Werkgroepaantekeningen 2016/2017: Belastingrecht - Universiteit Leiden


Werkgroep week 1

Aantekeningen

Als ondernemer ben je eigenaar van de spulletjes van de onderneming. Als deze spulletjes jouw bezit zijn komt de onderneming voor jouw rekening. Om een ondernemer te zijn moet je aan de algemene bronvoorwaarden voldoen en een duurzame organisatie zijn van arbeid en kapitaal. Definitie van de rechtspraak: Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee door deelname aan het economische verkeer winst wordt beoogd en verwacht.

Als de ondernemer van zijn onderneming van een eenmanszaak een rechtspersoon (de BV) wil maken dan verandert het heffen voor de belasting. De BV is een rechtspersoon dus valt ook niet onder de inkomstenbelasting. De ondernemer heeft dan alle aandelen in de BV, hij voldoet niet meer aan de voorwaarden uit art. 3.4 IB 2001. De onderneming wordt niet meer voor zijn rekening gedreven maar die van de B.V. Aandelen worden fiscaal weer anders behandeld. Dividend dat hij hieruit verdiend valt in box 2, inkomen uit aanmerkelijk belang.

Er zijn drie voorwaarden voor het hebben van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst:

  1. Gezagsverhouding: de werkgever moet in staat zijn opdrachten te verstrekken die moeten worden opgevolgd door de werknemer.

  2. Arbeid moet zijn verricht.

  3. Loon moet hiervoor verkregen worden.

Loonbelasting is dus een voorheffing op de inkomstenbelasting.

Vragen

Vraag 1a

Uit onderzoek blijkt dat veel mensen al op jonge leeftijd kampen met overgewicht. De overheid wil het tij keren en stelt een “overgewichtbelasting” voor, die in de wandelgangen ook wel “vet tax” genoemd wordt. Het idee erachter is dat wanneer je belasting invoert op overgewicht, mensen vanzelf beter gaan letten op hun gewicht.

Probeer aan de hand van het figuur op pagina 15 van uw werkboek een wettekst te ontwerpen voor deze nieuwe vorm van belasting (a).

Vraag 1b

De overgewichtbelasting is een mooi voorbeeld van het instrumentele gebruik van het belastingrecht. Leg uit wat men bedoelt wanneer men spreekt over het “instrumentele gebruik van het belastingrecht” en geef tevens één bezwaar dat ermee is verbonden (b).

Vraag 1c

In het verkiezingsprogramma van een partij staat dat belastingen waar mogelijk met inachtneming van het profijtbeginsel dienen te worden geheven. Geef aan wat het profijtbeginsel inhoudt en beargumenteer vervolgens of deze nieuwe vorm van belasting is gebaseerd op dit profijtbeginsel (c).

Vraag 2a

Noem de bronvoorwaarden van de Wet IB 2001. Geef vervolgens de betekenis van deze voorwaarden in de Wet IB 2001 (a).

Vraag 2b

Zijn de activiteiten van Sanne te kwalificeren als een bron van inkomen?

Vraag 3

Geef aan wie van de onderstaande belastingplichtige(n) in elk geval géén ondernemer is in de zin van de Wet IB 2001?

  1. Mevrouw Kroket kookt dagelijks gezonde “kant-en-klare” maaltijden die ze dan verkoopt. Ze besteedt hier gedurende een kalenderjaar ongeveer 500 uur aan.
  2. Mevrouw Bleekers, een zelfstandige tandarts.
  3. Voetbalvereniging “BQuick”.
  4. Larissa, die werkzaamheden verricht als parttime medewerker bij 583 FM.

Vraag 4

Talloze studenten werken om studies, uitjes en vakanties te kunnen bekostigen. Stel dat u een bijbaan heeft bij uw Universiteit waarmee u 500 euro per maand bruto verdient. Geef aan welke belasting(en) word(t)en geheven over dit bedrag. Besteed aandacht aan de Wet IB 2001 (inkomstenbelasting) en de Wet LB (loonbelasting) en de relatie tussen deze twee belastingwetten.

Vraag 5a

John heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Paarse Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers gaat wonen in een villa, in de gaten gehouden door vele camera's. Winnaar van het programma is die persoon die in overeenstemming met de spelregels het langste in de villa weet te blijven zitten en zijn medespelers 'wegjaagt'. De spelregels staan op schrift vast. Bepaald is onder meer dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Wanneer een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies houdt dan kan hij de villa uit worden gezet. Naast een kans op de
hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. John verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.

Leg uit of er hier sprake is van een bron van inkomen voor John. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.

Vraag 5b

U concludeert dat er sprake is van een bron van inkomen. Geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen hier van toepassing is (b).

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Er moet dus een belasting komen voor mensen met overgewicht, belasting wordt geheven over overgewicht. Deze belasting kan worden opgebouwd aan de hand van het standaardprofiel voor een belastingwet:

  1. Belastingsubject: hier moet bepaald worden wie overgewicht heeft en dus belasting betaalt. In dit geval zijn het natuurlijke personen die overgewicht hebben in Nederland. Het gaat hierbij om Nederlandse inwoners die meerderjarig zijn. De grens voor overgewicht zal door de overheid bepaald worden. Eventuele subjectieve vrijstellingen die hier kunnen voor komen zijn natuurlijke personen die aantoonbaar, wetenschappelijk vast te stellen, door ziekte overgewicht hebben. Deze kunnen hier eenmaal niks aan doen en is het onterecht als zij belasting moeten betalen hiervoor. Ook kan men denken aan zwangere vrouwen, of sporters.

  2. Belastingobject: Hierbij moet gekeken worden naar waarover je belasting betaald. Bij de overgewichtbelasting is dit het aantal kilo dat je aan overgewicht hebt te bepalen door middel van het BMI, of door het vetgehalte. Over deze kilo’s betaal je per kilo een bedrag aan belasting. Objectieve vrijstellingen: De eerste 22 van de BMI is vrijgesteld.

  3. Tarieven: Het tarief dat betaald moet worden is een bepaald bedrag per kilo overgewicht, maar vanaf 10 kg overgewicht wordt het tarief hoger. Dit aantal kilo’s kan berekend worden door middel van een BMI schaal. Dit zal 25 euro zijn per kilo overgewicht tussen 5-10kg, tussen 10-20kg is het 50 euro. Tussen de 20-30 kg overgewicht is het 100 euro per kilo. Dit is een progressief tarief want naarmate je meer overgewicht hebt betaal je ook meer belasting.

  4. Wijze van heffing en heffingstijdvak: De wijze van heffing is dat de bedrijfsarts elke werknemer maandelijks weegt en deze belasting van het loon inhoudt. Zo betaalt de werkgever dus de overgewicht belasting voor de werknemer, het gaat hier dus om een indirecte belasting. Bij mensen die geen baan hebben zal het UWV dit gaan controleren.

Vraag 1b

Het instrumentele gebruik van het belastingrecht houdt in dat de overheid het gedrag van burgers probeert te beïnvloeden/sturen. Een bezwaar van het instrumentele gebruik is dat het de keuzes van burgers verstoort. Dit heeft vooral invloed op de marktwerking van de economie, het werk verstorend. Al zou je ook kunnen zeggen dat dit bedoeld is. Ook een nadeel is dat de effectiviteit lastig vast te stellen is. Ten slotte een nadeel te veel instrumenteel gebruik wordt de belastingwet nog complexer en gaan mensen er proberen er onderuit te komen.

Vraag 1c

Het profijtbeginsel is gebaseerd op de gedachte dat burgers en bedrijven moeten bijdragen in de kosten van door de overheid tot stand gebrachte voorzieningen naar de mate van het profijt dat zij van die voorzieningen hebben. Er wordt hier dus een verband gelegd tussen betalen en ontvangen. De overgewichtbelasting is wel gebaseerd op het profijtbeginsel omdat er sprake is van gebruik maken van een voorziening van de overheid namelijk zorg waarvan men een deel van de kosten daarvan moet betalen.

Vraag 2a

Nederlandse inkomstenbelasting zijn traditioneel gebaseerd op de bronnentheorie, maar dit uitgangspunt is losgelaten (bijv.in box 3). Een ontvangst is alleen een ‘inkomst’ als het afkomstig is uit een ‘bron van inkomen’. Er is sprake van drie algemene bronvoorwaarden:

  • Deelname aan het economische verkeer, dus niet binnen het gezin.
  • Voordeel beogen, het gaat om financieel voordeel willen.
  • Voordeel verwachten: geld dat je ontvangt uit een loterij of erfenis is geen inkomen omdat je geen voordeel verwacht. Objectivering van het voordeel beogen. Is het redelijkerwijs te verwachten dat je met je handelen uiteindelijk een geldelijk voordeel gaat behalen? (Je hebt er meer baten van dan lasten). Dit is om structureel verliesgevende activiteiten buiten de fiscale sfeer te houden. Dit zo om bv. hobby’s niet aftrekbaar te maken van de belasting.

De betekenis hiervan voor de wet IB 2001 dat het aangeeft wanneer iets geldt als inkomen en dus wanneer moet worden geheven. Geen bron van inkomen betekent geen inkomstenbelasting heffing. De vereistheid speelt nog maar een rol bij belastbare winst en resultaat uit overige werkzaamheden dan moet er aan worden voldaan. Bij de genoemde groepen uit art. 3.1 IB 1001 lid 2 sub a, b zijn de bronnen van inkomen van belang. Box 1 bestaat verder nog waar de bronnen van inkomen niet belangrijk zijn art. 3.1 sub c en sub d( dit is box 1), Box 2 is inkomen uit het aanmerkelijk belang. Ten slotte is box 3 inkomsten uit sparen en beleggen.

Belastingadviseur Sanne heeft in Leiden een volkstuintje. Ze vindt het geweldig om daarin bezig te zijn en haar eigen gekweekte groente te kunnen oogsten. 2015 was een perfect spinaziejaar. Zo perfect zelfs, dat ze de geoogste spinazie onmogelijk allemaal zelf naar binnen kan werken.  Haar vriend Jelle kan geen spinazie meer zien. Daarom besluit Sanne een bezoekje te brengen aan de plaatselijke groenteboer Carl om te kijken of hij interesse heeft in 20 kilo spinazie. Omdat ze het zonde vindt om het weg te gooien, en Carl gewoon een toffe peer vindt, is ze bereid om de spinazie voor niks aan hem te geven.

Carl geeft Sanne 7 euro voor haar spinazie.

Vraag 2b

Er is hier geen sprake van een bron van inkomen. Ten eerste is er sprake van deelname aan het economisch verkeer omdat ze naar een groenteboer gaat. Sanne heeft het voordeel niet beoogd, zij wilde de spinazie immers ook gratis afgeven. Voordeel verwachten is te betwijfelen (kan beide kanten op) - ze had misschien wel verwacht dat ze er geld voor zou krijgen alleen het hoefde van haar niet.

Vraag 3

  1. Mevrouw Kroket is een ondernemer omdat zij rechtstreeks verbonden is met de onderneming, zij is eigenaar van de spullen van de zaak. Haar onderneming heeft geen rechtspersoonlijkheid en de rekening van de onderneming wordt door haar gedreven. Verder beoogt zij deel te nemen aan het economische verkeer omdat zij de maaltijden verkoopt en meerdere afnemers heeft. Zij beoogt voordeel omdat ze maaltijden verkoopt en zij verwacht de winst ook.

