Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Samenvatting Intimate relationships (Miller)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

1. De basiselementen van relaties

Het eerste hoofdstuk is hieronder gratis beschikbaar. De gehele samenvatting is hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht.

De mens is een sociaal wezen en de relaties met andere mensen vormen dan ook een centraal aspect van ons leven. Omdat onze relaties onmisbaar en van levensbelang zijn, is het handig om te weten hoe relaties beginnen, standhouden, of verbroken worden.

 

De aspecten en het belang van intimiteit

Intieme relaties verschillen van meer dagelijkse ontmoetingen op ten minste zes manieren:

  • Kennis:

Intieme partners hebben uitgebreide, persoonlijke, vaak vertrouwelijke informatie over elkaar

  • Zorg:

Intieme partners geven om elkaar en voelen relatief veel affectie voor elkaar.

  • Onderlinge afhankelijkheid:

De mate waarin intieme partners elkaar nodig hebben en elkaar beïnvloeden is vaak frequent, sterk, divers en langdurig.

  • Wederkerigheid:

De mate waarin intieme partners de overlap tussen elkaars levens herkennen en denken in termen als ‘wij’ in plaats van ‘mij’ en ‘haar/hem’. De overgang van deze manier van denken is vaak een subtiel maar belangrijk signaal in de ontwikkeling van een relatie. (zie “the inclusion of the other in the self scale, figuur 1.1).

  • Vertrouwen:

De verwachting dat een intieme partner je eerlijk zal behandelen.

  • Toewijding:

Intieme partners zijn vaak toegewijd aan hun relaties, wat betekent dat ze verwachten dat de relatie zal blijven bestaan en dat ze er tijd, moeite en energie in stoppen.

 

Geen van deze componenten is noodzakelijk voor intimiteit, en al deze aspecten kunnen onafhankelijk van elkaar bestaan. Over het algemeen hebben onze belangrijkste en meest tevredenstellende relaties al deze zes eigenschappen. Intimiteit kan dus in meerdere of mindere mate bestaan, en binnen een relatie kan het niveau van intimiteit ook variëren.

 

De behoefte om ergens bij te horen

Volgens de theorie van Baumeister en Leary (1995) hebben we frequente, fijne interacties met intieme partners nodig om normaal te kunnen functioneren. Er is een menselijke behoefte om intieme relaties te hebben (need to belong) en om deze behoefte te vervullen. Hierdoor zijn we gemotiveerd om hechte relaties te ontwikkelen en te onderhouden. Wanneer deze behoefte is vervuld, vermindert onze motivatie voor meer relaties. Het maakt ook niet uit wie precies onze partners zijn, zolang ze stabiele affectie en acceptatie kunnen geven, kunnen ze aan onze behoefte voldoen.

 

Deze theorie wordt ondersteund door de vanzelfsprekendheid waarmee we relaties vormen met anderen en onze weerstand tegen het verbreken van relaties. Onderzoeken die wijzen op de biologische voordelen van het hebben van sterke banden met anderen leveren ook sterk bewijs voor de need to belong. Ook de kwaliteit van onze connecties met anderen beïnvloedt onze mentale en fysieke gezondheid. Hoewel niet gesteld kan worden dat oppervlakkige relaties altijd de oorzaak zijn van psychische stoornissen, lijkt het er wel op dat een gebrek aan intimiteit ervoor kan zorgen dat stoornissen veroorzaakt worden of verergeren. In het algemeen lijkt ons welzijn afhankelijk van de mate waarin we onze need to belong kunnen vervullen.

Het is niet helemaal duidelijk waarom deze behoefte zo belangrijk is voor mensen. Een mogelijkheid is een evolutionaire verklaring, die stelt dat het lang geleden adaptief (voordelig) was om stabiele, affectieve banden te vormen met anderen. De kans om te overleven werd hierdoor vergroot en daarmee ook de kans om je genen door te geven. Op deze manier zou tenslotte de natuurlijke tendens ontstaan zijn om intieme relaties te vormen.

