deelden: sleutelen aan oldtimers. John vindt de Kadett van Boris een geweldige auto, en hij kijkt natuurlijk meteen onder de motorkap om de motor te bekijken. John staat binnen de club bekend als iemand die iedereen gratis van advies voorziet en zelfs in de avonduren regelmatig kleine reparaties gratis doet. Deze vriendendiensten leveren zijn bedrijf, OT BV, geen windeieren omdat het John veel goodwill bij de leden van de club oplevert.

Boris wist dat de koplampen aan vervanging toe waren maar hoopte de reparatie nog wel even te kunnen uitstellen. John vertelt hem echter enthousiast dat hij in de garage toevallig originele koplampen heeft liggen. Die moet hij alleen nog even schoonmaken. Als Jonas deze van hem koopt, dan zet hij deze er met alle plezier gratis voor Jonas in. John neemt daarna de Kadett mee naar zijn garage, restaureert de koplampen en zet deze in de auto van Jonas. Helaas valt de reparatie duur uit en dus stuurt OT BV Boris, 12 weken nadat hij de Kadett weer heeft opgehaald, een rekening van € 330,-. Dit is geen vriendendienst meer, denkt Boris en hij betaalt niet. John machtigt drie maanden later een incassobureau die een aanmaning stuurt die Boris ook negeert. Drieënhalf jaar na het sturen van de rekening dagvaardt OT BV Boris Lonkhuizen voor de kantonrechter.

Los deze casus op aan de hand van het vijf stappen-plan zoals dat bij Inleiding recht wordt gehanteerd.

Antwoordindicatie Open vraag

OT BV vordert de koopprijs van de koplampen of betaling van de rekening ( 1punt) ter grootte van € 330,00 (1 punt) van Boris Lonkhuizen. (Totaal 2 punten)

OT BV vordert nakoming van de koopovereenkomst op grond van art. 3:296 BW of op 7:26 lid 1 BW. (3 punten) (De artt. 7:5 en 7:28 BW zijn strikt genomen onjuist.)

De algemene vraag is of deze vordering kan worden toegewezen op grond van het feit dat Boris Lonkhuizen een verplichting tot nakoming heeft op grond van de koopovereenkomst (3 punten).

De vraag spitst zich toe op de vraag 1.) of er op grond van art. 7:5 BW sprake is van een consumentenkoop en 2.) of een beroep op het overschrijden van de verjaringstermijn van art. 7:28 BW kan worden toegewezen. (Beide vragen moeten worden behandeld, anders 3 punten. Er mag m.b.t. de vraag of het een consumentenkoop betreft worden gevarieerd tussen algemene en toegespitste rechtsvraag.).....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 I)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 I)

Image

MC-vragen

Vraag 1

“Het doel van het recht is dat er geen vermoorde mensen voorkomen, terwijl de moraal eist dat er geen moordenaars zijn”, lezen we op blz. 2 van het boek Inleiding recht. Wat wordt hier precies mee bedoeld door de auteurs?

  1. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  2. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel niet op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  3. De moraal richt zich op het uiterlijke gedrag omdat het alleen geïnteresseerd is in menselijk handelen.
  4. De moraal is alleen geïnteresseerd in waarneembaar menselijk handelen en niet in de achterliggende bedoeling of intentie.

Vraag 2

Welk van de volgende alternatieven is correct? Iemand die meent dat we subjectieve rechten hebben ook als deze niet ontleend kunnen worden aan het objectieve recht noemen we een:

  1. rationalistisch natuurrechtsaanhanger.
  2. rechtsrealist.
  3. rechtspositivist.
  4. rechtsrationalist.

Vraag 3

Welk van de volgende alternatieven is correct? In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vinden we vooral rechtsregels met een:

  1. materieelrechtelijk karakter.
  2. formeelrechtelijke karakter.
  3. grondwettelijk karakter.
  4. gewoonterechtelijk karakter.

