Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

Wat zou Plato van het referendum vinden?

Vraag 2

Wat zegt Thomas over het zevende gebod, ‘Gij zult niet stelen’? Wat is de plaats van dit gebod in het systeem van de wet?

Vraag 3

Hobbes wordt wel genoemd als inspirator van Publius. Bespreek dit idee op grond van de nrs 51 en 78 van de Federalist Papers

Vraag 4

Bespreek de tirannie van de meerderheid en de waarborgen daartegen bij Tocqueville.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het referendum is een vorm van directe democratie. Het is een vorm van volksraadpleging over bepaalde collectieve besluiten, met een bindend karakter. In elk geval moet de student het referendum identificeren als een zeer democratisch middel. Dat doet de vraag rijzen wat Plato precies zegt over de democratie als zodanig, en vooral: waarom hij dat zegt; hoe de filosofische redenering achter zijn (kritische!) houding ten opzichte van de democratie eruit ziet. Dat moet de student brengen op de bespreking van de deugd als zodanig, de rechtvaardigheid/rechtschapenheid (dikaiosunè), en hoe deze zich (op grond van Plato’s ziel-staatanalogie) zowel op het niveau van de ziel als dat van de constitutie weerspiegelt. Tenslotte dient de fundering van dit alles verhelderd te worden, namelijk in de notie van de idee van de waarheid en het goede als iets transcendents, dat alleen door moeizame studie en inspanning eigen gemaakt kan worden, en dan ook slechts door diegenen die er de begaafdheid voor bezitten. Wat weer een argument is voor zijn aristocratisch staatsideaal. De vindplaats van Plato’s kritiek op de democratie is Boek VIII, vanaf nr. 555 B tot en met 562A (Het Bestel, pp. 329 t/m 339). Daarvan moet de student toch iets laten zien, namelijk dat vrijheid en gelijkheid het hoogste goed zijn, met als gevolg een volstrekte egalitaire benadering van alle verlangens en begeertes. Gevolg: verdwijning van iedere hiërarchie en discipline, vaders worden bang voor hun zonen en leraren voor de leerlingen, waardoor de samenleving een stuurloos geheel wordt.

Het gevaar van afglijden naar een tirannie is levensgroot, omdat in die chaos de roep om een sterke man groot wordt. Het filosofische hoe en waarom hierachter dient uitgelegd te worden. Centraal daarbij staat de deugd: de rechtvaardigheid/rechtschapenheid. Dit houdt in: balans in de verschillende onderdelen van zowel de menselijke ziel (waarin telkens de bij deze onderdelen behorende deugd betracht wordt) als van de samenleving (waarin ieder het zijne doet). Het lagere deel van de ziel waarin de driften van buik en onderbuik zetelen dient de gematigdheid oftewel de zelfbeheersing te betrachten. Diegenen die hooguit in deze deugd kunnen uitblinken, dienen in de samenleving de functie van werkers te vervullen. Het middendeel van de ziel waarin de edeler passies van het gemoed huizen, zoals de wilskracht en de vasthoudendheid, dient de deugd van de moed te betrachten. Zij die hierin kunnen uitblinken, mogen toegelaten worden tot de klasse der hulpwachters, de verdedigers. Tenslotte het hoogste deel van de ziel, waarin de hoogste faculteiten van het verstand en het inzicht hun zetel hebben, dient zich te richten op de deugd der verstandigheid/wijsheid. De kleine laag van de bevolking die hiertoe in staat is, dient zorgvuldig geselecteerd en opgeleid te worden, teneinde aan hen de leiding van de staat toe te vertrouwen. Aangezien zij verstandigheid betrachten, is het aan hen de staat te leiden, zoals ook de ziel door de verstandigheid geleid dient te worden.

Dit alles rechtvaardigt Plato wijsgerig, door te stellen (mede met behulp van gelijkenissen zoals die van de Grot) dat waarheid en goedheid/rechtvaardigheid zelf iets

is dat slechts voor de getalenteerden en bovendien enkel na veel inspanning bereikbaar is, namelijk de transcendente idee. Kortom, een staatsvorm waarin niet de besten / het beste deel van de ziel regeert, is gedoemd te mislukken, zoals Plato ook laat zien in de vervalsgeschiedenis van de vele andere staatsvormen dan de aristocratische, namelijk de timocratische, oligarchische, democratische en tirannieke constitutie.

