Wat zijn rechtshandelingen en overeenkomsten? - Chapter 1


1.1 Hoe is dit boek opgedeeld?

In dit boek wordt ingegaan op de betekenis van de rechtshandeling, al dan niet verricht door een gevolmachtigde, en die van de overeenkomst, zoals ze te vinden zijn in het Burgerlijk Wetboek. Dit eerste hoofdstuk omvat de uitleg van de structuur van de wettelijke regeling en van de beginselen van dit rechtsgebied. Hoofdstuk 2 gaat over de totstandkoming van rechtshandeling en overeenkomst en hoofdstuk 3 over volmacht en vertegenwoordiging. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op nietigheid en vernietigbaarheid van een rechtshandeling en in hoofdstuk 5 worden de juridische implicaties hiervan uitgelegd. De resterende hoofdstukken betreffen de obligatoire overeenkomst. Hoofdstuk 6 zal gaan over de algemene voorwaarden, hoofdstuk 7 over de relatie tussen handelende partijen en hoofdstuk 8 over het rechtseffect jegens personen buiten de handelende partijen. 

1.2 Hoe werkt de rechtshandeling?

De rechtshandeling is geregeld in titel 3.2 BW. Hier is echter geen omschrijving van de rechtshandeling opgenomen, vanwege uiteenlopende rechtstheorieën over de betekenis van dit begrip. Er is wel een omschrijving van de vereisten (art. 3:33 BW). Vereist is een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring, de wilsverklaring, heeft geopenbaard. Een rechtsgevolg is het ontstaan, tenietgaan of gewijzigd raken van een juridische relatie. Voorbeelden van rechtshandelingen zijn het sluiten van een koopovereenkomst of een arbeidsovereenkomst. Normale handelingen, zoals het lezen van een boek, hebben geen rechtsgevolg. Onrechtmatige daden en geboortes hebben wel een rechtsgevolg, en zijn daarom wel een rechtsfeit, maar aangezien dit rechtsgevolg niet is beoogd zijn ze geen rechtshandelingen. Het gaat dus om de wil van de partij(en). 

Ten aanzien van rechtshandelingen is de houding van het recht positief. Zo lang er geen redenen zijn voor het tegendeel, zal het recht zich opstellen achter de handelende en zijn rechtshandeling, dus het rechtsgevolg zal ook inderdaad intreden. Op deze manier komt de menselijke autonomie tot uitdrukking. Onder autonomie verstaat men de bevoegdheid van elk individu om zelf zijn eigen rechtspositie te bepalen. Dit principe is het ‘moederbeginsel’ van de contractsvrijheid.

Je kunt onderscheid maken tussen de meerzijdige en de eenzijdige rechtshandeling.

  • De meerzijdige rechtshandeling wordt door meer dan één persoon verricht. Meestal is deze soort handeling een overeenkomst (tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding art. 6:217 BW). Maar er zijn ook meerzijdige rechtshandelingen die geen overeenkomsten zijn; deze komen niet tot stand via het model van aanbod en aanvaarding, maar ze bestaan veeleer uit een aantal parallel lopende wilsverklaringen. Men spreekt wel van ‘Gesamtakte’. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een vergadering van aandeelhouders van een vennootschap een meerderheidsbesluit neemt.

  • De eenzijdige rechtshandeling wordt door één persoon verricht. Zij wordt vaak gebruikt om een bestaande contractuele relatie te beëindigen. Deze handeling moet meestal wel tot een ander worden gericht om te gelden. De ander hoeft niet mee te werken of in te stemmen, hij dient als ontvanger. Voorbeelden van een gerichte eenzijdige rechtshandeling: opzegging van een huurovereenkomst of vernietiging van een koopovereenkomst. Maar er zijn ook niet gerichte eenzijdige rechtshandelingen, bijvoorbeeld het maken van een testament. Voor de totstandkoming is dan geen instemming en ook geen ontvangst door een andere persoon vereist.

Door de plaatsing van de titel rechtshandelingen in boek 3 BW valt zij onder het vermogensrecht. Daarnaast bestaan meer rechtsgebieden waarin rechtshandelingen worden verricht, zoals het personen- en familierecht, rechtspersonenrecht of procesrecht. Voor deze rechtshandelingen is de schakelbepaling van art. 3:59 BW opgenomen. Dit artikel bepaalt dat de regels omtrent de rechtshandeling ook buiten het vermogensrecht toepassing vinden, voor zover de aard van de rechtshandeling zich daar niet tegen verzet.

1.3 Wat is een overeenkomst?

Het begrip ‘overeenkomst’ wordt, anders dan het begrip ‘rechtshandeling’, wel omschreven in de wet. Een overeenkomst is in de zin van titel 6.5 BW een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan (art. 6:213 lid 1 BW). Dus iedere overeenkomst is een rechtshandeling, maar omgekeerd is niet iedere rechtshandeling een overeenkomst.

De overeenkomst wordt gekenmerkt door haar verbintenisscheppende – obligatoire – karakter. Binnen het juridisch spraakgebruik wordt deze overeenkomst dikwijls een contract genoemd, daarnaast wordt overeenkomstenrecht vaak als contractrecht betiteld. Een koopovereenkomst schept voor de verkoper de verbintenis om de zaak te geven, en voor de koper de verbintenis om daarvoor de prijs in geld te betalen. Vertbintenissen zijn in deze zin te zien als verplichtingen. Onder de overeenkomst of het contract verstaat men niet alleen de verbintenisscheppende handeling zelf, maar ook de door de handeling in het leven geroepen rechtsverhouding. Ook wijzigingsovereenkomsten vallen onder art. 6:213 BW, aangezien partijen andere, nieuwe verbintenissen aangaan. De liberatoire of bevrijdende overeenkomst is echter niet onder dit artikel te brengen, omdat deze verbintenissen juist teniet doet gaan.