Vraag 4

Welk van de volgende begrippen gebruiken we ter aanduiding van een specifieke modaliteit van een regel?

  1. Misdrijf.
  2. Overtreding.
  3. Richtlijn.
  4. Verbod.

Vraag 5

Welk van de volgende alternatieven met betrekking tot de hiërarchie van wetgeving is niet correct?

  1. Een hogere wet gaat voor een lagere (lex superior derogat legi inferiori).
  2. Een eerdere wet gaat voor een latere (lex prior derogat lex posteriori).
  3. Een bijzondere wet gaat voor een algemene (lex specialis derogat legi generali).
  4. Een latere wet gaat voor een eerdere (lex posterior derogat legi priori).

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. Abductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.
  2. De empirische cyclus beweegt zich middels abductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels reductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  3. De empirische cyclus beweegt zich middels inductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels deductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  4. Deductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.

Vraag 7

Waarom voldoet de rechtswetenschap volgens velen niet aan het standaardbeeld van de wetenschap? Rechtswetenschap kan in het bijzonder niet voldoen aan de standaard-wetenschappelijke eis van:

  1. inductieve toetsbaarheid.
  2. empirische toetsbaarheid.
  3. materiële exactheid.
  4. formeel-wiskundige exactheid.

Vraag 8

Welke wetenschappers zijn in het bijzonder geschikt ons zowel te wijzen op waarnemings- of denkfouten als ook op de schadelijke neigingen.....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 II)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 II)

Image

MC-vragen

Vraag 1

Hoe laat recht zich volgens de Engelse filosoof John Austin karakteriseren? Het recht:

  1. komt tot stand volgens een bepaalde procedure die onderworpen is aan regels (essential law-making procedures).
  2. komt tot stand door middel van toetsing van het door de soeverein afgekondigde positieve recht aan het natuurrecht.
  3. is niet meer en niet minder dan voorspellen wat de rechters zullen doen.
  4. is een bevel van de soeverein ondersteund met sanctiedreiging.

Vraag 2

Welk van de volgende alternatieven is onjuist?

  1. De Grondwet is een wet in formele zin en op grond van artikel 93 Gw ondergeschikt aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  2. De Grondwet is niet een wet in formele zin en dus op grond van artikel 93 Gw ondergeschikt aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
  3. Het Wetboek van Strafrecht bevat het materiële en het Wetboek van Strafvordering bevat het formele Nederlandse strafrecht.
  4. Het Wetboek van Strafrecht is zowel een wet in formele zin als in materiële zin.

Vraag 3

Aan welke vereisten dient het gewoonterecht te voldoen wil het als rechtsbron gelden? De herhaling van de gedraging en de overtuiging dat:

  1. dit noodzakelijk is in een democratische samenleving ter voorkoming van wanordelijkheden.
  2. dit een efficiënte norm oplevert.
  3. men zich zo behoort te gedragen.
  4. dit niet in strijd is met een verdrag.

Vraag 4

Welk van de volgende alternatieven ten aanzien van het Nederlandse bestuursrecht is correct? Het Nederlandse bestuursrecht is het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de bestuurstaak van de overheid en:

  1. betreft dus alleen de regulering van het handelen van de ambtenaren van het Ministerie van Justitie.
  2. laat zich scherp onderscheiden van het staatsrecht omdat dit laatste rechtsgebied niet op de uitvoerende macht betrekking heeft.
  3. omvat in het bijzonder de regels omtrent de overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven.
  4. betreft dus alleen de regulering van het handelen van de Nederlandse bestuursrechter.

Vraag 5

In het recht maken we een onderscheid tussen de feitelijke grondslag en de rechtsgrond waarop de vordering is gebaseerd. Welk van de volgende alternatieven is correct? De feitelijke grondslag is:

  1. de korte weergave van het centrale twistpunt in de casus voordat dit twistpunt aan de hand van een rechtsgrond juridisch is gekwalificeerd.
  2. de tweede premisse van de modus ponens op grond waarvan men tot de toewijzing van de vordering kan concluderen.
  3. de eerste premisse van de modus ponens op grond waarvan men tot toewijzing van de vordering kan concluderen.
  4. de korte weergave van het centrale twistpunt in de casus opdat we de algemene rechtsvraag kunnen overslaan en direct de toegespitste rechtsvraag kunnen beantwoorden.

