Materieel Strafrecht - UU - Recht - B2/B3 - Oefenmaterialen
- 2844 reads
Leg uit waarom het onderscheid tussen absolute en relatieve ondeugdelijkheid van de poging in het kader van straffeloosheid wel van belang is voor de objectieve pogingsleer en niet voor de subjectieve pogingsleer.
Volgens Kelk en De Jong kan men zeggen dat de ruime opvatting over het wettelijk bestanddeel ‘wederrechtelijk’ op gespannen voet staat met het legaliteitsbeginsel. Leg deze stelling uit aan de hand en betrek in uw antwoord het Dreigbrief arrest (HR 9 februari 1971, NJ 1972, 1).
In het Limburgse gehucht Aaldbeek is voor jongeren weinig te doen. Drie vrienden die er opgroeiden – Henk, Sam en Michelle – hingen als tieners vaak rond op een net buiten het dorp gelegen verlaten industrieterrein. Ze rookten er samen jointjes en stookten er vuurtjes tussen de oude opslagcontainers die op het terrein stonden. Inmiddels zijn de vrienden allemaal 20 jaar oud en is de vriendschap onder druk komen te staan sinds Henk een vriendin uit Rotterdam heeft. De wekelijkse hangavond van de vriendengroep is al in geen tijden door Henk bezocht en de spaarzame keren dat Henk wel op kwam dagen deed hij nogal uit de hoogte. Henk zei bij de laatste ontmoeting dat de anderen ‘duidelijk geen idee hebben wat zich in de grote steden afspeelt’ en dat zij ‘hier weggestopt zitten in de provincie en altijd alleen zullen blijven’.
In een koude decemberweek appt Henk naar Sam en Michelle dat hij dat weekend zonder zijn vriendin in Aaldbeek zal zijn. Hij vraagt of zij het bier alvast klaarzetten voor een zaterdagavond chillen op hun oude vertrouwde plekje. Sam en Michelle komen elkaar tegen en bespreken dat het tijd wordt hun vriend eens op zijn plek te zetten. Ze spreken af dat ze Henk een van de oude opslagcontainers in zullen lokken, om deze vervolgens achter zijn rug op slot te doen. Van vroeger weten ze dat deze containers geen licht en lucht binnenlaten als je de deur vergrendelt en dat ze altijd vol rotzooi liggen. Michelle stelt voor om tegen Henk te zeggen dat ze een voorraad drugs en bier in een van de containers hebben liggen. Zij herinnert hen aan het feit dat Henk astmapatiënt is dus dat zij daar wel rekening mee moeten houden. Sam en Michelle lachen samen om het idee dat Henk de deur achter zich dicht hoort vallen en in het pikdonker achterblijft. Ze menen dat Henk hierdoor wel een toontje lager zal gaan zingen.
Op de bewuste avond treffen de jongeren elkaar op hun oude hangplek. Ze drinken biertjes en roken een jointje. Op enig moment zegt Koen tegen Gijs dat Redouan en Koen tegenwoordig een extra voorraad drugs en bier klaar hebben staan in een van de containers. Henk zegt dat hij daar dan mooi het volgende rondje kan gaan halen en staat op. Sam wijst de container – die vol ligt met rotzooi – aan. Michelle blijft stilletjes zitten. Op het moment dat Henk de container een eind in is gelopen, rent Sam naar de deur. Hij pakt een aansteker uit zijn zak, gooit deze in de richting van Henk en sluit en vergrendelt vervolgens de deur. Henk begint te schreeuwen dat hij het zo donker is dat hij niets kan zien. Sam roept door de dichte deur heen dat hij dan maar een vuurtje moet stoken. Henk schreeuwt iets terug maar dat horen de anderen niet meer, omdat ze maken dat ze wegkomen.
Enkele uren later keren de Sam en Michelle terug naar de container. Ze horen niets en roepen Henk. Er komt geen reactie. Michelle voelt aan de container en merkt dat deze heet is. Sam opent de deur en zij zien Henk levenloos op de bodem van de container liggen. Naast hem ligt een nasmeulend hoopje afval. Sam en Michelle schrikken zich rot en doen de deur weer dicht. Ze spreken af dat niemand mag weten dat zij hier geweest zijn.