 

De invloed van cultuur

De laatste decennia hebben er grote veranderingen plaatsgevonden in de culturele context waarin we onze relaties vormen. Minder mensen trouwen, mensen wachten langer om te trouwen en mensen gaan vaak samenwonen zonder dat ze getrouwd zijn. Ook krijgen ouders vaker kinderen zonder dat ze getrouwd zijn en eindigt de helft van alle huwelijken in een scheiding. Het grootste deel van de kinderen leeft dan ook tijdens zijn jeugd in een eenoudergezin. Ten slotte zijn moeders meer buitenshuis gaan werken. Deze veranderingen laten zien dat onze assumpties en culturele normen over de rol van het huwelijk en ouderschap zijn veranderd. Culturele normen vormen de basis voor onze relaties, doordat ze vorm geven aan onze verwachtingen en bepalen wat we normaal vinden.

 

Tegenwoordig gaan veel stellen eerst samenwonen voordat ze gaan trouwen. In tegenstelling tot wat doorgaans gedacht wordt, vergroot samenwonen vaak de kans dat een koppel later gaat scheiden. Een reden hiervoor is dat samenwonende koppels vaak minder verbonden zijn aan elkaar. Bovendien hebben mensen die samenwonen meer te maken met conflicten, gevoelens van jaloezie en ontrouw, en fysieke agressie. Samenwonen lijkt daarnaast de positieve houding tegenover trouwen en de vastberadenheid om een huwelijk in stand te houden te verminderen.

 

Oorzaken van culturele verandering

Bij deze veranderingen in onze culturele normen speelt de sociaaleconomische ontwikkeling waarschijnlijk een belangrijke rol. Over het algemeen geldt dat naarmate een maatschappij meer geïndustrialiseerd is, het meer alleenstaande personen huisvest, toleranter is tegenover echtscheidingen en huwelijken op latere leeftijd ondersteunt. Daarnaast is het individualisme steeds meer naar voren gekomen in westerse culturen. Individualisme houdt in dat zelfexpressie wordt ondersteund en dat en de nadruk ligt op persoonlijke belangen. In oosterse culturen wordt een meer collectief zelfbewustzijn benadrukt, wat leidt tot sterkere banden met familie en sociale groepen. Ook nieuwe technologieën spelen een rol in de culturele verandering. Zo kunnen vrouwen hun vruchtbaarheid controleren. Ook moderne communicatiemiddelen kunnen van invloed zijn op onze relaties (zie box blz. 12).

 

Een andere, belangrijkere, maar ook subtielere invloed lijkt de sex ratio te zijn: het aantal mannen voor elke 100 vrouwen in een bepaalde populatie. In Westerse culturen trouwen vrouwen doorgaans iets oudere mannen, dus wordt het aantal vrouwen hier vergeleken met het aantal mannen, dat iets ouder is. Na de babyboom was er sprake van een lage sex ratio (meer vrouwen dan mannen), maar in de jaren ’90 was er juist een hoge sex ratio (meer mannen dan vrouwen). Sindsdien zijn de aantallen mannen en vrouwen in Amerika vrijwel gelijk. In culturen met een hoge sex ratio worden traditionele huwelijken met een ouderwetse rolverdeling tussen mannen en vrouwen gestimuleerd. In culturen met een lage sex ratio worden vaak minder traditionele normen gehandhaafd en is doorgaans meer toegestaan. Vrouwen worden dan gestimuleerd om te werken en onafhankelijk te zijn.

