Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen V

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.

Vragen

Vraag 1

  1. Leg uit waarom Suarez – de ontwerper van het Pruisische Landrecht (ALR) – naast het Landrecht ook een soort uittreksel voor de burger vormde (een Volkscodex).

  2. Leg uit waarom deze Volkscodex geen succes was.

Vraag 2

Wie kreeg soevereiniteit over de provincie Gelderland nadat koning Filips II van Spanje afgezworen was met het Placaet van Verlatinghe in 1581?

Vraag 3

  1. Wat betekent lex semper loquitur (de wet spreekt altijd)?

  2. Leg uit waarom dit beginsel in Engeland niet opgaat.

Vraag 4

Hoe is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te kwalificeren?:

  1. Als een democratie, een oligarchie of een monarchie.

  2. Als een statenbond of als een bondsstaat.

Vraag 5

Wanneer men tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen in beroep gaat, dan gaat men naar het Hof Leeuwarden. Het Hof is de appelrechter.

  1. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van het Hof Leeuwarden?

  2. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van de Hoge Raad?

Vraag 6

Art. 120 Nederlandse Grondwet: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

Waarom past dit artikel goed in de leer van de Trias Politica?

Vraag 7

Waarom zijn de volgende ontwerpen van een codificatie nooit wet geworden dan wel ‘mislukt’?

  1. Het ontwerp Nicolaï

  2. Het ontwerp Von Cocceji

  3. Het eerste ontwerp Cambacérès

Vraag 8

Wat is een salvatorische clausule?

Vraag 9

  1. Hoe heten de wetgevingsdocumenten met rechtstreekse werking van de Europese Unie?

  2. Motiveer of en, zo ja, waarom de eenwording en harmonisatie van het Europees privaatrecht ingrijpend worden beïnvloed door wetgeving beschreven onder a.

Vraag 10

De juridische grondslag voor de unificatie van het privaatrecht in Zwitserland werd in 1848 in de Zwitserse Grondwet neergelegd. Wat was de belangrijkste reden voor het vormen van een Zwitserse codificatie?

Vraag 11

  1. Het Oost-Romeinse Rijk werd geregeerd door Keizer Justinianus die zetel hield in Constantinopel. Ondanks dat er in Constantinopel Grieks werd gesproken, is de wetgeving van Justinianus voornamelijk in Latijn. Welke reden had hij hiervoor?

  2. Welk deel was juist voornamelijk in het Grieks geschreven?

Vraag 12

In de westerse traditie bestaat – naast het Engelse recht – enkel één ander rechtsstelsel dat twee geldende rechtsbronnen kent die naast elkaar functioneren. Welk rechtsstelsel is dat?

Vraag 13

Het Corpus Iuris Canonici bestond uit vijf rechtsboeken. Welke twee daarvan vormen een codificatie?

Vraag 14

‘Het doel van het recht is vrede, het middel daartoe is strijd tussen verschillende belangen’.

  1. Welke Duitse jurist schreef deze woorden aan het einde van de 19e eeuw?

  2. Tegen welke ‘school’ zette hij zich af?

Vraag 15

De optekening van rechten in de verschillende Germaanse stammen is in te delen in twee categorieën. Enerzijds staan het Edictum Rothari en het Breviarium van Alric. Anderzijds staan de Wet van de Friezen (Lex Frisionum) en de Wet van de Saksen (Lex Saxonum). Wat is het verschil tussen de twee kanten?

Vraag 16

In de feodale maatschappij stonden leenman en leenheer in een soort vertrouwensrelatie waaruit voor beiden verplichtingen voortvloeiden.

  1. Noem tenminste één verplichting van de leenheer.

  2. Noem tenminste één verplichting van de leenman.

Vraag 17

Wanneer en door welke gebeurtenis werd in ons land het Romeins recht afgeschaft?

Vraag 18

De paus schreef in 968 een brief aan de Byzantijnse keizer waarin hij hem de titel ‘Keizer der Grieken’ gaf. Waarom was de Byzantijnse keizer hierover zwaar beledigd?

Vraag 19

Wie van de drie volgende Europese ‘dictatoren’ kwam legaal aan de macht? Napoleon, Lenin of Hitler.