In tegenstelling tot het oude wetboek, waarin de rechtshandeling ongeregeld was, is er nu sprake van een gelaagde structuur in ons wetboek. In het Algemeen Deel (Boek 3 titel 2 BW) is een voor alle rechtshandelingen geldend regelsysteem neergelegd. Dit systeem wordt vervolgens in Boek 6 Titel 5 BW voor het deelgebied van de obligatoire overeenkomst met een tweede laag bepalingen aangevuld. Het overeenkomstrecht vormt in ander perspectief ook een tweede laag ten opzichte van het algemene verbinissenrecht van de titels 6.1 en 6.2.

In de meeste gevallen wordt de overeenkomst gesloten door en tussen twee partijen. Maar er zijn ook overeenkomsten tussen méér dan twee partijen, de zogenaamde meerpartijenovereenkomsten, denk aan de driehoeksruil en het aanvaarde derdenbeding. Een driehoeksruil doet zich bijvoorbeeld voor wanneer A toezegt zijn huis te leveren aan B in ruil voor het huis van C, B zegt toe zijn huis aan C te leveren in ruil voor het huis van A en C zegt ten slotte toe zijn huis aan A te leveren in ruil voor het huis van B. Bij een derdenbeding bestaat aanvankelijk een overeenkomst tussen twee partijen, waarin een beding ten behoeve van een derde (een niet-partij) is opgenomen. Nadat deze derde het beding heeft aanvaard, geldt hij als partij bij de overeenkomst (art. 6:254 lid 1 BW).

In art. 6:213 lid 2 BW staat dat de bedoelde bepalingen van de titel betreffende overeenkomsten niet toepasselijk zijn op de meerpartijenovereenkomst, voor zover de strekking van de betrokken bepalingen in verband met de aard van de overeenkomst zich daartegen verzet. Maar in het eerste lid betreffen overeenkomsten ook meerpartijenovereenkomsten omdat het dient te gaan om 'een of meer partijen'. Het is dus zo dat de regels van het overeenkomstenrecht in principe ook gelden voor de meerpartijenovereenkomst (lid 1), maar dit uitgangspunt kent uitzonderingen (lid 2).

Sommige overeenkomsten zijn in Boek 7 of Boek 7A BW van een nadere uitwerking voorzien. Dit zijn de bijzondere overeenkomsten of bijzondere contracten (of ‘benoemde contracten’). In de praktijk zijn hier de koop, de huur en de arbeidsovereenkomst van groot belang. Er zijn ook overeenkomsten die aan de omschrijvingen van meer dan één van de in de bijzondere contracten voldoen. Dit zijn de gemengde overeenkomsten. Hierbij zijn de bepalingen van de bijzondere contracten naast elkaar toepasselijk, tenzij ze onverenigbaar zijn of de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet (art. 6:215 BW).

Ten aanzien van de bijzondere overeenkomst is de gelaagde structuur van het wetboek goed zichtbaar. Zij zijn ten eerste rechtshandelingen in de zin van titel 3.2, ten tweede overeenkomsten in de zin van titel 6.5 en ten derde bijzondere overeenkomsten in de zin van Boek 7 en 7A. Er moet zelfs op vier plaatsen in de wet gezocht worden, aangezien het algemene gedeelte van het verbintenissenrecht ook van belang is.

De obligatoire overeenkomsten kunnen op verschillende wijzen worden ingedeeld.

  1. De tweepartijen- tegenover meerpartijenovereenkomsten;

  2. Bijzondere (en gemengde) overeenkomsten tegenover de niet-bijzondere overeenkomsten;

  3. De wederkerige overeenkomsten tegenover de eenzijdige overeenkomsten. Een overeenkomst is wederkerig, wanneer beide partijen een verbintenis op zich nemen ter verkrijging van de daar tegenover staande prestatie (art. 6:261 lid 1 BW). De (obligatoire) overeenkomsten die niet voldoen aan deze omschrijving zijn eenzijdig. Het belang van de vraag of een overeenkomst wederkerig of eenzijdig is, ligt met name in de al dan niet toepasselijkheid van de laatste afdeling van titel 6.5 (opschorting en ontbinding). Een schenking kan bijvoorbeeld in geval van niet-nakoming niet ex art. 6:265 BW worden ontbonden;

  4. De overeenkomsten onder bezwarende titel tegenover de overeenkomsten om niet. Van een overeenkomst onder bezwarende titel is sprake, indien de toegezegde prestatie in verband staat met een bepaalde prestatie van de wederpartij. De overeenkomsten die niet onder deze omschrijving vallen, noemt men overeenkomsten om niet; in de wet zijn de overeenkomsten onder bezwarende titel eenvoudig ‘anders dan om niet’. Dit onderscheid valt grotendeels samen met dat tussen de wederkerige en de eenzijdige overeenkomsten, maar niet helemaal. Bij een wederkerige overeenkomst moeten de prestatie en tegenprestatie in ditzelfde contract tegenover elkaar zijn gesteld, dit is voor een overeenkomst onder bezwarende titel niet noodzakelijk. De rubriek van de overeenkomsten onder bezwarende titel is dus wat ruimer dan die van de wederkerige overeenkomsten;

  5. De consensuele overeenkomsten tegenover de formele (en reële) overeenkomsten. Zoals later zal blijken, gelden voor de totstandkoming van een overeenkomst in beginsel geen vormvereisten (art. 3:37 lid 1 BW). Onder deze hoofdregel vallende overeenkomsten noemt men consensueel. Soms geldt echter toch een vormvereiste; dit zijn de zogenaamde formele overeenkomsten. Naast de formele kent het recht ook nog de reële contracten, die volgens de wet pas als zodanig kunnen ontstaan, zodra de zaak waarop zij betrekking hebben door de ene partij aan de andere overhandigd wordt;

  6. De kortstondige overeenkomsten tegenover de duurovereenkomsten. Verschillende overeenkomsten, zoals de koop, hebben een kortstondige relatie: nadat de verkoper de zaak heeft geleverd en de koper betaald heeft, is hun contractuele relatie in principe beëindigd. Andere overeenkomsten zijn er juist op gericht een rechtsverhouding te laten ontstaan die zich over een bepaalde of onbepaalde tijd uitstrekt. Deze staan bekend als duurovereenkomsten. Duurovereenkomsten kennen geen natuurlijk einde, waardoor de mogelijkheid tot opzegging juridisch belangrijker is. 

