Oefenvragen Functieleer
Het geheugen bestaat uit de/het volgende proces(sen):
Coderen (encoding)
Opslaan (storage)
Terughalen (retrieval)
Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
Als iemand twijfelt aan de ecologische validiteit van een onderzoek, dan twijfelt diegene of:
Het onderzoek is uitgevoerd op een manier die slecht is voor het milieu
Er gefraudeerd is in het onderzoek
Of er de juiste meetmethoden gebruikt zijn bij het uitvoeren van het onderzoek
Dezelfde resultaten als in het onderzoek gevonden zouden worden in een niet-experimentele dagelijkse situatie
Volgens het empirisme, is de basis van de wetenschap:
Observatie
Herhaalbaarheid
Toetsing
Denken
Deze persoon stichtte het eerste laboratorium voor psychologische experimenten en maakte gebruik van introspectie:
Edward Titchener
William James
Wilhelm Wundt
Herman von Ebbinghaus
Herman von Ebbinhaus is bekend vanwege zijn onderzoek naar cognitie met woordenlijsten die enkel dit soort woorden bevatten:
Sense-syllables
Nonsense-syllables
Sense-labels
Nonsense-labels
William James, de grondlegger van het functionalisme, werd sterk beïnvloedt door:
Charles Darwin
Wilhelm Wundt
Edward Titchener
Herman von Ebbinghaus
In het behaviorisme staat observatie van het volgende centraal:
Gedrag
Gedachten
Bewustzijn
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Wat zorgde voor het afbrokkelen van het behaviorisme:
Er was te weinig vooruitgang
Het was te weinig praktisch toepasbaar op het menselijk functioneren
Het werd zonder goede onderbouwing toegepast op het leren van taal
Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
De meest belangrijke recente ontwikkeling die van invloed was op de cognitie psychologie is de opkomst van de computer, omdat :
Een computer vergelijkbaar is met een mens, met een stimulus-respons die geregeld wordt door een intern proces in het midden dat observeerbaar is
Een computer vergelijkbaar is met een mens, met een stimulus-respons die geregeld wordt door een extern proces dat niet observeerbaar is
Een computer niet vergelijkbaar is met een mens, met een stimulus-respons die geregeld wordt door een intern proces in het midden dat observeerbaar is
Een computer niet vergelijkbaar is met een mens, met een stimulus-respons die geregeld wordt door een extern proces dat niet observeerbaar is
De drie aannames van de cognitieve psychologie zijn:
Mentale processen bestaan, mentale processen zijn niet wetenschappelijk te onderzoeken en mensen zijn passieve informatieverwerkers
Mentale processen bestaan niet, het belangrijkste is het gedrag en het zijn actieve informatieverwerkers
Mentale processen bestaan, mentale processen zijn wetenschappelijk te onderzoeken en mensen zijn actieve informatieverwerkers
Mentale processen bestaan, maar zijn niet wetenschappelijk te onderzoeken en mensen zijn passieve informatieverwerkers
De benadering waar het gecoördineerde gebruik van actieve mentale processen binnen een geheugensysteem dat uit meerdere componenten bestaat, noemt men:
De “computer” benadering
De “cognitive science” benadering
De “information processing” benadering
De “bottom-up” benadering
De belangrijkste thema’s van de cognitie zijn:
Aandacht, data- vs. Conceptgestuurde processen en representatie
Impliciet vs. expliciet geheugen en de hersenen
Metacognitie en embodiment
Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
De twee belangrijkste maten voor het meten van mentale processen zijn:
Reactietijd en nauwkeurigheid
Reactietijd en IQ
IQ en nauwkeurigheid
Nauwkeurigheid en associatie
De analogie dat langs elk kanaal en fysieke verbinding waarlangs informatie wordt verzonden/verwerkt een maximale capaciteit heeft, heet:
Channel analogie
Channal capacity
Computer analogie
Computer capacity
