Strafrecht 2 werkcollege 7

CASUS I

Bosma is directeur van Afvalverwerking BV, een afvalverwerkingsbedrijf gevestigd te Assen. Er wordt genoeg afval ter verwerking aangeboden, maar het keurig volgens de wettelijke milieuvoorschriften verwerken van afval brengt zeer hoge kosten met zich mee. Tijdens het maandelijkse werkoverleg met zijn vijf afdelingschefs stelt Bosma het probleem aan de orde. Hij draagt De Vries, chef van de afdeling zwaar chemisch afval, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om meer kostenbesparend te werken. 

De Vries weet dat er nog wel plekken zijn waar je je afval kunt storten zonder dat goed gecontroleerd wordt om wat voor spul het gaat.  ‘Daar moesten we maar eens gebruik van maken’, denkt hij, heel wel de mogelijke gezondheidsrisico’s beseffend. Afvalverwerking BV heeft daar al vaker – en steeds volgens de regels – afval naartoe gebracht. Hij besluit zijn directeur niets te vertellen.  Bovendien, vorig jaar nog was er een akkefietje met justitie over een onjuiste belastingaangifte door Afvalverwerking BV. Ook zijn collega’s informeert hij niet, behalve Koster, de chef transport.

Een paar dagen later geeft De Vries aan twee transportmedewerkers opdracht een lading afval te dumpen. Hij vertelt er niet bij dat het om zwaar verontreinigd chemisch afval gaat en op de papieren die de twee chauffeurs meekrijgen staat vermeld dat het eenvoudig sloopafval betreft. Al na enkele weken komen de eerste gezondheidsklachten van medewerkers van de stortplaats en bewoners uit de buurt. Niet lang daarna ontdekt de politie dat het van Afvalverwerking BV afkomstige afval de oorzaak is. Directeur Bosma wordt vervolgd wegens feitelijke leidinggeven (art. 51, tweede lid, onder 2 Sr) aan het delict ex art. 173a, aanhef en onder 1e Sr begaan door Afvalverwerking BV.

Vraag 1a           

Heeft de vervolging van Bosma kans van slagen?

Vraag 1b           

Zou De Vries vervolgd kunnen worden (en op welke grondslag)?

Ook chef transport Koster wordt vervolgd wegens feitelijke leidinggeven (art. 51,tweede lid, onder 2 Sr) aan het delict ex art. 173a, aanhef en onder 1e Sr begaan door Afvalverwerking BV. Zijn advocaat zegt tegen hem: ‘Ik heb rechtsoverweging 3.5.2 van Overzichtsarrest feitelijk leidinggeven er nog eens goed op nagelezen en wellicht zie ik gezien de positie die je in het bedrijf bekleedt toch een mogelijkheid om je vrij te pleiten.’

Vraag 1c           

Waar stuurt de advocaat op aan? Heeft dit kans van slagen?

Vraag 2a           

A wil, door een (wettelijk) uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B wijst het plan van A meteen af. Valt deze situatie onder art. 46a (jo. 289) Sr?

Vraag 2b           

A wil, door een wettelijk uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B voelt in eerste instantie wel voor het plan, maar na een nachtje erover te hebben geslapen, besluit hij toch niets te doen. Valt deze situatie onder art. 46a Sr?

Vraag 2c            

A wil, door middel van een wettelijk uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B voelt er wel wat voor. Als hij ‘in de strafbare pogingsfase zit’, wordt hij betrapt. Valt deze situatie onder art. 46a Sr? 

Vraag 2d           

A wil, door een uitlokkingsmiddel, B bewegen tot het plegen van een moord. B voelt er wel wat voor. Als hij ‘in de strafbare voorbereidingsfase zit’ (art. 46 jo. 289 Sr), raakt de politie op de hoogte en die houdt B aan. Valt deze situatie onder art. 46a Sr? Valt deze situatie (eventueel: ook) onder art. 47 jo. 46 jo. 289 Sr (uitlokking van voorbereiding van moord)?

Vraag 2e           

A stelt B een beloning in het vooruitzicht indien hij C dood zal slaan. B zegt toe het te doen. Eenmaal thuis bedenkt B zich; hij doodt C niet, maar steekt wel diens schuur in de brand.

Bespreek de strafbaarheid van A.

Vraag 2f           

A stelt B een beloning in het vooruitzicht indien hij C dood zal slaan. B laat zich in eerste instantie overhalen, maar uiteindelijk besluit hij dat het toebrengen van zware verwondingen wel volstaat. B geeft C een flinke aframmeling.  Bespreek de strafbaarheid van A.