Vraag 20

  1. Was de Romeinse praetor wetgevingsbevoegd?

  2. Waren de Franse parlementen (rechtbanken) wetgevingsbevoegd?

  3. Is onze Hoge Raad wetgevingsbevoegd?

Vraag 21

Christian Thomasius, een Duitse rechtsgeleerde die leefde tussen 1655 en 1728, vond het overbodig en belachelijk om zijn beweringen te verantwoorden met bronnen in de vorm van noten (voetnoten, dan wel eindnoten, etc.). Waarom vond hij dat?

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. Hoofdstuk IV; ‘Het allgemeine landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

Het wetsvoorstel van Suarez was in eerste instantie te uitgebreid. Koning Frederik merkte op dat wetten kort moesten zijn, maar Suarez was van mening dat de rechter zo min mogelijk ruimte voor interpretatie moest krijgen en had daarom bepaalde delen tot in detail neergelegd. Hij kwam met het idee dat er één wetboek voor rechters (de uitgebreide) en één wetboek voor burgers moest komen. Die voor burgers moest kort en laagdrempelig zijn, zodat het makkelijk was voor burgers om door te lezen.

  1. Hoofdstuk IV; ‘Het allgemeine landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

De codificatie voor rechters bleek te uitgebreid en ingewikkeld om een simpele versie voor de gewone burger te maken. Daarnaast was men in de 18e eeuw nog niet bereid om het ideaal van materiële volledigheid te laten varen, aangezien dit de rechter te veel macht zou geven. Om deze redenen werd de Volkscodex uiteindelijk geen succes.

Vraag 2

Hoofdstuk VII; De republiek der verenigde nederlanden’

Over de vraag wie de soevereiniteit had over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden na het Placaet van Verlatinghe bestond discussie. Sommige mensen waren van mening dat deze soevereiniteit bij de koning van Spanje bleef, aangezien Filips enkel in persoon was afgezet, terwijl aan de koning van Spanje nog altijd de titels Hertog van Gelre en Graaf van Holland en Zeeland toebehoorde. Anderen waren van mening dat de soevereiniteit bij de Staten van ieder gewest rustte, aangezien de landsheer zijn gezag aan de Staten had ontleend en nu hij was afgezet kwam de soevereiniteit weer aan de Staten toe. Het resultaat was dat de soevereiniteit aan uitgekozenen werd aangeboden. Dit was in eerste instantie Frans van Anjou en vervolgens Elisabeth I van Engeland. Zij wezen het echter af. Niemand kwam op het idee dat de soevereiniteit bij het volk lag, tot een pamflet van de Graaf van Leicester. De Staten lieten vervolgens een geschrift opstellen door François Francken, waarin deze gedachte verder werd uitgewerkt. Dit gedachtegoed werd vervolgens als de enige juiste bestempeld door de Staten van Holland in oktober 1587. Als een gevolg hiervan lag de soevereiniteit bij de aparte Staten van de provincies. Echter, in 1675 bood de Staten van Gelderland de prins de soevereiniteit aan, maar deze wees dit af nadat er hevig verzet tegen kwam (p. 350). De soevereiniteit behoorde aldus toe aan de Staten van Gelre.

Vraag 3

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

Lex semper loquitur is het idee dat door interpretatie van de rechter leemtes in de wet altijd worden opgevuld. De wet biedt dus altijd een oplossing door middel van interpretatie van de rechter.

  1. Hoofdstuk IX; ‘ ‘Common law’ and ‘statutory law’

In Engeland hanteert men een striktere interpretatie van de wet. De rechter mag eventuele leemtes niet opvullen met een extensieve wetinterpretaties en daardoor zal de wet niet altijd een uitkomst bieden. Bovendien heeft het recht een andere functie in de Engelse “common law”; de wet dient eventuele ongewenste common law regels bij te sturen of te corrigeren. De wet hoeft dus niet altijd te spreken, aangezien de rechter zelf tot een oplossing kan komen. Hij kan buitenwettelijk (niet buitenrechtelijk) tot een oplossing komen.

