Verbintenissenrecht - UL - B2 - Eindtentamen 2006

Vragen

Vraag 1a

De 21-jarige Pieter ziet een antieke kast staan bij antiekhandelaar Oudensteyn. Aangezien hij geen tijd heeft om te onderhandelen over de prijs, laat hij dit aan zijn 16-jarige zusje Annie over. Hij zegt tegen haar dat ze voor maximaal € 3000,- de kast namens hem mag kopen. Aan Oudensteyn laat hij weten dat hij zijn zusje stuurt, die bevoegd is de kast namens hem te kopen.

Omdat Oudensteyn dat kast alleen voor € 5000,- wil verkopen, gaat Annie met deze prijs akkoord. Als Pieter dit hoort is hij woedend en weigert hij de kast te betalen.

Is Annie bekwaam om als gevolmachtigde van Pieter op te treden?

Vraag 1b

Stel dat Annie bekwaam is om als gevolmachtigde op te treden. Kan Oudesteyn nakoming van de koopovereenkomst vorderen?

Vraag 2a

Bij het opruimen van zijn zolder vindt Kees (23 jaar) een oude stoel. Hij denkt dat de stoel na een kleine opknapbeurt goed bij hem in de woonkamer zal staan, en hij gaat ermee naar Oudensteyn. Oudensteyn verklaart zich bereid de stoel op te knappen. Hij vertelt Kees dat er altijd een aantal regels van toepassing zijn op de werkzaamheden die hij uitvoert en overhandigt hem een papiertje waar deze regels op staan. Kees leest de ‘regels Oudensteyn’ door en gaat ermee akkoord. Een van de ‘regels Oudensteyn’ luidt als volgt: ‘Art 3: Voor de door Oudensteyn uit te voeren werkzaamheden is de opdrachtgever €300,- per uur verschuldigd.’ Als Kees twee weken later de stoel op komt halen, vordert Oudensteyn €4200,- van hem. Kees schrikt van dit bedrag en vraagt zich af of hij dit moet betalen. Kan Kees art. 3 van de ‘regels Oudensteyn’ vernietigen op grond van art. 6:233 BW?

Vraag 2b

Kees ontdekt bovendien dat een van de poten van de stoel tijdens de door Oudensteyn uitgevoerde werkzaamheden zwaar beschadigd is. Kees wil de overeenkomst daarom ontbinden. Oudensteyn beroept zich op art. 10 van de ‘regels Oudensteyn’, luidende: ‘Art 10: De opdrachtgever kan de overeenkomst niet ontbinden in geval van een tekortkoming van Oudensteyn.’ Kan Kees art. 10 van de ‘regels Oudensteyn’ aantasten?

Vraag 3

Omdat haar gezondheid achteruit gaat, heeft de 80-jarige mevrouw Aartjes besloten te verhuizen naar een seniorenwoning. Door de spanning van de komende verhuizing is zij volkomen in de war. Zij maakt zich vooral zorgen over de vraag hoe ze haar overtollig geworden meubels van de hand moet doen. Haar buurman Rick merkt dat het slecht met mevrouw Aartjes gaat en besluit haar te helpen bij de verkoop van de meubels. Hij denkt bovendien dat zijn goede vriend Oudensteyn hier wellicht nog van kan profiteren. Hij laat aan Oudensteyn weten dat hij een labiel oud vrouwtje kent dat hij wel zover kan krijgen dat zij voor weinig geld haar meubels verkoopt. Oudensteyn heeft vooral interesse in de antieke staande klok van mevrouw Aartjes, die een waarde heeft van €2500,-. Hierop spoort Rick mevrouw Aartjes aan haar klok te verkopen aan Oudensteyn voor € 300,-. Mevrouw Aartjes denkt dat Rick wel zal weten wat het beste voor haar is en verkoopt haar klok inderdaad voor dit bedrag aan Oudensteyn. Twee maanden later, als mevrouw Aartjes tot rust is gekomen, beseft zij wat zij heeft gedaan. Zij gaat naar Oudensteyn en zegt dat ze de koop ongedaan wil maken. Oudensteyn beweert dat de overeenkomst niet aangetast kan worden, omdat hij vertrouwt heeft op de verklaring van mevrouw Aartjes dat zij haar klok voor € 300,- wilde verkopen. U bent advocaat van mevrouw Aartjes. Noem twee gronden waarop mevrouw Aartjes de koopovereenkomst kan aantasten. Besteed hierbij aandacht aan het verweer van Oudensteyn.