Twee dagen later wordt Henk na zoekactie gevonde. Politieonderzoek wijst uit dat hij is overleden aan een koolmonoxidevergiftiging, veroorzaakt door het vuurtje dat hij kennelijk gestookt heeft. Bij hem werd een aansteker gevonden. Na uitvoerig politieonderzoek worden Sam en Michelle aangehouden en verhoord. Zij bekennen dat ze Henk hebben opgesloten, maar benadrukken beiden dat ze hem alleen een beetje wilden laten schrikken. Michelle verklaart bovendien dat zij – op het moment dat Henk in de container werd opgesloten door Sam – zich hier niet meer prettig bij voelde en eigenlijk niet meer mee wilde doen.
Sam en Michelle worden vervolgd voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood ten gevolge hebbende (art. 47 lid 1 sub 1 jo. art. 282 lid 1 jo. lid 3 Sr).
De advocaat van Sam voert aan dat sprake is van een schulduitsluitingsgrond. Stel dat het beroep hierop slaagt, tot welke einduitspraak leidt dit dan?
De advocaat van Sam voert aan dat het causaal verband tussen de gedraging van Sam enerzijds en het gevolg – de dood van Henk – anderzijds ontbreekt. Heeft dit verweer kans van slagen?
Ter zitting stelt de advocaat van Michelle dat het medeplegen niet bewezen kan worden. De advocaat voert hiertoe aan dat het immers Sam was die Henk in de container heeft opgesloten, dat Michelle er enkel stilletjes bij zat en dat zij in haar verhoren bij de politie en later op zitting heeft verklaard dat zij het op dat moment geen goed idee meer vond. Heeft dit verweer kans van slagen?
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit – het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood ten gevolge hebbende – stelt de verdediging voorts dat het opzet op de dood van Henk heeft ontbroken. Heeft dit verweer kans van slagen?
Een poging is absoluut ondeugdelijk als het middel of object altijd ondeugdelijk is, dit is het geval wanneer het gebruikte middel of gekozen object uit z’n aard ondeugdelijk is om het misdrijf te voltooien. Een voorbeeld van een absoluut ondeugdelijk object is het schieten op een lijk, een voorbeeld van een absoluut ondeugdelijk middel is het trachten te vergiftigen van een gezond persoon door poedersuiker in de koffie te strooien. Een poging is relatief ondeugdelijk als het middel of object slechts in dit geval, in deze omstandigheden ondeugdelijk is. Een voorbeeld van een relatief ondeugdelijk object is wanneer iemand zijn hand steekt in een lege winkelkassa, een voorbeeld van een relatief ondeugdelijk middel is wanneer iemand arsenicum in de koffie van een ander strooit maar hiervoor een veel te kleine hoeveelheid gebruikt om dodelijk te zijn. Dit onderscheid is van belang voor de objectieve pogingsleer en niet voor de subjectieve pogingsleer.
De objectieve leer stelt dat datgene wat als daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf zelf, en dus als een objectieve inbreuk op de rechtsorde kan worden beschouwd, als begin van uitvoering is op te vatten. Deze objectieve leer vergt voor strafbaarheid dat het voorgenomen misdrijf ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd, hetgeen in het geval van een absoluut ondeugdelijk middel of object niet mogelijk is. Dit heeft tot gevolg dat een absoluut ondeugdelijke poging leidt tot straffeloosheid.
De subjectieve leer stelt de gevaarlijke gezindheid van de dader centraal en beschouwt als uitvoeringshandeling datgene wat als uitvoering van deze gezindheid is op te vatten. Het onderscheid tussen een absoluut ondeugdelijke poging en een relatief ondeugdelijke poging is voor de subjectieve pogingsleer niet van belang omdat zowel een absoluut als een relatief ondeugdelijke poging de uiting is van een gevaarlijke gezindheid van de dader, hetgeen voor strafbare poging volgens de subjectieve leer voldoende is.
In de objectieve leer is ruimte voor de opvatting dat absolute ondeugdelijkheid van de poging tot straffeloosheid dient te leiden.