 

 

Volgens Guttentag en Secord worden normen in een maatschappij altijd gevormd in het voordeel van de groep met de meeste macht. In de zojuist genoemde Westerse culturen zijn dit mannen. Bij veranderingen in man-vrouw verhouding veranderen de normen met betrekking tot relaties dan ook ten gunste van mannen. Zijn er relatief minder mannen dan is het in hun voordeel dat ze niet vast zitten aan één vrouw. Zijn er meer mannen, dan is het in hun voordeel dat vrouwen afhankelijk van ze zijn en bij ze blijven. Hoewel deze theorie een speculatie is, is er wel degelijk een verband tussen de culturele normen en de sex ratio.

 

De invloed van ervaringen

Onze relaties worden ook beïnvloed door onze ervaringen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de hechtingsstijlen (attachment styles) van Bowlby. Hierbij wordt aangenomen dat vroege inter-persoonlijke ervaringen latere relaties sterk beïnvloedt. Zo wordt een veilige hechtingsstijl gekarakteriseerd door liefhebbende en beschikbare ouders, waardoor het kind zich later gemakkelijk hecht en vertrouwen heeft in relaties. Zijn ouders onvoorspelbaar en inconsistent in hun gedrag naar het kind, dan kan het kind een angstig-ambivalente (anxious-ambivalent) hechtingsstijl ontwikkelen. Deze kinderen zijn nerveus en erg afhankelijk van bevestiging van de ander. Bij afwijzende of vijandige ouders leren kinderen dat anderen onbetrouwbaar zijn en kunnen ze een vermijdende (avoidant) hechtingsstijl ontwikkelen. Hazan en Shaver toonden aan dat vergelijkbare hechtingsstijlen terug te zien waren bij volwassenen. Ook bleken gerapporteerde jeugdherinneringen en huidige attitudes tegenover liefde en relaties overeen te komen met hun hechtingsstijlen.

 

Volgens Bartholomew zijn er twee verschillende redenen waarom mensen contact met anderen vermijden. In het ene geval willen ze wel een relatie, maar zijn ze wantrouwend en bang voor afwijzing. In het andere geval zijn ze onafhankelijk en zelfstandig en willen ze werkelijk liever alleen zijn dan in een hechte relatie. Zij hield daarom vier hechtingsstijlen aan (zie tabel 1.1).

 

  • Veilige hechting

Vergelijkbaar met de veilige hechtingsstijl bij kinderen. Mensen hechten zich gemakkelijk en hebben vertrouwen in relaties.

  • Gepreoccupeerde hechting (preoccupied)

Een nieuwe naam voor de angstig-ambivalente hechtingstijl. Mensen zijn nerveus en afhankelijk van bevestiging van de ander.

  • Angstig (fearful)

Mensen die contact met anderen vermijden uit angst voor afwijzing.

  • Afwijzend (dismissing)

Mensen die contact met anderen vermijden uit zelfstandigheid en onverschilligheid tot relaties.

 

Tegenwoordig wordt over het algemeen aangenomen dat er twee vlakken zijn waarop mensen te onderscheiden zijn met betrekking tot hechting. In de eerste plaats verschillen mensen in hun vermijding van intimiteit. Dit is het gemak en het vertrouwen waarmee men relaties aangaat. Daarnaast verschillen mensen in hun angst over uitsluiting, de angst om te worden verlaten. Belangrijk is dat deze twee dimensies continu zijn. Er wordt vaak gesproken over vier stijlen, maar dat wordt vooral gedaan om verschillende sets van scores op die twee dimensies aan te geven, in plaats van compleet verschillende categorieën.

 

