ARFID staat voor Avoidant Restrictive Food Intake Disorder, oftewel vermijdende/beperkende voedselinname stoornis. Het is een relatief nieuwe eetstoornis die in 2013 werd toegevoegd aan de DSM-5, het handboek voor psychiatrische aandoeningen. ARFID wordt gekenmerkt door een selectieve en beperkte voedselinname die leidt tot significante voedingsproblemen.
Wat zijn de belangrijkste symptomen van ARFID?
- Selectieve voedselinname: Mensen met ARFID eten een zeer beperkt aantal voedingsmiddelen, vaak met een sterke voorkeur voor textuur, smaak of temperatuur. Nieuwe voedingsmiddelen proberen kan erg moeilijk zijn.
- Beperkte voedselinname: De hoeveelheid voedsel die iemand met ARFID eet is vaak onvoldoende, wat kan leiden tot gewichtsverlies, ondervoeding en tekorten aan voedingsstoffen.
- Angst of fobieën rondom eten: Sommige mensen met ARFID hebben angst om te stikken, te braken of voedsel te vergiftigen. Anderen kunnen fobieën hebben over de textuur, smaak of oorsprong van voedsel.
- Sociale en emotionele problemen: De beperkte voedselinname kan leiden tot sociale isolatie, schaamte en angst. Kinderen met ARFID kunnen leer- en ontwikkelingsachterstanden ondervinden.
Waarom is ARFID belangrijk?
ARFID is een ernstige eetstoornis die kan leiden tot:
- Gewichtsverlies en ondervoeding
- Tekorten aan voedingsstoffen
- Groeivertraging bij kinderen
- Verzwakt immuunsysteem
- Botdichtheidsproblemen
- Depressie en angst
- Sociale isolatie
Prevalentie in Nederland
De exacte prevalentie van ARFID in Nederland is onbekend. Schattingen suggereren dat het 1 tot 5% van de kinderen en 0,5 tot 1% van de volwassenen treft. ARFID komt vaker voor bij meisjes en vrouwen dan bij jongens en mannen.
Hoe werkt ARFID in de praktijk?
De oorzaken van ARFID zijn niet volledig begrepen. Mogelijke factoren zijn:
- Traumatische ervaringen rondom eten: Dit kan een verstikking, voedselvergiftiging of een andere negatieve ervaring met eten zijn.
- Sensorische gevoeligheid: Mensen met ARFID kunnen overgevoelig zijn voor bepaalde texturen, smaken of geuren van voedsel.
- Angst en fobieën: Angst voor stikken, braken of voedselvergiftiging kan leiden tot vermijding van bepaalde voedingsmiddelen.
- Onderliggende psychische aandoeningen: ARFID kan samenkomen met andere psychische aandoeningen, zoals autismespectrumstoornis, angststoornis of obsessieve-compulsieve stoornis (OCS).
Praktijkvoorbeeld
Een kind, Tom, eet al jarenlang hetzelfde: brood met pindakaas, yoghurt en fruit. Hij weigert om nieuwe voedingsmiddelen te proberen, zelfs als ze worden aangeboden door zijn ouders of andere volwassenen. Tom heeft last van angst om te stikken en is bang dat nieuw voedsel hem ziek zal maken. Hij is erg mager en heeft een tekort aan verschillende voedingsstoffen. Tom's symptomen wijzen op ARFID.
Wat is de behandeling van ARFID?
De behandeling van ARFID is complex en vereist een geïndividualiseerde aanpak die is afgestemd op de specifieke behoeften van de persoon. De behandeling richt zich op twee belangrijke doelen:
1. Verbeteren van de voedselinname:
- Gedragstherapie: Dit is de meest gebruikte therapie voor ARFID. Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een veelgebruikte vorm van gedragstherapie bij ARFID. CGT helpt mensen met ARFID om negatieve gedachten en overtuigingen over eten te identificeren en te veranderen, en om nieuwe voedingsmiddelen te leren accepteren en eten.
- Voedingstherapie: Een diëtist kan een voedingsplan opstellen dat aan de individuele behoeften van de persoon voldoet en ervoor zorgt dat ze alle voedingsstoffen binnenkrijgen die ze nodig hebben, zelfs met een beperkte voedselinname. Dit kan het gebruik van supplementen, sondevoeding of orale voedingssupplementen (ONS) inhouden.
- Exposuretherapie: Dit houdt in dat de persoon geleidelijk wordt blootgesteld aan nieuwe voedingsmiddelen in een veilige en ondersteunende omgeving. De therapeut zal de persoon helpen om de angst en het ongemak te overwinnen die ze met deze voedingsmiddelen associëren.
2. Verminderen van angst en fobieën:
- Cognitieve gedragstherapie (CGT): CGT kan ook worden gebruikt om angst en fobieën rondom eten te behandelen. De therapeut helpt de persoon om de irrationale gedachten en angsten te identificeren die hun eetgedrag beïnvloeden, en om gezondere coping-mechanismen te ontwikkelen.
- Medicatie: In sommige gevallen kan medicatie worden voorgeschreven om angst of andere psychische symptomen te behandelen die de voedselinname belemmeren. Antidepressiva, anxiolytica en medicatie om sensorische gevoeligheid te verminderen kunnen worden gebruikt.
Andere behandelingsonderdelen:
- Oudertraining: Ouders van kinderen met ARFID leren hoe ze hun kind op een ondersteunende manier kunnen helpen om gezonder te eten. Dit kan inhouden dat ze leren om veilige en voedzame maaltijden te bereiden, positieve eetgewoonten te modelleren en vermijdend gedrag niet te versterken.
- Gezinstherapie: Gezinstherapie kan nuttig zijn als er problemen zijn binnen het gezin die de ARFID van de persoon beïnvloeden.
- Ondersteuningsgroepen: Er zijn online en offline ondersteuningsgroepen beschikbaar voor mensen met ARFID en hun families. Deze groepen kunnen een waardevolle bron van informatie, steun en moediging zijn.
Aandachtspunten
- ARFID is een ernstige eetstoornis die professionele hulp vereist.
- Vroege diagnose en behandeling zijn belangrijk om complicaties te voorkomen.
Add new contribution