In het Dreigbrief arrest was een poging tot afpersing van twee geldbedragen gedaan door middel van een dreigende brief aan twee personen, waarbij de briefschrijver verklaarde ervan uit te zijn gegaan recht te hebben op het geld (cassatiemiddel V & VI). De Hoge Raad deelde het oordeel van het Hof, dat requirant moet hebben beseft dat hij (ook indien hij de mening toegedaan zou zijn geweest dat hij gerechtigd was van de bedreigde personen een betaling te krijgen) de grenzen van het maatschappelijk betamelijke met het schrijven van brieven waarin met wraakacties werd gedreigd verre overschreed en dat requirant bij een en ander bijgevolg heeft gehandeld met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
De ruime opvatting van het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ wordt door de Hoge Raad gehanteerd bij vermogensdelicten zoals de hiervoor besproken afpersing. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat het bestanddeel ‘wederrechtelijke bevoordeling’ vervuld wordt door de onbehoorlijke wijze waarop requirant het geld trachtte te bekomen. Dit is een ruime opvatting van het bestanddeel wederrechtelijkheid, nu deze lezing ziet op de gehele gang van zaken en of hiermee in strijd is gehandeld met het objectieve recht en niet slechts op het feit of de verdachte wel of geen recht had op de betaling. Dit betekent dat door het vervullen van een bestanddeel van het delict (de dreiging met geweld) eo ipso het andere (namelijk de wederrechtelijkheid) is vervuld, hetgeen nooit de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest zolang deze de vervulling van alle bestanddelen naast elkaar eist.
De deelnormen die besloten liggen in het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel van art. 1 lid 1 Sr zijn: lex certa, verbod van te extensieve interpretatie, verbod van analogie, lex scripta, verbod van terugwerkende kracht, nulla poena sine lege en de noodzaak de wet te kunnen kennen. Het lex- certa-beginsel houdt in dat een veroordeling slechts kan slechts volgen voor het overtreden van een norm die voorafgaande aan het feit door de wetgever is vastgesteld en voldoet aan een bepaalde mate van preciesheid en duidelijkheid. Door de ruime opvatting van het bestanddeel ‘wederrechtelijkheid’ kan het voldoende zijn om één bestanddeel te bewijzen, waarmee direct ook het tweede bestanddeel wordt vervuld. Hierdoor kan een gedraging strafbaar zijn wanneer het volgens de Hoge Raad sec voldoet aan de letter van het wetsartikel, maar de wetgever een andere bedoeling heeft gehad. Dit kan de wet onduidelijk maken voor de burger. In zoverre kan men zeggen dat het lex certa-beginsel, dat in het legaliteitsbeginsel besloten ligt, met deze ruime opvatting van het wettelijk bestanddeel ‘wederrechtelijk’ op gespannen voet staat.
(Indien in een juridisch juiste analyse een andere deelnorm van het legaliteitsbeginsel is uitgewerkt en een spanning met de ruime opvatting van wederrechtelijkheid is beschreven zijn hier ook punten voor toegekend.)
Als de rechter het beroep op een schulduitsluitingsgrond aanvaardt, komt de verwijtbaarheid aan het strafbare feit te ontvallen. Dat betekent dat de verdachte vanwege een hem als persoon betreffende situatie niet strafbaar is. Art. 282 Sr kent geen culpa als subjectief bestanddeel; het is een doleus delict. Daarmee is de ‘verwijtbaarheid’ element van het strafbare feit. Dat betekent dat de rechter over het beroep op een schulduitsluitingsgrond in zijn antwoord op de derde vraag van art. 350 Sv moet beslissen. Dat is namelijk de vraag naar de strafbaarheid van de verdachte. Art. 352 lid 2 Sv bepaalt dat de rechter, die de verdachte niet strafbaar acht, hem van alle rechtsvervolging ontslaat. Nu de rechter het beroep op de schulduitsluitingsgrond honoreert, zal hij dus tot de einduitspraak ontslag van alle rechtsvervolging moeten komen.
Sam wordt vervolgd voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood ten gevolge hebbende (art. 47 lid 1 sub 1 jo. art. 282 lid 1 jo. lid 3 Sr). Het betoog van de advocaat komt erop neer dat een externe, tussenkomende factor moet gelden als de doodsoorzaak van Henk, namelijk het feit dat Henk zelf een vuurtje heeft gemaakt als gevolg waarvan hij door een koolmonoxidevergiftiging is komen te overlijden.