NB: Het essay dient een uiteenzetting te bevatten over de staatsvorm, de ziel, de deugd en de idee. Het gaat om de betekenis achter het verhaal van Plato.

Vraag 2

Je mag niet stelen; op onrechtmatige wijze wegnemen. Allereerst moet zijn aangegeven

dat dit één van de Tien Geboden is; afkomstig uit het Oude Testament. De verhouding tot enkele andere Mozaïsche geboden moet worden uitgelegd. Het heilige getal 7 wijst op een zekere volmaaktheid die alleen in relatie tot de andere geboden duidelijk wordt. Stelen wordt dan ook opgevat, in ruime zin; niet alleen goederen mag men niet stelen, maar ook de eer die je aan een ander (je ouders) verschuldigd bent (4), het leven van een ander (5) en de echtgenoot van een ander mag je niet ‘stelen’ (6). Stelen staat voor Thomas gelijk aan moord. Je moet om die reden ook niet jaloers zijn op het bezit van een ander (9). Je mag jezelf ook niet toe-eigenen wat van God is: zijn eer, zijn naam en zijn dag (1, 2, 3). Men mag Hem dat alles niet onthouden. Het geluk van jezelf en de naaste - het goed of welzijn in het algemeen - beklijft niet wanneer men zich overgeeft aan deze ondeugd. Gelukkig worden we slechts wanneer we niet stelen. Gestolen goed gedijt niet.

Ook de verhouding van dit specifieke gebod tot het Dubbelgebod van de Liefde, dat in het Nieuwe Testament te vinden is; de liefde tot God en de naaste zal mij er natuurlijk ook van weerhouden iets of iemand van de ander te stelen. Het systeem van de wet dient vervolgens helder uiteengezet te worden. Allereerst door aan te geven wat een wet is. Een ware, goede wet is: een rationeel voorschrift (is uitgevaardigd door de ratio); ten bate van het algemeen geluk en welzijn; opgesteld door een erkende, legitieme wetgever die het gemeenschappelijk belang voor ogen staat; geopenbaard of bekendgemaakt aan het publiek. De vijf wetten die Thomas onderscheidt moeten worden genoemd en uitgelegd. Ten slotte dient voor iedere wet te worden aangegeven hoe die zich tot het zevende gebod verhoudt. Vanwege de wet van de menselijke neiging tot de zonde is er de menselijke wet (wetboek en jurisprudentie) die ons afhoudt van de ondeugd (hebzucht of gierigheid) en aanzet tot de deugd (rechtvaardigheid). De menselijke wet dient de beginselen van de natuurwet te respecteren. Slechte wetgeving is diefstal; slechte koninkrijken zijn roversbendes. De natuurwet is dat wat de mens van nature, door de schepping van God heeft meekregen van Zijn Eeuwige (universele en onveranderlijke) Wet; door zijn verstand te gebruiken en naar zijn geweten te luisteren ‘weet’ een mens van zelf en buiten het geloof om wat goed en kwaad in beginsel zijn. Omdat de natuurlijke kennis van de eeuwige wet onvolkomen is, heeft God Zich bovendien geopenbaard in de Bijbel, en heeft Hij de mens de Goddelijke Wet gegeven. Het Oude testament met de Tien Geboden stelt vooral het goede handelen centraal; het Nieuwe Testament met het Dubbelgebod van de Liefde ziet ook toe op de geest of de gezindheid van de zondaar. De Wet van de Liefde is een samenvatting van de Tien Geboden en die spreekt zich ook uit over de diefstal. Diefstal kiest en neemt voor zichzelf, ten koste van de liefde die je de ander schuldig bent. Dit is dus niet in overeenstemming met de liefde voor God en zijn schepping die door het Dubbelgebod geboden zijn.

Vraag 3

Afgezien van waardering voor de essay-vorm is behandeling van onderstreepte kwestie vooronderstelling van een voldoende cijfer.

  • Inleiding biedt tenminste schets van Hobbes’ staatsleer op hoofdlijnen, voor zover hier ter zake: “van transcendent naar immanent”, de mens zelf als bron en doel van alle staatsgezag, +/- gelijkheid van mensen als mensen (descriptief en normatief), mens door begeerten geregeerd, + rede => natuurwetten, moeten worden afgedwongen, natuurtoestand => contract => +/- absoluut staatsgezag, …

  • Korte inleiding tot Publius’ werk in het algemeen, incl. historische achtergrond

(deel van werken om het volk te bewegen de constitutie aan te nemen), republicanisme, democratie,… met enige toespitsing op de nrs. 51 & 78 (machtenscheiding, checks & balances etc. en de bijzondere rol van de rechterlijke macht)

Uitwerking kan verschillende wendingen nemen. Overeenkomsten:

Mens zelf is bron en doel van alle staatsgezag, incl. deszelven regels en beginselen.

