Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Mechanisms of Disease 1 en 2 - Geneeskunde UL - Studiebundel
- 2498 reads
Bevat oefenmateriaal bij het blok uit voorgaande collegejaren.
1. Door middel van welk DNA-herstel mechanisme kunnen dubbelstrengs-breuken foutenvrij gerepareerd worden?
a. Translesie synthese
b. Homologe recombinatie
c. Non-homologe end-joining
d. Nucleotide excisie repair (NER)
2. In tumoren worden vaak mutaties gevonden in MYC proto-oncogenen. Welke van onderstaande gebeurtenissen kan leiden tot activering hiervan?
a. Methylering van de MYC promotor
b. Genamplificatie van het MYC proto-oncogen
c. Deletie van exon 5 van het MYC proto-oncogen
d. Frameshift mutatie in het MYC proto-oncogen
3. Welke van onderstaande beweringen is onjuist? Een kiembaanmutatie:
a. Is alleen te vinden in de tumor
b. Is overerfbaar
c. Komt in alle cellen van het lichaam voor
d. Erft in families met kanker meestal autosomaal dominant over
4. Een draagster van de BRCA1 mutatie bespreekt met haar familie de consequenties van dit dragerschap. Welke van haar onderstaande uitspraken is onjuist?
a. “ De dochters van mijn broer kunnen de mutatie ook geërfd hebben”
b. “ Ik hoef helemaal geen kanker te krijgen”
c. “De mutatie kan zowel van mijn vader, als van mijn moeder komen”
d. “ Ik heb een grotere kans op eierstokkanker dan op borstkanker”
5. Wanneer we spreken van een R2 resectie, betekent dit dat er chemoradiatie als neo-adjuvante behandeling aan vooraf is gegaan.
a. Onjuist
b. Juist
6. Het fractioneren van de bestralingsdosis heeft te maken met het feit dat gezonde cellen stralingsschade beter kunnen herstellen dan tumorcellen.
a. Juist
b. Onjuist
7. Bij een hoge incidentie van een ziekte is screening zinvol:
a. Onjuist
b. Juist
8. Bij welke van onderstaande vormen van kanker is de rol van omgevingsfactoren het minst duidelijk?
a. Mesothelioom
b. Melanoom
c. Longkanker
d. Borstkanker
9. Een 60-jarige man presenteert zich met een pathologische fractuur van zijn femur. Op de röntgenfoto blijkt een ossale lytische laesie. De patholoog beschrijft het biopt als een epitheliale tumor met buisvorming, omgeven door een stroma reactie. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
a. Primair osteosarcoom
b. Metastase adenocarcinoom
c. Metastase carcinoom (niet nader gespecificeerd)
d. Primair adenocarcinoom
10. Beschrijf het TNM stadium van onderstaande beschrijving: een ulcererende tumor in de linker borst, met een positieve lymfeklier, zonder metastasen op afstand.
a. T2N1M0
b. T2N2M0
c. T4N0M1
d. T4N1M0
11. Het lynch syndroom is soms geassocieerd met een kiembaanmutatie in:
a. PTEN
b. MSH 2
c. MSH 6
d. BRCA 1
12. Naar welke organen metastaseert een coloncarcinoom het meest frequent?
a. Lever en hersenen
b. Lever en Longen
c. Longen en hersenen
d. Hersenen en botten
13. Een 76-jarige man heeft een tumor in de bovenkwab van de rechterlong. De patholoog beschrijft een epitheliaal tumorproces met infiltratieve groei. Aanvullend immunohistochemisch onderzoek toont sterkte nucleaire aankleuring met TTF-1. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
a. Adenocarcinoom
b. Plaveiselcelcarcinoom
c. Grootcellig neuroendocrien carcinoom
d. Carcinoïd
14. Wat is het belangrijkste verschil in behandeldoel bij een indolent of een agressief non-Hodgkin lymfoom?
a. Behandeling van een indolent lymfoom is gericht op symptoomverlichting en behandeling van een agressief lymfoom op genezing.