  2. Mevrouw Bleekers is een ondernemer omdat zij rechtstreeks verbonden is met de onderneming. Verder zijn zelfstandige beroepsuitoefenaars gelijk gesteld aan ondernemers in art. 3.5 IB 2001. Haar onderneming heeft geen rechtspersoonlijkheid en de rekening van de onderneming wordt door haar gedreven. Verder beoogt zij deel te nemen aan het economische verkeer door de tanden van mensen te controleren en daarvoor een vergoeding te vragen. Omdat zij een zelfstandige tandarts is, wordt de rekening van de onderneming door haar gedreven en heeft ze geen rechtspersoonlijkheid.

  3. De voetbalvereniging is geen ondernemer omdat een vereniging een rechtspersoon is. Het gaat bij winst uit de onderneming slechts om ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid. Verder beogen ze geen winst. Een vereniging valt onder de vennootschapsbelasting. C is dus geen ondernemer in de inkomstenbelasting.

  4. Larissa is een werknemer van 583 FM en is daarom geen zelfstandige ondernemer. Zij werkt parttime als medewerker van de onderneming 583 FM. Larissa valt dus onder de categorie belastbaar loon art. 3.1 lid 2 sub b IB 2001.

Vraag 4

Er is een bron van inkomen, geen belastbare winst uit een onderneming. Hij is geen duurzame organisatie maar een werknemer. Wel gaat het om art. 3.1 lid 2 sub b belastbaar loon werknemers. Of er sprake is van een werknemer staat in art. 2 lid 1 Wet LB, er wordt voldaan aan de voorwaarden voor een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst. Over dit inkomen moet loonbelasting en inkomstenbelasting betaald worden. Bij de loonbelasting (Wet op de loonbelasting 1964) is de belastingplichtige de werknemer, de inhoudingsplichtige is de werkgever. De werkgever houdt de belasting in over het loon, het is dus een indirecte belasting. De loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting (IB). Loonbelasting die is ingehouden door de werkgever is door de werkgever voor een deel van de schuld van de werknemer (IB) al betaald. Volgens art. 9 Wet LB wordt belasting geheven over het belastbare loon. Het belastbare loon is terug te vinden in art. 3.80-3.89 van IB. Ingehouden loonbelasting wordt verrekend met inkomstenbelasting die door werknemer moet worden betaald (art. 9.2 Wet IB 2001) .

Vraag 5

  1. Voorwaarden voor een bron van inkomen:

    1. Deelname aan het economische verkeer, dus niet binnen het gezin.

    2. Voordeel beogen

    3. Voordeel verwachten: geld dat je ontvangt uit een loterij of erfenis is geen inkomen.

Ten eerste moet men kijken of er sprake is van deelname aan het economische verkeer. Er is hier sprake van omdat het buiten de eigen kring is. Verder is het voordeel beoogd anders doe je niet mee aan het programma. Je verwacht wel dat je inkomen zult ontvangen. Er is hier dus wel sprake van een bron van inkomen.

Vraag 5b

De drie bronnen van inkomen zijn de drie verschillende boxen. Het is niet aanmerkelijk belang of sparen en beleggen. Dus het is een bron van inkomen zijn uit box 1, winst uit woning en werk. Dit is loon. Er is sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking: er was een gezagsverhouding, arbeid en loon.

Werkgroep week 2

Aantekeningen

Ook als de fictieve vervreemding wordt aangemerkt als er geen aanmerkelijk belang aanwezig is. Als je geen aanmerkelijk belang meer hebt, wordt het belast in box 3 maar dit voorkomen in art. 4.16. Een fictief aanmerkelijk belang dus, staat in art. 4.11. Een negatief vervreemdingsvoordeel is een negatieve pot in box 2 en kan je verrekenen met een plus in box 2, niet verrekenen met box 1 of 3, geen boxhoppen!

Je mag direct en indirect bij elkaar op tellen maar alleen als het indirecte belang dat je hebt loopt via een vennootschap waarin je meer dan 5% hebt.

Vragen

Vraag 1

Joost studeert Fiscaal recht in Leiden. Hoewel hij zijn best probeert te doen met zijn studie, verkeert hij sinds zijn middelbare schooltijd in ‘verkeerde kringen’. Dit heeft effect op de wijze waarop hij bijverdient. In navolging van zijn vrienden heeft Joost ervoor gekozen op zijn studentenkamer een aantal wietplantjes te houden. Aan het einde van elke maand verkoopt hij de rookbare delen van de plantjes aan zijn huisgenoot. Van zijn huisgenoot ontvangt hij telkens € 1.000 contant. Dit bedrag gebruikt Joost deels om zaden en materiaal te kopen en deels om te voorzien in zijn levensonderhoud. Joost is niet ontevreden over zijn bijverdiensten; de opbrengsten zijn hoog en zijn kosten zijn laag. Joost en zijn studievriendin Lynn hebben een flinke discussie over de vraag of de bijverdiensten die Joost behaalt met het telen en verkopen van wiet belast zijn onder de Wet IB 2001. Beargumenteer of de bijverdiensten van Joost kunnen worden belast onder de Wet IB 2001 en zo ja, onder welke bron?

Vraag 2

Geef gemotiveerd aan welke soorten inkomsten uit aanmerkelijk belang de Wet IB 2001 kent. Noem daarbij de relevante wetsartikelen. Besteed ook kort aandacht aan eventuele ficties en het doel van deze ficties.

Vraag 3

Geef gemotiveerd uw mening over de volgende stellingen. Noem daarbij de relevante wetsartikelen.

  1. Piet bezit geen aanmerkelijk belang indien hij 3% van de aandelen in BV X en nog eens 3% koopopties1 van de aandelen in BV X bezit.
  2. Piet bezit een aanmerkelijk belang in Y BV omdat hij (indirect) meer dan 5% van de aandelen in BV Y houdt.
  3. Piet bezit een aanmerkelijk belang in Y BV omdat hij (indirect) meer dan 5% van de aandelen in BV Y houdt.
  4. Piet bezit een aanmerkelijk belang in BV X indien hij en zijn echtgenote ieder 3% van de aandelen in BV X bezitten.

Vraag 4a

Mevrouw de Bakker koopt een vakantiehuis in Bloemendaal aan Zee. Het huis kost € 400.000. Voor de aankoop leent zij een bedrag van € 350.000 bij de bank. Af en toe – gemiddeld zo’n twee maanden per jaar – verhuurt Mevrouw de Bakker haar huis via Airbnb. De opbrengst van de verhuur is € 5.000. Om de vele ritjes naar de kust wat aangenamer te maken, besluit Mevrouw de Bakker verder een nieuwe cabrio te kopen (€ 80.000). Mevrouw de Bakker woont in een mooi Grachtenpand in Amsterdam (ter waarde van € 800.000, met hypotheekschuld van € 600.000). Mevrouw de Bakker heeft tevens een aandelenbelang van 4% in BV X, ter waarde van € 10.000. Zij ontvangt jaarlijks een dividenduitkering ter grootte van € 5.000.

Geef aan of de bovengenoemde bestanddelen tot de rendementsgrondslag ter bepaling van het inkomen uit sparen en beleggen behoren? Vermeld de relevante wetsartikelen.

Vraag 4b

Ga er vanuit dat het vakantiehuis een onderdeel is van de rendementsgrondslag in box III. Betoog of, en zo ja, op welke wijze eventuele verbouwingskosten in de belastingheffing worden betrokken.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Men moet bepalen of het verkopen van wiet door de Joost een bron van inkomen is. Hiervoor moet men kijken naar de bronvoorwaarden:

  1. Deelname aan het economisch verkeer: in dit geval gaat het om verkopen van de wiet aan zijn huisgenoot. Dit is verkoop binnen de eigen kring. Dus er is geen sprake van deelname aan het economisch verkeer. Dit criterium kan ook vervuld zijn.

  2. Voordeel beogen: Hij beoogd voordeel omdat hij voor weinig inkoopt en veel verkoopt, hij wil dus winst maken.

  3. Voordeel verwachten: Het is te verwachten dat je de wiet voor meer geld kan verkopen dan de inkoopprijs als de planten groeien.

Ondanks dat het eventueel niet economisch verkeer is moet je aan de andere voorwaarden doorlopen. Even er vanuit gaande dat het wel een bron van inkomen is moet men bepalen welke bron van inkomen. Volgens het volgende schema:

  • Belastbare winst uit onderneming: De voorwaarden voor onderneming zijn dezelfde als de bronvoorwaarden + duurzame organisatie voor arbeid en kapitaal. Er is in dit voorbeeld geen sprake van een ondernemer hij heeft maar een afnemer, en er is geen duurzaamheid.

  • Belastbaar loon: Hier moet men kijken of er een werknemer is, je gaat via art. 3:81 IB naar de wet op loonbelasting. Hier staat dat een werknemer in een privaatrechtelijke dienstbetrekking staat: gezag, arbeid en loon. Er is geen sprake van gezag.

  • Resultaat uit overige werkzaamheden: De voorwaarden hier zijn arbeid, en de overige bronvoorwaarden.

  • Inkomsten uit eigen woning: deze zit in box 1 wegens de hypotheekrenteaftrek.

Je kunt dus als antwoord van deze vraag betogen dat het resultaat uit overige werkzaamheden is of helemaal geen bron omdat het geen deelname aan het economisch verkeer is.

Vraag 2

In art. 4.12 Wet IB 2001 staan de inkomsten uit het aanmerkelijk belang, dit zijn:

  • Reguliere voordelen (art. 4.13 Wet IB 2001): Band tussen de aandeelhouder en de vennootschap blijft in stand. Het gaat om ieder voordeel dat aan de aandeelhouder toekomst dankzij de BV, bv. dividend (beloning die de BV uitkeert aan de aandeelhouders voor het geïnvesteerde vermogen). Er is ook verkapt dividend, bijvoorbeeld als je een auto goedkoop krijgt van de zaak dit is ook voordeel door de BV. Het voordeel dat je hebt, tussen de economische waarde van de auto en de prijs die jij hebt betaald, wordt ook belast onder box 2.

  • Vervreemdingsvoordelen (art. 4.16 Wet IB 2001): Band tussen de aandeelhouder en de vennootschap wordt (gedeeltelijk) verbroken. Elke rechtshandeling die de eigendom van aandelen in het vermogen van een ander doet overgaan. Dit kan verkoop, schenking, ruil van aandelen zijn. Ook vervreemding van in de aandelen besloten liggende rechten (art. 4.12, sub b, slot Wet IB 2001), zoals het vestigen van een genotsrecht. Er wordt geheven over het verschil tussen de overdrachtsprijs en de verkrijgingsprijs (hoeveel jij ze ooit hebt gekregen of gekocht) in box 2.

Fictieve vervreemding: Uitbreiding vervreemdingsbegrip. Inkoop van aandelen door BV (lid 1, sub a), je hebt 100% en de BV koopt een aantal aandelen van jou. Emigratie ab-houder (lid 1, sub h), ze hebben een grote vennootschap en vertrekken naar het buitenland. Om te voorkomen dat iemand dan zijn aandelen kan verkopen zonder te betalen voor het vervreemdingsvoordeel in Nederland gaat de fiscus ervan uit dat ze de aandelen hebben verkocht tegen de waarde in het economisch verkeer (4.22) en krijg je een eenmalige heffing mee.

Vraag 3

  1. Deze stelling is juist. Koopopties worden in art. 4.4 Wet IB 2001 gelijkgesteld met aandelen behalve voor artikel 4.6 en art. 4.8 Wet IB 2001. Dit betekent dat je koopopties en aandelen niet bij elkaar op kan tellen.