Vraag 4

Rick werkt voor het bedrijf Bubbels NV, dat bubbelbaden produceert. Ricks kantoor bevindt zich in het hoofdgebouw van Bubbels NV. Bubbels NV huurt dit kantorenpand, waar het management van het bedrijf is gevestigd, sinds 1 mei 2002 van Laanstra BV. In de huurovereenkomst is een huurperiode van drie jaar overeengekomen. Bubbels NV heeft bij aanvang van de huur met schriftelijke toestemming van Laanstra een aantal wijzigingen in het pand aangebracht. Daarbij is een aantal muren doorgebroken om kantoortuinen te creëren. Op 1 maart 2005 stuurt Laanstra BV een aangetekende brief naar Bubbels NV waarin zij de huur per 1 mei 2005 opzegt en eist dat Bubbels NV het pand op die datum oplevert in de oorspronkelijke stat. Bubbels NV verweert zich met de stelling dat de huur van rechtswege voor 5 jaar geldt op grond van 7:292 lid 1 BW.

Is de stelling van Bubbels NV juist?

Vraag 5

Bubbels NV verkoopt een bubbelbad aan mevrouw De Kroon. Het bubbelbad wordt op 3 maart geïnstalleerd door een werknemer van Bubbels NV, die daarbij een fout maakt. Als mevrouw De Kroon het bad op 5 maart voor het eerst gebruikt, gaat het lekken. De waterschade bedraagt €2000,-. Geef aan of, en zo ja, vanaf welk moment, mevrouw De Kroon recht heeft op:

• Vergoeding van de waterschade
• Wettelijke rente

Vraag 6

De 18 jaar oude Huub rijdt op een regenachtige winteravond naar huis op zijn brommer. Hij is in het bezit van een bromfietsrijbewijs, draagt een helm, voert verlichting en houdt zich keurig aan de maximumsnelheid. De weg waar ij op rijdt is een smalle slecht verlichte openbare weg bestemd voor zowel auto’s, bromfietsers als fietsers. De 30 jaar oude Maarten rijdt op zijn fiets op dezelfde weg in tegenovergestelde richting Huub tegemoet. Huub en Maarten zien elkaar veel te laat; er vindt een aanrijding plaats en Huub komt ten val. Hij loopt ernstig letsel op: gebroken ribben, een gebroken been en hersenletsel. De schade bedraagt in totaal €1.000.000, bestaande uit de kosten voor de opname en medische behandeling en de schade als gevolg van blijvend verminderd arbeidsvermogen. Vast staat dat Maarten aan de verkeerde kant van de weg fietste en geen fietsverlichting voerde. Tevens staat vast dat Huub rechtens geen enkel verwijt valt te maken van het ongeval. Huub spreekt Maarten aan voor de door hem geleden schade. Is Maarten aansprakelijk voor de schade van Huub, en zo ja, voor het gehele bedrag?

Vraag 7a

Dijkmans is eigenaar van een mooie hofjeswoning te Leiden. Op een dag ontdekt hij een boktor in huis. Door de boktor is de kans groot dat de mooie hofjeswoning binnen afzienbare tijd ernstig zal worden aangetast. Dijkmans schakelt het verdelgingsbedrijf Beatleless in (aanneming van werk) om de hofjeswoning te ontdoen van de boktor. Beatleless besteedt wegens gebrek aan personeel de klus uit aan Antotor. Jaap, werkzaam in de bestrijdingsmiddelenindustrie als werknemer van Antitor, gooit tijdens het uitladen van de verdelgingsspullen de deuren van zijn bestelbus met flinke kracht open. Een van de deuren raakt het hoofd van Daan, een toevallige voorbijganger. Daan loopt als gevolg van dit incident een gebroken neus op. Wie is/zijn jegens Daan aansprakelijk voor het lichamelijk letsel? U kunt volstaan met het noemen van de grondslag (en).

Vraag 7b

Stel dat Jaap en Antitor beiden aansprakelijk zijn jegens Daan. Daan spreekt Jaap aan voor de volledige schade. Kan Jaap geheel of gedeeltelijk regres nemen op Antitor?

