Hoorcollege 3: Actie en Motoriek - Klinische Neuropsychologie (UU)

Waarom motoriek binnen de neuropsychologie:

  • Zonder bewegen geen meetbaar gedrag
  • Stoornissen in de motoriek komen vaak voor na hersenletsel
  • Cognitieve component

Het aanstruren van bewegingen gebeurt op verschillende niveau's:

  • Corticale motorische gebieden: vrijwillige bewegingen
  • Hersenstam: geautomatiseerde bewegingen
  • Ruggenmerg: reflexen

Ruggenmerg bevat:

  • Sensorische neuronen liggen dorsaal (rug)
  • Motorische neuronen liggen ventraal (buik)
  • Alfa-motorneuronen liggen in het ruggenberg (ventrale gedeelte) in verbinding met vezels in spieren. Activatie zorgt ervoor dat spieren samentrekken.

De motorneuronen ontvangen input van:

  •  
  • Sensoren in de spieren (reflexen)
  • Andere neuronen binnen het ruggenmerg (bijvoorbeeld om te zorgen dat agonist en antagonist spieren niet tegelijkertijd samentrekken).
  • Ook op niet-ruggenmerg niveau, maar vanuit de hersenen:
    • Hersenstam: mediale descenderende banen. Er zijn bilaterale verbindingen met motorneuronen in het ruggenmerg. Doelt vooral op axiale (romp) en proximale spieren.
    • Cortex: verschillende corticale gebieden spelen een rol bij de motoriek, waaronder:
      • Primaire motor cortex (M1)
      • Premotor cortex (PMC)
      • Supplementary motor area (SMA)
      • Primaire somatosensorische gebieden (S1)
      • - Posterieure parietaal kwab (Brodmann area 5&7)
    • De cortex heeft directe en indirecte verbindingen met de motorneuronen in het ruggenmerg:
      • Direct: corticospinale of pyramidale zenuwbanen. 
      • - Indirect: via verbindingen met de zenuwkernen in de hersenstam

Corticospinale projecties (direct) komen vooral uit M1(broadman 4). Lateraal corticospinaal: vooral hand en voetbewegingen In deze verbinding zit maar 1 synaps, dus deze is erg snel. Is contralateraal. Mediale corticospinale zenuwbanen: aansturing van romp en bovenarm/been spieren. Alleen indirecte verbindingen via interneuronen in het ruggenmerk. Is bilateraal (aan beide kanten aansturen). Vanuit gebieden rostraal in de primaire motorische cortex.

Schade aan primaire motor cortex of corticospinale zenuwbanen:

  • Paralyse: complete verlamming
  • Parese: gedeelte verlamming
  • Hemiparese/hemiplegie: verlamming aan één kant van het lichaam

Vingers worden door één hersenhelft (contralateraal) aangestuurd, en arm door beide hersenhelften (bilateraal).

Als één hersenhelft uitvalt is de andere kant van het lichaam ook een beetje aangedaan, omdat de hersenhelften samenwerken.

Sensorische informatie moet omgezet worden in motor commando’s. De posterieure parietaal kwab speelt hierbij een rol. Input: somatosensorische visuele corticale gebieden. Output: premotor cortex.

Sensorische informatie verwerking voor actie:

  • Dorsale route (vision for action)
  • Ventrale route (vision for perception)

 

Primaire motor cortex schade: verlamming. Parietale cortex en premotor cortex hebben gelijke symptomen bij schade: probleem met aansturen van bewegingen op basis van visuele informatie. Dit heet een optische ataxie. Parietaal schade = dorsaal.

Representatie van bewegingen: bewegingen die gemaakt worden zijn op verschillende manieren en op verschillende plaatsen gerepresenteerd in de cortex. Representaties kunnen onafhankelijk zijn van de spieren die gebruikt worden (Schrijven).

Spiegelneuronen: dezelfde cellen zijn actief als je een ander een beweging ziet maken die ook actief zouden zijn bij een eigen beweging (bij apen). Bij mensen is met fMRI een equivalent in mensen gevonden (maar beperkt op cel niveau). Komt vooral voor in de premotor cortex (PMC), maar ook posterieur pateriaal (PPC). Een mogelijke functie van spiegelneuronen is representatie van bewegingsvocabulaire. Maar ook voor andere modaliteiten, zoals pijn en tast. Mentale inbeelding van bewegingen:

  • Motorische representaties zijn grotendeels onbewust
  • Door motor imagery kunnen ze deels bewust gemaakt worden
  • Aanname: het inbeelden en uitvoeren van een beweging gebruiken dezelfde motorische representaties

Bij inbeelding zijn dezelfde hersengebieden actief als tijdens het uitvoeren.