  2. Deze stelling onjuist. Piet heeft 4% aandelen in BV X dus geen aanmerkelijk belang. BV X heeft 98% van de aandelen van BV Y maar omdat Piet geen aanmerkelijk belang heeft in BV X telt dit niet als indirect belang in BV Y. Piet heeft een direct belang in BV Y van 2% dit is ook niet genoeg voor 5%.

  3. Deze stelling is juist. Piet heeft 7% van de aandelen in BV X, dus hij heeft een aanmerkelijk belang. BV X heeft 98% van de aandelen van BV Y en zo heeft Piet indirect ook een belang in BV Y. Direct heeft hij 2% belang in BV Y dit is geen aanmerkelijk belang maar je mag het indirecte en directe belang bij elkaar optellen omdat Piet een aanmerkelijk belang heeft in BV X.

  4. Deze stelling is juist. Volgens art. 4.6 Wet IB 2001 is het aanmerkelijk belang ook hetgeen dat je samen met je partner verdient. Volgens art. 1.2 Wet IB 2001 en art. 5a AWR zijn ze fiscaal partner. Dus moet je het aanmerkelijk belang van elkaar optellen, in totaal 8% aanmerkelijk belang.

Vraag 4a

  • Vakantiehuis is een bezit dat valt in box 3, het gaat niet om de eigen woning. 400.000 (bezit) – 350.000 (schuld) = 50.000 art. 2a wet Ib, schuld behoort er ook bij art. 5.3 IB.

  • Opbrengsten van de verhuur van het vakantiehuis bedragen 5.000 euro en behoort tot box 3, maar het is onbelast, want alleen het fictieve of forfaitaire rendement wordt belast.

  • De cabrio wordt niet belast, roerende zaak voor eigen gebruik.

  • De eigen woning van 800.000 euro valt niet in box 3 maar in box 1 eigen woning. Dus rangorderegeling van toepassing.

  • Het aandelenbelang dat mevrouw heeft in BV X behoort tot box 3, want het is 4%. Dividenduitkering wordt niet belast, want box 3 belast geen inkomsten.

Vraag 4b

Als het huis in box 3 zit dan wordt het niet belast, want box 3 belast het forfaitaire rendement en geen vorm van kosten mogelijk.

Werkgroep week 3

Aantekeningen

Art. 3.8 IB is het artikel voor de totaalwinst. Art. 3.25 is het artikel voor de jaarwinst. De totale winst is de winst die behaald wordt tijdens het bestaan van de onderneming, die moet worden belast volgens art. 3.8 IB. Dit is onhandig dan moet de fiscus erg lang wachten. De fiscus legt jaarlijks een aanslag op de winst, dus hebben we een jaarwinst begrip volgens goed koopmansgebruik 3.25 IB. Deze geven regels hoe je de winst moet waarderen voor een bepaald jaar.

Een BV kan een fictieve vestigingsplaats hebben in Nederland omdat zij naar Nederlands recht is opgericht. Als de feitelijke leiding in België zit dan is dat de feitelijke vestigingsplaats.

De 14% MKB-winstvrijstelling is er gekomen om gelijkheid te creëren tussen de IB-ondernemer en de aanmerkelijk belang houder, dit is het doel ervan. Men wil niet het tarief in box 1 verlagen omdat werknemers hier veel voordeel van hebben.

Vragen

Onderstaand is een tabel met belastingsubjecten opgenomen, waarin beschreven wordt in welke belasting het belastingobject wordt betrokken.

Belastingsubject

Wet op de

Inkomsten-belasting

Loonbelasting

Vennootschapsbelasting

Beperkt / Onbeperkt:

Belastingobject

Stichting:

N.v.t.

n.v.t.

Beperkt belast voor zover zij een onderneming zijn: art. 2 lid 1 sub e Vpb

Belastbare winst, art. 7 en 8 Vpb.

Pensioengerechtigde

Art. 3.80 j.o 3.81 IB

Art. 2 Lb

n.v.t.

Art. 9 Lb

Werkgever (NV)

n.v.t.

n.v.t.

NV is onbeperkt belast. Art. 2 lid 5 Vpb, deze lichamen worden voor hun gehele vermogen belast.

Winst uit onderneming. Art. 7 en 8 Vpb.

Zelfstandige beroepsbeoefenaar

De ZZP’er Art. 1.1 en 2.1 IB en art. 3.5 IB.

n.v.t.

n.v.t.

Natuurlijk persoon wordt belast over de winst uit de onderneming. Art. 3.8 en 3.25 IB.

Een ondernemer die voldoet aan het urencriterium

De ondernemer art. 1.1 en 2.1 IB. Specifieker art. 3.4 en 3.6 IB.

n.v.t.

n.v.t.

Natuurlijk persoon wordt belast over de winst uit de onderneming.. art. 3.8 is de winst en 3.25 IB.

Werknemer

Art. 1.1 en 2.1 IB. specifieker 3.80 en 3.81 IB

Art. 2.1 LB

n.v.t.

Belast over het loon art. 9 LB.

Aandeelhouder (BV)

Het is geen natuurlijk persoon n.v.t.

n.v.t.

BV is onbeperkt belast art. 2 lid 5 Vpb.

Art. 7 en 8 Vpb

Publiekrechtelijke rechtspersoon

n.v.t

n.v.t.

Art. 2 lid 1 sub f Vpb. Gaat om een lichaam dat belast wordt. Beperkt voor zover zij onderneming zijn.

Art. 7 en 8 Vpb. Er wordt belasting geheven over de winst.

Vraag 1a

In het bovenstaande schema wordt onderscheid gemaakt tussen beperkt vennootschapsbelastingplichtigen en onbeperkt vennootschapsbelastingplichtigen. Licht toe op welke wijze de belastingplicht in beide situatie wordt beoordeeld.

Vraag 1b

Stichting ABD stimuleert jonge kinderen Spaanse boeken te lezen. De stichting heeft geen winstoogmerk. Om de doelstelling van de stichting te realiseren verzorgt zij wekelijks de cursus ‘Spaans lezen for Kids’. Alle kinderen tussen 6-12 jaar kunnen zich opgeven voor deze cursus. De stichting behaalt met deze cursussen jaarlijks EUR 30.000 winst. Het vermogen van de Stichting (EUR 20.000) staat op een spaarrekening bij de regionale bank. Hiermee wordt jaarlijks EUR 2.000 winst behaald. Is, en zo ja, in hoeverre, Stichting ABD vennootschapsbelastingplichtig?

Vraag 1c

Beargumenteer of onderstaande subjecten belastingplichtige kunnen zijn in de zin van de Wet VPB 1969.

  • Een Duitse GmbH (in Duitsland gevestigd)
  • Een naar Nederlands recht opgerichte, maar in België gevestigde BV

Vraag 2a

De vennootschapsbelasting is gebaseerd op het zogenoemde ‘klassieke stelsel’.

Licht toe welk artikel (I) in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 de kern van het klassieke stelsel bevat en (II) op welke wijze economisch dubbele belastingheffing kan ontstaan als gevolg van het klassieke stelsel:

Vraag 2b

Als nadeel van het klassieke stelsel wordt de relatief zware belastingdruk op dividenden genoemd door de economische dubbele heffing op uitgedeelde winsten. Dit geldt in het bijzonder voor de situatie dat de aandelen in het bezit zijn van een natuurlijk persoon.

In geval een natuurlijk persoon aandelen bezit, zijn er in de inkomstenbelasting drie verschillende kwalificaties mogelijk. Licht de drie varianten toe en beschrijf de belastingdruk van de drie varianten die ontstaat als gevolg van de economische dubbele heffing: De aandeelhouder die een natuurlijk persoon is kan drie varianten zijn voor de Wet IB, namelijk:

Vraag 3a

Vanaf 1 januari 2016 zijn gratis plastic tassen niet meer toegestaan. Het doel is om zwerfvuil op straat en in zee tegen te gaan en verspilling van grondstoffen te voorkomen. In Nederland gebruiken alle consumenten samen ieder jaar zo'n 3 miljard plastic tasjes. Een groot deel belandt in de afvalbak en een ander deel wordt zwerfafval. De Europese Unie heeft daarom alle lidstaten verplicht het gebruik van plastic tassen te verminderen. Nederland voldoet met het verbod op gratis plastic tassen aan deze Europese verplichting. De Rijksoverheid wil ook het bewustzijn van consumenten vergroten. Het verbod op plastic tassen kan bijdragen aan duurzaam gedrag, bijvoorbeeld door hergebruiken van een tas. Er zijn enkele uitzonderingen op het verbod. Consumenten krijgen wel een gratis plastic tas in geval de tas dunner is dan 0,015 millimeter. Bas heeft zijn baan opgezegd om tasjes te ontwerpen die 0,01 millimeter dun zijn. Hij heeft per 1 januari 2016 een XFTAS BV opgericht waaruit de productie en de verkoop van de tasjes zal gaan plaatsvinden. Bas is 100% aandeelhouder. Hij verwacht in 2016 tien miljoen tasjes te verkopen voor twee cent. De productiekosten (inclusief materiaal) van de tasjes kosten één cent per tasje. Bas heeft een lening afgesloten ter grootte van EUR 100.000 om het materiaal te kunnen betalen. Hiervoor is hij jaarlijks 4% rente verschuldigd. Om te realiseren dat Bas zijn vaste lasten kan betalen, keert XFTAS BV in 2016 EUR 20.000 aan dividend uit. Ook gebruikt Bas voor zijn privé-boodschappen 100 tasjes per jaar, die hij vervolgens thuis in een kast legt. Bas heeft namens XFTAS BV een contract afgesloten met PIOP BV dat zij 100 miljoen tasjes af zal nemen. De betaling en levering vindt plaats in 2017. Tevens heeft XFTAS BV een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting ontvangen ter grootte van EUR 10.000. Deze heeft hij tot op heden niet betaald.

Bereken de belastbare winst van XFTAS BV in 2016 op basis van de bovenstaande feiten en licht uw berekening toe.

Vraag 3b

Hoeveel vennootschapsbelasting is XFTAS BV verschuldigd over de belastbare winst?

Vraag 3c

Hoe zou uw antwoord op vraag a aan de hand van deze nieuwe feiten luiden?

Antwoordindicatie

Vraag 1a

  • Onbeperkte belastingplicht: art. 8 Wet Vpb 1969 > Winst uit onderneming art. 2(5) Wet VpB 1969: bepaalde lichamen worden geacht met het gehele vermogen een onderneming te drijven. De wetgever gaat er vanuit dat het hele vermogen in de vennootschapsbelasting zit.
  • Beperkte belastingplicht Stichtingen en verenigingen zijn alleen belastingplichtig: ‘Indien en voor zover zij een onderneming drijven’ (art. 2(1)(e) Wet VpB 1969). Het niet-ondernemingsgedeelte blijft dus onbelast.

Vraag 1b

De stichting is alleen belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting zover zij een onderneming drijven. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van het ondernemingsbegrip uit de inkomstenbelasting. De definitie van een onderneming

  • Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid

  • Waarmee door deelname aan het economische verkeer winst wordt

  • Voordeel Beoogd

  • Voordeel verwacht:

Voor het deel dat de stichting cursussen geeft zijn zij een onderneming. De winst die zij hier behalen is 30.000 euro, hierover moeten zij 20% belasting betalen. De rente winst wordt niet over geheven.