Volgens het standaard model van informatieverweking (Atkinson en Shriffrin) volgt informatie die in het langetermijngeheugen wordt opgeslagen, deze weg:
Sensorisch geheugen, codering, werkgeheugen, opslag en langetermijngeheugen
Sensorisch geheugen, opslag, werkgeheugen, codering en langegtermijngeheugen
Sensorisch geheugen, codering, kortetermijngeheugen, opslag en langetermijngeheugen
Sensorisch geheugen, opslag, kortetermijngeheugen, codering en langetermijngeheugen
Het woordfrequentie-effect op de reactietijd bij twee bestaande woorden op de Lexical decision task, houdt in dat:
Er meer tijd nodig is voor het coderen van lage-frequentiewoorden dan bij hoge-frequentiewoorden
Er meer tijd nodig is voor het zoeken in het lage termijn geheugen naar het woord bij lage-frequentiewoorden dan bij hoge frequentie-woorden
Er meer tijd nodig is voor het beslissen of het woord een echt woord is bij lage-frequentie-woorden dan bij hoge frequentie-woorden
Er meer tijd nodig is voor de motorische respons bij lage-frequentie-woorden dan bij hoge frequentie-woorden
Er meer tijd nodig is voor de bij lage-frequentie-woorden dan bij hoge frequentie-woorden
Wanneer men spreekt over bestaande kennis of context die meer basale processen beïnvloedt dan heeft men het over:
Top-down verwerking
Bottom-up verwerking
Metaverwerking
Basisverwerking
Dissociatie betekent binnen de neurocognitie:
Het niet bewust meemaken van een gebeurtenis
Een verstoring van een deel van het geheugen terwijl andere delen intact blijven
Het niet kunnen terughalen van gebeurtenissen voor een ongeluk
Een verstoring van het episodisch geheugen
Chemische stoffen die boodschappen doorgeven tussen neuronen heten:
Axonen
Synapsen
Neurotransmitters
Dendrieten
Contralateraliteit betekent dat:
De linkerhersenhelft van de rechterhelft van het lichaam informatie ontvangt en dat bestuurt en andersom
Iedere hersenhelft is gespecialiseerd in bepaalde functies of voert de taken op een andere manier uit
De rechterhersenhelft van de rechterhelft van het lichaam informatie ontvangt en dat bestuurt en andersom
De linker en rechterhersenhelft verbonden zijn door het corpus callosum
Bij visuele perceptie komt de informatie hier binnen in de hersenen:
Informatie van het linkeroog komt binnen in de linkerhersenhelft en andersom
Informatie van het linkeroog komt binnen in de rechterhersenhelft en andersom
Informatie uit het linker gezichtsveld komt binnen in de linkerhersenhelft en andersom
Informatie uit het linker gezichtsveld komt binnen in de rechterhersenhelft en andersom
Wanneer je je blik verplaatst maakt het oog kleine sprongetjes, waarbij op dat moment heel kort geen visuele informatie verwerkt wordt, die worden …..genoemd:
Fovea
Fixaties
Saccades
Change
Wanneer de inhoud van het visueel sensorisch geheugen aangetast wordt door een snel volgende visuele stimulus noemt men dit :
Interferentie
Erasure
Partial response
Visual persistence
Herkenning door middel van feature analysis is:
Het vergelijken met alle in het geheugen opgeslagen mogelijke representaties van alle mogelijke vormen en patronen
Het herkennen van iets aan het meest opvallende kenmerk
Het herkennen van basale bouwstenen van vormen en patronen, die gecombineerd een patroon vormen
Een statistische analyse uitvoeren over de herkenbaarheid
Repetition blindness is:
Het niet waarnemen van grote veranderingen in de visuele wereld om je heen
Het niet waarnemen van een visuele stimulus wanneer deze meerdere malen kort achter elkaar verschijnt
Het niet kunnen vertellen wat je gezien hebt
Het niet kunnen zien van bewegende beelden
Binnen het connectionisme is het aanpassen van gewichten van bepaalde connecties in het verborgen niveau gebeurt vanuit het output niveau terug naar binnen:
Gedistribueerde representatie
Massively parallel processing
