BulletPointsamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


Hoofdstuk 1 Inleiding van vermogensrechten

  • Goederen= alle zaken en vermogensrechten.(3:1)
    Zaken = voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. (3:2)
    Alle zaken zijn goederen.

  • Een zakelijk recht rust op een zaak.
    Een persoonlijk recht tegen een bepaald persoon.

  • Absoluut recht = een recht dat ten opzicht van iedereen te handhaven is. (eigendom)
    Relatieve rechten = rechten die gelden tussen twee of eventueel meer personen.

  • Individualiseringsbeginsel = Je moet de zaak kunnen onderscheiden van zijn soort. Als ik een briefje van 10 aan mijn vriendin geef en zij heeft er nog drie dan is mijn briefje niet meer te onderscheiden. Heeft die van mij echter veel scheuren; dan is duidelijk welk briefje van €10,- van mij is.

  • Eenheidsbeginsel = alle delen tezamen maken het één geheel. Denk aan een fiets, een aquarium of bijvoorbeeld een bed. (bed = frame, matras en lattenbodem maken het een bed.)

Hoofdstuk 2 Obligatoire overeenkomst

  • Waardoor ontstaat een overeenkomst?
    Middels aanbod en aanvaarding 6:217.

  • Een wilsrecht is het recht om door aanvaarding een overeenkomst tot stand te laten komen..

  • Wat zijn de uitzonderingen bij het aangaan van een obligatoire overeenkomst?
    Een aanbod kan worden ingetrokken tot de aanvaarding hierdoor komt geen overeenkomst tot stand.

  • Hierop gelden twee uitzonderingen.
    1. Bij een vrijblijvend aanbod mag na de aanvaarding nog ingetrokken worden mits dit onverwijld gebeurd.
    2. Bij een onherroepelijk aanbod kan er pas na de aangegeven termijn het aanbod ingetrokken worden. Een aanbod kan na aanvaarding niet zomaar ingetrokken worden.

  • Een geestelijke stoornis staat niet in de weg bij het aangaan van een obligatoire overeenkomst

  • Gerechtvaardigd vertrouwen kan maken dat er toch een overeenkomst tot stand is gekomen ondanks dat de wil om een overeenkomst aan te gaan ontbreekt.

  • Binnen artikel 3:40BW bestaan er drie mogelijkheden voor een ongeoorloofde overeenkomst:
    1. Het is verboden om een overeenkomst te sluiten;
    2. Ze inhoud van de overeenkomst is niet geoorloofd ;
    3. De strekking van de overeenkomst is niet geoorloofd .

  • Het verschil tussen het herroepen en intrekken een aanbod.
    herroepen van een aanbod = Er is een aanbod tot stand gekomen.
    intrekken van het aanbod = Er wordt voorkomen dat een aanbod tot stand komt.

  • Handelingsbekwaam houdt in dat je rechtshandelingen mag uitvoeren.

  • Handelingsbekwaam moet onderscheiden worden van handelingsonbevoegd. Denk aan een gefailleerde. Deze is handelingsbekwaam ( ouder dan 18 jaar meestal). Maar niet bevoegd om te handelen, dat is de curator.

  • Een overeenkomst kan vernietigd worden door:
    1. Dwaling 6:228 Burgerlijk Wetboek
    2. Bedreiging artikel 3:44 lid 1 Burgerlijk Wetboek
    3. Bedrog artikel 3:44 lid 2 Burgerlijk Wetboek
    4. Misbruik van omstandigheden. Artikel 3:44 lid 4 Burgerlijk Wetboek

 

Hoofdstuk 3 Volmacht

Vormen van vertegenwoordiging zijn:

  • Lastgeving: dit is een obligatoire overeenkomst waarbij de lasthebber zich verplicht tegenover de lastgever om rechtshandelingen te verrichten voor rekening van de lastgever (artikel 7:414 BW)

  • Volmacht ( een vorm van vertegenwoordiging) artikel 3:60 e.v. BW: Er worden rechtshandelingen verricht in naam van een ander. Degene die de vertegenwoordiging krijg is niet aansprakelijk tenzij uit tegendeel blijkt. Deze uitzonderingen zijn: ‘Buiten de volmacht handelen’ en ‘gerechtvaardigd vertrouwen gewekt bij de wederpartij’.

  • Zaakwaarneming (een vorm van vertegenwoordiging) artikel 6:198 e.v. BW: Je neemt de zaak waar voor de vertegenwoordiger in de periode dat deze (bijvoorbeeld) afwezig is en het zelf niet kan doen.

 

Hoofdstuk 4 Inhoud van de overeenkomst

  • Aan de hand van het Haviltex arrest stel je vast of een contract een leemte bevat:
    1. Wat was de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mocht verwachten
    2. Welke bepalingen mochten zij hieraan toekennen
    3. In welke maatschappelijke kringen bevinden partijen zich
    4. Welke rechtskennis hebben partijen.

  • De inhoud van een contract wordt afgeleid middels:
    1. De wet: vult aan als er niks is afgesproken of verbiedt (art. 3:40 BW)
    2. De gewoonte: de gewoonte vult aan en maakt dat het bij een contract hoort. Denk aan opruimwerkzaamheden.
    3. De redelijkheid & billijkheid: hebben aanvullende werking op bepalingen van een overeenkomst 6:248 lid 1 BW

  • In geval van onvoorziene omstandigheden zoals tijdveranderingen zorgt artikel 6:258 BW er voor dat een contract toch aangepast kan worden. Het zorgt voor een wijziging in de gevolgen van de overeenkomst.