Vraag 1c

  • Als deze Duitse GmbH inkomen geniet in Nederland dan moeten zij hierover belasting betalen, alleen over dat deel. Art. 3 lid 1 Vpb.
  • Art. 2(4) Wet Vpb. 1969. Een naar Nederlandse recht opgericht lichaam wordt geacht in Nederland gevestigd te zijn.

Vraag 2a

Klassiek stelsel (een keer belasting heft op het niveau van het lichaam, de belasting wordt geheven of de winst wordt uitgekeerd of niet) en op het niveau van de aandeelhouder) gaat uit van economisch dubbele heffing, er wordt over hetzelfde voordeel twee keer belasting geheven bij verschillende subjecten, eerst het lichaam en daarna de aandeelhouder. De kern van het klassieke stelsel wordt weergegeven in art. 9 en 10a Vpb.

Vraag 2b

  1. IB-ondernemer: niet alleen aandelen in de BV maar is zelf ook ondernemer, box 1

  2. Aanmerkelijk belang houder: 5% of meer van de aandelen hebt, box 2.

  3. Belegger: als je minder dan 5% van de aandelen hebt dan zit je in box 3.

Vraag 3a

  • Omzet= 10.000.00 x 0,02 cent = 200.000
  • inkoopkosten= 10.000.000 x 0.01 cent= 100.000

  • Rentekosten= 100.000 lening, 4% rente= 4.000 euro.

Dividend is niet aftrekbaar en ook vennootschapsbelasting die betaalt is geen kost. De totale winst over 2016 = 96.000 euro. Maar onttrekking van het vermogen aan de vennootschap, de 100 tasjes voor prive gebruik: 0,01 x 100= 1 euro. Dus de winst is 96,001 euro.

Vraag 3b

In art. 22 Vpb staat het tarief dat betaald moet worden. Het belastbaar bedrag is 96.001 euro, dit betekent dat het tarief 20% is. Het bedrag aan vennootschapsbelasting is 19.200,20 euro.

Vraag 3c

Er is hier sprake van een gift aan een stichting. Men moet bepalen of dit een kost is, of dit aftrekbaar is van de winst. Aftrek van uitgaven (kosten): Slechts uitgaven die zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming zijn aftrekbaar. Om voor aftrek op grond van artikel 16 Wet Vpb in aanmerking te komen, moet een lichaam een gift doen aan een in Nederland gevestigde kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instelling. Het lichaam moet de gift met schriftelijke bescheiden kunnen staven. De gift is aftrekbaar met een maximum van de helft van de winst. Dus maximaal 48.000 euro aftrekbaar.

Werkgroep week 4 

Vragen

NB: U hoeft bij de beantwoording van de vragen geen rekening te houden met eventueel verschuldigde dividendbelasting!!

Vraag 1

Meneer Stans is eigenaar van een (internationale) speler op het gebied van Knakkies s en braadworsten. Meneer Stans houdt 100% van de aandelen in Pavilion BV. Pavilion BV houdt vervolgens 1% van de aandelen in Knakkies BV, een in Nederland gevestigde BV en 100% van de aandelen in Currywurst GmbH, een naar Duits recht opgerichte en feitelijk in Duitsland gevestigde vennootschap. Beargumenteer, mede aan de hand van wetsartikelen, welke fiscale gevolgen de volgende gebeurtenissen hebben.

  1. Knakkies BV keert een dividend van € 1.000 uit aan Pavilion BV. Bespreek de fiscale gevolgen voor Knakkies BV en Pavilion BV.
  2. Currywurst GmbH keert een dividend van € 10.000 uit aan Pavilion BV. Bespreek de fiscale gevolgen voor Pavilion BV.
  3. Pavilion BV verkoopt haar aandeel in Knakkies BV voor € 20.000. Pavilion BV heeft de aandelen in Knakkies BV een paar jaar geleden gekocht voor € 15.000. Bespreek de fiscale gevolgen voor Pavilion BV en Knakkies BV.
  4. Meneer Stans verkoopt de aandelen in Pavilion BV voor € 200.000. Hij heeft de aandelen een paar jaar geleden gekocht voor 20.000. Bespreek de fiscale gevolgen voor Meneer Stans en Pavilion BV.
  5. Pavilion BV koopt voor EUR 10.000 100% van de aandelen van Kip BV. Nadat in de geFabriceer de producten van Kip BV plastic is gevonden, heeft zij een groot verlies gedraaid. Om die reden heeft Pavilion BV besloten een lening ter grootte van EUR 100.000 te verstrekken aan Kip BV. Kip BV is hierover jaarlijks 4% rente verschuldigd. Bespreek de fiscale gevolgen voor Pavilion BV en Kip BV.
  6. Na 2 jaar verkoopt Pavilion BV alle aandelen van Kip BV voor EUR 5.000. Bespreek de fiscale gevolgen voor Pavilion BV en Kip BV.

Vraag 2a

U bent belastingadviseur. Op een dag komt uw oude vriendin Lisa naar u toe voor advies. Lisa is eigenaar en enig aandeelhouder van een klein, maar succesvol concern dat Jassen Fabriceer t en verkoopt. De structuur van Lisa’s bedrijf kan als volgt worden weergeven (zie het plaatje in het werkboek, namen zijn aangepast in deze samenvatting, constructie is hetzelfde). De vennootschappen zijn nauw met elkaar verbonden, waardoor in de administratie veel onderlinge transacties zichtbaar zijn. Zo bewerkt Inkoop BV de materialen en levert deze vervolgens aan Fabriceer BV, die de materialen tot Jassen verwerkt. Fabriceer BV levert de Jassen vervolgens aan Verkoop BV, die de Jassen aan klanten verkoopt.

Is de levering van Inkoop BV aan Fabriceer BV belast met vennootschapsbelasting?

Vraag 2b

De onderlinge transacties leveren veel administratieve rompslomp op. Zo moeten de concernonderdelen allemaal afzonderlijk aangifte vennootschapsbelasting doen. Kunt u een fiscale faciliteit noemen die dit vereenvoudigt? Kunt u daarbij aangeven wat de vereisten voor de toepassing van deze faciliteit zijn?

Vraag 2c

Kan deze faciliteit ook door Jas BV en Inkoop BV samen worden aangegaan, dus zonder dat Fabriceer BV erbij wordt betrokken?

Vraag 2d

Stel dat Verkoop BV een naar Nederlands recht opgerichte, maar feitelijk in België gevestigde vennootschap is. Kan Verkoop BV dan gebruik maken van de in vraag b en c bedoelde fiscale faciliteit?

Vraag 2e

Fabriceer BV verkoopt een partij Jassen voor EUR 50.000 aan Jas BV. De productiekosten bedroegen EUR 30.000 en de inkoopprijs van de materialen bedroeg EUR 10.000. Jas BV verkoopt de Jassen voor EUR 70.000 door aan een grote klant. Bespreek de fiscale gevolgen voor Fabriceer BV en Jas BV.

Vraag 2f

Stel dat Jas BV en de twee werkmaatschappijen Fabriceer BV en Verkoop BV voorafgaand aan de verkoop zoals beschreven in vraag e worden gevoegd in een fiscale eenheid. Hoe zou het antwoord op vraag e dan luiden?

Vraag 3

Betoog aan de hand van wetsartikelen of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.

  1. De deelnemingsvrijstelling is een keuzeregeling; de belastingplichtige mag zelf kiezen of hij er gebruik van maakt of niet.

  2. De deelnemingsvrijstelling geldt enkel voor positieve voordelen uit een deelneming.

  3. De deelnemingsvrijstelling kan niet van toepassing zijn als de moeder- of dochtervennootschap een buitenlands lichaam is.

  4. De regeling van de fiscale eenheid is een keuzeregeling; de belastingplichtige mag zelf kiezen of hij er gebruik van maakt of niet.

  5. Een naar buitenlands recht opgericht lichaam kan nooit als moedermaatschappij of dochtermaatschappij van een fiscale eenheid optreden.

Vraag 4a

Een moedermaatschappij wil haar dochtermaatschappij een geldbedrag ter beschikking stellen. Ze twijfelt of ze dit via een kapitaalstorting of een lening moet doen. Wat is vanuit fiscaal oogpunt het verschil tussen het storten van kapitaal en het verstrekken van een lening? Motiveer uw antwoord aan de hand van relevante wetsartikelen.

Vraag 4b

Om hun winst zo laag mogelijk te houden, maken sommige belastingplichtigen gebruik van zogenaamde “hybrid mismatches” tussen belastingstelsels. Deze ontstaan doordat het land waarin de betaler van de vergoeding is gevestigd, de betaling anders kwalificeert dan het land waar de ontvanger is gevestigd. Stel, vennootschap K, gevestigd in Nederland, betaalt een geldbedrag aan vennootschap L, gevestigd in België. Nederland beschouwt de betaling als eigen vermogen, terwijl België de betaling als vreemd vermogen kwalificeert. Wat zijn de gevolgen van deze hybride mismatch?

Vraag 4c

Stel, u bent wetgever, op welke wijze zou u deze mismatch oplossen?

Vraag 5

Ambu BV (gevestigd in Nederland) houdt alle aandelen in de vennootschap Brandi (gevestigd op de Bahama’s). Ambu BV maakt veel winst en betaalt over deze winst 25% Nederlandse vennootschapsbelasting. Op de Bahama’s geldt een vennootschapsbelastingtarief van 1%. De leiding van het concern bedenkt een ‘truc’ om de belastingdruk bij Ambu BV te verlagen: Ambu BV doet een kapitaalstorting van € 1 mln in Brandi, waarna Brandi het bedrag van € 1 mln terugleent aan Ambu BV. Ambu BV betaalt 4% rente aan Brandi. Deze rente is bij Ambu BV slechts belast tegen 1% vennootschapsbelasting op de Bahama’s. De rente is daarentegen bij Ambu BV aftrekbaar tegen 25% Nederlandse vennootschapsbelasting waarmee de Nederlandse belastingdruk wordt verlaagd. Betoog gemotiveerd of deze ‘truc’ de beoogde gevolgen heeft.

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. Ten eerste behoort het dividend, dat Pavilion BV ontvangt van Knakkies BV, tot het object van de winst want de aandelen staan op de balans. Of er sprake is van de deelnemingsvrijstelling moet gekeken worden naar art. 13 Vpb. In lid 2 sub a staat er sprake is van deelneming wanneer men ten minste 5% van de aandelen heeft. Er is hier geen sprake van deelneming van Pavilion BV in Knakkies BV. De fiscale gevolgen zijn dat Pavilion BV gewoon over de 1000 euro dividend belasting betaalt. De fiscale gevolgen voor Knakkies BV is dat het dividend niet aftrekbaar is volgens art. 10a Vpb.

  2. In dit voorbeeld is er wel sprake van de deelnemingsvrijstelling. Volgens art. 13 Vpb is er sprake van deelneming. Pavilion BV heeft namelijk meer dan 5% van de aandelen in Currywurst GmbH. Dit bekent dat Pavilion BV over deze 10.000 euro aan dividend geen belasting betaalt. De fiscale gevolgen voor Currywurst GmbH staan in de Duitse belastingwet.

  3. Het gaat hier om de verkoop van aandelen, voordeel dat je hier over behaald heet het vervreemdingsvoordeel. Dit wordt belast in art. 4.19 IB, maar de inkomstenbelasting belast alleen natuurlijke personen. Deze 5000 euro winst moet worden opgeteld bij de winst omdat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is, 1% aandeel dus geen deelnemingsvrijstelling, dus over deze winst moet gewoon vennootschapsbelasting wordt betaald. De fiscale gevolgen voor Knakkies BV zijn niets, geen invloed op de winst van Knakkies BV.