Lokale minima
Backpropagation
Binnen het connectionisme vindt men deze units:
Input units
Verborgen (interne) units
Output units
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Geons zijn binnen de Recognition by components theorie:
Geometrische basisfiguren
Geometrische tekeningen
Geometrische verhoudingen
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Het niet kunnen herkennen van gezichten noemt men:
Agnosie
Prosopagnosie
Associatieve amnesie
Apperceptieve amnesie
Een betere herriering van de laatste items in een test wanneer het om auditieve stimuli gaat in plaats van visuele stimuli, noemt men:
Het auditieve effect
Het modaliteit effect
Het visuele effect
Het partial effect
Input aandacht bestaat uit:
Alertheid (arousal)
Orienterende reflexen en attention capture
Spotlight aandacht en visueel zoeken
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Sustained attention is:
Het houden van aandacht voor een lange periode waarin vrij weinig gebeurt
Het vasthouden van aandacht op een vast punt
Het verplaatsen van aandacht
Vermindering van de aandacht
Het cognitieve aspect van de spontane verschuiving van aandacht naar stimuli in de wereld gebaseerd op fysieke aspecten, noemt men:
Oriënterende reflex
Attention capture
Attention shift
Attention movement
Conjunction search is:
Het zoeken naar iets met één kenmerk
Het zoeken naar iets met meer dan één kenmerk
Het zoeken naar een nieuwe stimulus
Het zoeken naar een verband
Patiënten met hemineglect :
Hebben grote moeite hun aandacht et verplaatsen naar links of rechts
Negeren de wereld aan hun linker of rechterkant
Hebben vaak een hersenbeschadiging aan één hersenhemisfeer
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Het richten van de aandacht op één van twee aangeboden auditieve boodschappen op basis van fysieke kenmerken van de aangeboden informatie vindt in dit stadium van Treisman’s attenuation theorie:
Stadium 1
Stadium 2
Stadium 3
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Mind wandering is het verschijnsel dat men:
Niet kan onthouden wat men ging doen
Liever gaat wandelen dan nadenken
De aandacht van de taak waar je mee bezig bent afdwaalt naar iets irrelevants
De aandacht richt op een belangrijke taak
Binnen het gecombineerde model van aandacht vind selectie op basis van inhoud plaats in :
Stadium 1
Stadium 2
Stadium 3
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Priming is:
Een geschreven woord activeert de betekenis van een ander woord in het geheugen
Een geschreven woord deactiveert de betekenis van een ander woord in het geheugen
Een geschreven woord activeert automatisch de betekenis van dat woord in het geheugen
Een geschreven woord deactiveert automatisch de betekenis van dat woord in het geheugen
Een kortdurende vertraging van de mentale verwerking, omdat kort daarvoor een andere stimulus verwerkt is:
Saccade
Mind wandering
Attentional blink
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Het korttermijngeheugen heeft een:
Onbeperkte capaciteit en een onbeperkte tijdsduur
Beperkte capaciteit en een onbeperkte tijdsduur
Onbeperkte capaciteit en een beperkte tijdsduur
Beperkte capaciteit en een beperkte tijdsduur
Het samenvoegen van informatie tot één “unit” waardoor meer informatie in het korte termijn geheugen kan worden gehouden, noemt men:
Supervising
Chunking
Shrinking
Expanding
Als oude, eerdere herinneringen hebben een interfererend effect op het onthouden van de huidige stimulus, noemt men dat:
Pro-actieve interferentie
Release from pro-actieve interferentie
Retro-actieve interferentie
Release from retroactieve interferentie
De nauwkeurigheid van het terug rapporteren van items aan het eind van een reeks, noemt men:
Free recall
Serial recall
Het primacy effect
Het recency effect