b. Behandeling van een agressief lymfoom is gericht op symptoomverlichting en behandeling van een indolent lymfoom op genezing.
c. Bij patiënten met een hoog Ann-Arbor stadium en een agressief lymfoom is directe start van behandeling noodzakelijk, terwijl er bij een laag Ann-Arbor stadium gewacht kan worden.
d. Bij patiënten met een hoog Ann-Arbor stadium en een indolent lymfoom is directe start van behandeling noodzakelijk, terwijl bij een agressief lymfoom met een laag Ann-Arbor stadium gewacht kan worden.
15. Welke uitspraak is juist met betrekking tot mutaties – betrokken bij het proces van leukemie – en het effect wat deze mutaties bewerkstelligen?
a. t(15;17) veroorzaakt een proliferatievoordeel zonder rijpingsblokkade
b. t(15;17) veroorzaakt een proliferatievoordeel met rijpingsblokkade
c. t(9;22) veroorzaakt een rijpingsblokkade zonder proliferatievoordeel
d. t(9;22) veroorzaakt een proliferatievoordeel zonder rijpingsblokkade
16. Chemotherapie en radiotherapie zijn geen behandelmethodes zonder complicaties. Welke complicatie kan men verwachten bij een patiënt met een doorgemaakt Hodgkin lymfoom waarvoor zij beide behandelingen heeft gehad?
a. Bronchiolitis obliterans met organiserende pneumonie (BOOP)
b. Claudicatio intermittens na eerdere chemoterapie
c. Coxartrose
d. Acute myeloïde leukemie na eeder chemotherapie
17. De oorzaken van anemie kunnen worden onderverdeeld in een verminderde productie, een toegenomen afbraak of een toegenomen verlies. Welke oorzaak scharen we onder een verminderde productie?
a. Sikkelcelziekte
b. Myelodysplastisch syndroom
c. Hemolytische ziekte van de pasgeborene
d. Paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie
18. Een patiënt met een verhoogde bloedingsnijgingen laat bloedprikken. Hieruit komen onderstaande getallen Bloedingstijd 2 min 45 seconden <3 minuten APTT 24 seconden <30 seconden PT 1,4 seconden <13 seconden Fibrinogeen 3,9 g/L 2-4 g/L Trombocyten 330x10^9/L 150-400x10^9/L Welke aandoening is met deze waardes nu nog niet uitgesloten? Een deficiëntie van:
a. Factor VII
b. Factor IX
c. Factor XI
d. Factor XIII
19. Bij patiënten met een idiopathische veneuze trombose moet er altijd gedacht worden aan een kankerdiagnose. Hoe groot is de kans dat zo’n patiënt in de opeenvolgende 3 jaar een vorm van kanker ontwikkelt?