Het is belangrijk om te onthouden dat hechtingsstijlen houdingen ten opzichte van relaties lijken te zijn, die aangeleerd zijn door onze ervaringen met anderen. Zowel baby’s als volwassenen kunnen via hun persoonlijkheid en gedrag relaties beïnvloeden. De kwaliteit van het ouderschap wordt bijvoorbeeld ook deels bepaald door de persoonlijkheid en het gedrag van het kind. De eigenschappen waarmee je wordt geboren beïnvloeden op deze manier hechtingsstijlen, en genen beïnvloeden de vorm van deze stijlen. Onze ervaringen lijken echter een nog grotere rol te spelen bij de vorming van hechtingsstijlen. Zo zijn de niveaus van acceptatie en verwerping van de ouders vanaf het begin af aan van grote invloed. Vaak hebben veilig gehechte moeders ook veilig gehechte kinderen, en onveilig gehechte moeders onveilig gehechte kinderen. De invloed van ouderschap op hechtingsstijl is eveneens zichtbaar in de adolescentie. Hechtingsstijlen kunnen echter ook beïnvloedt worden door ervaringen die we opdoen als volwassenen, en op deze manier veranderen. Hechtingstijlen kunnen desondanks stabiel en langdurig zijn, omdat ze ervoor zorgen dat mensen hun bestaande neigingen versterken als ze nieuwe relaties aangaan. Onze geleerde hechtingsstijlen kunnen dus veranderen over tijd of gelijk blijven, afhankelijk van onze inter-persoonlijke ervaringen.

 

De invloed van individuele verschillen

Ieder mens vormt door zijn eigen combinatie van ervaringen en eigenschappen bepaalde vaardigheden en voorkeuren, en de verschillen tussen mensen beïnvloeden onze relaties. In de eerste plaats wordt de natuur van individuele verschillen besproken: deze verschillen zijn vaak gradueel en subtiel van aard. Bovendien worden vier soorten individuele verschillen behandeld: sekseverschillen, genderverschillen, persoonlijkheden en zelfvertrouwen.

 

Sekseverschillen

Veel stereotypen over mannen en vrouwen geven het beeld dat ze compleet verschillende scores hebben op interesses, vaardigheden en stijlen. In werkelijkheid zijn eigenschappen vaak normaalverdeeld. In een normaalverdeling worden de frequenties van bepaalde niveaus van een eigenschap binnen een bepaalde populatie beschreven. De meeste mensen scoren gemiddeld op de eigenschap, en extreme scores zijn zeldzaam. De normaalverdelingen van mannen en vrouwen van een bepaalde eigenschap overlappen vaak voor een groot deel. De grootte van de verschillen tussen groepen wordt aangegeven met de d statistic. Een verschil van d = 0.2 wordt klein genoemd, d = 0.5 gemiddeld en d = 0.8 groot. Ook als het verschil tussen de scoreverdelingen van mannen en vrouwen groot is, overlappen ze nog voor het grootste deel. De belangrijkste punten met betrekking tot sekseverschillen zijn:

 

  • Er bestaan wel degelijk verschillen, al zijn ze vaak vrij klein. Bijna alle verschillen tussen mannen en vrouwen die in dit boek besproken worden, zijn klein tot gemiddeld.

  • De verschillen binnen een sekse zijn veel groter dan het verschil tussen de gemiddeldes van mannen en vrouwen.

  • De overlap in gedrag en overtuigingen tussen de sekses is zo groot dat het altijd zo is dat veel leden van het ene geslacht hoger scoren dan het gemiddelde van het andere geslacht.

 

Mannen en vrouwen lijken vaak dus meer op elkaar dan dat ze verschillen op de meeste onderwerpen die besproken worden in de relatiewetenschappen. Sekseverschillen zijn vaak minder invloedrijk en opmerkelijk dan gedacht wordt. Individuele verschillen die niet afhankelijk zijn van sekse hebben vaak een grotere invloed op relatie dan sekseverschillen.

 

 

Genderverschillen

Er is een belangrijk onderscheid tussen sekseverschillen en genderverschillen. Het sekseverschil is het biologische onderscheid tussen mannen en vrouwen, dat op een natuurlijke wijze bestaat door lichamelijke verschillen. Het genderverschil is het sociale en psychologische onderscheid, gecreëerd door onze cultuur en opvoeding. Vaak is het lastig om het onderscheid tussen sekse en gender te maken, omdat de sociale verwachtingen en training die mannen en vrouwen ondergaan, worden verward met hun biologische sekse. Het onderscheid is echter wel belangrijk, omdat sommige invloedrijke verschillen tussen mannen en vrouwen in relaties genderverschillen zijn en dus voor een groot deel worden aangeleerd.

