Inleiding Strafrecht - UU - B1 - Oefenmaterialen
- 2761 reads
Jan is in het weekend alleen thuis. Dat is voor hem een reden om een mooi feestje te geven. Het feest vindt plaats in de tuin, waarbij ook een vuurkorf wordt aangestoken. Rond twaalf uur besluiten de feestgangers verder te gaan feesten in een kroeg. Omdat het begint te regenen, zet Jan de vuurkorf onder het rieten afdakje van de houten schuur. Hij dooft het vuur in de korf tot een licht smeulend vuurtje. Verder schuift hij voor de zekerheid de in de buurt van de vuurkorf op de grond liggende brandbare voorwerpen aan de kant. Jan vertrekt naar de kroeg. Een half uur later laait het vuur in de vuurkorf op door een opstekende wind, waardoor het vuur overslaat op de houten schuur en deze binnen korte tijd volledig afbrandt. Jan wordt vervolgd voor primair brandstichting (art. 157 Sr) en subsidiair brand door schuld (art. 158 Sr). Op de zitting verklaart hij onder andere dat hij had gehoord dat voor het einde van de avond veel wind was voorspeld.
De rechtbank besluit Jan vrij te spreken van brandstichting, omdat zij meent dat het opzet van Jan niet kan worden bewezen. Volgens welke redenering mag de rechtbank motiveren dat geen sprake is geweest van opzet? Je mag ervan uitgaan dat alle in de casus genoemde feiten uit bewijsmiddelen blijken. (6 punten)
Mag de rechtbank brand door schuld bewezen verklaren? (3 punten)
Een zakkenroller leeft op straat. Op een zaterdagavond loopt ze langs een vol terras in Utrecht en pakt ze haar kans. Uit de tas van een gast pikt zij een portemonnee. Dit wordt gezien door een ober en deze waarschuwt de politie en geeft een gedetailleerd signalement op. De politie kan daaraan met grote zekerheid afleiden om wie het gaat. Twee dagen later zien twee agenten de vermoedelijke zakkenroller op straat lopen. Zodra ze de agenten ziet, rent ze weg. Na een achtervolging wordt ze aangehouden op verdenking van diefstal (art. 310 Sr). Ze nemen haar mee naar het bureau. Op maandagavond om 21.00 uur geeft de hulpofficier van justitie het bevel tot ophouden voor onderzoek. De politie slaagt er tijdens het onderzoek niet in de identiteit van de vrouw te achterhalen.
Waren de politieagenten bevoegd om de vrouw aan te houden? (4 punten)
Tot welk tijdstip mag de vrouw worden opgehouden voor onderzoek? (3 punten)
Lees het volgende nieuwsbericht:
www.nu.nl/binnenland/4044175/vervolgt-activist-uitspraak-fuck-koning.html
Waarom is het bericht ten aanzien van de strafbeschikking niet correct? (2 punten)
Jan heeft in ieder geval niet willens en wetens de brand veroorzaakt (opzet met bedoeling). Kan voorwaardelijk opzet worden bewezen? Daarvoor is vereist dat Jan zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat door het plaatsen van de vuurkorf onder het afdak van de schuur brand zou ontstaan (arrest Aanmerkelijke kans of Porsche). Aanmerkelijke kans? Ja. Omdat veel wind was voorspeld, bestond de aanmerkelijke kans dat het vuur zou oplaaien en dat brandende stukjes hout uit de vuurkorf zouden vliegen. De kans dat deze het rieten afdak of de houten schuur in brand zouden zetten, was aanmerkelijk, omdat hout en vooral riet zeer brandbaar zijn.
Wetenschap? Hier kan men twee kanten op. 1. Ja. Normativeren: Jan heeft het weerbericht gehoord en weet dus dat er veel wind zal komen. Het is van algemene bekendheid dat bij veel wind vuur uit de vuurkorf kan overslaan op de houten schuur met het rieten dak. Jan zal dit dus ook wel hebben geweten. 2. Nee. Normativeren is alleen toegestaan wanneer zich geen contra-indicaties voordoen (arrest Porsche). In deze casus kan een contra-indicatie worden gevonden in het handelen van Jan (objectiveren). Hij heeft de situatie brandveilig willen maken door de omliggende voorwerpen te verwijderen. Hij is zich kennelijk wel bewust geweest van het risico dat brandbare deeltjes uit de vuurkorf zouden vallen, maar niet van het risico dat de schuur vlam zou vatten wanneer de wind zou opsteken. Als hij het laatstgenoemde risico wel zou hebben gekend, had hij de vuurkorf vast ergens anders gezet. Aanvaarding? Alleen wanneer bij het onderdeel ‘Wetenschap’ voor optie 1 is gekozen, moet nog worden onderzocht of Jan de aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Hij heeft de kans niet aanvaard. Dit kan op twee manieren worden onderbouwd: 1. Objectiveren. Door de brandbare voorwerpen in de buurt van de vuurkorf aan de kant te schuiven, laat het gedrag van Jan juist zien dat hij de kans niet heeft aanvaard. Hij was niet onverschillig ten aanzien van het mogelijke gevolg maar ging er ten onrechte van uit dat het door het aan de kant schuiven van deze voorwerpen, goed zou aflopen. 2. Normativeren. De meeste mensen zullen niet de kans aanvaarden dat een schuurtje in vlammen op gaat. Jan zal dat risico dus evenmin hebben willen aanvaarden. Er is dus geen sprake van voorwaardelijk opzet. Brandstichting kan niet worden bewezen.