a. 3%
b. 10%
c. 35%
d. 60%
20. Waar zorgt plasmine voor bij trombolyse?
a. Plasmine is een cofactor voor activatie van TAFI
b. Het is het substraat van plasminogeen
c. Het is het enzym dat fibrine knipt
d. Het is de remmer van pro-urokinase
1. Onder invloed van bestraling kunnen enkelstrengs DNA-breuken ontstaan. Deze kunnen gerepareerd worden middels:
a. Base excisie herstel
b. Translesie synthese
c. Nucleotide excisie repair (NER)
d. Mismatch repair
2. Genetische veranderingen liggen ten grondslag aan het ontstaan van kanker. Bij chromosomale translocaties:
a. Worden groeibevorderende genen geactiveerd
b. Vindt er deletie plaats van groei remmende genen
c. Wordt apoptose bereikt
d. Vinden puntmutaties van proto-oncogenen plaats
3. In een tumorbiopt blijkt een puntmutatie in het K-ras gen aanwezig te zijn. Dit gen is een:
a. DNA-repair gen
b. Proto-oncogen
c. Tumor suppressor gen
d. Base-excisie repair gen
4. Cytologisch onderzoek is niet van toegevoegde waarde bij het onderscheid tussen:
a. Granulomateuze en abcederende ontsteking
b. Reactieve lymfeklier en een metastase van een melanoom
c. DCIS (ductaal carcinoom in situ) en een invasief mammacarcinoom
d. Een schildkliercyste met bloeding en een folliculair adenoom
5. Sommige tumoren zijn onderdeel van bepaalde syndromen. Mammatumoren kunnen voorkomen bij:
a. Retinoblastoom
b. Li-Fraumeni syndroom
c. Von Hippel-Lindau syndroom
d. MEN1
6. De moeder van patiënt X overleed twee jaar geleden aan endometriumcarcinoom op 58-jarige leeftijd. Nu is bij de jongste broer van de moeder darmkanker gediagnosticeerd, op 49-jarige leeftijd. Welke vorm van erfelijke darmkanker is het meest waarschijnlijk in deze familie?
a. Peutz Jeghers syndroom
b. Hereditair non-polyposis colorectaal carcinoom (HNPCC)
c. Late onnet familiaire clustering coloncarcinoom
d. Familiaire adenomateuze polyposis coli (FAP)
7. Een histologisch biopt van een longtumor toont proliferatie van cellen met relatief weinig cytoplasma en een soms wat verknepen aspect. In de celkernen bevinden zich geen prominente nucleoli. De tumorcellen zijn positief voor CD56, chromogranine en synaptofysine. Verder is de TTF sterk positief. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose.
a. Grootcellig neuroendocriencarcinoom
b. Kleincellig carcinoom
c. Plaveiselcelcarcinoom
d. Adenocarcinoom
8. Wat is het advies voor een patiënt die 8 dagen na de eerste chemokuur komt met 38.9 graden koorts.
a. SEH-verwijzing voor controle van het bloedbeeld
b. Paracetamol innemen
c. Als er geen andere symptomen zijn; voorlopig aankijken
d. Morgen terugbellen als er nog steeds sprake is van koorts.
9. Een 55-jarige man met een perifere longtumor (<2cm), zijn de mediastinale lymfeklieren tumor positief. De CT-scan laat hersenmetastasen zien. Er is sprake van TNM-stadium:
a. T1N2M0
b. T2N2M1
c. T3N2M1
d. T4N0M1
10. Benoem het volgende TNM-stadium: een primaire longtumor in de linker bovenkwab van 1,5cm, de mediastinale lymfeklieren blijken tumor positief, er worden geen metastasen op afstand gevonden.
a. T1N0M0
b. T1N2M0
c. T3N1M0
d. T3N2M0
e. T4N2M1
11. Een patiënt met stadium IV-longkanker wordt behandeld met chemotherapie. In verband met een solitaire botmetastase overweegt de arts behandeling met radiotherapie. Dit kan omschreven worden als:
a. Adjuvant
b. Neo-adjuvant
c. Palliatief
d. In opzet curatief
12. Voor prostaatcarcinoom bestaan verschillende behandelopties, met verschillende bijwerkingen. Wat is de beste optie voor een 73-jarige man mets stadium T2 prostaatcarcinoom, Gleasonscore 3+4, PSA 17 ng/ml. De patiënt wil niet geopereerd worden.
a. Uitwendige radiotherapie
b. Inwendige radiotherapie
c. Hormonale therapie
d. Afwachtend beleid
13. Trastuzumab is een monoklonaal antilichaam, tegen welke receptor is deze gericht?
a. De stamcel factor receptor (KIT)
b. VEGF-receptor
c. De platelet derived growth factor receptor (PFGFR)
d. HER2
14. Tijdens bestraling van een mammacarcinoom wordt soms gebruik gemaakt van de “breathhold” techniek. Waar dient dit voor?