  4. In dit geval gaat het wel om vervreemdingsvoordeel. Dit wordt belast in art. 4.19 IB, het wordt belast in box 2. Het gaat om het verschil tussen de overdrachtsprijs en de verkrijgingsprijs in dit geval is het verschil: 200.000-20.000=180.000 euro, 25% inkomstenbelasting hierover betalen. Het gevolg voor Pavilion BV is dat het geen invloed heeft op de winst.

  5. Deze vraag bestaat eigenlijk uit 3 onderdelen:

  • De aankoop van aandelen Kip BV: de fiscale gevolgen voor Pavilion BV zijn dat het geen invloed heeft op de winst, fiscale vermogen blijft hetzelfde. De fiscale gevolgen voor Kip BV zijn er niet, geen invloed op de winst.

  • De verstrekking van een lening aan Kip BV; er zijn geen fiscale gevolgen voor Pavilion BV en Knakkies BV.

  • Betaling rente aan Pavilion BV: de rente die Kip BV betaalt over de rente is aftrekbaar van de winst. Over de rente moet Pavilion BV belasting betalen. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing omdat het niet een voordeel is uit hoofde van de deelneming.

  1. In dit geval heeft Pavilion BV 95.000 euro verlies gemaakt. Er is geen sprake van een voordeel dus wordt het ook niet belast. De deelnemingsvrijstelling geldt ook voor negatieve voordelen, verliezen bij de verkoop van de aandelen zijn niet aftrekbaar. Dit is niet heel duidelijk in de wet terug te zien.

Vraag 2a

Dankzij het klassieke stelsel is het zo dat elke BV apart wordt belast. Dus Inkoop BV wordt belast in de vennootschapsbelasting, deze levering.

Vraag 2b

Een fiscale faciliteit die dit vereenvoudigt is de fiscale eenheid. De fiscale eenheid houdt in: alsof er één belastingplichtige is, in die zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moedermaatschappij.’ De voorwaarden voor fiscale eenheid zijn:

  • M BV moet minimaal 95% van de aandelen D BV bezitten (stemrechten en winstrechten)

  • Verzoek (dus niet automatisch, zoals de deelnemingsvrijstelling)

  • Lichamen moeten in Nederland zijn gevestigd

Het gevolg is dat de heffing alsof er één belastingplichtige is (moedermaatschappij), waarbij alle activa/passiva aan de moeder worden toegerekend. Alle interne transacties zijn fiscaal onzichtbaar.

Vraag 2c

Jas BV heeft alleen een indirect aandeel in Inkoop BV. Slechts Fabriceer BV heeft 100% van de aandelen in Inkoop BV. In art. 15 lid 2 Vpb is bepaald dat middellijk bezit, waar in dit geval geen sprake van is, ook telt als bezit voor de fiscale eenheid in lid 1. Alleen hiervoor is wel de voorwaarde dat het onderdeel moet zijn van de fiscale eenheid, daar is hier geen sprake van. Dus Fabriceer BV kan niet buiten de fiscale eenheid worden gehouden tussen Jas BV en Inkoop BV.

Vraag 2d

Art. 2(4) Wet Vpb 1969 bepaalt de vestigingsplaatsfictie: opgericht naar Nederlands recht dan gaan wij ervan uit dat je in Nederland gevestigd bent en blijft. Voor de fiscale eenheid moet je gevestigd zijn in Nederland maar daar is hier geen sprake van want artikel 15 is uitgezonderd. De fiscale eenheid is uitgesloten.

Vraag 2e

De Wet Vpb heeft als uitgangspunt dat elk lichaam afzonderlijk belastingplichtig is. De gevolgen hiervan zijn dat er jaarlijks twee aangiften Vpb moeten worden ingediend De Vpb die Fabriceer BV moet betalen is 50.000 euro – (30.000+10.000)= 10.000 euro winst. Over deze 10.000 euro moeten zij 20% Vennootschapsbelasting betalen, dit is 2000 euro. De vennootschapsbelasting die Jas Bv betaalt is 70.000-50.000 euro=20.000 euro. Over deze 20.000 euro betalen zij 20% dit is 4.000 euro Vennootschapsbelasting.

Vraag 2f

Wegens de fiscale eenheid doen wij of er 1 belastingplichtige, Jas BV. Hiervan moeten de totale kosten bij elkaar op worden geteld en afgetrokken worden van de verkoopprijs. Dit is in dit geval 70.000 – (30.000+10.000)=30.000 euro. Over de 30.000 euro moeten zij 20% Vennootschapsbelasting betalen.

Vraag 3

  1. Onjuist, art. 13 Vpb lid 1. Er staat niet op verzoek, verplichte regeling.
  2. Onjuist, art. 13 lid 1 Vpb.

  3. Onjuist, het is deels onjuist, art. 13 in Nederlands gevestigd gaat om de fiscale eenheid. De moeder moet Nederlands zijn, dochter kan buitenlands zijn.

  4. Ja, art. 13 lid 3. Het moet namelijk gaan om een verzoek.

  5. Onjuist, de fiscale eenheid vereist een vestigingsplaats in Nederland. Het mag wel gaan om buitenlandse vormen van een BV. Dus fiscale eenheid is wel mogelijk, het kan een moeder of dochter maatschappij zijn.

Vraag 4a

Eigen vermogen is risicodragend kapitaal dat de aandeelhouder aan de vennootschap ter beschikking stelt. Dividend dat hier wordt uitgekeerd is niet-aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. Vreemd vermogen is een lening door een geldverstrekker (crediteur) aan de vennootschap, de rente over deze lening is in beginsel aftrekbaar. De rente wordt bij de moedermaatschappij altijd belast, want het is niet uit hoofde van de deelneming. Dividend is soms belast bij de moedermaatschappij, ligt aan of er sprake is van een deelnemingsvrijstelling.

Vraag 4b

Nederland kwalificeert het als eigen vermogen waardoor het niet aftrekbaar is, het gaat hier om de dividend die niet aftrekbaar is van de winst. België kwalificeert het als vreemd vermogen en dit betekent dat de rente die hier over betaald wordt wel aftrekbaar is van de winst.

Vraag 4c

De Europese Unie heeft richtlijnen waardoor deze problemen verdwijnen. Deze bepalen als de rente aftrekbaar is in het buitenland dan is de deelnemingsvrijstelling in Nederland niet van toepassing.

Vraag 5

Dit lijkt op grondslaguitholling uit art. 10 Vpb, deze truc is verboden in Nederland door de wetgever. Het zou ook belastingontwijking kunnen zijn dat moet de rechter bepalen in deze casus.

Werkgroep week 5

Vragen

Vraag 1a

Wat is de verhouding tussen de AWR en de Awb?

Vraag 1b

Wat is de verhouding tussen de Wet Lb en de AWR?

Vraag 1c

Licht de twee heffingstechnieken in de AWR kort toe en benoem vervolgens aan de hand van wetsartikelen welke heffingstechniek wordt gehanteerd voor de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en de loonbelasting.

Vraag 2

Beoordeel of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Beargumenteer uw antwoord mede aan de hand van verwijzingen naar wetsartikelen.

  1. Een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2015 moet in beginsel uiterlijk worden opgelegd op 31 december 2020.

  2. Voor navordering en naheffing gelden dezelfde eisen.

Vraag 3a

Wouter is als fiscalist werkzaam bij een belastingadvieskantoor in Amsterdam. Een paar jaar geleden heeft hij samen met een vriend een grote sloep gekocht. De twee vrienden besluiten de sloep te verhuren op grote evenementen als Koningsdag en de Gay Pride. De verhuur heeft Wouter in 2015 € 5.000 opgeleverd. Hoewel Wouter weet dat hij de inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden moet opgeven, vult hij de € 5.000 opzettelijk niet in bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting 2015. Aangezien de inspecteur geen reden ziet om te twijfelen aan de aangifte van Wouter, legt hij conform deze aangifte een aanslag op. Vier jaar na afloop van het belastingjaar komt de inspecteur er per toeval achter dat Wouter de 1000 euro (€ 5.000) niet heeft aangegeven. Wat kan de inspecteur doen?

a. Hij kan een naheffingsaanslag opleggen conform art. 20 en een vergrijpboete ex. art. 67f AWR.
b. Hij kan een navorderingsaanslag opleggen conform art. 16 AWR en een vergrijpbete ex. art. 67e AWR.
c. Hij kan geen correctie opleggen aangezien hij de aangifte destijds heeft gevolgd.
d. Hij kan niet meer navorderen aangezien de navorderingstermijn is verstreken. Wel kan hij een vergrijpboete opleggen ex. art. 67e AWR.

Vraag 3b

De vriend van Wouter heeft het resultaat uit overige werkzaamheden ook niet aangegeven. Zijn aangifte wordt echter niet binnen 5 jaar gecorrigeerd en ook krijgt hij geen boete opgelegd. Wouter vindt dit oneerlijk en overweegt om in bezwaar te gaan tegen de aanslag. Op welk beginsel zal Wouter een beroep doen? Geef gemotiveerd aan of het beroep op dit beginsel kans van slagen heeft.

Vraag 3c

Stel dat Wouter de € 5.000 niet opzettelijk buiten beschouwing heeft gelaten, maar dat hij het bedrag niet heeft aangegeven omdat de inspecteur hem – na het raadplegen van Wouters dossier – telefonisch heeft medegedeeld dat de huurinkomsten niet als resultaat uit overige werkzaamheden zijn aan te merken. Op welk beginsel zal Wouter dan een beroep doen? Geef gemotiveerd aan of het beroep op dit beginsel kans van slagen heeft.

Vraag 4a

FIOD arresteert twee mannen voor belastingfraude met creditcards De FIOD heeft dinsdag twee mannen aangehouden in verband met fiscale fraude met creditcards van ten minste 500.000 euro. Op Schiphol werd een 59-jarige Nederlander aangehouden, die in Amsterdam woont en als een verdachte wordt aangemerkt. In Zeewolde werd een 31-jarige man gearresteerd op verdenking van fiscale fraude en witwassen. Zowel de woning in Zeewolde als het verblijf van de in Amsterdam woonachtige verdachte werd doorzocht. De FIOD heeft beslag gelegd op de woning in Zeewolde, op de administratie en op 12.500 euro contant geld. De verdachte zou over tegoeden beschikken op buitenlandse rekeningen die hij niet heeft opgegeven bij de Belastingdienst. De man heeft sinds 2009 met debet- en creditcards circa 500.000 euro opgenomen van buitenlandse rekeningen. Bron: http://www.nu.nl/binnenland/4035219/fiod-arresteert-twee-mannenbelastingfraude-met-creditcards.html

Is hier sprake van belastingontwijking of van belastingontduiking? Verklaar uw antwoord.

Vraag 4b

Beargumenteer of en zo ja welke fiscale/bestuursrechtelijke boete aan de mannen kan worden opgelegd.

Vraag 4c

Geef twee mogelijke situaties waarin geen boete kan worden opgelegd. Kunnen deze situaties van toepassing zijn in het geval van de mannen.

Vraag 4d

Stel dat een van de mannen gebruik heeft gemaakt van een belastingadviseur en dat deze adviseur heeft meegewerkt aan de fraude, kan de inspecteur ook stappen tegen deze adviseur ondernemen?