Letsel aan posterieure parietaal gebied: motor imagery ability is verstoord. Ook ging een patiënt de ingebeelde bewegingen daadwerkelijk uitvoeren.

Mentaal de actie uitvoeren en de stappen uit te werkenhelpt als voorbereiding voor de daadwerkelijke actie. Je presteert vaak beter.

Apraxie: problemen met uitvoeren van bewegingen. Komt vooral voor na linker hersenhelft schade – Na parietaal en frontaal letsel. Liepmann:

  • De representatie van bewegingen in het posterieure deel van de linker hersenhelft
  • Ideationele apraxie: het concept (representatie) van de beweging is verstoord (laesies posterieus parietaal)
  • Ideomotor apraxie: het concept is aanwezig, maar het vermogen om het om te zetten in een beweging is verstoord.
  • Tests: voor verschillende type beweging: imitatie, betwenisvolle gebaren maken, voorwerpgebruik, bewegingssequenties maken

Modellen voor apraxie:

  •  Action input lexicon (directe en indirecte route, vergelijkbaar met het taalsysteem)
  • Directe route (spiegelneuronsysteem)

Agency: het idee dat we controle hebben over de bewegingen die we maken.

Alien hand syndroom: gevoel dat je hand niet van jou is. 

 

Lichaamsbeeld stoornissen:

  • Stoornis in de waarneming van de structuur van het lichaam
  • Stoornis van waarneming van de grootte van het lichaam
  • Stoornis in lichaamsbewustzijn
    • Anosognosie voor hemipelgie: ontkennen van verlamming
    • Asomatognosie: verlies van herkenning en bewustzijn van een deel van het lichaam
    • Somatoparafrenie: toekennen van eigen hand aan iemand anders

Lichaamsschema        Lichaamsbeeld

- Voor actie                 - Voor perceptie

- Onbewust                - Cognitieve invloeden

- Dynamisch               - Dynamisch

- Bottom up                - Top down

Structurele stoornissen lichaamsbeeld:

  • Vinger agnosie
  • Links-rechts disorientatie
  • Dyscalculie en dysgrafie: Gerstmann’s syndroom

Stoornissen in afmeting van lichaamsgrootte:

  • Na verdoving
  • Na neurologische schade
  • Bij psychiatrische ziektebeelden

Stoornissen in bewustzijn:

  • Anosognosie voor hemiplegie: ontkenning van verlamming
  • Asomatognosie: verlies van herkenning en bewustzijn van deel van het lichaam
  • Somatoparafrenie: toekennen van eigen hand aan iemand anders

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Hoorcolleges Klinische Neuropsychologie

Hoorcollege 1: Introductie & Intelligentie - Klinische Neuropsychologie

Hoorcollege 1: Introductie & Intelligentie - Klinische Neuropsychologie

Klinische neuropsychologie bestudeert de relatie tussen hersenen en gedrag, bij gezonde mensen en bij patiënten.

Een klinisch neuropsycholoog is een science-practitioner: klinische praktijk en wetenschappelijk onderzoek combineren.

Heteroanamnese: informatie verkrijgen met behulp van naasten van de patiënt.

Hippocrates: hersenen zijn zetel van intellect

Aristoteles: de geest is apart en onafhankelijk van het lichaam en de zintuigen

Herophilus: niet de hersenen, maar de ventrikels zijn de zetel van het intellect

Galen: de ventrikels zijn crucial voor actie en sensatie

Descartes: de geest zetelt in de pijnappelklier

Gall: frenologie, de vorm van de schedel indiceert de ontwikkeling van functies

Clinico-anatomische methode: aan de hand van specifieke hersenletsel het effect op cognitie en gedrag bekijken.

Broca onderzocht patiënt ‘Tan’. Hij ontdekte een correlatie tussen spraakstoornis en de linker frontaalkwab.

Wernicke onderzocht inhoudsloze spraak: posterieure gebieden in de linker hemisfeer.

Moeten we hersenfuncties zien als holistisch of zien als lokalisatie? Luria: hersenen is een complex systeem waarbinnen subsystemen een eigen bijdrage leveren aan een gezamenlijke activiteit.

Moderne neuropsychologie: heeft zich ontwikkeld als klinische discipline met psychologen ipv medici.

Patiëntgebonden onderzoek:

  • Single case studies
  • Beloopstudies (longitudinaal, crosssectioneel en behandelstudies)

Diagnostiek omvat:

  • Neurologische stoornissen
  • Psychiatrische stoornissen
  • Ontwikkelingsstoornissen
  • Veroudering en dementie

Neuropsychologisch onderzoek bestaat uit:

  • Anamnese en heteroanamnese
  • Observatie
  • Psychometrische testbatterij
  • Specifieke functietests
  • Vragenlijsten

Je moet rekening houden met stoorfactoren of onderpresteren bij het beoordelen van scores (bijvoorbeeld achtergrondgeluid, medicatie, etc.)