 

Hoofdstuk 5 Nakoming

  • Er moet altijd betaald worden aan de schuldeiser.

  • Er kan niet betaald worden aan een handelingsonbekwame. Er moet dan betaald worden aan de vertegenwoordiger.

  • Uitzonderingen hierop zijn:
    1. toestemming door de vertegenwoordiger. Of
    2. als het in de macht komt van de vertegenwoordiger.
    3. Als laatste is er ook bevrijdend betaald als dit bekrachtigd wordt.

  • In principe kan er door iedereen betaald worden als dit in naam van de schuldenaar gebeurd.

  • Als er twee schuldenaren zijn kan één van beide voor beide afbetalen. Zij zijn dan beide vrij van betaling.

 

Hoofdstuk 6 Niet-Nakoming

  • Bij niet-nakoming kan een schuldeiser:
    1. Nakoming vorderen (art. 3:296BW)
    2. Tegenprestatie opschorten (art. 6:262 BW)
    3. Overeenkomst ontbinden (art. 6:265 jo 6:277 BW)

  • De schuldenaar is niet aansprakelijk voor de tekortkoming als deze niet aan hem kan worden toegerekend.

  • De tekortkoming kan niet aan de schuldenaar worden toegerekend, als deze niet te wijten is aan zijn schuld, of volgens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening dient te komen. (Zie de artikelen 6:27 jo. 6:76 jo 3:40 BW en het Oerlemanss/Driessen arrest.)

  • Door overmacht kan een beroep op wanprestatie voorkomen worden.

  • Overmacht kan aan een beroep op wanprestatie worden tegengeworpen (art. 6:74, lid 1 BW). Er bestaat echter een uitzondering op deze regel (art. 6:78 BW). Bijvoorbeeld: als een te leveren product gestolen wordt nog voor dit geleverd is. Ondanks het feit dat de eigenaar een zorgvuldig schuldenaar was en dus geen blaam treft voor de roof, is er toch in principe sprake van overmacht.

  • Wat is naast een toerekenbare tekortkoming noodzakelijk om schadevergoeding te krijgen?
    Er moet spraken zijn van verzuim. Dit kan middels een in gebreke stelling. Een in gebreke stelling is echter niet altijd noodzakelijk 6:83 BW. Zie voor verzuim artikel 6:80 e.v. BW

  • Ontbinding (art. 6:265BW) en het recht van reclame (art.7:44BW) zijn de twee vormen van ontbinding.

  • recht van reclame (7:44). De verkoper kan binnen een wettelijke termijn dit recht uitoefenen indien de koopprijs niet wordt betaald. Hierdoor vindt er ontbinding van de koopovereenkomst plaats maar verkrijgt de verkoper ( in tegenstelling met ontbinding op grond van 6:265 BW) wel het eigendom terug.

  • Ontbinding 6:265 = is het beëindigen van de overeenkomst

  • Recht van reclame geldt exclusief voor de verkoper.

 

Hoofdstuk 7 Onrechtmatige daad

  • De te nemen stappen om Onrechtematige Daad (OD) vast te stellen zijn:
    1. Strijd met de wet
    2. Strijd met de wettelijke plicht
    3. Strijd met het ongeschreven recht
    4. Is er een rechtvaardigingsgrond?

  • Kelderluikarrest waarbij vier vragen te alle tijden beantwoord moeten worden om vast te stellen of er onzorgvuldig is gehandeld bij een OD
    1. De mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en onvoorzichtigheid kan worden verwacht
    2. De omvang van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan.
    3. De ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben;
    4. De mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen. ‘

  • Toerekening gebeurd krachtens schuld of middels de wet.

  • Condition Sine qua Non: Causaal verband tussen de schadeveroorzakende gedraging en de geleden schade

  • Relativiteitsvereiste 6:163: strekt de geschonden norm tot de geleden schade? Als dit niet zo is; kan er geen sprake zijn van schadevergoeding.

  • De aansprakelijkheidsvraag bepaalt vaak wie er schadevergoeding dient te betalen.

  • Het verschil tussen de tekortkoming en de OD
    Tekortkoming is het niet naleven van een verbintenis = wanprestatie.
    Onrechtmatige daad is het niet naleven van een verplichting anders dan een verbintenis.

  • Met de correctie Langemeijer wordt gecorrigeerd omdat de wetsschending van belang is voor de vraag of er strijd is met het ongeschreven recht. Belangrijk hierbij is het Tandartsen arrest (HR 17 januari 1958, NJ 1961, 568). De Hoge Raad heeft in dit arrest bepaald dat het gedrag van de onbevoegde tandarts Dorenbos onrechtmatig was jegens een bevoegde tandarts Beukers, omdat Dorenbos in strijd had gehandeld met een ongeschreven verkeersnorm welke hen tegen zodanige mededinging van een onbevoegde beschermt.