Antwoordindicatie 

vraag 1a

Feitelijk leidinggeven van Bosma veronderstelt het daderschap van de rechtspersoon. Dus dat eerst nagaan.   Art. 51 lid 2 Sr naast de rechtspersoon zelf ook strafbaar zij die tot het strafbare feit opdracht hebben gegeven en zij die daaraan feitelijk leiding hebben gegeven.

  1. Is de Afvalv. BV normadressaat? Kan de BV pleger zijn?

Ja,  de BV kan worden aangemerkt als normadressaat.

  1. Is de Afvalv. BV pleger van het delict ex art. 173a, aanhef en onder 1e, Sr? Heeft afval BV het feit ook gepleegd?

Gaat om “opzettelijk en wederrechtelijk een stof (waarschijnlijk) op of in de bodem brengen, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is”. Twee chauffeurs hebben het afval “fysiek” op de bodem gebracht.

  1. Is het redelijk om verboden gedraging door natuurlijke persoon toe te rekenen aan de verdachte rechtspersoon?
  • Handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is t.b.v. de rechtspersoon?
  • door eigen werknemers, de chauffeurs.
  • Is de gedraging de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening?
  • Is ook dienstig aan de rechtspersoon, die spaart immers kosten uit.
  • Past de gedraging in de normale bedrijfsvoering of toekuitoefening van de rechtspersoon?
  • Behoort afval storten tot normale bedrijfsvoering? Deze wijze afval storten, dus niet zelf verwerken, maar elders storten? Mogelijk toch wel, want de rechtspersoon heeft al wel vaker daar afval naartoe gebracht.
  • Sprake van beschikken en aanvaarden?
  • Zeker. Beschikkingsmacht bij rechtspersoon is duidelijk, maar ook aanvaarden: niet alleen in ruime zin (onvoldoende zorg betrachten enz.), maar ook in strenge, subjectieve zin; want hier is bewust de verboden gedraging door de rp aanvaard, zeker nu een afdelingschef tot een en ander opdracht heeft gegeven. Bewust aanvaarden op het niveau van de chef zwaar chemisch afval is de rechtspersoon zonder meer toe te rekenen.

Conclusie:  de gedraging het wederrechtelijk storten op de bodem kan de rechtspersoon in redelijkheid worden toegerekend.

  1. Heeft de BV dit opzettelijk gedaan?

Ja het opzet van de chef zwaar chemisch afval kan gezien diens positie in het bedrijf, worden toegerekend aan de rechtspersoon.

De andere bestanddelen – gevaar te duchten enz. – zijn geobjectiveerd. Dit gevaar, veroorzaakt  door het storten, is er en dat is voldoende.

Nu komt aan bod of Bosma ook feitelijk leidinggever is ?

Eventueel in passieve vorm, zodat Slavenburg II criteria (zie ook r.o. 3.5.2./3.5.3 overzichtsarrest) feitelijk leidinggeven van toepassing zijn.  Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol leiden tot “feitelijk leidinggever”. Met name indien het gaat om een persoon die juist behoort tegen te gaan dat zulke verboden handelingen zich voordoen. De ondergrens geldt dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan ook sprake zijn als er weinig bekend was over de bestaande feiten.

Hoewel hij, ofschoon daartoe bevoegd en als directeur ook redelijkerwijs gehouden is, heeft hij geen maatregelen genomen ter voorkomen van het plaatsvinden van de verboden gedraging.

Er is echter niet voldaan aan het opzetvereiste: er moet in ieder geval sprake zijn van bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen, dus het illegaal storten. De opzet ontbreekt, dus vervolging van Bosma voor feitelijk leiddinggeven aan het feit art. 173a sub 1 Sr begaan door de BV heeft geen kans van slagen.

Vraag 1b 

De vries is opdrachtgever. Hij was bevoegd maatregelen te treffen ter voorkomen, hij heeft zelfs de werknemer de opdracht opzettelijk gegeven. Dus veroordeling wegens opdracht geven (of feitelijk leidinggeven) is mogelijk.

Is de vries nu strafbaar als functioneel dader (pleger)?

  1. De vries is normadressaat
  2. De Vries beschikt en aanvaard (zelfs meer dan dat)
  3. De Vries heeft ook opzet op het gronddelict.

Dus 1 persoon kan verschillende hoedanigheden strafbaar zijn: als leiddinggever aan door de rechtspersoon begaan delict, als functioneel dader/pleger, wellicht ook als deelnemer aan door lagere werknemer gepleegd delict.

Daarnaast blijkt uit casus ook dat verschillende personen strafbaar kunnen zijn voor hetzelfde delict: de natuurlijke persoon die leidinggever is, weer een ander persoon die functioneel dader is of deelnemer, de natuurlijke persoon die fysiek dader is.