De rechter dient dus te beoordelen of sprake is van een causaal verband tussen de gedraging van Sam enerzijds (het opsluiten van Henk in een container op een koude decembernacht) en het gevolg (de dood van Henk). Gedragingen van anderen of gebeurtenissen die zich voordoen na de initiële gedraging (i.c. de opsluiting) en die ook (mede) van invloed (kunnen) zijn geweest op het intreden van het gevolg kunnen in de weg staan aan het aannemen van strafrechtelijk relevant causaal verband, maar dat hoeft niet (zie HR Bloedvergiftiging r.o. 3.4 // HR Kroeggeweld (niet in JP bundel) // HR Dwarslaesie r.o. 5.4.1 – 5.4.2).
Of er sprake is van causaal verband tussen de gedraging Sam en het overlijden van Henk moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf of het letsel redelijkerwijs als gevolg van de gedraging aan de dader(s) kan worden toegerekend, zo volgt uit de leer van de redelijke toerekening die door de Hoge Raad is aanvaard in het arrest Massale longembolie (HR 12 september 1979, NJ 1979, 60), zie Kelk/De Jong, 5.6. Zie ook HR Bloedvergiftiging r.o. 3.4 // HR Groningse HIV r.o. 2.3 // HR Koolmonoxidevergiftiging r.o. 2.5 // HR Dwarslaesie r.o. 5.4.2.
Aan het open criterium van de redelijke toerekening wordt invulling gegeven door middel van de onderstaande relevante gezichtspunten:
Met betrekking tot die laatstgenoemde factor:
Nadien of door anderen gestelde gedragingen of andere factoren die van invloed zijn op het uiteindelijke resultaat hoeven, als gezegd, niet in de weg te staan aan het aannemen van een oorzakelijk verband tussen de gedraging en het gevolg; zie HR 13 juni 2006, NJ 2007, 48, r.o. 3.4 (Bloedvergiftiging); HR 28 november 2006, NJ 2007, 49, r.o. 3.5 (Kroeggeweld).
Dat geldt zelfs wanneer de later ingetreden factoren, zoals het doen en laten van het slachtoffer in kwestie, in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het ontstaan van het gevolg of zelfs moeten worden beschouwd als de onmiddellijke oorzaak van dat gevolg, zolang de tussenkomende factor niet dermate zwaarwegend is geweest dat het niet langer redelijk zou zijn om het gevolg aan de eerdere gedraging van de verdachte toe te rekenen, zo blijkt uit HR 25 juni 1996 NJ 1997, 563 (Dwarslaesie).
Toegepast op de casus betekent het voorgaande het volgende:
Is de gedraging van Koen en Redouan van zodanige aard dat zij geschikt is om de dood van Gijs teweeg te brengen? Hier kun je over twisten.
Enerzijds kun je betogen dat dit het geval was. Uit de casus blijkt dat het een koude decembernacht was (het vroor dat het kraakte) en dat de container licht- en luchtdicht was. Bij die kou kan iemand door onderkoeling overlijden en in doordat de container luchtdicht was kan iemand door zuurstofgebrek overlijden. Bovendien bracht Sam Henk nog op het idee om een vuurtje te maken en wierp hij hem de aansteker toe. Iedereen weet dat voor het maken van vuur zuurstof nodig is. En dat wanneer je een vuurtje stookt in een niet geventileerde ruimte, het CO-gehalte groter wordt, met als gevolg dat het zuurstofgehalte daalt.Anderzijds kun je betogen dat de gedraging niet naar haar aard geschikt is om de dood teweeg te brengen. De casus geeft niet hoe groot de container is, maar zeecontainers zijn vaak vrij groot en de jongens zijn maar een paar uur weg. Het ligt niet voor de hand dat iemand in die paar uur door zuurstofgebrek in de luchtdichte container overlijdt. Bovendien ligt het niet voor de hand dat iemand in die paar uur door onderkoeling overlijdt.
De gedraging van Sam en Michelle (de wederrechtelijke vrijheidsberoving) is opzettelijk begaan. Ze spreken samen af dat ze Henk door middel van een smoes de opslagcontainer inlokken om hem daar vervolgens op te sluiten. San hoeft geen opzet te hebben gehad op het gevolg (de dood), want dit is een geobjectiveerd bestanddeel.