Baddeleys model voor het wekgeheugen bestaat uit:
Een central executive
Twee auxiliary systems
Een episodische buffer
Alle 3 bovenstaande antwoorden zijn correct
Een effect dat invloed heeft op de fonologische lus is:
Het woordlengte-effect
Het articulaire onderdrukkingseffect
Het fonfologische gelijkeniseffect
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Boundary extension is het:
Een gedeeltelijk afgebeeld plaatje wordt afgemaakt door het visuo-spatiel sketchpad
Een afbeelding in gedachten gedraaid wort
Het denken te herinneren dat ene afbeelding verder verschoven is
Alle drie de bovenstaande beweringen zijn juist
Het uitvoeren van twee taken tegelijk noemt men:
Een dubbele taak
Een gecompliceerde taak
Een duale taak
Een secundaire taak
Werkgeheugen capaciteit is:
Bij ieder persoon gelijk en afhankelijk van de leeftijd
Bij ieder persoon gelijk en afhankelijk van cognitieve processen
Bij ieder persoon anders en afhankelijk van de leeftijd
Bij ieder persoon anders en afhankelijk van cognitieve processen
Bij mensen met een grote werkgeheugen capaciteit neemt bij het uitvoeren van een duale taak:
De prestatie af terwijl dit bij mensen met een lage capaciteit gelijk bleef
De prestatie toe terwijl dit bij mensen met een lage capaciteit gelijk bleef
De prestatie af terwijl dit bij mensen met een lage capaciteit toenam
De prestatie toe terwijl en bij mensen met een lage capaciteit ook
Het declaratieve geheugen bestaat uit:
Het nondeclaratieve en het episodisch geheugen
Het semantische en het mnemonic geheugen
Het episodische en het semantische geheugen
Het non-delaratieve en het mnemonic geheugen
Geheugenstrategieën:
Vormen een structuur aan de hand waravan informatie geleerd kan worden
Door middel van visualisaties, rijmwoorden of andere associaties en door deze te oefenen blijft er een duurzaam, duidelijk geheugenspoor achter dat niet snel vergeten wordt
Helpen bij de retrieval omdat ze voor cues zorgen
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Kennis over der werking en tekortkoming van je eigen geheugen hebben, noemt men:
Metageheugen
Zelfgeheugen
Egogeheugen
Inschattingsgeheugen
Het maken van deze oefententamenvragen is een vorm van:
Maintenance rehearsal
Elaborative rehearsal
Intelligent rehearsal
Working rehearsal
Het generation effect is het:
Beter onthouden van informatie van dingen die je zelf hebt meegemaakt
Beter onthouden van informatie die je zelf hebt gecreëerd
Beter onthouden van informatie van personen van je eigen leeftijd
Beter onthouden van informatie als je ene taak zelf uitvoert
Dankzij encoding specifity, kan men bij het terghalen van informatie (recall) gebruik maken van:
Mnemonics
Retrieval cues
Prototypes
Metatheorie
De permanente opslag van nieuwe informatie uit het geheugen in de neurale structuur, noemt men
Interferentie
Codering
Consolidatie
Reconsolidatie
Retrograde amnesie is:
Geheugenverlies van gebeurtenissen voor een hersenbeschadiging
Geheugenverlies van gebeurtenissen na een hersenbeschadiging
Het niet kunnen vormen van nieuwe herinneringen
Het niet kunnen herinneren wie je bent of waar je vandaan komt
Als er sprake is van associatie van twee processen, betekent dat dat bij beschadiging van een van de twee processen, de ander:
Ook verstoord wordt
Niet verstoord wordt
Meer plaats vind
Minder plaats vindt
Het tegenkomen van een bepaalde stimulus maakt dat deze stimulus later sneller verwerkt wordt, dit noemt men:
Functional priming
Repetition priming
Stimulus priming
Implicit priming
Een property statement is:
Een concept is een aspect van een ander concept
Een concept is groter dan een ander concept
Een concept een propositie
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
In het feature comparison model van Smith zijn:
De meest belangrijke kenmerken defining features