  • Vormen van risico-aansprakelijkheid:
    1. Ouder-kind aansprakelijkheid 6:169BW
    2. Het zijn van een ondergeschikte: 6:170BW
    3. Niet-ondergeschikten 6:171BW
    4. Vertegenwoordigers 6:172BW
    5. Roerende zaken 6:173BW
    6. Opstallen 6:174BW (de cruciale vraag bij opstallen is of de bezitter wist van het gebrek. )
    7. Gevaarlijke stoffen 6:178BW
    8. Dieren 6:179BW
    9. Producten 6:180BW

 

Hoofdstuk 8 Andere verbintenissen

  • Onder de andere verbintenissen vallen:
    1. Zaak waarneming 6:198BW
    2. Onverschuldigde betalin 6:203BW
    3. Ongerechtvaardigde verrijking 6:212BW

  • De verbintenissen die voortvloeien uit zaakwaarneming:
    1. De zaakwaarnemer is verplicht behoorlijk te handelen (art. 6:199 lid 1 BW) en als hij dit niet doet, schiet hij tekort en moet eventuele schade worden vergoed (art. 6:74 BW).
    2. De waarnemer heeft de bevoegdheid rechtshandelingen te verrichten in naam van de belanghebbende, mits hij hiermee zijn belangen behoorlijk vertegenwoordigt (art. 6:201 BW).

  • Voor verbintenissen die bijvoorbeeld ethisch niet verantwoord zijn (het inhuren van een huurmoordenaar) kan geen beroep worden gedaan op onverschuldigde betaling.

 

Hoofdstuk 9 Vergoeding en schade

  • De criteria om in aanmerking te komen voor schadevergoeding:
    1. Schade
    2. Aansprakelijkheid
    3. Middels OD, toerekenbare tekortkoming, zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking
    4. Causaal verband
    à Conditio sine qua non
    à Aard van de aansprakelijkheid
    à Aard van de schade
    à Verband tussen schade en aansprakelijkheid

  • In Nederland wordt schade vastgesteld middels het abstracte stelsel. In het abstracte stelsel wordt er gekeken naar de vermogensvermindering die normaal gesproken in soortgelijke gevallen voor zou komen. Art. 6:97 BW vormt hiervoor de basis.
    Benoem de criteria voor het causale verband die je nodig hebt om in aanmerking te komen voor schadevergoeding.

  • Medeschuld = Er zijn meerdere partijen aansprakelijk voor dezelfde schade,

  • Eigen Schuld = De gedupeerde kan schuld hebben aan zijn eigen nadeel.

 

Hoofdstuk 10 Overdracht

  • De eisen voor overdracht krachtens art. 3:83 jo 3:84 BW:
    1. Geldige titel
    2. Levering
    3. Beschikkingsbevoegdheid

  • De titel die de rechtsbasis vormt van de levering kan gebreken vertonen. Een titel kan bijvoorbeeld:
    1. nietig zijn (art. 3:40 BW)
    2. vernietigbaar zijn (3:44 BW).

  • Een eigenaar is niet altijd beschikkingsbevoegd. Denk bijvoorbeeld aan een gefailleerde. De curator is dan beschikkingsbevoegd en de gefailleerde, vaak de eigenaar is dan beschikkingsonbevoegd.

  • Bezit is het houden van een goed voor zichzelf (art. 3:107 lid 1 BW) en dit is verdeeld in onmiddellijk bezit en middellijk.

  • Er is sprake van onmiddellijk bezit wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt (art. 3:107 lid 2 BW).

  • Bezit is middellijk, wanneer dit wel het geval is (art. 3:107 lid 3 BW).

  • Houderschap is het houden van een goed voor een ander (dit kan aan hem geleend zijn of op andere wijze). Bezit houdt in principe eigendom in maar dit hoeft niet altijd. Een gestolen object kan wel in iemands bezit zijn, maar daarmee is de dief nog geen eigenaar, hij is op dat moment bezitter.

  • Bij bezitsverschaffing kan er een geldige overdracht van eigendom plaatsvinden, (art. 3:86 BW).

  • Eisen”3:84 jo. 3:86: zijn een overdracht met geldige titel en levering. Anders dan om niet & te goeder trouw

 

Hoofdstuk 11 faillissement

  • Een executoriale titel is een vonnis waarbij de debiteur tot een bepaalde prestatie wordt veroordeeld. Dit vonnis wordt ook wel grosse genoemd.

  • Beslag en faillissement leiden beide tot blokkering van het goed of het vermogen.

  • Gevolg: alles waarop beslag gelegd is, kan niet meer bezwaard of vervreemd worden

 

Hoofdstuk 12 Rangorde

  • Droit de suite: Pand en hypotheek blijven in stand bij eigendomsovergang van de zaak waarop zij rusten. Een voorrecht daarentegen mist droit de suite en gaat in dat geval teniet.

  • Prioriteit: Pand en hypotheek gaan voor boven later op hetzelfde goed gevestigde rechten. Bij voorrechten speelt de volgorde van ontstaan geen rol en bepaalt de wet hun rangorde.

  • Speciaal voorrecht: Dit zijn voorrechten die voorrang verlenen ten aanzien van de opbrengst van bepaalde goederen.

  • Algemeen voorrecht: Dit zijn voorrechten die voorrang verlenen ten aanzien van de opbrengst van het gehele vermogen.

  • De vuistregels bij verhaal.
    1. Pand en hypotheek gaan boven voorrecht (3:279 BW)
    2. Speciale voorrechten gaan voor algemene zie 3:280BW
    3. Speciale voorrechten op hetzelfde goed hebben gelijke rang 3:281 lid 1 BW
    4. Algemene voorrechten wroden uitgeoefend in de volgorde waarin de wet hen plaatst. 3:281 lid 2 BW

  • Het opschortingsrecht van retentie geeft voorrang.