De strekking van de strafbepaling van art. 282 Sr is de bescherming van de persoonlijke bewegingsvrijheid. De dood als gevolg wijkt af van de aard en strekking van het tenlastegelegde delict.
Ernst van het letsel/persoon van het slachtoffer. Henk is een astmapatiënt zo blijkt uit de casus. Sam en Michelle zijn hiervan op de hoogte, maar ook als dat niet zo zou zijn zou deze conditie voor rekening van Sam en Michelle komen: ‘you take the victim as you find him’.
Complexiteit causale keten en tijdsverloop: Vooropgesteld kan worden dat Henk opgesloten zat in een luchtdichte container in een koude decembernacht en dat hij dus zeer waarschijnlijk ook zonder het gestookte vuurtje omgekomen zou zijn. In casu is het door Henk zelf gestookte vuurtje de directe oorzaak van de koolmonoxidevergiftiging die zijn dood heeft veroorzaakt. Een prangende vraag in dit kader is of dit een dusdanig zwaarwegende interveniërende factor is dat dit in de weg staat aan de toerekening.
Sam en Michelle wisten dat Henk een roker was en bovendien riep Sam hem nog toe dat Henk maar een vuurtje moest stoken als hij het koud kreeg. Het is dan voorzienbaar dat Henk, omdat het een koude decembernacht was en omdat hij geen hand voor ogen kon zien de aansteker heeft gebruikt om de spullen in de container aan te steken (voor warmte en/of om iets te kunnen zien). De casus geeft ook dat Sam en Michelle van vroeger wisten dat er veel rotzooi in de containers lag.
De situatie in deze casus is vergelijkbaar met het Dwarslaesie-arrest. De gedraging van Henk – het stoken van een vuurtje – is een later ingetreden factor die moet worden beschouwd als de onmiddellijke oorzaak van dat gevolg. Echter, net als in het Dwarslaesie-arrest is deze tussenkomende factor niet dermate zwaarwegend geweest dat het niet langer redelijk zou zijn om het gevolg aan de eerdere gedraging van de verdachte toe te rekenen.
De interveniërende factor is, mede in aanmerking genomen het ernstige letsel dat Henk door toedoen van Sam en Michelle heeft opgelopen, niet aan te merken als een dusdanig zwaarwegende factor dat het gevolg niet langer in redelijkheid aan beide verdachten zou kunnen worden toegerekend (zie HR Dwarslaesie r.o. 5.4.1 – 5.4.2).
Conclusie: het verweer van de raadsman heeft geen kans van slagen.
Theorie:
De deelnemingsvorm die tenlastegelegd is in deze zaak is medeplegen (art. 47 lid 1, sub 1 Sr). Voor medeplegen moet er volgens de Hoge Raad sprake zijn van een ‘volledige, nauwe en bewuste samenwerking’ (zie bijvoorbeeld het HR 17 november 1981, NJ 1983,84 (Containerdiefstal), r.o. 6 en/of HR 2 december 2014, NJ 2015, 390 (Balletjespistolen), r.o. 3.1.) Voor een ‘voldoende nauwe en volledige samenwerking’ (objectieve zijde) moet het gaan om een min of meer gelijkwaardige samenwerking bij het vervullen van de bestanddelen van een strafbaar feit. De bijdrage van de medepleger moet substantieel zijn, dus meer dan enkel hulpverlening. De kwalificatie medeplegen is immers alleen gerechtvaardigd als de ‘intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is (HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.1).’ Een gezamenlijke uitvoering kan bij uitstek op een nauwe en volledige samenwerking wijzen (Kelk/De Jong, 9.4.2). De bijdrage kan echter ook geleverd zijn in de vorm van verscheidende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. ‘Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding (HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.3).’
De rechter kan bij zijn oordeel of sprake is van een dergelijke ‘voldoende nauwe en volledige samenwerking’ onder andere rekening houden met: de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt (HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.2).’ Indien sprake is van inwisselbaarheid van rollen dan is aan het vereiste van voldoende nauwe en volledige samenwerking voldaan.