Idee van contract keert bij Publius op verschillende manieren terug: volk bepaalt zelf de staatsvorm, die democratisch is ingericht. Publius’ Hobbesiaanse idee dat als mensen engelen zouden zijn, een overheid niet nodig zou zijn.

(ook bij Publius beredeneerde noodzaak van sterke centrale staat.)

Anders bij Publius:

Democratie

Scheiding der machten

Checks & balances

Constitutionele toetsing (anders Hobbes: staatsmacht is één, ondeelbaar en volstrekt soeverein, afgezien van recht op opstand als veiligheid niet langer wordt geboden).

(Burgerrechten die tegen iedereen dus ook tegen overheid werken, in ieder geval meer nadruk op burgerlijke vrijheden)

(Ander, in ieder geval rationalistischer en rooskleuriger mensbeeld)

Bovendien biedt Publius een andere oplossing voor het vraagstuk van mogelijke tirannie dan Hobbes: (democratie,) trias, onderlinge controle etc. (Hobbes: ‘inconvenience, maar alles is beter dan ‘natural condition of man’.)

Conclusie kan luiden dat Hobbes Publius geïnspireerd heeft, met name op gronden als:

mens is niet van nature goed => noodzaak en inrichting v/d staat, het tirannieprobleem, etc.

Of: Hobbes en Publius staan ver van elkaar af, op grond van nogal wat verschillen in opvatting: verschillende ideeën van staat en staatssoevereiniteit, …, nogal wat rooskleuriger mensbeeld met alle staatkundige gevolgen van dien. – Vanuit de nrs. 51 en 78 ligt een conclusie in termen van verschillen in opvatting meer voor de hand.

Terzijde: ‘het idee’ is een ander begrip dan ‘de idee’, dit voor mensen die vielen over ‘…die idee …’ in de verwoording van de vraag.

En: Publius is de schuilnaam van de auteurs v/d Federalist Papers, zoals ook blijkt uit de steeds terugkerende ondertekening, ook onder de nrs. 51 & 78.

Vraag 4

Om te beginnen moet worden uitgelegd wat de tirannie van de meerderheid nu precies is. Het gaat om de onderdrukking van de minderheid door de meerderheid in een democratie. Voorbeelden zijn het lot van de zwarten en de indianen in de VS. Deze vorm van tirannie is een ontaarding van de democratie. Zij komt tot stand als de meerderheid geen rekening houdt met de rechten van de minderheid.
Dit kan gemakkelijk gebeuren, omdat de democratie uitgaat van de meerderheidsregel: ‘de meeste stemmen tellen’. (Omdat consensus niet haalbaar is: er is altijd wel iemand tegen). Daarnaast kan de mening van de meerderheid, ook wel de publieke opinie genoemd, dermate dominant zijn, dat de minderheid er maar beter het zwijgen toe kan doen, op straffe van ridiculisering of verstoting.

Als aldus uiteen is gezet wat de tirannie van de meerderheid inhoudt, moet de student vervolgens aangeven wat volgens Tocqueville daartegen de waarborgen zijn.

Dat zijn er in het totaal drie: decentralisatie, religie, en de juristenstand.

Het volstaat niet deze te noemen. Men moet ook uitleggen op welke wijze deze drie de tirannie van de meerderheid belemmeren. Bij de bespreking van elk van de drie factoren moet dus expliciet een verband worden gelegd met de tirannie van de meerderheid.