 

Het beste voorbeeld hiervan zijn onze genderrollen, de gedragspatronen die door de cultuur worden gezien als ‘normaal’ voor mannen en vrouwen. Ongeveer een derde van de gedragsneigingen van de mens is echter maar genetisch bepaald en het meeste gedrag wordt dus aangeleerd. Slechts de helft van de mensen gedraagt zich volgens zijn genderrol. Een overige 35 procent heeft niet alleen eigenschappen die als mannelijk (masculine) of vrouwelijk (feminime) worden gezien, maar bezit een combinatie van beide. Dit wordt tweeslachtig of androgeen (andrynogynous) genoemd. Relatieonderzoekers gebruiken meestal de termen instrumentale (instrumental) eigenschappen voor mannelijke, taakgerichte eigenschappen en expressieve (expressive) eigenschappen voor vrouwelijke, sociale en emotionele vaardigheden. De beste manier om deze termen te benaderen, is als twee aparte categorieën van vaardigheden waarop zowel mannen als vrouwen hoog of laag kunnen scoren. Mannen zijn volgens de traditionele verwachtingen hoog op de instrumentale eigenschappen en laag op expressieve eigenschappen, waar vrouwen traditioneel laag op instrumentale eigenschappen scoren en hoog op expressieve. Androgene personen zijn zowel instrumentaal als expressief. De overige 15 procent die niet mannelijk, vrouwelijk of androgeen wordt genoemd, scoort ofwel volgens de verwachtingen van de andere sekse (cross-typed) ofwel laag op beide categorieën (undifferentiated). De verdeling over deze groepen is gelijk tussen mannen en vrouwen.

 

Uit onderzoek blijkt dat ‘traditionele’ mannen en vrouwen minder goed met elkaar overweg kunnen dan androgene mensen, of wanneer één van de twee androgeen is. Dit nadeel verdwijnt niet na verloop van tijd; wat niet verrassend is, omdat mensen die laag scoren op expressiviteit weinig warmte en affectie kunnen geven, waardoor hun partners minder tevreden zijn met de relatie. Mensen die laag scoren op instrumentele eigenschappen hebben vaker een lage zelfwaardering en voelen zich minder competent. De traditionele verwachtingspatronen zijn dus lang niet altijd voordelig en de gelukkigste en gezondste mensen bezitten over het algemeen zowel instrumentele als expressieve vaardigheden. Mensen blijken zelf ook een voorkeur te hebben voor androgene partners. Gek genoeg wordt er toch nog steeds een druk uitgeoefend op degene die niet precies passen in hun goede genderrol. Deze verwachtingen zijn het sterkst voor mannen. De Amerikaanse genderrollen veranderen langzaam maar zeker, maar toch blijven de traditionele verwachtingen nog steeds bestaan en zijn ze een belangrijke invloed op onze relaties.

 

Persoonlijkheid

Sommige individuele verschillen worden beïnvloedt door ervaringen en kunnen veranderen over tijd (hechtingsstijlen, genderverschillen). Andere individuele verschillen, zoals persoonlijkheidseigenschappen, zijn stabieler en langduriger.

 

Persoonlijkheidseigenschappen beïnvloeden het gedrag in relaties gedurende het leven en veranderen slechts gering na verloop van lange perioden van tijd. Er bestaat een klein cluster aan fundamentele eigenschappen, dat de Big Five wordt genoemd:

  1. Openheid

  2. Extraversie

  3. Consciëntieusheid

  4. Vriendelijkheid

  5. Neuroticisme

 

Van deze eigenschappen heeft openheid de kleinste invloed op relaties en neuroticisme de grootste invloed. Mensen die hoog scoren op extraversie, aangenaamheid en consciëntieusheid blijken meer en betere relaties te hebben dan mensen die laag scoren. Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn sneller boos en angstig, wat leidt tot pessimistische, lichtgeraakte en kribbige interacties met anderen. Over het algemeen kan gesteld worden dat persoonlijkheid relaties meer beïnvloedt dan relaties de persoonlijkheid beïnvloeden.