a. Om het bestraalde longvolume te verminderen
b. Om beweging van de borst tijdens de ademhaling tegen te gaan
c. Voorkomen van hypoxie van de mamma, waardoor de tumorcellen gevoeliger zijn voor bestraling
d. Om de kans op latere schade aan de coronairarteriën te verminderen
15. Welke – meest voorkomende – bijwerking van opiaten moet gecontroleerd worden bij patiënten met pijnstilling?
a. Cardiotoxiciteit
b. Obstipatie
c. Hypertensie
d. Gewichtsverlies
16. Omcirkel de juiste stelling met betrekking tot complete remissie van AML na een remissie-inductie en consolidatiekuur.
a. De 5-jaarsoverleving zonder stamceltransplantatie is meer dan 50%.
b. De 5-jaarsoverleving wordt aanzienlijk verbeterd door een stamceltransplantatie.
c. De 5-jaarsoverleving voor patiënten ouder dan 60 jaar is beter dan voor die van
patiënten jonger dan 60.
d. De 5-jaarsoverleving wordt aanzienlijk beter door onderhoudschemotherapie gedurende 2 jaar.
17. Welke chromosoomafwijking heeft invloed op de prognose bij ALL?
a. Translocatie 8;21
b. Deletie chromosoom 9
c. Inversie 16
d. Translocatie 9;22
18. Het Philadelphia chromosoom wordt geassocieerd met een bepaalde hematologische maligniteit, welke?
a. CML
b. CLL
c. Maligne lymfoom
d. Myeloom
19. Een 75-jarige man presenteert zich bij de huisarts met pijnloze vergrote lymfeklieren op meerdere locaties. Hij heeft geen andere klachten. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
a. Multipel myeloom
b. CML
c. CLL
d. AML
20. Welke complicatie treedt vaak op bij chronische lymfatische leukemie?
a. Tandvleeshypertrofie
b. Hypothyreoïdie
c. Bacteriële infecties
d. Diepe veneuze trombose
21. Een goedaardige tumor met histologisch gladde spiercellen en expressie van actine en dessine, noemt men een:
a. Leiomyosarcoom
b. Leiomyoom
c. Pleiomorf lipoom
d. Rhabdomyoom
22. Een 51-jarige man met pijn in het linkerbeen heeft op radiologisch onderzoek een primaire tumor in de femurcortex, ter hoogte van de epifyse. Er bevinden zich kruimelige verkalkingen, meest waarschijnlijke betreft dit een:
a. Liposarcoom
b. Leiomyoom
c. Leiomyosarcoom
d. Adenocarcinoom
e. Osteosarcoom
23. Het profylactische HPV-vaccin is gericht tegen de volgende eiwitten:
a. E5 en E6
b. L1 en L2
c. L5 en L7
d. E6 en E7
24. Welke functie heeft Von Willebrand Factor?
a. Trombocyten adhesie
b. Het is cofactor in de activatie van factor X
c. Dragereiwit voor factor IX
25. Een patiënt heeft een toegenomen bloedingstijd, welke aanvullende bepalingen moeten er worden gedaan?
a. Vitamine C-spiegel
b. Factor XI
c. Trombocyten aggregatie
26. Welke receptor is defect indien er sprake is van Glanzmann thrombasthenie?
a. GPIa receptor
b. GPIIb/IIIa receptor
c. GPIb receptor
27. Een 26-jarige man heeft een APTT van 28 seconden, een PT van 12 seconden en een bloedingstijd van 10 minuten. Gedurende een appendectomie was er sprake van lang nabloeden en ook na het trekken van tanden moest hij terug naar de tandarts vanwege persisterend bloeden. Welke diagnose past het beste bij dit verhaal?
a. Factor XII-deficiëntie
b. Storage pool disease
c. Hemofilie B
28. Een patiënt met toegenomen bloedingsneiging heeft een APTT van 45 seconden, PT 12 seconden, bloedingstijd van 4.30 minuten, fibrinogeen 2.5 g/L, trombocyten van 182 x 10^9/L, a2-antiplasmine level van 108%. Welke pad zal waarschijnlijk aangedaan zijn?