Decentralisatie belemmert de tirannie van de meerderheid, doordat het minderheden, althans als ze regionaal of lokaal een meerderheid vormen, in de gelegenheid stellen tot zelfbestuur en dus tot een leven onder hun eigen regels. Voorbeelden zijn de Amish, de orthodox-protestanten in Urk, en de koerden in Irak. Religie, althans de christelijke religie waar Tocqueville het over heeft, heeft als kernnormen de Tien Geboden en het Gebod van de Naastenliefde. Die eisen van de gelovige dat hij ieder mens humaan en liefdevol behandeld. Dus ook de minderheid. Zo gezien tempert de religie de vrijheid van de meerderheid om alles maar te beslissen. De juristenstand tempert eveneens de vrijheid van de meerderheid om alles maar te beslissen. En wel omdat de meerderheid tegen de juristen opkijken: zij hebben gezag in de maatschappij. (Ze vormen een laatste restje aristocratie in de democratie.) En ze gebruiken dat gezag (o.a.) om verkregen rechten te beschermen, ook tegen een meerderheid die deze wil aantasten.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Oefenmaterialen Rechtsfilosofie I - UL

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013


Vragen

Vraag 1

Zowel Plato als de Federalist Papers houden zich bezig met het zogeheten ‘eliteprobleem’. Wat houdt dit in? Hoe luiden hun respectievelijke oplossingen hiervoor? Leg uit hoe zij dit beredeneren.

Vraag 2

Beschrijf en analyseer de overeenkomsten en verschillen tussen de visies van Thomas van Aquino en Hobbes over de menselijke natuur.

Hanteer hierbij de volgende begrippen: begeertes, wil, ratio en gemeenschap.

Vraag 3

Een citaat uit de Leviathan van Thomas Hobbes, hoofdstuk 15, getiteld: De verdere natuurwetten:

“Deze uiteenzetting van de natuurwetten lijkt misschien te vergezocht om voor iedereen duidelijk te zijn. De meeste mensen hebben het immers te druk met de zorg om hun dagelijks brood, en de overigen zijn te onverschillig om er begrip voor te hebben. Maar om niemand een excuus te laten, kunnen zij nog eens worden samengevat tot een eenvoudige slotsom die zelfs voor het geringste verstand toegankelijk is. Deze luidt: Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doet dat ook een ander niet. Uit zegswijze blijkt dat iemand niets anders hoeft te doen om de natuurwetten te leren dan andermans handelingen aan zijn kant van de schaal te leggen, zodra zij hem bij het afwegen te zwaar lijken, en de zijne aan de andere kant, zodat zijn hartstochten en eigenliefde niets aan het gewicht toevoegen. Dan zal geen van de natuurwetten hem erg onredelijk voorkomen.”

Leg uit hoe Hobbes deze passage heeft bedoeld in het verband van zijn natuurwetten.

Vraag 4

Op p.726 van de Nederlandse vertaling van Over de democratie in Amerika (vol.II, 1840), in het hoofdstuk getiteld Dat de gevoelens van democratische volken in overeenstemming zijn met hun ideeën, waardoor zij ertoe worden aangezet de macht te concentreren, schrijft Tocqueville:

“In tijden van gelijkheid komen mensen gemakkelijk op het idee van een grote centrale macht, maar anderzijds staat het buiten kijf dat reeds hun gewoontes en gevoelens hen ontvankelijk maken voor het erkennen van een dergelijke macht en voor het verlenen van steun aan die macht. Het bewijs hiervoor kan in enkele woorden worden geleverd.”

a. Lever dit bewijs.

Even verderop op dezelfde pagina schrijft Tocqueville:

“Dat dergelijke neigingen niet onoverwinnelijk zijn zal ik niet ontkennen, want mijn hoofddoel bij het schrijven van dit boek was juist ze te bestrijden.”

b. Hoe denkt Tocqueville dat deze ‘neigingen’ bestreden moeten worden? Leg uit.    

 

Antwoordindicatie

Vraag 1

a. Eerst dient uitgelegd te worden wat precies het eliteprobleem is. Dit kan hetzij aan de hand van Plato’s beschrijving, hetzij aan de hand van die van de Federalist Papers.

1. Aan de hand van Plato (369A – 414C in grote lijnen) kan dit uitgelegd worden als volgt.

Een samenleving waarin de menselijke begeerten nu eenmaal groot, talrijk en gevarieerd

.....read more
Access: 
Public
Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013 (2)

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2013 (2)


Vragen

Vraag 1

Thomas van Aquino

In ‘Over de wet’ haalt Thomas een belangrijke passage aan uit de Romeinenbrief van Paulus, namelijk, dat ‘de heidenen die de wet niet hebben, van nature de dingen doen die van de wet zijn.’

Leg uit welke uitleg Thomas geeft aan bovenstaande passage. (1)

Hoe is bij hem überhaupt de verhouding tussen de geschreven en de ongeschreven wet(ten)? (2)

Vraag 2

Waarin komen Hobbes’ opvattingen van staat en recht overeen met die van de auteurs van de Federalist Papers?