Vraag 1c

De advocaat stuurt erop aan of het mogelijk is geweest voor de chef transport om überhaupt in te kunnen grijpen.

Zie r.o. 3.5.2: Waarschijnlijk heeft koster wel de macht om een einde aan deze toestand te maken door de directeur in kennis te stellen of door de politie in te schakelen. Het is echter de vraag of Koster als chef transport ook bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen ter vorkomen van deze gedraging te nemen.

Is hij daartoe niet gehouden dan is aansprakelijkheid wegens feitelijk leidinggeven niet mogelijk.

Verdedigbaar is echter dat hij daartoe wel gehouden is het gaat om de chef transport en het transport staat hier wel in een zekere relatie tot de verboden gedraging. Het gaat niet om bijvoorbeeld de chef externe communicatie.

Vraag 2a

Ja, geen sprake van een begin van uitvoering .

-A heeft gepoogd B te wegen

 -Door een wettelijk uitlokkingsmiddel;

-Opzet op bewegen

 -Opzet op beoogde misdrijf.

Poging tot uitlokking, ook wel: mislukte uitlokking, het lukt A zelfs niet om B over te halen het delict te plegen (geen beging van uitvoering).

Vraag 2b

  • A heeft gepoogd B te bewegen
  • Door een wettelijk uitlokkingsmiddel
  • Een misdrijf te plegen
  • Opzet op bewegen
  • Opzet op beoogde misdrijf

Poging tot uitlokking, ook wel zonder gevolgen gebleven uitlokking. Uitlokking is in zekere zin wel gelukt, want bij ander toch criminele wilsbesluit opgewekt, maar er gebeurt niets (geen beging van uitvoering).

Vraag 2c

A heeft B bewogen, door een wettelijk uitlokkingsmiddel, een misdrijf te plegen. Maar het valt niet onder art. 46a Sr.  B heeft al een begin van uitvoering gemaakt. Bereik van art. 46a eindigt zodra de ander aan begin van uitvoering van gronddelict toe is.  Wel sprake van deelneming aan een poging tot moord.

Vraag 2d

Valt onder art. 46a: namelijk poging tot uitlokking

  • misdrijf
  • poging te bewegen
  • wettelijk uitlokkingsmiddel
  • opzet op bewegen
  • opzet op beoogde misdrijf

Bereik van art. 46a Sr eindigt (pas) als de ander aan begin van uitvoering van gronddelict toe is.

Art. 47 jo. 45 jo. 289 Sr ook van toepassing?

De handeling van A valt ook onder art. 47 Sr: uitlokking van voorbereiding want strafbare voorbereiding is een gronddelict waaraan kan worden deelgenomen. Dit is een geval van samenloop en dan gaat art. 46a Sr voor, want hoger strafmaximum.

Vraag 2e 

Is A uitlokker van brandstichting?

  • Grondfeit: brandstichting
  • B is strafbaar ter zake van dit feit
  • A had opzet op de uitlokkingsgedraging, maar niet op dit grondfeit.

A is geen uitlokker van brandstichting.  

Is A uitlokker van de moord/doodslag: Nee omdat dit delict nooit is gepleegd.

Is er sprake van een strafbare poging tot uitlokking? Dus valt a onder art. 46a jo. 289 Sr?

  • Het beoogde delict is een misdrijf
  • A heeft een wettelijk uitlokkingsmiddel ingezet om B over te halen dit misdrijf te plegen (belofte)
  • Opzet op bewegen en opzet op beoogde misdrijf

B heeft het niet tot een strafbare poging tot dit misdrijf gebracht.

A strafbaar wegens poging tot uitlokking van moord/doodslag ex art. 46a Sr.

Vraag 2f 

F is niet strafbaar als uitlokker van moord/doodslag omdat dit delict niet is gepleegd! Zware mishandeling is echter wel gepleegd.

De zware mishandeling kunnen we zien als een “onderdeel” van de moord die A wilde uitlokken. A is uitlokker van de zware mishandeling.

Is A ook anderszins strafbaar? ook strafbaar op grond van art. 46a Sr.

- A heeft gepoogd B te bewegen

- Door een wettelijk uitlokkingsmiddel een misdrijf te plegen

- Opzet op bewegen en opzet op beoogde misdrijf

Dit is een poging tot uitlokking van moord. Nu moet je kijken bij welk delict de gevangenisstraf hoger is. Dit is het geval bij poging tot uitlokking van moord (art. 46a Sr) want dit heeft een hoger strafmaximum. (kijken naar strafmaximum van moord in combinatie met uitlokking, is hoger dan bij zware mishandeling)

 

 

 

 

Follow the author: lisacelineh
More contributions of WorldSupporter author: lisacelineh:
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check the related topics:
WorldSupporter and development goals
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1454