 

Hoofdstuk 13 Hypotheek en Pand

  • Pandrechten kunnen worden gevestigd op alle andere goederen dan registergoederen (art. 3:228 BW).

  • Hypotheek rechten worden gevestigd op registergoederen.

  • De overeenkomst van vestiging dient aan bepaalde formaliteiten te voldoen. Ten aanzien van roerende zaken gaat het om twee alternatieven:
    1. De zaak wordt gebracht in de macht van de pandhouder of van een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen: vuistpand (art. 3:236 lid 1 BW)
    2. Pandrecht op een roerende zaak kan ook worden gevestigd door authentieke in of geregistreerde onderhandse akte, zonder dat de zaak wordt gebracht in de macht van de pandhouder of van de derde: stil pandrecht (art. 3:237 lid 1 BW)

  • Als een schuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt kan de hypotheekhouder zich de zaak niet toe-eigenen (art. 3:235BW) maar kan hij overgaan tot openbare verkoop ten overstaan van een bevoegd notaris (3:268 lid 1 BW)

  • De vereisten voor het vestigen van een hypotheek zijn:
    1. een geldige titel
    2. beschikkingsbevoegdheid
    3. een goederenrechtelijke overeenkomst die gepaard gaat met bepaalde formaliteiten (art. 3:98 jo 3:84 BW). De overeenkomst van vestiging dient te voldoen aan de volgende formaliteiten:

  • Een tussen partijen opgemaakte notariële akte gevolgd door inschrijving in de openbare registers (art. 3:260 BW). Er dient te worden voldaan aan het individualiseringsvereiste.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Studiegids bij Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Samenvattingen en studiehulp bij Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Inhoud

  • Samenvatting bij het boek: Vermogensrecht van Nieuwenhuis - 12e druk
  • Samenvatting bij het boek: Vermogensrecht van Nieuwenhuis - 11e druk
  • Samenvatting bij het boek: Vermogensrecht van Nieuwenhuis - 10e druk
  • Bullets bij het boek: Vermogensrecht van Nieuwenhuis - 10e druk
  • Stamplijst bij het boek: Vermogensrecht van Nieuwenhuis - 10e druk
Access: 
Public
This content is also used in .....

Hoofdstukken Vermogensrecht van Nieuwenhuis - Samenvattingen

Boeksamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Boeksamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


1. Inleiding van vermogensrechten

Burgerlijk recht valt uiteen in vermogensrecht en personen & familierecht. . In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het vermogensrecht. Het vermogensrecht is het geheel van regels die betrekking hebben op de (subjectieve) vermogensrechten (bijvoorbeeld eigendom van een auto). Vermogensrechten worden omschreven in artikel 3:6 BW, voldoet het niet aan die omschrijving, dan is het zeer waarschijnlijk geen vermogensrecht.

Goed, zaak, registergoed

Het vermogen bestaat uit goederen. Volgens artikel 3:1 BW zijn goederen alle zaken en alle vermogensrechten. Volgens artikel 3:2 BW zijn zaken voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten Alle zaken zijn goederen, maar andersom is dit niet het geval.. Een vermogensrecht is namelijk wel een goed maar geen zaak. Dan heb je ook nog registergoederen. Registergoederen zijn, volgens art. 3:10 BW, goederen die voor overdracht of vestiging inschrijving in het openbare register nodig hebben. Register goederen zijn onroerende zaken (art. 3:89 BW), Sommige roerende zaken en sommige vermogensrechten.

Absolute en relatieve rechten

De twee hoofdvormen van het vermogensrecht zijn eigendom en vorderingsrechten. Een vorderingsrecht is relatief. Het is een rechtsbetrekking tussen de schuldeiser en schuldenaar. Het geldt enkel tussen de contractspartijen. Eigendom is een absoluut recht, het kan gehandhaafd worden tegen iedereen. Dit absoluut karakter heeft twee kenmerken: exclusiviteit en gevolg (droit de suite). Het is een exclusief recht, omdat de eigenaar niet hoeft te dulden dat een ander van de zaak gebruik maakt. Eigendom heeft gevolg, omdat het eigendomsrecht de zaak volgt, ook als zij over gaat op andere personen.

Zakelijke en persoonlijke rechten

Het verschil tussen een zakelijk recht (art. 3:2 BW ) en een persoonlijk recht; is dat een zakelijk recht op een zaak rust en een persoonlijk recht tegen een bepaald persoon. Volgens artikel 5:1 BW is een eigendom een zakelijk recht. Het is immers te vinden in hoofdstuk 5 van het BW. Een vorderingsrecht is juist een persoonlijk recht.

Zakelijke rechten verschillen van persoonlijke rechten. Zo onderwerpen zakelijke rechtenzich aan 2 beginselen:

- Individualisering= het eigendom moet onderscheid kunnen maken in zijn soort. Is het niet te onderscheiden, dan kan het ook mogelijk niet iemands eigendom geweest kunnen zijn. Ofwel: eigendom uitsluitend naar soort en hoeveelheid bepaalde zaken is niet mogelijk.