Antwoorden

Vraag 1

1. We vinden het antwoord in vraagstelling 91 van Over de wet. Eerst dient men uit te leggen wat Thomas hier precies met de wet bedoelt. De heidenen hebben geen toegang tot de eeuwige wet want ze geloven niet. Verder hebben zij ook de goddelijke wet niet. Zij erkennen niet dat de Bijbel het Woord van God is, en zij gebruiken daarom de wetten in de Bijbel niet als leidraad voor hun handelen. Hoe kunnen de heidenen dan toch dingen doen die van de wet zijn? Dat komt, volgens Thomas omdat God de Schepper is van hemel en aarde. Hij heeft ook de mens geschapen, volgens zijn wil en naar zijn evenbeeld. De natuur van de mens weerspiegelt Gods wil en bedoeling. Van nature is de mens tot het goede geneigd, echter niet zonder meer. Het is meer bepaald, het rationele vermogen van de mens, zijn vermogen om na te denken bij wat hij doet, dat in het bijzonder de natuur van God reflecteert. Ook als hij God niet kent door het geloof en door de Bijbel, dan nog zal hij, als hij zijn door God gegeven verstand gebruikt, de dingen doen die God geboden heeft. Een gebrekkige kennis van goed en kwaad - de natuurlijke wet - heeft iedereen van nature in zich, in zijn hart of geweten. Deze kennis is, hoe gebrekkig ook, universeel en eeuwig.

2. Hier dient men de vijf wetten die Tomas onderscheidt eerst duidelijk te omschrijven. Daarbij dient te worden aangegeven of ze geschreven, dan wel ongeschreven zijn. Vervolgens dient kort en bondig te worden uitgelegd hoe ze met elkaar in verhouding staan.

Vraag 2

  • Belangrijkste overeenkomst is de fundering van alle staatsgezag in de mens zelf.

  • Er is geen hogere, laat staan religieuze grond voor staatsautoriteit, “van transcendent naar immanent”

  • Van nature zijn mensen elkaars gelijken. Staats is niet persoonsgebonden.

  • De staat dient geen hoger doel dan het welzijn van de onderdanen.

  • Dat welzijn is niets anders dan optimale vervulling van menselijke wensen, strevingen en verlangens. (Er is geen ideaal van de mens buiten het feitelijk menselijk bestaan: naturalisme.)

  • Staatkundig, politiek en juridisch

.....read more
Access: 
Public
Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012


Vragen

Vraag 1

Wat zou Plato’s visie zijn op – kort gezegd: de bankencrisis en de oplossing die door de banken zelf is aangedragen?

Moeten we dan vervolgens niet de minder geschikte figuren gaan behandelen? De man die van ruzie en prestige houdt, wat overeenstemt met de Spartaanse staatsvorm, en daarna de mannen die bij de oligarchie, de democratie en de dictatuur passen. Op die manier krijgen we te zien wie het onrechtvaardigste is, waarna we hem tegenover de rechtvaardigste kunnen stellen. (Politeia, nr. 545A)

Bekijk de bankencrisis vanuit Plato’s visie: wat zijn de oorzaken van de bankencrisis en hoe deugdelijk zijn de maatregelen die de banken zelf genomen hebben? Ga bij het beantwoorden van de vraag in op het verval van de staatsvormen en hoe we daaraan ontsnappen. Beredeneer dit vanuit analogie ook voor het individu en organisaties en bedrijven zoals banken.

Vraag 2

Volgens het Nieuwe Testament is het belangrijkste voorschrift van de goddelijke wet tweeledig: ‘Gij zult de Heer uw God liefhebben, en gij zult uw naaste liefhebben zoals uzelf.’

1. Er zijn volgens Thomas van Aquino vier dingen die ons aanzetten tot het liefhebben van de naaste. Welke dingen zijn dat volgens Thomas?

2. Wat wordt - volgens Thomas – precies bedoeld met de wijze van liefhebben, die in het voorschrift wordt aangeduid met het, voor menig verkeerde uitleg vatbare: ‘zoals uzelf’?

Vraag 3

Wat moet volgens Hobbes bepalend zijn voor rechterlijke uitleg van de wet, en waarom? Wat zouden de schrijvers van de Federalist Papers daarvan vinden?