Was het aan de schuld van Jan te wijten dat de brand is ontstaan? Met het woord schuld in artikel 158 Sr wordt culpa bedoeld: verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Het is aanmerkelijk onvoorzichtig om een vuurkorf onder een rieten afdak van een houten schuur te plaatsen wanneer wordt verwacht dat de wind zal toenemen. Daarvan kan Jan ook een verwijt worden gemaakt: hij had het risico moeten kennen – en heeft dat wellicht ook gekend – en hij had de vuurkorf niet onder het afdak moeten plaatsen. Door het gedrag van Jan is de schuur afgebrand. De rechtbank mag brand door schuld dus bewijzen.
De vermoedelijke zakkenroller wordt pas twee dagen later aangehouden. Er is daarom geen sprake van ontdekking op heterdaad (art. 128 Sv). Artikel 54 Sv is van toepassing. Er moet worden voldaan aan drie voorwaarden: Verdachte in de zin van artikel 27 Sv. Bestond op grond van de feiten en omstandigheden van de zaak een redelijk vermoeden van schuld aan diefstal? Ja. Op grond van de verklaring van de ober, die een gedetailleerd signalement heeft opgegeven waaraan de aangehouden vrouw voldeed, was sprake van een verdachte. Verdenking van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Op diefstal is maximaal vier jaar gevangenisstraf gesteld. Volgens artikel 67 lid 1 sub a Sv – en in deze casus overigens ook op grond van artikel 67 lid 2 Sv – is daarom sprake van een feit waarvoor voorlopige hechtenis toegelaten is. Bevoegde persoon. In beginsel is de officier van justitie bevoegd om een verdachte buiten heterdaad aan te houden en wanneer zijn optreden niet kan worden afgewacht de hulpofficier van justitie. Kan ook diens optreden niet worden afgewacht, dan mag iedere opsporingsambtenaar optreden. In dit geval probeerde de verdachte weg te rennen. Daarom kon het optreden van de officier en hulpofficier niet worden afgewacht.
Conclusie: de politieagenten waren bevoegd om de vermoedelijke zakkenroller aan te houden.
De termijn voor ophouden voor onderzoek vangt aan op het moment waarop de (hulp)officier van justitie het bevel tot ophouden voor onderzoek geeft. Volgens de casus was dit op maandagavond om 21.00 uur. Artikel 61 Sv bepaalt dat de verdachte maximaal zes uren mag worden vastgehouden voor onderzoek. Daarbij telt de periode tussen 0.00 en 9.00 uur niet mee (art. 61 lid 4 Sv). Vanaf 21.00 uur kan de verdachte drie uur worden opgehouden. Vanaf 9.00 uur resteren nog drie uren, waardoor zij dinsdagmiddag om 12.00 uur in vrijheid moet worden gesteld. Van verlenging van de periode van ophouden voor onderzoek met zes uren (art. 61 lid 2 Sv) zal geen sprake kunnen zijn, omdat het een feit betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (zie art. 67 lid 1 sub a Sv).
Conclusie: de verdachte mag uiterlijk tot dinsdagmiddag 12.00 uur worden opgehouden voor onderzoek.
1. Allereerst staat in het nieuwsbericht dat de verdachte ‘niet akkoord’ is gegaan met de strafbeschikking. Een strafbeschikking betreft echter een eenzijdige strafoplegging en berust niet op consensus, in tegenstelling tot de transactie. De verdachte is verplicht de strafbeschikking te voldoen of binnen veertien dagen in verzet te gaan. 2. Ten tweede staat in het nieuwsbericht dat ‘overgaan tot vervolging standaard de volgende stap’ is. Het uitvaardigen van een strafbeschikking is echter al een daad van vervolging. 3. Er kan ook gemotiveerd worden gesteld dat vermoedelijk geen sprake is geweest van een strafbeschikking, maar van een transactie.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens bij het vak Inleiding Strafrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1858 |
Add new contribution