Tevens moet er sprake zijn van een bewuste samenwerking (subjectieve zijde): opzet op de samenwerking. Bij opzetdelicten is derhalve bij medeplegers ‘dubbel opzet’ vereist; zowel op het gevolg van het delict als op de samenwerking. Wanneer één van de medeplegers aan een doleus delict geen opzet had op het grondfeit, kan van bewuste samenwerking op het opzettelijk begaan van het misdrijf geen sprake zijn.
Ten slotte dient voor het medeplegen de accessoriteit getoetst te worden: vast moet staan dat er een strafbaar feit (incl. poging of voorbereiding) is begaan.
Toepassing:
Sam en Michelle nemen aan het delict deel in de hoedanigheid van medeplegers. Allereerst is sprake van een ‘voldoende nauwe en volledige samenwerking.’ Sam en Michelle hebben samen bedacht om Henk op zijn plek te zetten na zijn veranderde houding en beledigende opmerking. Ze hebben van tevoren besproken dat ze Henk de opslagcontainer in zouden lokken en hem daarin zouden opsluiten. Michelle kwam toen met het idee om tegen Henk te zeggen dat er een voorraad drugs en bier in de container lag. Ze lachen samen om het idee dat Henk daar zit opgesloten en in het pikdonker achterblijft. Ze dragen dus in gelijke mate bij aan het maken van het plan. Op de avond zelf is het weliswaar Sam die Henk daadwerkelijk opsluit, maar dat doet aan het vorenstaande niet af. Daarbij komt dat de Hoge Raad in HR Balletjespistolen opmerkt dat een beperkte rol in de daadwerkelijke uitvoering, gecompenseerd kan worden in de voorbereiding (i.c. heeft Michelle wel een nadrukkelijke rol in de voorbereiding: ze hebben samen het plan opgevat om Henk op te sluiten, Michelle kwam met het idee hoe ze Henk de container in konden lokken). In casu is sprake van inwisselbaarheid van rollen, aangezien het uiteindelijk toevallig is wie de beslissende (uitvoerings-)handeling voor zijn rekening heeft genomen: het had net zo goed Michelle kunnen zijn die Sam opsloot.
Het feit dat Michelle later bij de politie en ter zitting heeft verklaard dat zij het op het moment van opsluiting geen goed idee meer vond doet hieraan geen afbreuk. Zij heeft zich er op het moment zelf niet van gedistantieerd. Aan het zich niet distantiëren komt weliswaar op zichzelf geen grote betekenis toe (zie HR Balletjespistolen, r.o. 3.2.2), maar Michelle heeft op dat moment niets gedaan waaruit blijkt dat zij dit geen goed idee meer vond. Zij is samen met Sam weggegaan en pas na een paar uur met Sam teruggekeerd. Pas achteraf heeft zij hier over verklaard. Voorts is ook voldaan aan de eis van bewuste samenwerking. Er is sprake van dubbel opzet: Sam en Michelle hebben opzet gehad op de samenwerking want ze zijn samen overeengekomen om Henk in de opslagcontainer op te sluiten. Bovendien hebben Sam en Michelle opzet op het gronddelict: ze willen Henk een lesje leren en hem een toontje lager laten zingen, wat maakt dat ze Henk willens en wetens wederrechtelijk van zijn vrijheid willen beroven.
Ten slotte is ook voldaan aan het accessoriteitsvereiste. In casu is immers sprake van een voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving (art. 282 Sr).
Daarmee zijn de voorwaarden voor het strafbaar medeplegen van zowel Sam als Michelle vervuld in beide tenlastegelegde varianten. Het verweer van de raadsman heeft dus geen kans van slagen.
Nee, want het betreft een door het gevolg gekwalificeerd delict. Dat betekent dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving (art. 282 lid 1 Sr) wel opzettelijk moet zijn geschied, maar dat het gevolg in lid 3 (de dood) een geobjectiveerd bestanddeel is, met als gevolg dat deze is onttrokken aan het schuld-/opzetverband. Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde strafverzwarende gevolg van het handelen van Sam en Michelle, i.c. het overlijden van Henk, is het aldus niet vereist dat sprake is van opzet van beide verdachten op het gevolg.
Conclusie: het verweer heeft geen kans van slagen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Materieel Strafrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3173 |
Add new contribution