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. Een a contrario redenering beweegt zich van
  2. .....read more
Access: 
Public
Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2013/2014)

Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2013/2014)

Image

MC-vragen

Vraag 1

Wat betekent het zogenaamde toetsingsverbod?

  1. Dat de wetgever de Grondwet niet mag toetsen aan direct werkende bepalingen uit internationale verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
  2. Dat geen enkel Nederlands algemeen verbindend voorschrift door de rechter getoetst mag worden aan de Grondwet.
  3. Dat de Nederlandse rechter de wet in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet.
  4. Dat de Nederlandse rechter het internationale recht niet mag toetsen aan de Grondwet.

Vraag 2

Welke van volgende uitspraken over het beginsel van verbod van détournement de pouvoir is correct?

  1. Een officier van justitie moet tot strafvervolging overgaan wanneer hij een strafbaar feit constateert.
  2. Een bestuursorgaan mag een bevoegdheid niet voor een ander doel gebruiken dan waarvoor de bevoegdheid was bedoeld.
  3. Een rechter dient zich terug te trekken in een zaak waarbij hijzelf, dan wel familie of bekenden van hem, betrokken is.
  4. Een wilsonbekwaam persoon mag zelf geen verbintenissen aangaan.

Vraag 3

Welke uitspraak over de Nederlandse Grondwet is correct?

  1. De Nederlandse Grondwet kan worden gewijzigd volgens de normale procedure van wijziging van een wet in formele zin.
  2. De Nederlandse Grondwet kan worden gewijzigd volgens een speciale verzwaarde procedure.
  3. De Nederlandse Grondwet mag niet worden gewijzigd.
  4. De Nederlandse Grondwet mag alleen worden gewijzigd wanneer de Raad van State hieraan goedkeuring hecht.

Vraag 4

Welke van de volgende elementen behoort niet tot de voorwaarden om te komen tot een strafbaar feit en een strafbare dader?

  1. De strafbare handeling valt te kwalificeren als een misdrijf en niet als een overtreding.
  2. De dader heeft enige vorm van schuld.
  3. De gedraging valt onder alle bestanddelen van een delictsomschrijving.
  4. De gedraging is wederrechtelijk.

Vraag 5

Welk van onderstaande is geen instelling van de Europese Unie?

  1. De Raad van Europa.
  2. De Europese Commissie.
  3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie.
  4. De Europese Raad.

Vraag 6

Welke van de volgende uitspraken over de onrechtmatige daad is correct?

  1. Het vraagstuk van de onrechtmatige daad vormt een onderdeel van het strafrecht.
  2. Een onrechtmatige daad is altijd tevens een strafbaar feit.
  3. Een onrechtmatige daad kan tevens een strafbaar feit zijn, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn.
  4. Een onrechtmatige daad is nooit tevens een strafbaar feit.

Vraag 7

Friedrich Carl von Savigny (1779-1861) was de stichter van de zogenaamde Historische School. Wat is typerend voor zijn methode van rechtswetenschap? Von Savigny leerde dat in het Duitsland van zijn tijd:

  1. rechtspraak de belangrijkste bron is van het recht.
  2. de wet in formele zin centraal moet staan.
  3. mensenrechten boven de wet in formele zin gaan.
  4. de gewoonte de belangrijkste bron is van het recht.

Vraag 8

In Boek 1 van het BW vinden we de regeling van de huwelijkse voorwaarden. Deze regeling tussen echtgenoten moet.....read more

Access: 
Public
Inleiding Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Inleiding Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Inleiding Recht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2845 1