- Eenheidsbeginsel= alle onderdelen maken samen één geheel. De afzonderlijke delen maken gezamenlijk een zaak.(bijvoorbeeld: zadel, wiel en stuur = fiets).

  1. heeft te maken met art. 5:3: ‘De eigenaar van een zaak is eigenaar van al haar bestanddelen’. Wat als bestanddeel heeft te gelden, is opgenomen in artikel 3:4
  2. .....read more
Access: 
Public
BulletPointsamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

BulletPointsamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


Hoofdstuk 1 Inleiding van vermogensrechten

  • Goederen= alle zaken en vermogensrechten.(3:1)
    Zaken = voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. (3:2)
    Alle zaken zijn goederen.

  • Een zakelijk recht rust op een zaak.
    Een persoonlijk recht tegen een bepaald persoon.

  • Absoluut recht = een recht dat ten opzicht van iedereen te handhaven is. (eigendom)
    Relatieve rechten = rechten die gelden tussen twee of eventueel meer personen.

  • Individualiseringsbeginsel = Je moet de zaak kunnen onderscheiden van zijn soort. Als ik een briefje van 10 aan mijn vriendin geef en zij heeft er nog drie dan is mijn briefje niet meer te onderscheiden. Heeft die van mij echter veel scheuren; dan is duidelijk welk briefje van €10,- van mij is.

  • Eenheidsbeginsel = alle delen tezamen maken het één geheel. Denk aan een fiets, een aquarium of bijvoorbeeld een bed. (bed = frame, matras en lattenbodem maken het een bed.)

Hoofdstuk 2 Obligatoire overeenkomst

  • Waardoor ontstaat een overeenkomst?
    Middels aanbod en aanvaarding 6:217.

  • Een wilsrecht is het recht om door aanvaarding een overeenkomst tot stand te laten komen..

  • Wat zijn de uitzonderingen bij het aangaan van een obligatoire overeenkomst?
    Een aanbod kan worden ingetrokken tot de aanvaarding hierdoor komt geen overeenkomst tot stand.

  • Hierop gelden twee uitzonderingen.
    1. Bij een vrijblijvend aanbod mag na de aanvaarding nog ingetrokken worden mits dit onverwijld gebeurd.
    2. Bij een onherroepelijk aanbod kan er pas na de aangegeven termijn het aanbod ingetrokken worden. Een aanbod kan na aanvaarding niet zomaar ingetrokken worden.

  • Een geestelijke stoornis staat niet in de weg bij het aangaan van een obligatoire overeenkomst

  • Gerechtvaardigd vertrouwen kan maken dat er toch een overeenkomst tot stand is gekomen ondanks dat de wil om een overeenkomst aan te gaan ontbreekt.

  • Binnen artikel 3:40BW bestaan er drie mogelijkheden voor een ongeoorloofde overeenkomst:
    1. Het is verboden om een overeenkomst te sluiten;
    2. Ze inhoud van de overeenkomst is niet geoorloofd ;
    3. De strekking van de overeenkomst is niet geoorloofd .

  • Het verschil tussen het herroepen en intrekken een aanbod.
    herroepen van een aanbod = Er is een aanbod tot stand gekomen.

  • .....read more
Access: 
Public

Hoofdstukken vermogensrecht - Samenvattingen - Nieuwenhuis

Boeksamenvatting bij de 12e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Boeksamenvatting bij de 12e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


Waar gaat het boek 'Hoofdstukken Vermogensrecht van Nieuwenhuis' over? - Chapter 0

Het boek Hoofdstukken vermogensrecht van J.H. Nieuwenhuis wordt gebruikt bij het vak Inleiding Burgerlijk Recht aan de Universiteit Leiden. Het boek bevat dan ook alle basiskennis van het burgerlijk recht voor eerstejaars studenten. Aan de hand van alle belangrijke artikelen uit het Burgerlijk wetboek en de belangrijkste jurisprudentie kunnen studenten zich de stof eigen maken. Het vermogensrecht omvat verschillende onderwerpen. Het eigendoms- en vorderingsrecht met al haar bijzonderheden en uitzonderingen wordt bijvoorbeeld uitgebreid besproken. Daarnaast wordt er uitgelegd hoe een overeenkomst tot stand komt en welke factoren daarbij belangrijk zijn. Het verschil tussen handelingsbekwaamheid en beschikkingsbevoegdheid wordt uiteengezet en alle mogelijke titelgebreken zoals nietigheid en vernietigbaarheid. De gevolgen van het niet nakomen van een overeenkomst en het plegen van een onrechtmatige daad wordt ook uitvoerig besproken. Bovendien wordt de vraag beantwoord wie in welke omstandigheden aansprakelijk is. Dit is namelijk niet altijd zo voor de hand liggend door het bestaan van risicoaansprakelijkheid, medeschuld en eigen schuld. Een onderdeel van het vermogensrecht is ook het beperkte recht. De beperkte rechten die zekerheid bieden aan een schuldeiser, pand en hypotheek, worden besproken. En wat gebeurt er met deze rechten in geval van een faillissement? Preferentie, prioriteit, separatisme en parate executie zijn veelvoorkomende komen termen in een faillissement en worden in dit boek duidelijk uitgelegd. Ten slotte wordt een ander belangrijk onderwerp belicht in het vermogensrecht: de overdracht. Het overdragen van registergoederen, roerende zaken en onroerende zaken is namelijk verbonden aan bepaalde vereisten en formaliteiten.