Vraag 5a

Eierhandel ‘Het Mooie EI’ BV heeft een navorderingsaanslag ontvangen, omdat de fiscus van mening is dat de BV een te lage aangifte vennootschapsbelasting heeft ingediend. Het Mooie EI is het hier absoluut niet eens. Bespreek welke stappen Het Mooie EI kan en moet doorlopen om uiteindelijk bij de hoogte instantie zijn gelijk te kunnen halen. Noem tevens de relevante wetsartikelen.

Vraag 5b

Welke mogelijkheden bestaan er voor Het Mooie EI BV om de onder vraag a bedoelde stappen over te slaan? Er zijn twee mogelijkheden voor de BV om al deze stappen over te slaan.

Vraag 5c

Het bestuur van Het Mooie EI BV vraagt zich af of zij verplicht zijn een advocaat in te schakelen of dat het voldoende is dat een van de bestuursleden namens Het Mooie EI procedeert. Wat is uw mening? Besteed in uw antwoord ook aandacht aan de aard van het belastingrecht.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Het belastingrecht behoort tot het bestuursrecht, op het gehele bestuursrecht is de Awb van toepassing. De Awb is dus van toepassing op het bestuursrecht, maar dit is vrij algemeen. De AWR is de bijzondere wet, die specifieke regels bevat voor het belastingrecht. In sommige gevallen wijkt de AWR ook af van de Awb.

Vraag 1b

De AWR is van toepassing op het gehele belastingrecht en dus ook de Wet LB. De Wet LB geeft specifieke regels voor de loonbelasting. De LB is het materiële belastingrecht, deze wet bepaalt de materiële belastingschuld, de inhoudelijke bepalingen over hoeveel belasting moet worden geheven en waarover? De AWR valt onder het formele belastingrecht, de wet zorgt ervoor dat iedere materiële belastingschuld daadwerkelijk kan worden geïnd.

Vraag 1c

Er zijn twee wijze van heffing:

  • Aanslagbelastingen (voorbeelden: IB, Vpb, SW): deze wetten worden bij wezen van aanslag geheven. Bij aanslag is het de volgende volgorde: Er is eerst een aangifte, vervolgens beoordeelt de belastingplichtige de aangifte, daarna legt de inspecteur een (voorlopige) aanslag op en ten slotte vindt de betaling plaats. Ook kan er eventueel een navorderingsaanslag plaatsvinden.

  • Aangiftebelastingen (voorbeelden: LB, BTW): deze wetten worden bij wezen van aangifte geheven. Bij aangifte is de volgorde, hier is geen tussentijdse beoordeling van de inspecteur: je doet een aangifte en vervolgens doe je er een betaling achteraan. Verder kan er hier ook eventueel een naheffingsaanslag plaats vinden.

Inkomstenbelasting: dit is een aanslagbelasting, bij wege van aanslag. Dit staat in art. 9.1 Wet IB 2001.
Vennootschapsbelasting: dit is ook een aanslagbelasting, bij wege van aanslag. Dit staat in art.24 lid 1 Wet Vpb.
Loonbelasting: dit is een aangiftebelasting, op aangifte af te dragen. Dit staat in art. 27 lid 5 LB 1964.

Vraag 2

  1. A is onjuist omdat de inkomstenbelasting een aanslag belasting is, en de regels uit hoofdstuk 3 van de AWR, dit hoofdstuk gaat over aanslagbelasting, is van toepassing. Art. 11 lid 3 AWR bepaald dat de termijn 3 jaar is. De termijn van vijf jaar is voor de navorderingsaanslag dit is te vinden in art. 16 lid 3 AWR.
  2. Ook deze stelling is onjuist. Dit heeft te maken met het verschil tussen aangiftebelasting een aanslagbelasting. Naheffing geldt bij aangifte belasting (dit staat in art. 20 AWR). Navordering geldt bij aanslagbelastingen (dit staat in art. 16 AWR). De eisen zijn voor navordering hoger omdat de inspecteur zich al eerder ermee heeft bemoeit. De belastingplichtige mag erop vertrouwen dat het goed verlopen is slechts in bijzondere omstandigheden mag het worden aangepast.

Vraag 3a

Het juiste antwoord op deze vraag is antwoord B. Het gaat om de inkomstenbelasting, deze wordt geheven bij wege van aanslag. De inspecteur kan een navorderingsaanslag instellen, want het valt nog binnen de termijn van 5 jaar die staat in art. 16 lid 3 AWR.

Vraag 3b

Wouter kan een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel. De wet schrijft voor dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Het gaat hierbij om een gelijk geval toch heeft het beroep van Wouter geen kans van slagen. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel is mogelijk:

  • De ongelijke behandeling het gevolg is van een door de overheid gevoerd beleid.

  • Andere gevallen bewust zijn begunstigd.

  • Niet sprake is van beleid of van oogmerk van begunstiging, maar van niet-incidentele fouten.

Wouters vriend heeft gewoon geluk gehad dat inspecteur hem niet op tijd heeft ontdekt. Dus het beroep op het gelijkheidsbeginsel zal niet slagen.

Vraag 3c

Wouter zal in dit geval een beroep doen op het vertrouwensbeginsel. Wouter mag namelijk vertrouwen ontlenen aan de uitspraken van de inspecteur van de belastingdienst. Wouter zou deze uitspraak als toezegging kunnen opvatting. Wel zou het zo kunnen zijn dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt omdat Wouter een fiscalist is en er vanuit gegaan dat hij beter weet. Dit moet de rechter gaan bepalen, het is dus niet aan te geven of het beroep slaagt of niet.

Vraag 4a

Er is hier sprake van belastingontduiking. Het gaat namelijk om fraude, deze mensen hebben bewust de wet overtreden door bepaalde dingen niet aan te geven en op andere manier de wet te omzeilen.

Vraag 4b

Er zijn twee soorten fiscale boetes die kunnen worden opgelegd, dit zijn de verzuimboete (zie bijv. art. 67a AWR) en de vergrijpboete (zie bijv. art. 67e AWR), deze hebben ander karakter. Voor de vergrijpboete is een grove schuld of opzet van belang. Er is hier geen sprake van verzuim, dit is slechts zo wanneer de belastingplichtige de aangifte te laat heeft ingediend. In dit geval is de belastingrecht overtreden en is er dus sprake van een vergrijp. Opzet voor de vergrijpboete houdt in dat de belastingplichtige wist dat zijn handeling er toe zou leiden dat er te weinig belasting zou worden geheven. Grove schuld is de in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid.
In dit geval is er sprake van opzet en grove schuld dus kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen.
Verder kan er bij een vergrijp ook strafrechtelijk vervolging voor de rechter plaatsvinden.

Vraag 4c

Er zijn twee gevallen wanneer een boete niet kan worden opgelegd:

  • AVAS: zie hiervoor paragraaf 4 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB), dit is opgenomen in de AWR. AVAS is afwezigheid van alle schuld. Afwezigheid van alle schuld is vooral van belang bij verzuimboetes, hier is opzet of grove schuld geen vereiste. Een voorbeeld van afwezigheid van alle schuld is als de belastingplichtige per ongeluk een typefout maakt bij het invullen van de belasting. Als hij die fout niet opzettelijk heeft gemaakt en ook niet had moeten beseffen dat hij een fout heeft gemaakt, kan hem geen vergrijpboete worden opgelegd. In dit geval, deze casus, zal de rechter niet bepalen dat er AVAS is.

  • Pleitbaar standpunt: als de heren een juridisch goed standpunt hebben zal de rechter ze misschien gelijk geven.

Vraag 4d

Ja, sinds 1 juli 2009 kan ook een ander dan de belasting- of inhoudingsplichtige een boete krijgen indien hij een pleger, doen pleger, uitlokker of medeplichtige van het feit is.

Vraag 5a

Deze BV moet de volgende stappen ondernemen:

  1. Bezwaar aantekenen tegen de navorderingsaanslag bij de inspecteur. Dit staat in art. 26 AWR en ook is art. 7:1 Awb van belang.

  2. Indien de BV het oneens is met de beslissing van de inspecteur kan beroep worden ingesteld bij de Rechtbank. Dit staat in art. 26 AWR j.o. art. 8:1 Awb.

  3. Mocht de BV het oneens zijn met de beslissing van de rechtbank kan het in hoger beroep bij het gerechtshof. Dit staat in art. 27h AWR j.o 26 AWR en art. 8:1 Awb.

  4. Ten slotte kan de BV nog in cassatie bij de Hoge Raad, dit staat in art. 28 AWR en art. 8:1 Awb. De Hoge Raad oordeelt niet meer over de feiten.

Vraag 5b

  • Je kunt volgens art. 7:1a Awb de bezwaarfase overslaan als de inspecteur hiermee instemt.

  • Partijen kunnen ook kiezen om direct cassatie in te stellen bij de Hoge Raad volgens art. 28 lid 3 AWR. Alle belanghebbenden moeten dan instemmen.

Vraag 5c

De BV kan de gehele procedure zelf optreden, een bestuurslid kan optreden. Dit staat in art. 8:24 Awb. Er is een uitzondering als je het voor de Hoge Raad wilt toelichten heb je een advocaat nodig. Dit heeft te maken met de aard van het belastingrecht/bestuursrecht omdat het gaat om de verhouding tussen overheid en de burger en het laagdrempelig moet zijn om naar de rechter te kunnen.

Werkgroep week 6

Aantekeningen

Een land heeft nooit de bevoegdheid om belasting te heffen op basis van een beginsel. Een land heeft een bevoegdheid op basis van een wet (denk aan art. 104 GW, uit kracht van een wet), deze wet kan wel gebaseerd zijn op een beginsel.

Vragen

Vraag 1a

Anne beschikt over een appartement in Eindhoven. Zij werkt bij een fabrikant van mayonaise die is gevestigd in Eindhoven en in Balen (België). Anne werkt twee dagen per week op het kantoor in Eindhoven en drie dagen per week op het kantoor in Balen. In België heeft Anne ook haar echtgenoot Kevin leren kennen. Omdat Kevin in Balen woont, overnacht Anne het grootste deel van de week in Balen. Dit is handig in verband met haar werk, maar ook in verband met de vele avonden die zij doorbrengt op de kaartclub van Balen en het feit dat haar fysiotherapeut is gevestigd in Mol (een dorp vlakbij Balen). Verder is bekend dat Anne haar boodschappen vaak in België doet, aangezien de prijzen daar iets lager liggen dan in Nederland. Als op vakantie aan Anne wordt gevraagd waar zij woont, zegt zij altijd in Nederland te wonen, omdat ze zich door haar Nederlands nationaliteit op en top Nederlandse voelt.

Geef aan de hand van de relevante wetsartikelen gemotiveerd aan waar Anne woont voor fiscale doeleinden.

Vraag 1b

Betoog aan de hand van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 hoe in casu dubbele belastingheffing kan ontstaan.

Vraag 2a

Andy (een Amerikaanse staatsburger) werkt als marketeer voor een Engelse snoepfabrikant. Elke dag fietst hij vier kilometer heen en vier kilometer terug tussen zijn woning in Salford en het hoofdkantoor van Sweets Ltd. (een rechtsvorm die vergelijkbaar is met een BV) in Manchester. Ooit is Andy op vakantie geweest in Nederland en heeft daar heerlijk drop ontdekt: Kokindjes. Om zijn liefde voor de dropjes te uiten koopt Andy 6% van de aandelen in Kokindjes BV. Aangezien Andy voor aandeelhoudersvergaderingen af en toe in Nederland moet zijn, koopt hij voor € 500.000 een appartement in Amsterdam. Het appartement wordt gefinancierd met een lening van € 500.000 bij de ING bank. In totaal brengt Andydrie weken per jaar door in het appartement. De rest van het jaar verhuurt hij het appartement. Dit levert € 40.000 aan huurinkomsten op. Aan onderhoud is Andy € 10.000 per jaar kwijt. De lening bij de ING bank kon hij alleen krijgen als hij ook een spaarrekening bij deze bank zou openen. Hij heeft daarom € 15.000 op een bankrekening gestort. In de drie weken per jaar dat Andyi n Nederland is, doet hij als marketeer voor Sweets Ltd. ook onderzoek naar de Nederlandse snoepmarkt.