De meest belangrijke kenmerken characteristic features
De meest belangrijke kenmerken super features
De meest belangrijke kenmerken list feautures
Het idee dat men om ruimte en energie te besparen zo min mogelijk concepten opslaat, alleen de onmisbare, noemt men:
Cognitive selection
Natural selection
Cognitive economy
Natural economy
In hoeverre items als typisch lid worden beschouwd van een categorie, noemt men:
Relatedness
Typicality
Potentiality
Differential
Een prime is:
Een stimulus die als eerste wordt gepresenteerd om te zien of het erop volgende processen beïnvloedt
Een stimulus die als laatste wordt gepresenteerd om te zien of het erop volgende processen beïnvloedt
Een stimulus die als eerste wordt gepresenteerd om te zien of het voorgaande processen beïnvloedt
Een stimulus die als laatste wordt gepresenteerd om te zien of het voorgaande processen beïnvloedt
Het samenstellen van een verhaal uit elementen van het oorspronkelijke verhaal met de aanwezige kennis, noemt men:
Schemata
Scripts
Concepten
Reconstructive memory
Een script is:
Een schema met een willekeurige volgorde van gebeurtenissen
Een schema met een vaste volgorde van gebeurtenissen
Een frame met een willekeurige volgorde van gebeurtenissen
Een frame met een vaste volgorde van gebeurtenissen
Eigenschappen die heel vaak samen voorkomen noemt men:
Family resemblance
Central tendency
Correlated attributes
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Een category-specific-deficit, is een:
Een stoornis in het indelen van categorieën
Een stoornis in het herkennen van specifieke eigenschappen binnen een categorie
Een stoornis in het semantisch geheugen
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Een stoornis in het vinden van woorden, noemt men:
Agnosia
Prospagnosia
Amnesia
Anomia
Het verschijnsel dat een boodschap alleen beschikbaar is wanneer hij geuit wordt en daarna uitdooft, noemt men:
Uitwisselbaarheid
Vergankelijkheid
Totale feedback
Afbakening
Taal valt op de volgende niveaus te analyseren:
Fonologisch en syntactisch
Lexicaal en semantisch
Conceptueel en overtuigingsgericht
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Whorf’s linguïstische relativiteitshypothese stelt dat:
De taal die je spreekt de manier waarop je denkt beïnvloedt
De manier waarop je denkt je taalgebruik beïnvloedt
Je taalgebruik je succes in het leven beïnvloedt
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Het probleem van invariantie bij fonemen houdt in dat:
Fonemen invariant zijn en daarom niet veranderen
Fonemen invariant zijn en daarom vaak veranderen
Fonemen niet invariant zijn en daarom niet veranderen
Fonemen niet invariant zijn en daarom vaak veranderen
De theorie die stelt dat mensen gesproken taal verwerken door de geluiden te vergelijken met hoe ze deze zelf zouden maken, dus representaties van geluiden, noemt men:
The perceptual theory of speech perception
The motor theory of speech perception
The fonetic theory of speech perception
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Hoe een zin geordend is, noemt men:
Syntax
Context
Extax
Synthese
Twee belangrijke factoren in de cognitieve rol van syntax zijn:
Planning en perceptie
Respons en planning
Planning en automatische verwerking
Automatische verwerking en perceptie
Het garden path fenomeen houdt in dat:
Je het verkeerde pad bent ingeslagen en terug moet bij het lezen van een zin
Je wordt afgeleid door de omgeving en raakt de weg kwijt
Je het verkeerde woord leest door interferentie
Je niet verder kan lezen omdat je zicht geblokkeerd wordt
Wanneer iemand problemen heeft met het produceren van taal, spreekt men van:
Wernicke’s afasie
Broca’s afasie
Conductie afasie
Alexie
Een patiënt met agrafie heeft moeite met:
Lezen
Luisteren
Rekenen
Schrijven
Impliciete taalkennis, noemt men:
Pragmatiek
Beliefs
Conceptual knowledge
Comprehensie
Judgement of learning houdt in dat:
Men getest wordt op hoe goed ze iets wat ze net gelezen hebben geleerd hebben
Andere proefpersonen moeten beoordelen hoe goed iemand iets geleerd heeft
Men zelf een inschatting moet geven van hoe goed ze iets geleerd hebben
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn juist
Gerelateerde concepten die elkaar activeren, noemt men:
Suppressie
Enhancement
Mapping
Structuring
Een veel gebruikte methode in het onderzoek naar lezen is:
MRI
Gaze duration
Immediacy
Eye-mind
De verbinding tussen elementen in de tekst, noemt men:
Referentie
Antecedent
Implicatie
Interferentie
Het voordeel van recentheid houdt in dat, bij een opsomming van ideeën:
Het eerstgenoemde idee wordt het best onthouden wordt
Het laatstgenoemde idee het best onthouden wordt
Het middelste idee het best onthouden wordt
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn juist
Wanneer een luisteraar een inferentie maakt die de spreker niet bedoeld had, noemt men dat:
Geautoriseerde inferentie
Valse inferentie
Ongeautoriseerde inferentie
Onbedoelde inferentie
Topic maintenance houdt in dat:
Toevoegingen aan het gesprek relevant zijn
Er niet van het onderwerp wordt afgedwaald
Zowel a als b zijn correct
Geen van de antwoorden is correct
Indirecte verzoeken zijn doorgaans …. dan directe verzoeken:
Beleefder
Minder beleefd
Beledigender
Maakt geen verschil
Dit moet plaatsvinden wanneer iets geïnfereerd wordt:
De betekenis van hetgeen wat gelezen wordt moet opgezocht worden
De betekenis moet in het werkgeheugen blijven terwijl je op zoek gaat naar mogelijke verbanden en inferenties
Het geheel moet geïntegreerd worden
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
Groepen van drie statements, waarvan op basis van de eerste twee statements een logische conclusie (het derde statement) kan worden getrokken, noemt men:
Syllabels
Syllogismen
Symbolisme
Stating
Modus ponens is wanneer:
Het antecedent bevestigt wordt
De consequentie ontkend wordt
Het antecedent ontkent wordt
De consequentie bevestigd wordt
Het effect dat hoe groter de afstand of het verschil tussen twee stimuli is, hoe makkelijker ze van elkaar gescheiden kunnen worden, noemt men:
Just noticable difference
Discriminability effect
Distance effect
Zowel b als c zijn correct
Het SNARC-effect (Spatial-numerical association of response codes), houdt in dat:
Mensen beslissingen maken op basis van getallen die links of rechts aangeboden worden
Mensen beslissingen over kleine getallen eerder met de linkerhand maken, en grote getallen met de rechterhand
Mensen elk getal een eigen plek en richting toekennen
Mensen eerder reageren op getallen die links gepresenteerd worden
Een meer informele benadering voor iets, noemt men:
Een heuristische benadering
Een heroïsche benadering
Een algoritmische benadering
Een geredeneerde benadering
Stereotypering heeft te maken met:
Steekproefgrootte
Uiterlijk
Karakter
Overtuigingen
Factor(en) die de beschikbaarheid van informatie in het geheugen beïnvloeden zijn:
Algemene kennis
Bekendheid bias
Opvallendheid
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn juist
Simulatieheuristiek is een variatie op:
Representatieve heuristiek
Beschikbaarheidsheuristiek
Herkenningsheuristiek
Bevredigende heuristiek
Heuristiek waarbij je tussen verschillende alternatieven kiest op basis van bruikbare informatie over die alternatieven, noemt men:
a) Representatieve heuristiek
b) Beschikbaarheidsheuristiek
c) Neem de beste heuristiek
d) Bevredigende heuristiek
Naïve physics is een:
Versimpelde versie van natuurkundige wetten
Een foutive opvatting van natuurkundige wetten
Tak van de natuurkunde
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Gestalt psychologen zien over het algemeen alles:
Als een mengeling van losse elementen
Een optelling van losse elementen
Een geheel
Een samenstelling
Bij functionele rigiditeit:
Is de neiging van mensen om van objecten en concepten het functionele te zien
Is de neiging van mensen om objecten en concepten allen in hun gewone omgeving en normale manier te gebruiken
Is de neiging van mensen om vast te houden aan bepaalde methoden
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn juist
Een diep, bruikbaar, begrip van iets voornamelijk bij moeilijke problemen, noemt men:
Inzicht
Overtuiging
Analogie
Fixedness
Bij het gebruiken van een analogie is dit van belang:
Overeenkomstigheid tussen de objecten
Parallelle structuur herkennen
Het doel van de analogie
Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct
De verschillende fasen van een probleem noemt men:
De operators
De sequentie
De verdeling
Het probleemgebied
Bij een goed-gedefinieerd probleem:
Is de beginstatus en het einddoel duidelijk
Is de beginstatus duidelijk en het einddoel onduidelijk
Is de beginstatus onduidelijk en het einddoel duidelijk
Is de beginstatus onduidelijk en het einddoel onduidelijk
Bij een middelen-doel analyse (means-end) vinden de volgende 5 stappen in deze volgorde plaats:
Vind het verschil tussen de huidige status en de gewenste (sub) eindstatus – vind een operatie die dit verschil reduceert – selecteer een (sub)doel – pas de operatie toe –herhaal alle voorgaande stappen net zolang tot alle subdoelen en het einddoel is bereikt
pas de operatie toe - vind het verschil tussen de huidige status en de gewenste (sub) eindstatus – vind een operatie die dit verschil reduceert – selecteer een (sub)doel –herhaal alle voorgaande stappen net zolang tot alle subdoelen en het einddoel is bereikt
Selecteer een (sub)doel - vind het verschil tussen de huidige status en de gewenste (sub) eindstatus – vind een operatie die dit verschil reduceert – pas de operatie toe –herhaal alle voorgaande stappen net zolang tot alle subdoelen en het einddoel is bereikt
selecteer een (sub)doel - pas de operatie toe - vind het verschil tussen de huidige status en de gewenste (sub) eindstatus - vind een operatie die dit verschil reduceert –herhaal alle voorgaande stappen net zolang tot alle subdoelen en het einddoel is bereikt
Wat is geen goede manier om problemen op te lossen:
Vergroot je domeinkennis
Volg een systematisch plan
Stel subdoelen
Stel het probleem uit
Antwoorden oefententamenvragen
1.d
2.d
3.a
4.c
5.b
6.a
7.a
8.d
9a
10.d
11.c
12.d
13.a
14.b
15.c
16.b
17.a
18.b
19.d
20.a
21.d
22.c
23.b
24.c
25.b
26.d
27.d
28.a
29.b
30.b
31.d
32.a
33.b
34.b
35.d
36.a
37.c
38.b
39.c
40.c
41.d
42.b
43.a.
44.d
45.d
46.d
47.a
48.c
49.d
50.a
51.c
52.d
53.a
54.b
55.b
56.b
57.c
58.a
59.a
60.b
61.a
62.a
63.c
64.b
65.a
66.d
67.b
68.c
69.c
70.d
71.b
72.d
73.a
74.d
75.b
76.a
77.c
78.a
79.b
80.d
81.a
82.c
83.b
84.b
85.a
86.b
87.c
88.c
89.a
90.d
91.b
92.a
93.d
94.b
95.a
96.d
97.d
98.b
99.c
100.b
101.c
102.b
103.a
104.d
105.d
106.a
107.c
108.d
Jaren van uitgave
2013 e.v.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
De Functieleer Bundel: samenvattingen, oefenmateriaal en aantekeningen
- Wat is de functieleer?
- Functieleer-psychologische kijk op cultuur: verschilt informatieverwerking over culturen? - Chapter 2 - Exclusive
- Oefenvragen Functieleer (Cognition) - Exclusive
- Stamplijst Functieleer (Ashcraft) - Exclusive
- Extra Oefenvragen Functieleer - Exclusive
- Oefenvragen Functieleer
- Collegeverslagen Functieleer compleet
- Collegeverslagen Functieleer
Contributions: posts
Spotlight: topics
De Functieleer Bundel: samenvattingen, oefenmateriaal en aantekeningen
Samenvattingen, oefenmateriaal en aantekeningen rond Functieleer
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2771 |
Add new contribution