Welke disciplines bevat het vermogensrecht? - Chapter 1

Wat zijn vermogensrechten?

Het privaat, oftewel het burgerlijk recht, is onderverdeeld in twee rechtsgebieden: het personen- en familierecht en het vermogensrecht. Het vermogensrecht in objectieve

.....read more
Access: 
Public
BulletPointsamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

BulletPointsamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


Hoofdstuk 1 Inleiding van vermogensrechten

  • Goederen= alle zaken en vermogensrechten.(3:1)
    Zaken = voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. (3:2)
    Alle zaken zijn goederen.

  • Een zakelijk recht rust op een zaak.
    Een persoonlijk recht tegen een bepaald persoon.

  • Absoluut recht = een recht dat ten opzicht van iedereen te handhaven is. (eigendom)
    Relatieve rechten = rechten die gelden tussen twee of eventueel meer personen.

  • Individualiseringsbeginsel = Je moet de zaak kunnen onderscheiden van zijn soort. Als ik een briefje van 10 aan mijn vriendin geef en zij heeft er nog drie dan is mijn briefje niet meer te onderscheiden. Heeft die van mij echter veel scheuren; dan is duidelijk welk briefje van €10,- van mij is.

  • Eenheidsbeginsel = alle delen tezamen maken het één geheel. Denk aan een fiets, een aquarium of bijvoorbeeld een bed. (bed = frame, matras en lattenbodem maken het een bed.)

Hoofdstuk 2 Obligatoire overeenkomst

  • Waardoor ontstaat een overeenkomst?
    Middels aanbod en aanvaarding 6:217.

  • Een wilsrecht is het recht om door aanvaarding een overeenkomst tot stand te laten komen..

  • Wat zijn de uitzonderingen bij het aangaan van een obligatoire overeenkomst?
    Een aanbod kan worden ingetrokken tot de aanvaarding hierdoor komt geen overeenkomst tot stand.

  • Hierop gelden twee uitzonderingen.
    1. Bij een vrijblijvend aanbod mag na de aanvaarding nog ingetrokken worden mits dit onverwijld gebeurd.
    2. Bij een onherroepelijk aanbod kan er pas na de aangegeven termijn het aanbod ingetrokken worden. Een aanbod kan na aanvaarding niet zomaar ingetrokken worden.

  • Een geestelijke stoornis staat niet in de weg bij het aangaan van een obligatoire overeenkomst

  • Gerechtvaardigd vertrouwen kan maken dat er toch een overeenkomst tot stand is gekomen ondanks dat de wil om een overeenkomst aan te gaan ontbreekt.

  • Binnen artikel 3:40BW bestaan er drie mogelijkheden voor een ongeoorloofde overeenkomst:
    1. Het is verboden om een overeenkomst te sluiten;
    2. Ze inhoud van de overeenkomst is niet geoorloofd ;
    3. De strekking van de overeenkomst is niet geoorloofd .

  • Het verschil tussen het herroepen en intrekken een aanbod.
    herroepen van een aanbod = Er is een aanbod tot stand gekomen.

  • .....read more
Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Boeksamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


1. Inleiding van vermogensrechten

Burgerlijk recht valt uiteen in vermogensrecht en personen & familierecht. . In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het vermogensrecht. Het vermogensrecht is het geheel van regels die betrekking hebben op de (subjectieve) vermogensrechten (bijvoorbeeld eigendom van een auto). Vermogensrechten worden omschreven in artikel 3:6 BW, voldoet het niet aan die omschrijving, dan is het zeer waarschijnlijk geen vermogensrecht.

Goed, zaak, registergoed

Het vermogen bestaat uit goederen. Volgens artikel 3:1 BW zijn goederen alle zaken en alle vermogensrechten. Volgens artikel 3:2 BW zijn zaken voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten Alle zaken zijn goederen, maar andersom is dit niet het geval.. Een vermogensrecht is namelijk wel een goed maar geen zaak. Dan heb je ook nog registergoederen. Registergoederen zijn, volgens art. 3:10 BW, goederen die voor overdracht of vestiging inschrijving in het openbare register nodig hebben. Register goederen zijn onroerende zaken (art. 3:89 BW), Sommige roerende zaken en sommige vermogensrechten.

Absolute en relatieve rechten

De twee hoofdvormen van het vermogensrecht zijn eigendom en vorderingsrechten. Een vorderingsrecht is relatief. Het is een rechtsbetrekking tussen de schuldeiser en schuldenaar. Het geldt enkel tussen de contractspartijen. Eigendom is een absoluut recht, het kan gehandhaafd worden tegen iedereen. Dit absoluut karakter heeft twee kenmerken: exclusiviteit en gevolg (droit de suite). Het is een exclusief recht, omdat de eigenaar niet hoeft te dulden dat een ander van de zaak gebruik maakt. Eigendom heeft gevolg, omdat het eigendomsrecht de zaak volgt, ook als zij over gaat op andere personen.

Zakelijke en persoonlijke rechten

Het verschil tussen een zakelijk recht (art. 3:2 BW ) en een persoonlijk recht; is dat een zakelijk recht op een zaak rust en een persoonlijk recht tegen een bepaald persoon. Volgens artikel 5:1 BW is een eigendom een zakelijk recht. Het is immers te vinden in hoofdstuk 5 van het BW. Een vorderingsrecht is juist een persoonlijk recht.