Het bovenstaande overzicht van onderscheidingen is niet uitputtend. Er zijn nog andere mogelijkheden, denk aan het onderscheid tussen vergeldende overeenkomsten en kansovereenkomsten, tussen hoofdovereenkomsten en hulpovereenkomsten en tussen volledige overeenkomsten en rompovereenkomsten.

Het recht betreffende de obligatoire overeenkomst (het contractenrecht) wordt beheerst door drie grondbeginselen: de contractsvrijheid, vormvrijheid (het consensualisme) en de verbindende kracht van de overeenkomst (‘pacta sunt servanda’).

Het grondbeginsel van contractvrijheid houdt in dat het partijen vrijstaat een overeenkomst te sluiten met wie zij willen, met de inhoud die ze willen en op het moment dat ze het willen. Dit beginsel is niet uitdrukkelijk in de wet neergelegd, maar komt wel naar voren in de algemene erkenning en regeling van de overeenkomst. Vaak wordt aan dit grondbeginsel de status van ongeschreven grondrecht toegekend. De contractsvrijheid is echter niet zonder uitzonderingen, zij vindt haar grens waar de uitoefening ervan in een concrete situatie in conflict komt met een belang van hogere orde, zoals een deingende wetsbepaling, de goede zeden of de openbare orde (art. 3:40 BW). Het contractenrecht bevat door het beginsel van de contractsvrijheid, in tegenstelling tot het goederenrecht, relatief weinig dwingende wetgeving. Er is voornamelijk dwingend recht waar de wetgever één van de partijen bijzondere bescherming wil bieden. Zwakkere partijen genieten vaak wettelijke bescherming en ook het non-discriminatiebeginsel stelt grenzen aan de contractsvrijheid.

Het grondbeginsel van vormvrijheid is neergelegd in art. 3:37 lid 1 BW. Omdat voldoende is dat op enigerlei wijze consensus (wilsovereenstemming) tot uitdrukking komt, wordt dit beginsel als dat van consensualisme aangeduid. Er zijn echter ook uitzonderingen, zo eist de wet een schriftelijke overeenkomst voor de koop van woningen.

Het derde verbindende beginsel, dat van de verbindende kracht van een overeenkomst, wordt vaak weergegeven als ‘pacta sunt servanda’. Het is neergelegd in de wet in art. 6:248 lid 1 BW. Ook dit principe kent uitzonderingen. Zo verbindt een overeenkomst niet wanneer zij nietig is of vernietigd kan worden. Een hedendaagse uitzondering is de bedenktijd die op enkele terreinen aan de consument is toegekend.

De wet geeft één regeling die van toepassing is op alle soorten contractspartijen, namelijk die regelingen die gelden zonder aanziens des persoons. Een belangrijke uitzondering ligt echter in afdeling 6.5.3 Algemene Voorwaarden. Daarin wordt aan de consument extra bescherming verleend in de vorm van een zwarte en grijze lijst, terwijl bepaalde ‘grote’ contractanten juist van het algemene beschermingsstelsel uitgesloten worden. Het feit dat de wet maar incidenteel gewicht toekent aan de hoedanigheden van de contractspartijen, betekent niet dat de diverse denkbare contractanten bij de toepassing van de wet ook steeds in alle opzichten gelijk behandeld zullen worden. Gedurende de laatste decennia heeft zich in de rechtspraak en literatuur een tendens afgetekend om naar de hoedanigheid van de partijen te differentiëren. Zo zal de Hoge Raad in situaties waarbij een professionele contractant een onduidelijk beding heeft opgesteld, dit beding in het voordeel van de (leek)wederpartij uit leggen. Ook bij een beroep op dwaling zal naar het deskundigheid worden gekeken. Een deskundige die iets koopt bij een leek, zal zich niet succesvol op dwaling kunnen beroepen. Tot slot wordt getoetst aan redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW) waarbij de onderlinge verhouding van de partijen weer van belang is.

Naast de obligatoire overeenkomsten, bestaan ook diverse andere overeenkomsttypen zoals de liberatoire overeenkomst in het verbintenissenrecht en de goederenrechtelijke of zakelijke overeenkomst in het goederenrecht. Zij worden beheerst door de algemene titel 3.2 (Rechtshandelingen), ze voldoen immers niet aan de omschrijving van art. 6:213 BW en vallen dus buiten het bereik van de overeenkomsttitel. Dit ‘gat’ wordt echter verkleind door de schakelbepaling van art. 6:216 BW, die aangeeft dat al hetgeen in art. 213-260 bepaald is, overeenkomstige toepassing vindt op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandeling dan de obligatoire overeenkomsten, althans voor zover de strekking van de betrokken bepaling zich daar niet tegen verzet.

1.4 Welke bronnen van recht zijn van toepassing?

Kernbronnen van het burgerlijk recht, en dus ook van het rechtshandelingen- en overeenkomstenrecht, zijn de wet, de rechtspraak en de literatuur. De parlementaire geschiedenis van het wetboek, die bestaat uit de toelichtingen van de wetsopstellers en de discussies daarover in het parlement, staat ergens tussen de wet en de literatuur.

De ontwikkeling van wetgeving is tegenwoordig niet een louter nationale aangelegenheid. De organen van de Europese Unie stellen richtlijnen vast die voor het burgerlijk recht relevant zijn. De laatste jaren zijn er ook voor het terrein van de rechtshandeling en de overeenkomst enkele richtlijnen bijgekomen, zoals de richtlijnen met betrekking tot oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Deze richtlijnen hebben geen directe horizontale werking: een burger kan zich er in een conflict met een andere burger niet rechtstreeks op beroepen. Een richtlijn werkt via een indirecte weg, zij is gericht tot de lidstaten die de richtlijn dienen te implementeren in nationaal recht, waar de burger zich vervolgens wel op kan beroepen. Hiernaast moet de nationale rechter het nationale recht zoveel mogelijk in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn uit leggen. Dit is richtlijnconforme interpretatie. Bij onzekerheid moet de rechter een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie.