Vraag 4

In hoofdstuk IX van Boek I van Over de democratie behandelt Tocqueville ‘de voornaamste oorzaken die bijdragen aan het behoud van de democratische republiek in de Verenigde Staten’. Hij onderscheidt daarbij drie categorieën. Ten eerste ‘de bijzondere en toevallige situatie waarin de Voorzienigheid de Amerikanen heeft geplaatst’, ten tweede ‘de wetten’, en ten derde ‘de zeden’. Noem en bespreek uit alle drie de categorieën één factor die bijdraagt aan het behoud van de republiek.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Drie dingen moeten in elk geval helder worden in het antwoord:

  • Dat er ook bij een bank, als bedrijf, als organisatie, zoals bij iedere organisatie, sprake is van een ziel-staat analogie. Banken, bedrijven, organisaties zijn eigenlijk staatjes in het klein, waar evengoed dus een analogie tussen de ziel en de organisatie bestaat. Daar wijst de Canadese documentaire The Corporation al met zo veel woorden expliciet op, zoals in de vraagstelling naar voren komt. Plato zou dus de makers van de documentaire prijzen omdat ze in hun benadering van een bedrijf als mens eigenlijk al gebruikt maakten van zijn inzicht in de ziel-staat analogie. Wie je bent, wordt bepaald door het regime waar je in leeft, maar het regime

.....read more
Access: 
Public
Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012 (2)

Rechtsfilosofie I - UL - Oefententamen 2012 (2)


Vragen

Vraag 1

Wat zou Plato van het referendum vinden?

Vraag 2

Wat zegt Thomas over het zevende gebod, ‘Gij zult niet stelen’? Wat is de plaats van dit gebod in het systeem van de wet?

Vraag 3

Hobbes wordt wel genoemd als inspirator van Publius. Bespreek dit idee op grond van de nrs 51 en 78 van de Federalist Papers

Vraag 4

Bespreek de tirannie van de meerderheid en de waarborgen daartegen bij Tocqueville.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het referendum is een vorm van directe democratie. Het is een vorm van volksraadpleging over bepaalde collectieve besluiten, met een bindend karakter. In elk geval moet de student het referendum identificeren als een zeer democratisch middel. Dat doet de vraag rijzen wat Plato precies zegt over de democratie als zodanig, en vooral: waarom hij dat zegt; hoe de filosofische redenering achter zijn (kritische!) houding ten opzichte van de democratie eruit ziet. Dat moet de student brengen op de bespreking van de deugd als zodanig, de rechtvaardigheid/rechtschapenheid (dikaiosunè), en hoe deze zich (op grond van Plato’s ziel-staatanalogie) zowel op het niveau van de ziel als dat van de constitutie weerspiegelt. Tenslotte dient de fundering van dit alles verhelderd te worden, namelijk in de notie van de idee van de waarheid en het goede als iets transcendents, dat alleen door moeizame studie en inspanning eigen gemaakt kan worden, en dan ook slechts door diegenen die er de begaafdheid voor bezitten. Wat weer een argument is voor zijn aristocratisch staatsideaal. De vindplaats van Plato’s kritiek op de democratie is Boek VIII, vanaf nr. 555 B tot en met 562A (Het Bestel, pp. 329 t/m 339). Daarvan moet de student toch iets laten zien, namelijk dat vrijheid en gelijkheid het hoogste goed zijn, met als gevolg een volstrekte egalitaire benadering van alle verlangens en begeertes. Gevolg: verdwijning van iedere hiërarchie en discipline, vaders worden bang voor hun zonen en leraren voor de leerlingen, waardoor de samenleving een stuurloos geheel wordt.

Het gevaar van afglijden naar een tirannie is levensgroot, omdat in die chaos de roep om een sterke man groot wordt. Het filosofische hoe en waarom hierachter dient uitgelegd te worden. Centraal daarbij staat de deugd: de rechtvaardigheid/rechtschapenheid. Dit houdt in: balans in de verschillende onderdelen van zowel de menselijke ziel (waarin telkens de bij deze onderdelen behorende deugd betracht wordt) als van de samenleving (waarin ieder het zijne doet). Het lagere deel van de ziel waarin de driften van buik en onderbuik zetelen dient de gematigdheid oftewel de zelfbeheersing te betrachten. Diegenen die hooguit in deze deugd kunnen uitblinken, dienen in de samenleving de functie van werkers te vervullen. Het middendeel van de ziel waarin de edeler passies van het gemoed huizen, zoals de wilskracht

.....read more
Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1636