Vraag 4

  1. Hoofdstuk VII; ‘De republiek der verenigde nederlanden’

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is het meest vergelijkbaar met een oligarchie, of een aristocratie. De Staten van de aparte gewesten werden gevormd door de landadel en het stedelijk patriciaat. De leden traden niet op als vertegenwoordigers zoals in een democratie. Bovendien was het overduidelijk geen monarchie, aangezien het een republiek was en geen koninkrijk.

  1. Hoofdstuk VII; ‘De republiek der verenigde nederlanden’

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was een statenbond. De genoemde gewesten waren eerst verbonden door de koning van Spanje en na het Placaet van Verlatinghe door de Unie van Utrecht. Het waren zelfstandige staten die losjes bij elkaar werden gehouden. Een bondstaat zou verdere samenwerking vereisen; dan zouden ze een eenheid zijn.

Vraag 5

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

De rechtbank is niet gebonden aan de arresten van het Hof. De rechter in eerste aanleg kan van de jurisprudentie van het Hof – en andere gerechtshoven – afwijken. Echter, vermoedelijk zal de partij in wiens nadeel dit is tegen het vonnis in beroep gaan. Bovendien moet de rechter zijn keuze kunnen verantwoorden in zijn motivering.

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

De rechtbank is niet gebonden aan de arresten van de Hoge Raad. De rechter in eerste aanleg kan van de jurisprudentie van de Hoge Raad afwijken. Echter, de partij in wiens nadeel dit is zal daar hoogstwaarschijnlijk tegen in beroep gaan en daar gelijk krijgen. Bovendien moet de rechter zijn keuze kunnen verantwoorden in zijn motivering.

Vraag 6

De Trias Politica van Montesquieu gaat uit van drie gelijkwaardige delen van de overheid: de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. Indien de rechter formele wetten aan de Nederlandse Grondwet zou mogen toetsen, dan zou de rechtgevende macht zich daarmee boven de wetgever verheffen.

Vraag 7

  1. Hoofdstuk VII; ‘Revolutie, restauratie en codificatie’

Nicolaï nam plaats in de Tweede Kamer en stelde tussen 1820 en 1829 een wetsontwerp voor een burgerlijk wetboek op, nadat de wetsontwerpen van Kempers – als reactie op de samenvoeging van de Nederlanden in 1815 – tot niets hadden geleid. Het ontwerp was een bewerking van de Franse Code Civil, met enige verwerkingen van het Noord- en Zuid-Nederlandse gewoonterecht. Het ontwerp zou daadwerkelijk wet zijn geworden, was het niet voor de Belgische opstand in 1830. Daarna vond men het te Belgisch om het in te voeren in Nederland. Het werd echter uiteindelijk wel het uitgangspunt voor het uiteindelijke Burgerlijk Wetboek (de voorganger van onze huidige).

  1. Hoofdstuk VI; ‘Het allgemeine landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

Het ALR moest het Romeinse recht dat gold in het gehele keizerrijk vervangen, maar niet het lokale recht. Het was echter wel gebaseerd op het Romeins recht De zogenaamde Codex Fridericianus kreeg uiteindelijk slechts in een aantal provincies partieel rechtskracht. Bovendien had koning Frederik een hekel aan advocaten en probeerde hij hun invloed op het recht te beperken. Duidelijke wetten moesten invloeden van juristen beperken en de rechter behoorde enkel “la bouche la loi” te zijn, die het recht mechanisch toepaste. Zo waren annotaties in wetboeken en commentaren erop verboden. Uiteindelijk moest de Codex Fridericianus het onderspit delven toen Frederik wind kreeg van de “Arnold zaak” (p. 284 e.v.).

  1. Hoofdstuk V; ‘Revolutie’

Cabacérès was opgedragen de nieuwe Code Civil van Frankrijk te vormen en kwam in 1793 met zijn eerste voorstel. Echter, tegen die tijd hadden de Jacobijnen het voor het zeggen in de Conventie en zij vonden het ontwerp te ingewikkeld, te traditioneel en te uitgebreid.