Voor de ontwikkeling van het eigen nationale recht zijn kennisneming van en vergelijking met buitenlands recht erg belangrijk. Andere landen kunnen juridische vraagstukken soms eerder hebben beantwoord dan wij. Soms staat de rechter voor de keuze om uit te maken door welk nationaal recht een bepaalde relatie wordt beheerst, omdat er mensen of zaken van verschillende nationaliteiten bij betrokken zijn. De keuze tussen de mogelijkheden is het werkterrein van een afzonderlijk gedeelte van het privaatrecht, namelijk het zogenaamde internationaal privaatrecht (i.p.r.).

Net als er soms tussen verschillende nationale rechtsstelsels gekozen moet worden, kan zich ook de keuze aandienen tussen twee ‘soorten’ Nederlands recht. Het huidige rechtshandelingen- en overeenkomstenrecht is van kracht sinds 1992. Voor die datum gold het oude BW van 1838. Bij problemen omtrent contracten die vóór 1992 zijn gesloten, moet worden gekozen, aan de hand van het overgangsrecht, maar dit is tegenwoordig bijna nooit meer nodig.

Stampvragen Hoofdstuk 1

  1. Geef de definitie van het begrip rechtshandeling. Verwerk in je antwoord wat het verschil is met een gewone handeling.

  2. Is het overlijden van een persoon een normaal feit, een rechtsfeit, of een rechtshandeling, en waarom?

  3. Wat is het verschil tussen een eenzijdige en een meerzijdige rechtshandeling?

  4. Op welke manieren kunnen obligatoire overeenkomsten worden ingedeeld?

  5. Wat is het verschil tussen wederkerigere overeenkomsten en overeenkomsten onder bezwarende titel? Noem ook de tegenhangende begrippen.

  6. Wat zijn de belangrijkste drie grondbeginselen voor het recht betreffende de obligatoire overeenkomst? 

  7. Wat zijn de kernbronnen van het burgerlijk recht?

Access: 
Public
This content is related to:
SBR 3: Rechtshandeling en overeenkomst - Hijma e.a. - 9e druk
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

SBR 3: Rechtshandeling en overeenkomst - Hijma e.a. - 9e druk

Wat zijn rechtshandelingen en overeenkomsten? - Chapter 1

Wat zijn rechtshandelingen en overeenkomsten? - Chapter 1


1.1 Hoe is dit boek opgedeeld?

In dit boek wordt ingegaan op de betekenis van de rechtshandeling, al dan niet verricht door een gevolmachtigde, en die van de overeenkomst, zoals ze te vinden zijn in het Burgerlijk Wetboek. Dit eerste hoofdstuk omvat de uitleg van de structuur van de wettelijke regeling en van de beginselen van dit rechtsgebied. Hoofdstuk 2 gaat over de totstandkoming van rechtshandeling en overeenkomst en hoofdstuk 3 over volmacht en vertegenwoordiging. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op nietigheid en vernietigbaarheid van een rechtshandeling en in hoofdstuk 5 worden de juridische implicaties hiervan uitgelegd. De resterende hoofdstukken betreffen de obligatoire overeenkomst. Hoofdstuk 6 zal gaan over de algemene voorwaarden, hoofdstuk 7 over de relatie tussen handelende partijen en hoofdstuk 8 over het rechtseffect jegens personen buiten de handelende partijen. 

1.2 Hoe werkt de rechtshandeling?

De rechtshandeling is geregeld in titel 3.2 BW. Hier is echter geen omschrijving van de rechtshandeling opgenomen, vanwege uiteenlopende rechtstheorieën over de betekenis van dit begrip. Er is wel een omschrijving van de vereisten (art. 3:33 BW). Vereist is een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring, de wilsverklaring, heeft geopenbaard. Een rechtsgevolg is het ontstaan, tenietgaan of gewijzigd raken van een juridische relatie. Voorbeelden van rechtshandelingen zijn het sluiten van een koopovereenkomst of een arbeidsovereenkomst. Normale handelingen, zoals het lezen van een boek, hebben geen rechtsgevolg. Onrechtmatige daden en geboortes hebben wel een rechtsgevolg, en zijn daarom wel een rechtsfeit, maar aangezien dit rechtsgevolg niet is beoogd zijn ze geen rechtshandelingen. Het gaat dus om de wil van de partij(en). 

Ten aanzien van rechtshandelingen is de houding van het recht positief. Zo lang er geen redenen zijn voor het tegendeel, zal het recht zich opstellen achter de handelende en zijn rechtshandeling, dus het rechtsgevolg zal ook inderdaad intreden. Op deze manier komt de menselijke autonomie tot uitdrukking. Onder autonomie verstaat men de bevoegdheid van elk individu om zelf zijn eigen rechtspositie te bepalen. Dit principe is het ‘moederbeginsel’ van de contractsvrijheid.

Je kunt onderscheid maken tussen de meerzijdige en de eenzijdige rechtshandeling.

  • De meerzijdige rechtshandeling wordt door meer dan één persoon verricht. Meestal is deze soort handeling een overeenkomst (tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding art. 6:217 BW). Maar er zijn ook meerzijdige rechtshandelingen die geen overeenkomsten zijn; deze komen niet tot stand via het model van aanbod en aanvaarding, maar ze bestaan veeleer uit een aantal parallel lopende wilsverklaringen. Men spreekt wel van ‘Gesamtakte’. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een vergadering van aandeelhouders van een vennootschap

.....read more
Access: 
Public
Hoe komt een rechtshandeling tot stand? - Chapter 2

Hoe komt een rechtshandeling tot stand? - Chapter 2


2.1 Wat wordt bedoeld met ‘rechtshandeling’?

Een rechtshandeling bestaat slechts gedurende het moment dat deze wordt verricht. Spreken over de 'totstandkoming van een rechtshandeling' is dus eigenlijk zinloos, omdat de totstandkoming zelf de handeling is. Maar de gevolgen van deze handeling strekken zich over een langere of kortere tijdspanne uit. Wanneer men spreekt van een rechtshandeling heeft men het dan ook vaak niet alleen over het rechtsfeit zelf, maar ook over het samenstel van rechtsgevolgen dat ermee verbonden is. Daarom spreken we over de totstandkoming van de rechtshandeling. Dit is geregeld in Boek 3 van het Burgerlijk wetboek. In andere boeken staan nog aanvullingen.