Leg in eigen woorden uit aan de hand van welke beginselen de verschillende landen bij Andy belasting zouden willen heffen.

Vraag 2b

Beargumenteer op grond van welk(e) artikel(en) Nederland belasting wil heffen?

Vraag 2c

Andybesluit zijn dienstbetrekking bij Sweets Ltd op te zeggen. Hij verkoopt zijn huis in Salford en verhuist op 31 december 2015 naar zijn appartement in Amsterdam. Bij het beëindigen van het dienstverband heeft Sweets Ltd besloten Andyflink te belonen voor zijn jarenlange inzet. Hij krijgt een aandelenpakket van 3% in Sweets Ltd. Sweets Ltd. heeft wel geëist dat hij zijn aandelen in Kokindjes BV zou verkopen. Op de aandelen in Sweets Ltd. wordt jaarlijks € 20.000 dividend uitgekeerd. Op grond van welk artikel wil Nederland het dividend in de heffing betrekken?

Vraag 2d

Stel dat het Verenigd Koninkrijk op grond van wetgeving aldaar ook belasting heft over het dividend op de aandelen in Sweets Ltd. op grond van het bronbeginsel. Moet Andy in dat geval twee keer belasting betalen over zijn inkomen?

Vraag 2e

Stel, er bestaat een verdrag Nederland – VK dat exact dezelfde vorm heeft als het Nederlands Standaard Verdrag (NSV). Wie mag op grond van het verdrag Nederland – VK belasting heffen over het dividend en over de eventuele vervreemdingswinst uit de aandelen in Sweets Ltd?

Art. 10 – Dividenden

1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

2. Deze dividenden mogen echter ook in de Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, (…) mag de aldus geheven belasting 15 percent van (…) de dividenden niet overschrijden.

3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid mag de Staat waarvan het lichaam inwoner is, geen belasting heffen op dividenden betaald door dat lichaam aan een lichaam waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en dat inwoner is van de andere Staat en onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt.

Vraag 3a

Vastgoed BV (gevestigd in Nederland) heeft 10 % van de aandelen in het in China gevestigde China Wang WFOE (een rechtsvorm vergelijkbaar met de Nederlandse BV). Wang WFOE houdt zich enkel bezig met het beheren en exploiteren van een grote onroerend goed portfolio in China. Zijn bezittingen bestaan dan ook bijna alleen maar uit onroerend goed. Wel heeft Wang WFOE 100 % van de aandelen in het in België gevestigde Patat Bvba. Jaarlijks keert Patat Bvba dividend uit aan Wang WFOE. De aandeelhouder van Vastgoed BV, mevrouw Katja de Boer (woonachtig in Nederland) besluit dat het beter is dat zij de aandelen in Wang WFOE direct gaat houden. Vastgoed BV verkoopt daarom de aandelen in Wang WFOE aan mevrouw de Boer.

Op basis van welke Nederlandse bepalingen wil Nederland belasting heffen over de dividenden die Patat Bvba uitkeert aan Wang WFOE?

Vraag 3b

Op basis van welke Nederlandse bepalingen wil Nederland belasting heffen over de vervreemdingswinst op de aandelen in Wang WFOE?

Vraag 3c

Bent u van mening dat Nederland op grond van het verdrag Nederland – China mag heffen over het voordeel dat Vastgoed BV verkrijgt als de aandelen worden verkocht aan mevrouw Katja de Boer? U kunt er vanuit gaan dat er een belastingverdrag tussen Nederland en China.

Vraag 3d

De aandelen zijn inmiddels in handen van mevrouw Katja de Boer. Ga er voor de beantwoording van deze vraag vanuit dat de Wang WFOE zich niet bezighoudt met beheren en exploiteren van onroerend goed, maar een fabrikant is van dakpannen. Na een tijdje vervreemd Katja de Boer al haar aandelen aan een derde. Op basis van welke Nederlandse bepalingen wil Nederland belasting heffen over de vervreemdingswinst op de aandelen?

Vraag 3e

Bent u van mening dat Nederland op grond van het verdrag Nederland – China mag heffen over het voordeel dat Katja de Boer verkrijgt als de aandelen worden verkocht aan een derde?

Vraag 4

Geef bij elk van de onderstaande stellingen gemotiveerd aan of deze juist of onjuist is.

  1. Als Nederland met een ander land geen verdrag heeft gesloten en een inwoner van Nederland geniet inkomen dat aldaar belast is, is altijd sprake van dubbele belastingheffing.

  2. Als Nederland volgens een verdragsbepaling mag heffen, zal het hiertoe altijd overgaan.

  3. Indien een inwoner van Nederland ook buitenlands inkomen geniet, moet hoofdstuk 7 van de Wet IB 2001 worden geraadpleegd.

  4. Een verdrag kan dubbele niet-heffing veroorzaken.

Vraag 5a

Noem drie redenen waarom Nederland aantrekkelijk is om in fiscale structuren op te nemen

Vraag 5b

Wat zijn brievenbusmaatschappijen? Ligt aan de hand van een voorbeeld toe hoe via deze maatschappijen belasting kan worden bespaard.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Volgens art. 4 lid 1 AWR (wordt het naar de omstandigheden beoordeeld) is Anne haar fiscale woonplaats in België, omdat ze daar de meeste tijd doorbrengt en haar sociale leven doorbrengt. Verder woont haar echtgenoot in België.

Vraag 1b

België heeft een heffingsbasis op basis van de nationale wet, België mag Anne belasten voor haar wereldinkomen, haar fiscale woonplaats is in België, natuurlijk persoon. België heft dan op basis van het woonplaatsbeginsel.

Nederland zal willen heffen op basis van het bronbeginsel. Zij is een buitenlandse belastingplichtige volgens art. 2.1 lid 1 sub b Wet IB 2001. Aangezien Anne een bron van inkomen heeft in Nederland. Als jij een bepaalde band hebt met een bronstaat, dan mag je er over die persoon worden geheven. Ze moeten een bron van inkomen hebben met de bronstaat en deze moet sterk genoeg zijn. In dit geval heeft Anne deze band en zal Nederland dus willen heffen op basis van het bronbeginsel.
Zo wordt Anne over haar inkomen dubbel belast.

Vraag 2a

Amerika zal belasting willen heffen op basis van het nationaliteitsbeginsel. Als jij de nationaliteit hebt van een land, als bedrijf of burger, dan willen wij voor altijd als land belasting heffen. Je hebt een formele band met een land en daarom mag worden geheven. Andy kan dan worden belast over zijn wereldinkomen door de VS.

  • Engeland zal belasting willen heffen op basis van woonplaatsbeginsel, zijn fiscale woonplaats is in Engeland. Andy heeft zijn woonplaats in Engeland en op basis daarvan wil Engeland zijn wereldinkomen belasten. Een inwoner betaalt belasting over zijn wereldinkomen. Het idee erachter is omdat profijt kan worden getrokken van de overheidsuitgaven die met de belasting kan worden gefinancierd.

  • Nederland zal belasting willen heffen op basis van het bronbeginsel. Andy geniet een bron van inkomsten in Nederland, namelijk de verhuuropbrengsten van zijn appartement, het dividend over de aandelen van Kokindjes. Een staat mag heffen als het inkomen uit een in die staat gelegen bron opkomt. Nederland heft dan over het inkomen in Nederland genoten.

Vraag 2b

Het gaat om een buitenlandse belastingplichtige voor de Nederlandse wet IB 2001. In art. 2.1 Wet IB 2001 staat dat niet in Nederland woonachtigen die wel Nederlands inkomen genieten, zoals Brendan, belast zijn. Hiervoor moet men kijken naar hoofdstuk 7 wet IB. In art. 7.1 Wet IB 2001 staat wat onder Nederlands inkomen wordt verstaan, dit zijn dezelfde boxen. Vervolgens ga je kijken naar art. 7.7 lid 2 sub a welke bron van inkomen het is. Andy wordt belast voor de verhuuropbrengsten in box 3. Verder wordt hij belast voor zijn inkomen uit aanmerkelijk belang in Kokindjes BV, box 2. Dit gebeurd in art. 7.5 lid 1 Wet IB 2001. Een extra voorwaarde voor buitenlandse belastingplichtigen is dat het moet gaan om een Nederlandse vennootschap.
De spaarrekening wordt niet belast want deze staat niet in de opsomming van art. 7.7 Wet IB 2001 wat voor buitenlandse belastingplichtigen niet belast wordt in box 3.
Een deel van het inkomen dat hij in Nederland verdient heeft wordt hij belast onder art. 7.2 lid 2 sub b, belastbaar loon.

Vraag 2c

Nederland kan Andy belasten voor zijn wereldinkomen, dus ook dividend ontvangen uit Engeland, omdat hij in Nederland woonachtig is. Dit doet Nederland op basis van art. 2.1 j.o 2.3 Wet IB 2001. Hij is een binnenlandse belastingplichtige. Andy wordt belast in box 3 want het is geen aanmerkelijk belang, maar het dividend wordt niet belast. Want de werkelijke inkomsten zijn niet van belang, het gaat slechts om het forfaitaire rendement.

Vraag 2d

Andy moet in beginsel dubbel betalen over zijn inkomen tenzij er in een verdrag tussen Nederland en Engeland is bepaald dat het anders is.

Vraag 2e

In beginsel mag Nederland volgens lid 1 van artikel 10 heffen, volgens het box 3 systeem. Echter is er een verrekening bepaling opgenomen in lid 2. Engeland mag maximaal 15% heffen over het dividend. Dit mag Andy dan aftrekken van de belasting die hij in Nederland moet betalen.

Vraag 3a

Nederland kan niet heffen, het gaat om een transactie van een Belgisch bedrijf naar een Chinees bedrijf. Dit gaat buiten de Nederlandse belastingheffing om.

Vraag 3b

In dit geval verkoopt Vastgoed BV haar aandelen van Wang Wfoe aan Mevrouw de Boer. Dit gaat om vervreemdingswinst en dit wordt belast in de Vpb. Vastgoed BV is belastingplichtig op basis van art. 2 Vpb. Vervreemdingswinsten behoren tot de belastbare winst, die in art. 7 en 8 Vpb worden belast. Maar de deelnemingsvrijstelling (art. 13 Vpb) is van toepassing, want Vastgoed BV heeft 10% in Wang Wfoe, alle voordelen uit hoofde van een deelneming, waar hiervan sprake is, wordt niet belast.

Vraag 3c

Wang handelt alleen in vastgoed in China, dit is onroerend goed. Art. 13 lid 4 uit het belastingverdrag tussen Nederland en China bepaald:

Lid 4: Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit de vervreemding van aandelen die meer dan 50 percent van hun waarde onmiddellijk of middellijk ontlenen aan onroerende zaken gelegen in de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast

In dit geval mag China dus heffen op basis van het verdrag. Nederland zou alleen kunnen heffen als dit verdrag de bevoegdheid toewijst en Nederland in de nationale wet de bevoegdheid heeft om te heffen. In dit geval mag Nederland ook niet heffen wegens de deelnemingsvrijstelling.