Vraag 8

Hoofdstuk VI; ‘De Habsburgers als Roomse keizers’

Een salvatorische clausule, wat ook wel de clausule van voorbehoud genoemd wordt, is het tegenovergestelde van een exclusiviteitsclausule. Dit betekent dat het gewoonterecht blijft gelden. Het Spaanse Burgerlijk Wetboek had een aanvullende werking.

Vraag 9

  1. Hoofdstuk X; ‘De Europese Unie, het Gemeenschapsrecht en het Europese Hof van Justitie’

Ze heten verordeningen.

  1. Hoofdstuk X; ‘De Europese Unie, het Gemeenschapsrecht en het Europese Hof van Justitie’

Verordeningen hebben rechtstreekse werking en hoeven derhalve niet omgezet te worden tot nationaal recht om werking te hebben in de lidstaten. Daardoor zorgen ze voor een grote mate van harmonisatie en eenwording. Echter, de bevoegdheid van de EU voor het uitvaardigen van verordeningen is beperkt. Dit kan de EU enkel doen waar de het Verdrag van de Europese Unie of het Werkingsverdrag van de Europese Unie dit specificeert en dergelijke bevoegdheden zijn uitzonderingen. Daarom is de invloed van verordeningen op privaatrecht beperkt.

Vraag 10

Hoofdstuk VIII; ‘Van rechtsverscheidenheid naar rechtseenheid’

De juridische grondslag voor de unificatie van het privaatrecht was gelegd met de Grondwet van 1848, doordat daarin de mogelijkheid om de soevereiniteit van de kantons van de bond te beperken was opgenomen. Het was aldus wachten op een grondwetswijziging. De belangrijkste reden voor deze wijziging was uiteindelijk het interkantonale betalingsverkeer. Het betalingsverkeer nam toe, waardoor uniformering noodzakelijk werd. Men begon met een wissel- en chequerechtverdrag, maar dat mislukte. Daarna poogde men het handelsrecht te regelen, totdat ze tot de conclusie kwamen dat het handelsrecht te verweven is met het gehele privaatrecht. Men besloot daarom een groter deel van het privaatrecht te uniformiseren.

Vraag 11

  1. Hoofdstuk III; ‘Keizer Justinianus (527-565)’

Justinianus en zijn onderdanen voelde zich niet Grieks, maar Romeins. Daarom bleef de officiële bestuurlijke taal Latijns. Ze grepen terug op de grootheid van het Romeinse rijk.

  1. Hoofdstuk III; ‘Keizer Justinianus (527-565)’

De Novellen waren grotendeels in het Grieks.

Vraag 12

Hoofdstuk IX; ‘Het Anglo-Amerikaanse recht’

Het rechtsstelsel van de Verenigde Staten.

Vraag 13

Hoofdstuk IV; ‘Canoniek recht’

Het Corpus Iuris Canonici bestaat uit de Clementinen, de Liber Sextus, de Decretalen van Gregorianus IX, het Decretum van Gratianus en de Extravaganten. Enkel de Decretalen van Gregorius IX (ook wel het Liber Extra) en de Liber Sextus zijn codificaties, omdat ze exclusief zijn en komen van een autoriteit die wetgevingsbevoegd is.

Vraag 14

  1. Hoofdstuk VI; ‘Begriffsjurisprudenz tegenover interessenjurisprudenz’

Jhering schreef deze woorden in zijn boek Het doel van het recht.

  1. Hoofdstuk VI; ‘Begriffsjurisprudenz tegenover interessenjurisprudenz’

Jhering zette zich af tegen de Pandektisten. Hij dacht dat de Pandektisten Savigny hadden overtroffen. De wetenschap hield zich te veel bezig met het maken van een dogmatisch stelsel, dat te abstract was en ontwikkeling van het recht onderdrukte. Ze hadden het middel (de rechtswetenschap) tot doel verheven. Het recht was juist een levende kracht volgens Jhering. De rechtspraak had volgens hem dezelfde ontwikkeling doorgemaakt. Het ging niet langer om het afwegen van belangen, maar te veel om de rechtsdogmatiek.

Vraag 15

Hoofdstuk IV; ‘Volksrechten en gewoonterechten’ & ‘Renovatio imperii’

Het Edictum Rothari en het Breviarium van Alric werkten volgens het personaliteitsbeginsel en het Lex Frisionum en het Lex Saxonum volgens het territorialiteitsbeginsel.