2.2 Wat is de wettelijke basis van de rechtshandeling?

In het algemeen is de totstandkoming van de rechtshandeling geregeld in de art. 3:33- 38 BW. Daarnaast zijn art. 6:217-225 BW voor overeenkomsten van toepassing. De rechtshandeling vereist een wil en een verklaring gericht op een rechtsgevolg (art. 3:33 BW). Dit wordt verder uitgewerkt aan de hand van de beginselen keuzevrijheid en bescherming.

De rechtshandeling veronderstelt keuzevrijheid aan het individu, men is vrij om iemand een aanbod te doen en de inhoud daarvan te bepalen. Dit heeft geleid tot de theorie van de wilsverklaring. De essentie hiervan is weergegeven in art. 3:33 BW, ‘een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard’. Kritiek op deze theorie luidt dat er te weinig aandacht is voor de positie van de wederpartij. De rechtsorde kent aan de wilsverklaring van het individuele rechtssubject gezag toe in die zin dat zij er binnen zekere grenzen ook rechtsgevolgen aan verbindt. Hierdoor kunnen belangen van anderen in het geding komen. Er is dan ook bescherming van het vertrouwen van hen die bij de rechtshandeling betrokken zijn. Dit is het tweede leidende beginsel van de regeling van de totstandkoming, die tot uitdrukking komt in art. 3:35 en 3:36 BW. 

Wat is de rol van de verklaring?

Art. 3:37 BW bepaalt dat een verklaring in beginsel in iedere vorm kan geschieden, men noemt dit ook wel het beginsel van consensualisme. Hieronder vallen de wilsverklaring voor een rechtshandeling, maar ook andere meer feitelijke verklaringen. Er bestaan wettelijke uitzonderingen op dit beginsel in de vorm van vormvoorschriften. Wordt het wettelijk vormvoorschrift niet in acht genomen dan is de verklaring nietig (art. 3:39). Behalve de wet kan ook een voorafgaande rechtshandeling het in acht nemen van een bepaalde vorm voorschrijven: denk aan algemene voorwaarden. De gevolgen van het niet naleven van dergelijke vormvoorschriften zijn niet

.....read more
Access: 
For JoHo WorldSupporters members with online access and services
Hoe werken volmacht en vertegenwoordiging? - Chapter 3

Hoe werken volmacht en vertegenwoordiging? - Chapter 3


3.1 Welke vormen van vertegenwoordiging bestaan er?

Vertegenwoordiging compliceert het simpele model uit het vorige hoofdstuk waarin degenen die een overeenkomst sluiten rechtsgevolgen voor zichzelf sluiten. Bij vertegenwoordiging roept iemand niet hoofdzakelijk rechtsgevolgen voor zichzelf in het leven, maar voor een ander, de principaal. Volmacht is een vorm van vertegenwoordiging, waarbij de principaal de bevoegdheid door een rechtshandeling, een volmachtverlening, aan de vertegenwoordiger verleent. Volmacht is geregeld in art. 3:60 e.v. BW. Maar verder is vertegenwoordiging niet wettelijk geregeld (dit verschilt met veel buitenlandse rechtsstelsels). Hierom bestaan er de schakelbepalingen in art. 3:78 BW; regels over volmacht gelden ook voor andere vormen van vertegenwoordiging. Volgens art. 3:79 BW gelden de regels ook buiten het vermogensrecht. Voor bijzondere vormen van vertegenwoordiging bestaan bijzondere regels. 

Volmacht is directe (of eigenlijke of onmiddelijke) vertegenwoordiging wat duidelijk wordt door de eisen van directe vertegenwoordiging in art. 360 lid 1 BW. De vertegenwoordiger moet (1) de bevoegdheid hebben om te vertegenwoordigen én (2) hij moet handelen in de hoedanigheid van de vertegenwoordiger of, uit naam van de principaal.

Wanneer iemand niet in naam van de ander handelt, maar wel in opdracht en voor rekening van de ander, wordt dat middellijke vertegenwoordiging genoemd. Dit staat dus tegenover de onmiddelijke vertegenwoordiging waarbij wel uit naam van de principaal wordt gehandeld.

Vroeger werd verdedigd dat belangenbehartiging essentieel is voor vertegenwoordiging, maar dit is achterhaald. Een gevolmachtigde kan namelijk ook zijn eigenbelang of dat van een derde proberen te behartigen.

In het privaatrecht bestaan veel verschillende vormen van vertegenwoordiging. Hieronder volgt een kort, maar onvolledig overzicht: 

  • Vertegenwoordiging bij familierechtelijke rechtshandelingen. Dit is minder voor de hand liggend dan bij vermogensrechtelijke rechtshandeling maar komt wel voor, bijvoorbeeld bij de huwelijkssluiting van art. 1:66 BW.

  • Wettelijke vertegenwoordiging van onbekwamen. Minderjarigen (art. 1:234 BW) en onder curatele gestelden (art. 1:381) worden bijvoorbeeld vertegenwoordigd.

  • Vertegenwoordiging van afwezigen (art. 1:409 BW).

  • Vertegenwoordiging van een rechtspersoon door een natuurlijk persoon, zoals een bestuurder een bedrijf vertegenwoordigt.

  • Vertegenwoordiging krachtens volmacht (deze wordt hierna uitvoerig besproken).

  • Vertegenwoordiging krachtens rechterlijke uitspraak, bijvoorbeeld art. 3:300 BW.

  • Vertegenwoordiging bij bewind. Bewind is de rechtspositie die bestaat uit de beheers- en beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van aan een ander toebehorende goederen, zoals in bijvoorbeeld art. 1:19 BW.

  • Vertegenwoordiging bij zaakwaarneming. Op grond van art. 6:201 BW is de zaakwaarnemer bevoegd rechtshandelingen te verrichten in naam van degene wiens belangen hij waarneemt.