 

Zelfwaardering

Onze zelfwaardering wordt gevormd door evaluaties van onszelf. Een theorie over de bepaling van de zelfwaardering stelt dat onze zelfwaardering werkt als een soort ‘sociometer’, die de kwaliteit van onze relaties met andere meet. Als andere mensen je aardig vinden, ontwikkel je een hoge zelfwaardering, maar als andere mensen je niet mogen, ontwikkel je een lage zelfwaardering. Volgens de theorie werkt zelfwaardering op deze manier, omdat het een evolutionair mechanisme is dat helpt in het vervullen van onze need to belong. Het is evolutionair gezien voordelig om geaccepteerd te worden door de groep, omdat dat de kans op overleving en reproductie vergroot. Zelfwaardering is op die manier een systeem dat waarschuwt voor acceptatie of afwijzing.

 

Dit perspectief past goed bij onze kennis over de werking van zelfwaardering. Zo is bekend dat mensen positiever denken over zichzelf als ze denken dat ze aantrekkelijk zijn voor het andere geslacht. Interpersoonlijke afwijzing lijkt je zelfwaardering erger te beschadigen dan andere soorten teleurstellingen. Op deze en andere manieren worden onze zelfevaluaties bewust en onbewust sterk beïnvloed door wat we denken dat anderen over ons denken. Het blijkt erg lastig om van onszelf te houden als we niet aardig gevonden worden door de mensen om ons heen. Mensen met een lage zelfwaardering hebben die vaak ontwikkeld door een verleden waarin ze niet voldoende acceptatie en waardering van anderen hebben gekregen. Het is moeilijk om deze lage zelfwaardering weer te veranderen, zelfs als ze later wel warmere en accepterende partners krijgen. Dit komt omdat mensen met een lage zelfwaardering nauwelijks kunnen geloven dat hun partners echt van ze houden en vaak gaan ze ervan uit dat hun relatie niet stand zal houden. Mensen met een lage zelfwaardering nemen afstand van deze relatie, waardoor ze zich nog slechter voelen. Volgens Murray wordt dit alles veroorzaakt doordat we als mensen grotere risico’s nemen als we afhankelijk worden van anderen. Hechte relaties geven veel ondersteuning en zorg, maar maken ons ook kwetsbaar voor afwijzing en verraad. Ieder mens moet op zoek naar de balans tussen verbondenheid en zelfbescherming en volgens Murray stellen mensen met een lage zelfwaardering de bescherming van zichzelf boven hun relaties. Het resultaat is dat het lastig te veranderen is wanneer een lage zelfwaardering eenmaal is gevormd. Onze zelfwaardering lijkt dus zowel het resultaat van, en een belangrijke invloed op onze relaties te zijn.

 

Seksuele oriëntatie

Homoseksuelen en heteroseksuelen lijken veel op elkaar met betrekking tot de meeste onderwerpen die in dit boek aan bod zullen komen. Er zijn echter een paar verschillen qua relaties die potentieel van belang zijn. Homoseksuelen passen minder goed in de traditionele rolpatronen, zijn vaak liberaler en beter geschoold. Het belangrijkste verschil wordt echter veroorzaakt door de sekses van de mensen die betrokken zijn bij de relatie. Over het algemeen hebben homoseksuelen betere relaties dan heteroseksuelen.