Vraag 16

  1. Hoofdstuk IV; ‘Feodaliteit, belening en leenrecht’

De leenheer was verplicht zijn leenman en de zijne te beschermen. Daarnaast was het normaal dat de leenheren in het levensonderhoud van zijn leenmannen voorzag. Dit hield eerst in dat ze bij hem aan tafel schoven en later dat hij vee ter beschikking stelde. Het was echter ook heel normaal om een stuk grond (een beneficium) aan de leenmannen te leen te geven. De leenman was geen eigenaar van deze grond, maar had een gebruiksrecht. Uiteindelijk werd dit gebruiksrecht erfelijk.

  1. Hoofdstuk IV; ‘Feodaliteit, belening en leenrecht’

De leenman was verplicht bij de leenheer in krijgsdienst te treden.

Vraag 17

Hoofdstuk VII; ‘Revolutie, restauratie en codificatie’

Door de invoering van de voor Nederland aangepast Code Napoleon (het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koninkrijk Holland (WNH)) op 1 mei 1809 werd het Romeins recht afgeschaft. Dit gebeurde expliciet in artikel 3. De WNH heeft maar twee jaar gegolden in Nederland.

Vraag 18

Hoofdstuk III; ‘Het Oost-Romeinse ofwel Byzantijnse Rijk’

Het West-Romeinse rijk was vergaan in chaos. Het Oost-Romeinse (of Byzantijnse) rijk bleef een staatskundige eenheid, maar de grenzen brokkelde langzaam af totdat een zuiver Griekse staat overbleef. Ondanks de verkleining beschouwde de inwoners van het Byzantijnse rijk zich nog altijd als de rechtmatige opvolgers van het Romeinse rijk, ook al sprak iedereen Grieks. De Byzantijnse keizer zag zichzelf als ware Romeinse keizer en aldus was Keizer der Grieken een belediging.

Vraag 19

Hoofdstuk VI; ‘Codificatie en ideologie’

Napoleon en Lenin zijn nooit verkozen door het volk. Ze zijn aan de macht gekomen door respectievelijk een coup en een revolutie. Hitler was op 20 januari 1933 door president Hindenburg tot Rijkskanselier benoemd. Hij schreef nieuwe verkiezingen uit en werd daarin op 5 maart 1933 verkozen. Aangezien de conservatieve Duits-Nationale partij met een twee derde meerderheid won, kreeg Hitler dictatoriale bevoegdheden. Na de dood van president Hindenburg op 2 augustus 1934 riep Hitler zichzelf uit tot Führer.

Vraag 20

  1. Hoofdstuk III; ‘Ius civile en ius naturale’

Ja, de praetor was wetgevingsbevoegd. De praetor vormde het Ius Praetorium dat een aanpassing of interpretatie van het Ius Civile was, maar dat slechts één jaar gold. Deze wetgevingsbevoegdheid was gebaseerd op de autoritaire beschikkingsmach van de met imperium beklede magistraat.

  1. Hoofdstuk V; ‘De parlementen (gerechtshoven)’

Ja, de Franse parlementen hadden voor de tijd van de machtenscheiding ook wetgevende bevoegdheden. Ze konden maatregelen uitvaardigen die golden voor alle inwoners in hun jurisdictie. Deze maatregelen werden ‘arrêts de règlement’ genoemd.

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

Nee, de Hoge Raad is niet wetgevingsbevoegd. Uiteraard is het college wel van groot belang in de toepassing van het recht.

Vraag 21

Hoofdstuk II; ‘Vernunftrecht’

Thomasius stelt dat aan verwijzen geen zelfstandige betekenis behoort toe te komen, aangezien het verstand door noten meer wordt afgeleid dan dat het wordt geholpen. Daarnaast kunnen ze slechts zelden gebruikt worden als bewijs, omdat er vaak meningsverschillen bestaan over beweringen. Bovendien kan van mensen verwacht worden dat ze meer naslaan dan één artikel, dus dat ze zelf de validiteit van beweringen kunnen controleren.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
2705