Zakelijke rechten verschillen van persoonlijke rechten. Zo onderwerpen zakelijke rechtenzich aan 2 beginselen:

- Individualisering= het eigendom moet onderscheid kunnen maken in zijn soort. Is het niet te onderscheiden, dan kan het ook mogelijk niet iemands eigendom geweest kunnen zijn. Ofwel: eigendom uitsluitend naar soort en hoeveelheid bepaalde zaken is niet mogelijk.

- Eenheidsbeginsel= alle onderdelen maken samen één geheel. De afzonderlijke delen maken gezamenlijk een zaak.(bijvoorbeeld: zadel, wiel en stuur = fiets).

  1. heeft te maken met art. 5:3: ‘De eigenaar van een zaak is eigenaar van al haar bestanddelen’. Wat als bestanddeel heeft te gelden, is opgenomen in artikel 3:4
  2. .....read more
Access: 
Public
Stamplijst bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Stamplijst bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Stamplijst Hoofdstukken Vermogensrecht

 

.....read more

A

 

 

 

Absoluut recht:

een recht dat gehandhaafd kan worden tegen iedereen. Een absoluut recht heeft zaaksgevolg en is exclusief. Eigendom is een absoluut recht.

 

 

Abstracte schadevaststelling:

schadevaststelling waarbij gekeken wordt naar de vermogensvermindering die normaal gesproken in soortgelijke gevallen voorkomt. Dit is de wijze waarop de Nederlandse rechter in principe schade vaststelt. Zie art. 6:97 BW.

 

 

Alternatieve causaliteit:

Als er verschillende veroorzakers kunnen zijn van een bepaalde schade maar niet kan worden vastgesteld welke persoon of welk bedrijf werkelijk voor de schade verantwoordelijk is. Speciale regeling uitgewerkt in art. 6:99 BW.

 

 

B

 

 

 

Beperkt recht:

Uit het eigendomsrecht kan de eigenaar bepaalde bevoegdheden afsplitsen en verlenen aan een ander. Deze afgesplitste bevoegdheden zijn beperkte rechten. Een voorbeeld is het recht op gebruik en bewoning van een huis.

 

 

Betaling:

het voldoen van de weder prestatie. Binnen het BW betekent het dus meer dan enkel het ‘betalen’ van geld.

 

 

Bezit:

is het houden van een goed voor zichzelf.

 

 

C

 

 

 

Cedent:

diegene die de vordering overdraagt.

 

 

Cessie:

het overdragen van een vordering.

 

 

Cessus:

is de schuldenaar; diegene die het geld in eerste instantie geleend heeft aan de cedent.

 

 

Concrete schadevaststelling:

schadevaststelling naar de omstandigheden van het geval. Wordt binnen de Nederlandse rechtspraak in beginsel niet gehanteerd.

 

 

Concurrente vorderingen:

vorderingen die bij faillissement geen voorrang genieten.

 

 

Correctie Langemeijer:

Indien een handeling niet onrechtmatig is omdat de overtreden wet niet strekt tot het beschermen van de betrokken partij kan de wetsovertreding wel meespelen in de afweging of de wederpartij maatschappelijk onbetamelijk heeft gehandeld.

 

 

E

 

 

 

Eigenlijke dwaling:

een fundamenteel misverstand. Kan juridisch worden opgelost

Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Boeksamenvatting bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


Hoofdstuk 1 Inleiding van vermogensrechten

 

Het burgerlijk recht bevat 2 onderdelen: personen en familierecht enerzijds en vermogensrecht anderzijds.

 

Goed, zaak, registergoed

Het vermogen bestaat uit goederen. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW). Zaken zijn de voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW). Iedere zaak is een goed, maar niet iedere goed is een zaak. Een vermogensrecht is wel een goed maar geen zaak.

Registergoederen zijn goederen voor welke overdracht of vestiging inschrijving in het openbare register noodzakelijk is (art. 3:10 BW). Alle onroerende zaken zijn registergoederen (art.3:89 BW). Sommige roerende zaken zijn ook registergoederen. Dit geldt ook voor sommige vermogensrechten.

 

Absolute en relatieve rechten

Een vorderingrecht is relatief. Het is een rechtsbetrekking tussen de schuldeiser en schuldenaar. Eigendom is een absoluut recht, het kan gehandhaafd worden tegen iedereen. Het is ook een exclusief recht en het blijft op de zaak rusten ook al raakt zij in handen van anderen.

 

Zakelijke en persoonlijke rechten

Een zakelijk recht is een recht op een zaak (art. 3:2 BW). Een persoonlijk recht is een aanspraak tegen een bepaalde persoon. Eigendom is een zakelijkrecht (art. 5:1 BW). Zakelijke rechten verschillen van persoonlijke rechten. Zakelijke rechten onderwerpen zich aan 2 beginselen:

  • Individualisering; eigendom van uitsluitend naar soort en hoeveelheid bepaalde zaken is niet mogelijk.
  • Eenheidsbeginsel; er is een fysische hechte verbondenheid. 

 

Beperkte rechten

Bij de vestiging van beperkte rechten moet de eigenaar een keuze maken tussen gebruiksrechten en zekerheidsrechten.