 

De invloed van de menselijke aard

Met de invloed van de menselijke natuur wordt een evolutionaire invloed bedoeld die zich ontwikkeld heeft over duizenden generaties en die nu terug te vinden is in ieder mens. De evolutionaire psychologie heeft drie basisassumpties:

  1. Seksuele selectie heeft ons gemaakt tot de mensen die we nu zijn

Waar natuurlijke selectie draait om het overleven van de soorten die het beste aan de omgeving zijn aangepast, draait seksuele selectie om voordelen die leiden tot succesvolle reproductie. Dit betekent dat sommige menselijke neigingen (zoals de need to belong) zich ontwikkeld hebben omdat ze adaptief waren, dat wil zeggen voordelig voor reproductie. Het evolutionaire principe houdt in dat als een psychologisch mechanisme universeel voorkomt, het vroeger een voordeel bood om te overleven of te reproduceren.

  1. Mannen en vrouwen verschillen op die punten waar ze historisch gezien verschillende problemen tegen kwamen

  1. Een voorbeeld hiervan is het verschil in investering in het ouderschap (parental investment); voor mannen is de investering veel lager dan voor vrouwen. Het is mogelijk dat dit heeft geleid tot het ontstaan van verschillende strategieën voor partnerselectie. In overeenstemming met dit evolutionaire principe, zijn vrouwen zorgvuldiger in hun partnerkeuze dan mannen.

  2. Een ander voorbeeld is een verschil in zekerheid dat een kind echt van jou is (paternity uncertainty). Een vrouw weet dit altijd zeker, terwijl een man er vrijwel nooit helemaal zeker van kan zijn. Mogelijk zijn mannen hierdoor wat onzekerder over de trouwheid van hun partner

  3. Het evolutionaire perspectief maakt ook een onderscheid tussen strategieën voor partnerkeuze voor relaties van korte duur en van lange duur. Op korte termijn blijken mannen vaak te gaan voor vrouwen die gemakkelijk seksueel beschikbaar zijn, maar voor een langere relatie juist niet. Ook zoeken ze over het algemeen jongere vrouwen en hechten ze meer waarde aan fysieke aantrekkelijkheid dan vrouwen. Vrouwen zoeken op korte termijn charmante en mannelijke mannen, maar voor lange termijn kijken ze meer naar de (financiële) middelen die een man kan bieden.

  1. Culturele invloeden bepalen of ontstane patronen adaptief zijn

Culturele verandering gaat sneller dan evolutionaire verandering, dus het zou kunnen dat bepaalde gedragspatronen eerder wel voordelig waren, maar tegenwoordig niet meer.

 

Het evolutionaire perspectief heeft aan de ene kant geleid tot veel nieuwe ontdekkingen die vaak consistent zijn met de ideeën die eruit voortkomen. Aan de andere kant blijven assumpties over de evolutie altijd speculatief omdat ze verleden tijd zijn. Ook zijn de evolutionaire verklaringen vaak niet de enige mogelijkheid. In ieder geval bestaan er patronen in relaties die overal ter wereld onafhankelijk van cultuur voorkomen.

 

De invloed van interactie

Tot slot speelt ook de interactie tussen twee partners een rol. Relaties ontstaan door de combinatie van de talenten en verledens van beide deelnemers. Beide partners hebben individueel wisselingen in hun stemmingen, gezondheid en energie en wanneer dat gecombineerd wordt, ontstaat er een gezamenlijke variëteit aan uitkomsten. Natuurlijk worden na verloop van tijd wel bepaalde patronen zichtbaar die de ene relatie onderscheidt van de ander. Een relatie kan echter op ieder moment ook een niet constant product van transacties tussen complexe mensen zijn.

 

De duistere kant van relaties

Relaties hebben veel waarde voor de mens, maar kunnen ook erg teleurstellend zijn. Wanneer mensen gehecht zijn aan anderen, zijn ze ook kwetsbaar voor afwijzing. Ook kunnen ze hun gevoel van zelfstandigheid en persoonlijke controle verliezen. Toch nemen we dit risico, omdat we sociale wezens zijn die niet zonder hechte relaties kunnen.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1235