a. De primaire hemostase en de fibrinolyse
b. De primaire hemostase en de secundaire hemostase
c. De secundaire hemostase en de fibrinolyse
29. Vitamine is noodzakelijk voor de ontwikkeling van bepaalde stollingsfactoren, welke?
a. II, VII, XI, X
b. II, V, VII, VIII
c. V, VIII, IX, XII
30. Welk pro-atherogeen effect heeft geoxideerd LDL?
a. Het inhibeert de aantrekking van macrofagen
b. Het verhoogt de productie van NO
c. Het stimuleert de expressie van vasculaire adhesie moleculen
31. Wat is de eerste stap in het proces van atherosclerose?
a. Gladde spiercel proliferatie
b. Endotheel dysfunctie
c. Calcificatie
d. Schuimlaag vorming van macrofagen
Geef aan juist of onjuist
Geef aan of juist of onjuist:
32. Een 80-jarige vrouw, zonder verdere co-morbiditeit, heeft een colonascendens carcinoom en locoregionale lymfekliermetastasen. Zij wordt in opzet curatief behandeld.
33. Neo-adjuvante chemoradiatie bij een rectumcarcinoom vermindert het risico op een locoregionaal recidief later.
1. Heel veel erfelijke vormen van kanker, autosomaal overgeërfd, worden veroorzaakt door mutaties in tumor suppressor genen, terwijl er heel weinig worden veroorzaakt door mutaties in oncogenen. Geef hiervoor een verklaring.
2. Benoem 6 bijwerkingen van chemotherapie bij vrouwen met borstkanker.
3. Een 60-jarige man heeft sinds een aantal weken bloedverlies per Anjum bemerkt. Op zijn werk vindt een reorganisatie plaats, waardoor hij mogelijk zijn baan kwijtraakt. Verder is hij de afgelopen 3 maanden 4kg afgevallen. Er zijn geen veranderingen in het ontlastingspatroon, wel heeft hij vaak buikkrampen net voor dat hij ontlasting heeft. A. Maak een DD bestaande uit 6 diagnoses:
a. Bij lichamelijk onderzoek blijken er geen afwijkingen. Er wordt een sigmoïdoscopie verricht, waarbij op 13cm vanaf de anaalring een afwijking wordt gezien, passend bij een tumor. Dit wordt bevestigd in een biopt.
b. Welk aanvullend onderzoek is nodig om verdere behandeling te bepalen?
c. Na neo-adjuvante behandeling, wordt de patiënt geopereerd. Welke behandeling zal hij ondergaan?
d. De patiënt blijft onder controle, waaruit bestaat deze en met welk doel worden patiënten regelmatig gecontroleerd?
1. Leukemie wordt onderverdeeld in de soort afwijking en het gevolg dat deze afwijking heeft. CML (chronische myeloïde leukemie) wordt gekenmerkt door t(9;22) en promyelocyten leukemie door t(15;17). Welk van onderstaande uitspraken is juist?
a. T(15;17) zorgt voor een proliferatievoordeel zonder rijpingsblokkade
b. T (15;17) zorgt voor een proliferatievoordeel met rijpingsblokkade
c. T (9;22) zorgt voor een rijpingsblokkade zonder proliferatievoordeel
d. T(9;22) zorgt voor proliferatievoordeel zonder rijpingsblokkade
2. Welk van onderstaande ziektebeelden kan een late complicatie zijn van eerdere chemotherapie en bestraling bij een patiënt met Hodgkin?