Vraag 8

Enkele weken later krijgt Jaap van Antitor te horen dat hij met een verkeerd beschermingspak en bijbehorend filter heeft gewerkt, zodat het risico bestaat dat Jaap tijdens zijn werkzaamheden een aanzienlijke hoeveelheid verdelgingsmiddel heeft ingeademd. De kans bestaat dat hij hierdoor ziek zal worden. De incubatietijd bedraagt gemiddeld dertig jaar. Indien hij daadwerkelijk ziek wordt wil hij zijn werkgever Antitor voor de schade aansprakelijk stellen. Geef aan wanneer deze vordering verjaart.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Ja, artikel 3:63 BW geeft aan dat ook iemand die handelingsonbekwaam is als gevolmachtigde op kan treden.

Vraag 1b

Ja, er is een koopovereenkomst tot stand gekomen. Bij het ontbreken van een volmacht kan de principaal toch gebonden zijn op basis van artikel 3:61 lid 2 BW. Wanneer er sprake is van een toerekenbare schijn van volmacht. Daarvan is sprake als de wederpartij op grond van een gedraging van de principaal heeft aangenomen dat er een volmacht was. In casu heeft Pieter aangegeven dat zijn zusje terug zou komen om zijn beslissing door te geven dus mag de winkelier hierop vertrouwen en wordt hij beschermd door artikel 3:61 lid 2 BW.

Vraag 2a

Nee, het gaat hier om een kernbeding, zie hiervoor het arrest Assoud/SNS

Vraag 2b

Ja, dit beding is vernietigbaar op basis van artikel 6:233 sub a BW juncto artikel 6:236 sub b BW. Het gaat om een onredelijk bezwarend beding van de zwarte lijst.

Vraag 3

In de eerste plaats kan mevrouw Aartjes een beroep doen op dwaling op basis van artikel 6:228 sub b BW. In dit verband kan ook het arrest van Geest/Nederlof worden genoemd, dit in verband met het verweer van Oudensteyn. Hij had immers in dit verband een mededelingsplicht. Daarnaast kan zij een beroep doen op artikel 3:44 lid 4: misbruik van omstandigheden.

Vraag 4

Nee, artikel 7:292 BW heeft betrekking op een bedrijfsruimte, welke worden gedefinieerd in artikel 7:290 lid 2 BW. Het gebouw van Bubbels huisvest alleen het management en valt dus niet onder artikel 7:290 lid 2 BW.

Vraag 5

Mevrouw De Kroon heeft recht op vergoeding op basis van artikel 6:74 BW. Er is immers sprake van een overeenkomst waar niet aan is voldaan. Bubbels BV is op basis van artikel 6:76 BW aansprakelijk voor de waterschade veroorzaakt door haar werknemer. Hiervoor is geen ingebrekestelling nodig aangezien artikel 6:81 BW aangeeft dat verzuim intreedt wanneer nakoming blijvend onmogelijk is geworden, wat het geval is bij een dergelijke schade. Daarnaast heeft zij recht op wettelijke rente volgens de regel van artikel 6:119 BW: De schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest.

Vraag 6

Ja, het gaat hierbij om reflexwerking van artikel 185 WVW zoals bepaalt in het arrest van de Hoge Raad Chan-a-hung/Maalste).

Vraag 7a

• Beatleless 6:171 BW
• Antitor 6:170 BW
• Jaap 6:162 BW

Vraag 7b

Ja, dit is mogelijk op basis van artikel 6:170 lid 3.

Vraag 8

Art. 3:310 lid 1 BW bepaalt - onder meer - dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Dit houdt in grote lijnen in dat de (oud-)werknemer de schade kan vorderen bij zijn (oud-)werkgever tot vijf jaar nadat hij ziek is geworden. In het BW wordt echter ook een algemene verjaringstermijn neergelegd: 30 jaar nadat de omstandigheden die tot de schade hebben geleid, verjaart de vordering. Bij openbaring van de ziekte na 30 jaar is toepassing van de verjaringstermijn op grond van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar Aldus het asbest-arrest. Dit houdt in dat - afhankelijk van de omstandigheden van het geval - de claim na 30 jaar nog niet altijd verjaard is.