Vraag 3d

Mevrouw de Boer is in Nederland woonachtig, en dus een binnenlands belastingplichtige voor haar wereldinkomen, volgens art. 2.1 Wet IB 2001. In dit geval wordt zij volgens art. 4.12 Wet IB belast voor haar inkomen uit aanmerkelijk belang ( zij heeft een aanmerkelijk belang volgens art. 4.6, meer dan 5%), het gaat hierbij om vervreemdingsvoordelen. Het gaat hierbij om art. 4.19 Wet IB 2001 deze belast vervreemdingsvoordelen die ontvangen zijn uit aanmerkelijk belang, box 2.

Vraag 3e

Art. 13 lid 6 van het belastingverdrag: Art. 6: Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarvan de vervreemder inwoner is.

Volgens dit artikel mag Nederland belasten.

Vraag 4

  1. Dit is onjuist, Nederland kan ook een eenzijdige maatregel van terugtrekking instellen.
  2. Dit is onjuist, Nederland mag alleen heffen op basis van een nationale wet.

  3. Dit is onjuist, het gaat hierbij juist om buitenlandse belastingplichtigen die Nederlands inkomen genieten, dat staat in hoofdstuk 7.

  4. Dit is juist, hoewel een verdrag is bedoeld om te bepalen wie mag gaan heffen van de twee landen zou dit kunnen. Als er afgesproken is dat een land mag heffen, maar dat land de bevoegdheid niet heeft volgens de wet kan er dubbele niet-heffing.

Vraag 5a

  • Veel gunstige belastingverdragen: deze lossen veel problemen op, deze kunnen allerlei voordelen opleveren. Je moet hiervoor wel in Nederland gevestigd zijn.

  • Geen bronbelasting op interest of royalty’s die NL uitgaan, wel met dividendbelasting. Veel andere landen doen dit wel en daarom komen bedrijven naar Nederland.

  • afspraken (‘rulings’) met de Belastingdienst: standpuntbepaling vooraf van inspecteur, er worden afspraken gemaakt m.b.t. onzekere situaties.

Vraag 5b

Brievenbusfirmas, zijn bedrijven die in een land gevestigd zijn om de gunstige belastingvoordelen te genieten maar zij zijn helemaal niet actief in dat land, slechts hun brievenbus staat er.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Sheetnotes & Collegeaantekeningen Belastingrecht - UL

Hoorcollegeaantekeningen 2016/2017: Belastingrecht - Universiteit Leiden

Hoorcollegeaantekeningen 2016/2017: Belastingrecht - Universiteit Leiden


Hoorcollege week 1

Belastingen in het algemeen

Om te beginnen een definitie van belastingen: “Belastingen zijn een verplichte afdracht aan de overheid, anders dan als straf, gebaseerd op een wettelijke regeling, zonder dat er een directe tegenprestatie tegenover staat.” Bij een retributie is er wel een verband met tegenprestatie (bijvoorbeeld paspoort), daarom is dat geen belasting. Het onderscheid tussen ‘belastingen’ en ‘premies voor sociale verzekeringen’ is zwak, het lijkt erg op elkaar. Bij belastingen betaal je en krijg je direct er niets voor terug. Bij de premies voor sociale verzekeringen krijg je een aanspraak op een uitkering of een bepaalde ontvangst.

In de wet komt het legaliteitsbeginsel terug, geen belasting zonder wet; art. 104 Grondwet: “Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij wet geregeld.’’. Belastingen gaan altijd om de relatie tussen overheid (heft belastingen) en burger (betaalt belastingen).

Vervolgens is het van belang om het verschil tussen rijksbelastingen en lokale heffingen aan te geven. Rijksbelastingen worden in het hele land geheven, lokale heffingen slechts in een beperkt gebied, vaak een gemeente. Voorbeelden van rijksbelastingen zijn inkomstenbelasting (Wet IB 2001), vennootschapsbelasting (Wet Vpb 1969), loonbelasting (Wet LB 1964), schenk- en erfbelasting (Sw 1956), omzetbelasting (ook wel de btw) - deze laatste is de grootste belasting (Wet OB 1968). Er zijn veel rijksbelastingen in Nederland.
Daarnaast zijn er dus de lokale heffingen, bijvoorbeeld de onroerendezaakbelasting en de parkeerbelasting. Lokale heffingen zijn in Nederland beperkt aanwezig.

Belastingen hebben meerdere functies:

  • Ze dienen ter bekostiging van overheidsuitgaven, dit is de primaire functie.

  • Inkomensdistributie (herverdeling van geld), dit is de secundaire functie. Bij iemand die meer verdient geld weg te halen en bij mensen die minder verdienen minder belasting te heffen heet nivellering.

  • Nevendoeleinden (fiscaal instrumentalisme) - deze functie heeft betrekking op het sturen van gedrag. Je zet als overheid financiële prikkels in om het gedrag van de burger te beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn: inkomenspolitiek startende ondernemers, stimulering investeringen, opleiding, milieu (milieuvriendelijk auto).

De belangrijkste belastingen in Nederland zijn de btw, de loon-en inkomstenbelasting, de premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen. Van deze belastingen heeft de overheid de hoogste inkomsten.

Het kernprobleem van de belastingwetgeving is: hoe wordt de ‘belastingdruk’ verdeeld over de burgers?

De totale uitgaven van de overheid worden niet eerlijk over de 17 miljoen burgers verdeeld. Dit komt omdat niet iedereen dit kan betalen, er zijn verschillen tussen mensen. Het belastingrecht probeert een systeem te bedenken om dit eerlijk te verdelen. Primair is het een politieke keuze. Hoewel de politiek dominant is wordt er eveneens rekening gehouden met rechtsbeginselen, zoals:

  • Het doelmatigheidsbeginsel: belasting moet wel uitvoerbaar zijn (bijvoorbeeld loonbelasting

.....read more
Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen 2016/2017: Belastingrecht - Universiteit Leiden

Werkgroepaantekeningen 2016/2017: Belastingrecht - Universiteit Leiden


Werkgroep week 1

Aantekeningen

Als ondernemer ben je eigenaar van de spulletjes van de onderneming. Als deze spulletjes jouw bezit zijn komt de onderneming voor jouw rekening. Om een ondernemer te zijn moet je aan de algemene bronvoorwaarden voldoen en een duurzame organisatie zijn van arbeid en kapitaal. Definitie van de rechtspraak: Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee door deelname aan het economische verkeer winst wordt beoogd en verwacht.

Als de ondernemer van zijn onderneming van een eenmanszaak een rechtspersoon (de BV) wil maken dan verandert het heffen voor de belasting. De BV is een rechtspersoon dus valt ook niet onder de inkomstenbelasting. De ondernemer heeft dan alle aandelen in de BV, hij voldoet niet meer aan de voorwaarden uit art. 3.4 IB 2001. De onderneming wordt niet meer voor zijn rekening gedreven maar die van de B.V. Aandelen worden fiscaal weer anders behandeld. Dividend dat hij hieruit verdiend valt in box 2, inkomen uit aanmerkelijk belang.

Er zijn drie voorwaarden voor het hebben van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst:

  1. Gezagsverhouding: de werkgever moet in staat zijn opdrachten te verstrekken die moeten worden opgevolgd door de werknemer.

  2. Arbeid moet zijn verricht.

  3. Loon moet hiervoor verkregen worden.

Loonbelasting is dus een voorheffing op de inkomstenbelasting.

Vragen

Vraag 1a

Uit onderzoek blijkt dat veel mensen al op jonge leeftijd kampen met overgewicht. De overheid wil het tij keren en stelt een “overgewichtbelasting” voor, die in de wandelgangen ook wel “vet tax” genoemd wordt. Het idee erachter is dat wanneer je belasting invoert op overgewicht, mensen vanzelf beter gaan letten op hun gewicht.

Probeer aan de hand van het figuur op pagina 15 van uw werkboek een wettekst te ontwerpen voor deze nieuwe vorm van belasting (a).

Vraag 1b

De overgewichtbelasting is een mooi voorbeeld van het instrumentele gebruik van het belastingrecht. Leg uit wat men bedoelt wanneer men spreekt over het “instrumentele gebruik van het belastingrecht” en geef tevens één bezwaar dat ermee is verbonden (b).

Vraag 1c

In het verkiezingsprogramma van een partij staat dat belastingen waar mogelijk met inachtneming van het profijtbeginsel dienen te worden geheven. Geef aan wat het profijtbeginsel inhoudt en beargumenteer vervolgens of deze nieuwe vorm van belasting is gebaseerd op dit profijtbeginsel (c).

Vraag 2a

Noem de bronvoorwaarden van de Wet IB 2001. Geef vervolgens de betekenis van deze voorwaarden in de Wet IB 2001 (a).

Vraag 2b

Zijn de activiteiten van Sanne te kwalificeren als een bron van inkomen?

Vraag 3

Geef aan wie van de onderstaande belastingplichtige(n) in elk geval géén ondernemer is in de zin van de Wet IB 2001?

  1. Mevrouw Kroket kookt dagelijks gezonde
.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen 2015/2016: Belastingrecht - Universiteit Leiden

Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen 2015/2016: Belastingrecht - Universiteit Leiden

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Belastingrecht van het jaar 2015-2016.



Hoorcollege week 1

Belastingen in het algemeen

Om te beginnen een definitie van belastingen: “Belastingen zijn een verplichte afdracht aan de overheid, anders dan als straf, gebaseerd op een wettelijke regeling, zonder dat er een directe tegenprestatie tegenover staat.” Bij een retributie is er wel een verband met tegenprestatie (bijvoorbeeld paspoort), daarom is dat geen belasting. Het onderscheid tussen ‘belastingen’ en ‘premies voor sociale verzekeringen’ is zwak, het lijkt erg op elkaar. Bij belastingen betaal je en krijg je direct er niets voor terug. Bij de premies voor sociale verzekeringen krijg je een aanspraak op een uitkering of een bepaalde ontvangst.

In de wet komt het legaliteitsbeginsel terug, geen belasting zonder wet; art. 104 Grondwet: “Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij wet geregeld.’’. Belastingen gaan altijd om de relatie tussen overheid (heft belastingen) en burger (betaalt belastingen).

Vervolgens is het van belang om het verschil tussen rijksbelastingen en lokale heffingen aan te geven. Rijksbelastingen worden in het hele land geheven, lokale heffingen slechts in een beperkt gebied, vaak een gemeente. Voorbeelden van rijksbelastingen zijn inkomstenbelasting (Wet IB 2001), vennootschapsbelasting (Wet Vpb 1969), loonbelasting (Wet LB 1964), schenk- en erfbelasting (Sw 1956), omzetbelasting (ook wel de btw) - deze laatste is de grootste belasting (Wet OB 1968). Er zijn veel rijksbelastingen in Nederland.
Daarnaast zijn er dus de lokale heffingen, bijvoorbeeld de onroerendezaakbelasting en de parkeerbelasting. Lokale heffingen zijn in Nederland beperkt aanwezig.

Belastingen hebben meerdere functies:

  • Ze dienen ter bekostiging van overheidsuitgaven, dit is de primaire functie.

  • Inkomensdistributie (herverdeling van geld), dit is de secundaire functie. Bij iemand die meer verdient geld weg te halen en bij mensen die minder verdienen minder belasting te heffen heet nivellering.

  • Nevendoeleinden (fiscaal instrumentalisme) - deze

  • .....read more
Access: 
Public
Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Belastingrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar
    Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2536