a. AML na chemotherapie
b. Bronchiolitis obliterans met organiserende pneumonie (BOOP) na radiotherapie
c. Heupartrose
d. Claudicatio interimaten na chemotherapie
3. Een 60-jarige man heeft een pathologische fractuur van zijn femur links, de foto toont een ossale lytische laesie. In het biopt blijkt het te gaan om een epitheliale tumor met buisvorming, omgeven door een stromareactie. Aan welke diagnose wordt nu gedacht?
a. Primair adenocarcinoom
b. Metastase adenocarcinoom
c. Primair osteosarcoom
d. Metastase carcinoom (niet nader gespecificeerd)
4. Wat is het belangrijkste verschil in behandeling van een indolent non-Hodgkin lymfoom en een agressief non-Hodgkin lymfoom?
a. Behandeling van een indolent lymfoom vereist voornamelijk symptoomverlichting en een agressief lymfoom genezing.
b. Het snel starten van de behandeling is nodig als er sprake is van een indolent lymfoom met een hoog Ann-Arbor stadium, er kan gewacht worden bij een agressief lymfoom met een laag Ann-Arbor stadium.
c. Behandeling van een agressief lymfoom vereist symptoomverlichting en een indolent lymfoom voornamelijk genezing.
d. Het snel starten van de behandeling is nodig als er sprake is van een agressief lymfoom met een hoog Ann-Arbor stadium, er kan gewacht worden bij een agressief lymfoom met een laag Ann-Arbor stadium.
5. Waar zorgt plasmine voor in het proces van trombolyse?
a. Plasmine is het substraat van plasminogeen
b. Plasmine is de cofactor in de activatie van thrombin activatable fibrinolysis inhibitors (TAFI)
c. Plasmine is de remmer van pro-urokinase
d. Plasmine is het enzym dat fibrine knipt
Geef aan juist of onjuist
6. Een 50-jarige vrouw komt op het spreekuur vanwege een palpabele zwelling in de linker oksel. Bij lichamelijk onderzoek wordt er een ulcerende tumor gezien. Cytologisch onderzoek is positief voor tumorweefsel, er worden geen metastasen op afstand gevonden. Er is sprake van TNM-stadium:
a. T4N0M1
b. T2N1M0
c. T4N1M0
d. T2N2M0
7. Welke bewering is onjuist? Een kiembaanmutatie:
a. Is erfelijk
b. Is alleen te vinden in de tumor
c. Erft autosomaal-dominant over in families waar kanker voorkomt
d. Komt in alle cellen van het lichaam voor
8. Bij welke vorm van kanker is er een minder duidelijke relatie met omgevingsfactoren?
a. Mesothelioom
b. Longkanker
c. Borstkanker
d. Melanoom
9. Een dubbelstrengs-breuk in het DNA kan foutenvrij gerepareerd worden middels:
a. Non-homologe recombinatie
b. Nucleotide excisie repair (NER)
c. Homologe recombinatie
d. Translesie synthese
10. Mevrouw X is drager van de BRCA1 mutatie. Welke van haar uitspraken is onjuist?
a. “Ik heb een grotere kans om ovariumkanker te krijgen dan borstkanker”
b. “Er bestaat een kans dat ik geen kanker krijg”
c. “Ik kan de mutatie van een van mijn ouders hebben geërfd”
d. “ de dochters van mijn broer kunnen de mutatie hebben”
11. Hoe groot is de kans om binnen 3 jaar kanker te ontwikkelingen bij patiënten met een idiopathische veneuze trombose?
a. 1%
b. 5%
c. 10%
d. 20%
12. Mutaties in het MYC proto-oncogen worden regelmatig in tumoren gevonden. Welke gebeurtenis kan leiden tot activeren van dit gen?
a. Genamplificatie van het gen
b. Frameshit mutatie in het MYC gen
c. Deletie van exon 5 van het MYC gen
d. Methylering van de MYC promotor
13. Bij een patiënt met bloedingsneigingen komen de volgende waarden uit het bloedonderzoek. Normaalwaarden tussen haakjes. Bloedingstijd 2 min 45 sec (<3 minuten) APTT 24 sec (<30 seconden) PT 1,4 sec (<13 seconden) Fibrinogeen 3,9g/L (2-4 g/L) Trombocyten 330 x 10^9 (150-400 x 10^9/L) Welke aandoening is met deze waarden nog niet uitgesloten?