  • Vertegenwoordiging bij samenwerking in een ander verband dan de rechtspersoon (zie art. 7A:1676 en 1679 BW over de maatschap en art. 17

.....read more
Access: 
For JoHo WorldSupporters members with online access and services
Welke gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid bestaan er? - Chapter 4

Welke gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid bestaan er? - Chapter 4


4.1 Wanneer is een rechtshandeling geldig of ongeldig?

Wanneer is voldaan aan de vereisten van art. 3:33 of 3:35, is er in principe een geldige rechtshandeling tot stand gekomen, maar deze kan nietig of vernietigbaar zijn. Is een rechtshandeling nietig, dan wordt deze geacht nooit te hebben bestaan. Wanneer een rechtshandeling achteraf wordt vernietigd, heeft de vernietiging terugwerkende kracht. De rechtshandeling is geldig, zolang zij niet is vernietigd.

Een rechtshandeling is vernietigbaar indien de regeling de strekking heeft om een van de partijen te beschermen. Een rechtshandeling is nietig indien de wettelijke regeling de strekking heeft om niet alleen een van de partijen te beschermen, maar ook het algemeen belang of de belangen van derden. Bij beide moet er dan nog een grond voor zijn. De gronden voor nietigheid en vernietigbaarheid worden in dit hoofdstuk behandeld.

4.2 Wat zijn handelingsonbekwaamheid en handelingsonbevoegdheid?

Wat is handelingsonbekwaamheid?

Ruilverkeer vormt de spil van de nationale en internationale economie. Het is daarom van belang dat personen, instellingen en bedrijven zich ten behoeve van een transactie aan elkaar kunnen verbinden. Op deze manier kunnen zij zichzelf en anderen ergens toe verplichten. In beginsel is iedere natuurlijke persoon handelingsbekwaam (art. 2:5 BW), maar er zijn uitzonderingen. Bij een geestelijke stoornis (art. 3:34-35 BW) kan de rechter beslissen wie bescherming dient te genieten: degene die geleid werd door zijn stoornis of degene die deze niet kende. Het draait dus om de vertrouwensregel. Bij minderjarigen (art. 1:381 BW) en onder curatele gestelden (art. 1:281 BW) heeft de wetgever al bij voorbaat besloten dat ze handelingsonbekwaam zijn. Zij worden vertegenwoordigd door hun ouders/voogd (art. 1:245 lid 4 en 1:337 lid 1 BW) en hun curator (art. 1:383 BW). De vertrouwensregel geldt tegenover hen niet.

Door de handelingsonbekwaamheid kan iemand niet voor zichzelf onaantastbare rechtshandelingen verrichten. Een handelingsonbekwame kan wel voor een ander als gevolmachtigde optreden (bijvoorbeeld een minderjarige verkoopster), zie art. 3:63 lid 2 BW.

Meerzijdige rechtshandelingen en eenzijdige gerichte rechtshandelingen van handelingsonbekwamen zijn vernietigbaar, dit volgt uit art. 3:32 lid 2 BW, de eerste zin. De wettelijke vertegenwoordiger maakt echter vaak geen gebruik van zijn vernietigingsbevoegdheid, waardoor veel van de rechtshandelingen gemaakt door een handelingsonbekwame in stand blijven. Een eenzijdige ongerichte rechtshandeling verricht door een handelingsonbekwame, zoals het opmaken van een testament, is nietig. Bij een vernietigbare handeling kan de

.....read more
Access: 
For JoHo WorldSupporters members with online access and services
Wat zijn de gevolgen van nietigheid en vernietigbaarheid? - Chapter 5

Wat zijn de gevolgen van nietigheid en vernietigbaarheid? - Chapter 5


5.1 Wat is nietigheid?

Welke gevolgen kan nietigheid hebben?

Een rechtshandeling is geldig wanneer deze wat betreft vorm, inhoud en wijze van totstandkoming voldoet aan de door de wet gestelde eisen. Als dit niet het geval is, dan is zij nietig of vernietigbaar. Een rechtshandeling die nietig is, heeft geen rechtsgevolg of bindende kracht. In sommige gevallen kan zij wel rechtsgevolgen hebben, maar niet de beoogde. Soms kunnen zelfs de door partijen beoogde rechtsgevolgen in tact blijven.

Nietigheid is iets anders dan ongeldigheid, zoals bikj bijvoorbeeld een onbevoegde vertegenwoordiger. Toch verschillen de rechtsgevolgen niet. Het enige belangrijke verschil is dat iets ongeldig is als het de zelfbeschikkingsfeer overschrijdt en nietig als het in strijd is met het algemeen belang (wet, goede zeden en openbare orde). Bij ongeldigheid is er kortgezegd geen enkele reden om geldig te zijn en bij nietigheid is er wel een reden voor, maar nog een sterkere reden tegen. 

Nietigheid kan beperkt zijn tot bepaalde onderdelen van de rechtshandeling (partiële nietigheid) of de uitwerking (conversie/omzetting). Nietigheid kan ook tijdelijk zijn (bekrachtiging of convalescentie) of slechts tegenover bepaalde personen (relatieve nietigheid)

De vaststelling van nietigheid kan ertoe leiden dat de al geleverde prestaties geen rechtsgrond hebben en dus onverschuldigd zijn. Op die grond kan worden teruggevorderd. Voor prestaties die niet ongedaan gemaakt kunnen worden, treedt een vergoeding van de waarde in de plaats (art. 6:203 en 210 lid 2 BW).

Wat is partiële nietigheid?

Wanneer de grond van nietigheid slechts een deel van de rechtshandeling betreft, kan zij voor het overige in stand blijven (art. 3:41 BW). Het gaat dan om bijkomende verbintenissen, die los gezien kunnen worden van de hoofdverbintenis(sen). Wanneer het restant in onverbrekelijk verband staat met het nietige deel, is de gehele rechtshandeling nietig. 

Daarnaast kan de hoofdverbintenis partieel nietig zijn wanneer zij splitsbaar is en dit nog een zinvol resultaat overhoudt voor beide partijen. Ook hier mag geen sprake zijn van een onlosmakelijk verband tussen het restant en het nietige deel. 