Een andere belangrijke keuze die de eigenaar moet maken is de keuze tussen

Beperkt recht uitsluitend gevestigd op een zaak en beperkt recht niet alleen gevestigd op een zaak, maar ook op een vermogensrecht.

Er geldt een prioriteit van het oudste beperkte recht en gelijkwaardigheid van vorderingsrechten

 

Botsing van 2 beperkte rechten

Een zaak kan belast zijn met meer dan een beperkt recht, soms komt het nimmer tot een conflict tussen beide beperkte rechten. Komt het wel tot conflict dan gaat het oudere beperkte recht voor.

 

Vermogensrechten in het faillissement

Bij faillissement wordt het vermogen van de failliet te gelde gemaakt om de schuldeisers zoveel mogelijk te voldoen. Heb je een beperkt recht op een zaak die aan de failliet toebehoort, dan zal je zeker veel hinder ondervinden. De zaak zal verkocht worden tengevolge van het absolute karakter.

 

 

Hoofdstuk 2.....read more

Access: 
Public
Stamplijst bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis

Stamplijst bij de 10e druk van Vermogensrecht van Nieuwenhuis


 

.....read more

A

 

Absoluut recht:

een recht dat gehandhaafd kan worden tegen iedereen. Een absoluut recht heeft zaaksgevolg en is exclusief. Eigendom is een absoluut recht.

Abstracte schadevaststelling:

schadevaststelling waarbij gekeken wordt naar de vermogensvermindering die normaal gesproken in soortgelijke gevallen voorkomt. Dit is de wijze waarop de Nederlandse rechter in principe schade vaststelt. Zie art. 6:97 BW.

Alternatieve causaliteit:

Als er verschillende veroorzakers kunnen zijn van een bepaalde schade maar niet kan worden vastgesteld welke persoon of welk bedrijf werkelijk voor de schade verantwoordelijk is. Speciale regeling uitgewerkt in art. 6:99 BW.

 

 

B

 

Beperkt recht:

Uit het eigendomsrecht kan de eigenaar bepaalde bevoegdheden afsplitsen en verlenen aan een ander. Deze afgesplitste bevoegdheden zijn beperkte rechten. Een voorbeeld is het recht op gebruik en bewoning van een huis.

Betaling:

het voldoen van de weder prestatie. Binnen het BW betekent het dus meer dan enkel het ‘betalen’ van geld.

Bezit:

is het houden van een goed voor zichzelf.

 

 

C

 

Cedent:

diegene die de vordering overdraagt.

Cessie:

het overdragen van een vordering.

Cessus:

is de schuldenaar; diegene die het geld in eerste instantie geleend heeft aan de cedent.

Concrete schadevaststelling:

schadevaststelling naar de omstandigheden van het geval. Wordt binnen de Nederlandse rechtspraak in beginsel niet gehanteerd.

Concurrente vorderingen:

vorderingen die bij faillissement geen voorrang genieten.

Correctie Langemeijer:

Indien een handeling niet onrechtmatig is omdat de overtreden wet niet strekt tot het beschermen van de betrokken partij kan de wetsovertreding wel meespelen in de afweging of de wederpartij maatschappelijk onbetamelijk heeft gehandeld.

 

 

E

 

Eigenlijke dwaling:

een fundamenteel misverstand. Kan juridisch worden opgelost met een beroep op

Access: 
Public
Stamplijst Hoofdstukken Vermogensrecht

Stamplijst Hoofdstukken Vermogensrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

.....read more

A

 

 

 

Absoluut recht:

een recht dat gehandhaafd kan worden tegen iedereen. Een absoluut recht heeft zaaksgevolg en is exclusief. Eigendom is een absoluut recht.

 

 

Abstracte schadevaststelling:

schadevaststelling waarbij gekeken wordt naar de vermogensvermindering die normaal gesproken in soortgelijke gevallen voorkomt. Dit is de wijze waarop de Nederlandse rechter in principe schade vaststelt. Zie art. 6:97 BW.

 

 

Alternatieve causaliteit:

Als er verschillende veroorzakers kunnen zijn van een bepaalde schade maar niet kan worden vastgesteld welke persoon of welk bedrijf werkelijk voor de schade verantwoordelijk is. Speciale regeling uitgewerkt in art. 6:99 BW.

 

 

B

 

 

 

Beperkt recht:

Uit het eigendomsrecht kan de eigenaar bepaalde bevoegdheden afsplitsen en verlenen aan een ander. Deze afgesplitste bevoegdheden zijn beperkte rechten. Een voorbeeld is het recht op gebruik en bewoning van een huis.

 

 

Betaling:

het voldoen van de weder prestatie. Binnen het BW betekent het dus meer dan enkel het ‘betalen’ van geld.

 

 

Bezit:

is het houden van een goed voor zichzelf.

 

 

C

 

 

 

Cedent:

diegene die de vordering overdraagt.

 

 

Cessie:

het overdragen van een vordering.

 

 

Cessus:

is de schuldenaar; diegene die het geld in eerste instantie geleend heeft aan de cedent.

 

 

Concrete schadevaststelling:

schadevaststelling naar de omstandigheden van het geval. Wordt binnen de Nederlandse rechtspraak in beginsel niet gehanteerd.

 

 

Concurrente vorderingen:

vorderingen die bij faillissement geen voorrang genieten.

Access: 
Public
This content refers to .....
Law and public administration - Theme
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
3311 1