a. Factor VII-deficiëntie
b. Factor IX-deficiëntie
c. Factor XI-deficiëntie
d. Factor XIII-deficiëntie
14. Anemie kan drie verschillende oorzaken hebben: minder productie, meer afbraak, of verlies. Wat zorgt voor minder productie van erytrocyten?
a. Paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie
b. Sikkelcelziekte
c. Myelodysplastisch syndroom
d. Hemolytische ziekte bij een pasgeborene
15. Het Lynch syndroom wordt geassocieerd met een verhoogde kans op coloncarcinoom. Er wordt soms een kiembaanmutatie gevonden in:
a. PTEN
b. MSH6
c. APC
d. P16
16. Bij een R2 resectie is er chemoradiatie en neo-adjuvant behandeling aan vooraf gegaan.
17. Stralingsschade kan beter worden hersteld in gezonde cellen dan in tumorcellen. Dit heeft te maken met het fractioneren van de bestralingsdosis.
18. De populatie screenen op bepaalde aandoeningen is nuttig wanneer er sprake is van en hoge incidentie van de ziekte.
1. B
2. B
3. A
4. D
5. A
6. A
7. A
8. D
9. B
10. D
11. C
12. B
13. A
14. A
15. D
16. D
17. B
18. D
19. B
20. C
1. A
2. A
3. B
4. C
5. B
6. B
7. B
8. A
9. B
10. B
11. C
12. A
13. D
14. D
15. B
16. B
17. D
18. A
19. C
20. C
21. B
22. E
23. B
24. A
25. C
26. B
27. B
28. B
29. A
30. C
31. B
32. Juist
33. Juist
1. Oncogenen zijn gain-of-function genen, welke vaak de ontwikkeling van een embryo verstoren en om deze reden niet levensvatbaar zijn. Tumor suppressor genen zijn over het algemeen recessief, dus ze verstoren de ontwikkeling niet en geven pas een kankerfenotype in een later stadium van het leven.
2. Misselijkheid/braken, haaruitval, neutropenie, menopauze, algehele malaise, cardiomyopathie, neuropathie, cognitieve veranderingen.
3.
a. IBD, hemorroïden, rectumcarcinoom, poliep, fissuur, diverticulose, ischemische colitis, coloncarcinoom, Croon, Colitis Ulcerosa, angiodysplasiën, Meckels divertikel.
b. CT-thorax/abdomen, MRI-bekken, volledige colonoscopie.
c. LAR (low anterior resectie) met totale mesorectale excisie (TME) en eventueel een tijdelijk stoma.
d. CEA prikken indien het preoperatief verhoogd was, beeldvorming van de lever gezien mogelijke curatie bij beperkte metastasen, bijwerkingen van behandeling monitoren en psychosociale begeleiding.
1. D
2. A
3. B
4. A
5. D
6. C
7. B
8. C
9. C
10. A
11. C
12. A
13. D
14. C
15. B
16. Onjuist
17. Juist
18. Onjuist
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bevat collegeaantekeningen en oefenmateriaal bij het onderwerpen betreffende het immuunsysteem, infectie en afweer - gebundeld uit blokken van diverse Geneeskunde-curricula van diverse universiteiten (UU, UL, etc).
In deze bundel zijn samenvattingen, oefenmaterialen en aantekeningen samengevoegd voor het vak Mechanisms of Disease 1 en Mechanisms of Disease 2 (MOD 1 & 2) voor de opleiding Geneeskunde, jaar 2 aan de Universiteit van Leiden
Heb je zelf samenvattingen en oefenmaterialen? Deel ze met...
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2946 |
Add new contribution