Om te zien of er sprake is van een onverbrekelijk verband, moet worden gelet op de inhoud en de strekking van de rechtshandeling. Er moet worden gekeken naar de objectieve voorkeuren van de partijen, dus de voorkeuren van partijen die in de rechtshandeling tot uitdrukking zijn gekomen. De interne (subjectieve) voorkeuren spelen geen rol.

Wat is omzetting?

Een nietige rechtshandeling kan op grond van art. 3:42 BW van rechtswege worden omgezet in een geldige rechtshandeling (conversie). Hier gaat het om het (gedeeltelijk) redden van een rechtshandeling, waarbij de uitleg van de strekking en inhoud bepalend is. Bij omzetting blijft het beoogde gevolg hetzelfde, alleen de rechtshandeling om dat gevolg te bereiken,

.....read more
Access: 
For JoHo WorldSupporters members with online access and services
Wat zijn algemene voorwaarden? - Chapter 6

Wat zijn algemene voorwaarden? - Chapter 6


6.1 Wat zijn de bijzonderheden van algemene voorwaarden?

De bijzonderheid van algemene voorwaarden is dat zij deel uitmaken van een overeenkomst, maar dat de wederpartij zich niet of nauwelijks bewust is van de inhoud. Zouden zij zonder beperking geldig zijn, dan zou dit tot misbruik kunnen leiden. Het verbieden van algemene voorwaarden zou het functioneren van het handelsverkeer echter ernstig beperken. Er is geen probleem zolang iedereen 'nette' algemene voorwaarden hanteert. Daarom staan er bijzondere regels voor algemene voorwaarden in art. 6:231 - 247 BW. Aan deze artikelen liggen drie doelen ten grondslag:

  1. Inhoudscontrole. De rechter kan controle uitoefenen ter bescherming van de personen waartegen de algemene voorwaarden worden gebruikt. Dit komt tot uitdrukking in art. 6:233 sub a BW, waarin staat dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn indien ze onredelijk bezwarend zijn;

  2. Rechtszekerheid ten aanzien van de toepasselijkheid en de (on)geoorloofdheid van de inhoud;

  3. Het stimuleren van overleg over de inhoud tussen partijen.

Afdeling 6.5.3 BW is van toepassing op obligatoire overeenkomsten, met uitzondering van arbeidsovereenkomsten en collectieve arbeidsovereenkomsten (art. 6:245 BW). Via de schakelbepaling van art. 6:216 BW hebben deze artikelen ook werking op meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen.

De bepalingen zijn van dwingend recht volgens art. 6:246 BW. Wanneer niet aan de omschrijving van art. 6:231 BW is voldaan zijn de bepalingen betreft algemene voorwaarden niet van toepassing. De algemene leerstukken van redelijkheid en billijkheid zijn dan nog wel toepasselijk.

Er is een Richtlijn 93/13/EEG die een minimum stelt aan bescherming omtrent algemene voorwaarden. De bepalingen uit afdeling 6.5.3 BW komen voor een groot deel overeen met deze richtlijn. 

6.2 Wat zijn algemene voorwaarden?

De wet omschrijft de algemene voorwaarden als een of meerdere bedingen die opgesteld zijn om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van de bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk zijn geformuleerd (art. 6:231 BW).

De algemene voorwaarden (AV) moeten voor meermalig gebruik zijn bestemd (bestemmingscriterium). De bewijslast ligt bij de wederpartij. Meestal zijn de AV voorbedrukt of bovenaan een contract opgesteld, wat aangeeft dat het algemene bepalingen zijn die meerdere keren kunnen worden gebruikt. Ook kunnen de voorwaarden gedeponeerd zijn bij de Kamer van Koophandel. De bestemming voor het gebruik in een aantal overeenkomsten kan door de wederpartij ook op een indirecte wijze worden aangetoond, door overeenkomsten uit

.....read more
Access: 
For JoHo WorldSupporters members with online access and services
Wat zijn de rechtsgevolgen van de overeenkomst voor partijen? - Chapter 7

Wat zijn de rechtsgevolgen van de overeenkomst voor partijen? - Chapter 7


7.1 Waaruit volgen de rechtsgevolgen bij een overeenkomst?

Het rechtsgevolg van de overeenkomst is allereerst dat wat partijen zijn overeengekomen. Verder bepaalt art. 6:248 lid 1 BW dat rechtsgevolgen kunnen voortvloeien uit de aard van de overeenkomst met betrekking tot de wet, de gewoonte, of uit de vereisten van redelijkheid en billijkheid.

7.2 In hoeverre treden de overeengekomen rechtsgevolgen in?

Art. 6:248 lid 1 BW stelt de gebondenheid van de partijen aan hetgeen zij overeengekomen zijn voorop. Bovendien is de aard van de overeenkomst bepalend voor de vraag welke rechtsgevolgen uit de wet, gewoonte en de redelijkheid en billijkheid voortvloeien.

Dezelfde twee beginselen als bij het totstandkoming van de rechtshandeling spelen een rol bij de rechtsgevolgen van een overeenkomst. Op het eerste gezicht speelt de ‘partijwil’ een grote rol: wat de partijen beoogden geldt. Maar deze gedachte is toch te eenzijdig wanneer er bijvoorbeeld sprake is van uiteenlopende wilsverklaringen. Wanneer iemand een overeenkomst sluit, dan wekt hij verwachtingen bij de andere partij. Deze verwachtingen moeten beschermd worden. Naast partijwil is de wilsvertrouwensleer dus beslissend. 

In het beslissende Haviltex-arrest is bepaald dat voor de uitleg van overeenkomsten gebruik wordt gemaakt van de wilsvertrouwensleer zoals die is neergelegd in art. 3:33 en 3:35 BW. Via de wilvertrouwensleer moet meer worden gekeken naar de relevante omstandigheden van het geval dan naar de uitleg van de overeenkomst, zoals bij de partijwil. Zoals in het Haviltex-arrest is bepaald: ‘het gaat er om wat partijen in de gegeven omstandigheden uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs omtrent elkanders bedoelingen mochten afleiden.’

Wat zijn nu deze omstandigheden van het geval? Het is belangrijk om te weten of men te goeder trouw is (art. 3:11 BW). Daarbij gaat het er ook om of de partijen professioneel waren, dus of ze kennis van het recht hadden en in welke maatschappelijke kringen de partijen leven. De verklaringsplicht en de onderzoeksplicht spelen dus ook hier een rol. Ook het gedrag van de partijen in de uitvoeringsfase is van belang voor de uitleg. Dit maakt immers duidelijk hoe partijen hun overeenkomst hebben opgevat.

Derden zullen veelal niet weten wat zich tussen de partij en wederpartij van een overeenkomst heeft afgespeeld en wat voor omstandigheden zich voor hebben gedaan. Door art. 3:36 BW kunnen derden zich beroepen op een redelijk vertrouwen in iets dat afweek van de overeenkomst.

.....read more
Access: 
For JoHo WorldSupporters members with online access and services
Wanneer heeft een overeenkomst rechtsgevolgen voor derden? - Chapter 8

Wanneer heeft een overeenkomst rechtsgevolgen voor derden? - Chapter 8


8.1 Wat is het relativiteitsbeginsel en welke uitzonderingen bestaan hierop?

Overeenkomsten zijn in beginsel relatief. Dat wil zeggen dat ze alleen werken tussen partijen en dus geen gevolgen hebben voor derden. Dit in tegenstelling tot het goederenrecht, waarbij absolute rechten tegen eenieder gelden. Hierom wordt goederenrecht ook wel 'derdenrecht' genoemd en verbintenissenrecht 'tweedenrecht'. Het relativiteitsbeginsel bestaat vanwege het grote belang dat we hechten aan autonomie; je hebt de vrijheid om zelf te kiezen of je wel of geen partij bij een overeenkomst wilt zijn. Dit wordt vaak weergegeven met het adagium Res inter alios acta, aliis nec nocet nec prodest, oftewel een rechtshandeling tussen anderen, brengt derden noch nadeel noch voordeel. Er bestaat wel de nuancering dat er in veel gevallen wel derden worden geschaad, maar zij hier niks tegen kunnen doen en dus niet bij de overeenkomst worden betrokken. Denk bijvoorbeeld aan een supermarktpand dat wordt verkocht aan iemand die er schoenen in wilt verkopen. In dit soort gevallen wordt het relativieitsbeginsel nog niet geschonden omdat de overeenkomst alleen doorwerkt naar de betrokken partijen, maar hij kan wel schade voor derden opleveren. 

Er bestaan echter ook een aantal werkelijke uitzonderingen op het relativiteitsbeginsel, waarbij overeenkomsten wel juridische gevolgen voor derden hebben. Hieronder vallen niet die gevallen waarin toestemming van de derde nodig is. Dit is namelijk niet in strijd met de autonomie van de betrokken derde.

Met betrekking tot het relativiteitsbeginsel vormt de verkrijging onder algemene titel (art. 6:249 BW) een verhaal apart. Formeel gezien maakt deze verkrijging een inbreuk op het relativiteitsbeginsel. Bij verkrijging door erfopvolging worden de erfgenamen (derden) na de verkrijging plotseling partij bij de overeenkomst. Materieel gezien lijkt er echter geen uitzondering op het relativiteitsbeginsel te zijn; de verkrijger is namelijk in eerste instantie geen partij en kan zich verzetten tegen betrokkenheid bij de rechtsgevolgen. Een erfenis kan namelijk worden afgewezen en bij opvolging in het vermogen bij juridische fusie van een rechtspersoon is ook medewerking vereist (zie art. 3:80 lid 2 BW).

Gevallen waar wel afwijking van het relativiteitsbeginsel mogelijk is, worden genoemd in art 6:251 - 257 BW. Daarnaast bestaan ook in andere regelingen gevallen van derdenwerking. Onder andere voor lastgeving (art 7:420 - 421 BW), cao-afspraken en gevallen die grenzen aan het goederenrecht.

8.2 Is er ook derdenwerking in buiten de wet

.....read more
Access: 
For JoHo WorldSupporters members with online access and services
Comments, Compliments & Kudos:

Feedback

Hee Yara!

Bedankt voor het inleveren van je werk tot nu toe. Op een paar kleine punten na, ziet het er goed uit en ik verwacht dat het met de volledige samenvatting dan ook goed komt. Hierbij heb ik per onderdeel even kort wat feedback genoteerd:

Omvang & inhoud

  • Qua aantal woorden zit je nu op ongeveer 10.000. Dit lijkt niet binnen de marges te passen die gegeven zijn in de opdrachtsomschrijving, maar in de bestaande samenvatting waren hoofdstuk 1 en 2 ongeveer even groot. Ik ga er dan ook vanuit dat dit in latere hoofdstukken wel rechtgetrokken wordt.
  • Inhoudelijk heb je prima toevoegingen gedaan aan de samenvatting. Ik zie alleen hier en daar artikelen staan waar geen BW achter staat - bijvoorbeeld in 1.2 art. 6:217. Ik zou hier altijd BW achter zetten, omdat het in theorie ook in de Awb kan staan (art. 6:217 dan toevallig niet, maar je snapt mijn punt vast wel). Zo duidelijk mogelijk zijn!

Spelling & zinsbouw

  • Keurig! Je gebruikt duidelijke zinnen en grammaticaal is het goed in orde.

Auteursrecht

  • De tekst staat keurig in je eigen woorden.

Opmaak en aanlevering

  • Prima. Het was alleen eigenlijk de bedoeling dat je je wijzigingen duidelijk aangaf, bijvoorbeeld door geel te markeren welke stukken tekst je aangepast hebt. Op die manier is het voor mij een stuk makkelijker om te beoordelen wat er precies gebeurt is met de oorspronkelijke samenvatting.

Deadlines

  • Je eerstvolgende deadline is maandag 19 augustus voor 10:00 uur. Dan gaat het over hoofdstuk 3 en 4 en het verwerken van deze feedback.
  • Probeer het liefst enige dagen voor deadline je werk in te leveren zodat er ruimte overblijft voor verbetering.

Groetjes,

Anoek

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
4706 1