Bij neuropsychologisch onderzoek zet je de behaalde scores af tegen de ‘normale populatie’.

Behandeling (altijd rekening houden met kenmerken van specifieke patiënt, zoals letsel):

  • Psycho-educatie
  • Cognitieve gedragstherapie
  • Relatie en systeemtherapie
  • Acceptance and committment therapie
  • Of specifieke behandeling

Wat is intelligentie?

  1. Een g-factor
    1. Galton (meten met reactietijden)
    2. Spearman (correlatie tussen intelligentietests, dus er moet een correlatie zijn)
    3. General ability ‘g’ (g+s)
  2. Het bestaat uit meerdere factoren
    1. Thurstone, Gardner & Sternberg: intelligentie bestaat uit meerdere factoren

Binet wordt gezien als de grondlegger van intelligentietests. Hij werd gevraagd of een kind wel of niet geschikt is voor onderwijs, en ontwikkelde een test.

Standord-Binet Intelligence Test: worden veel van de huidige intelligentietesten op gebaseerd. Binet: intelligentie is ratio tussen chronologische leeftijd en mentale leeftijd x100.

Catell:

  • Crystallized intelligentie: pasklare kennis en vaardigheden
  • Fluid intelligentie: capaciteiten inzetbaar in nieuwe (probleem)situaties

WAIS (4): In eerste instantie toetste dit verbale vs. nonverbale kennis, maar inmiddels 4 factoren:

  • Verbaal begrip
  • Perceptuele organisatie
  • Werkgeheugen
  • Verwerkingssnelheid

Raven Progressive Matrices: meest zuivere test om g te meten. Raven zei dat dit een cultuuronafhankelijke test was, maar daar is kritiek op.

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 2: Neuroanatomie en beeldvorming - Klinische Neuropsychologie
Hoorcollege 3: Actie en Motoriek - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 3: Actie en Motoriek - Klinische Neuropsychologie (UU)

Waarom motoriek binnen de neuropsychologie:

  • Zonder bewegen geen meetbaar gedrag
  • Stoornissen in de motoriek komen vaak voor na hersenletsel
  • Cognitieve component

Het aanstruren van bewegingen gebeurt op verschillende niveau's:

  • Corticale motorische gebieden: vrijwillige bewegingen
  • Hersenstam: geautomatiseerde bewegingen
  • Ruggenmerg: reflexen

Ruggenmerg bevat:

  • Sensorische neuronen liggen dorsaal (rug)
  • Motorische neuronen liggen ventraal (buik)
  • Alfa-motorneuronen liggen in het ruggenberg (ventrale gedeelte) in verbinding met vezels in spieren. Activatie zorgt ervoor dat spieren samentrekken.

De motorneuronen ontvangen input van:

  •  
  • Sensoren in de spieren (reflexen)
  • Andere neuronen binnen het ruggenmerg (bijvoorbeeld om te zorgen dat agonist en antagonist spieren niet tegelijkertijd samentrekken).
  • Ook op niet-ruggenmerg niveau, maar vanuit de hersenen:
    • Hersenstam: mediale descenderende banen. Er zijn bilaterale verbindingen met motorneuronen in het ruggenmerg. Doelt vooral op axiale (romp) en proximale spieren.
    • Cortex: verschillende corticale gebieden spelen een rol bij de motoriek, waaronder:
      • Primaire motor cortex (M1)
      • Premotor cortex (PMC)
      • Supplementary motor area (SMA)
      • Primaire somatosensorische gebieden (S1)
      • - Posterieure parietaal kwab (Brodmann area 5&7)
    • De cortex heeft directe en indirecte verbindingen met de motorneuronen in het ruggenmerg:
      • Direct: corticospinale of pyramidale zenuwbanen. 
      • - Indirect: via verbindingen met de zenuwkernen in de hersenstam

Corticospinale projecties (direct) komen vooral uit M1(broadman 4). Lateraal corticospinaal: vooral hand en voetbewegingen In deze verbinding zit maar 1 synaps, dus deze is erg snel. Is contralateraal. Mediale corticospinale zenuwbanen: aansturing van romp en bovenarm/been spieren. Alleen indirecte verbindingen via interneuronen in het ruggenmerk. Is bilateraal (aan beide kanten aansturen). Vanuit gebieden rostraal in de primaire motorische cortex.

Schade aan primaire motor cortex of corticospinale zenuwbanen:

  • Paralyse: complete verlamming
  • Parese: gedeelte verlamming
  • Hemiparese/hemiplegie: verlamming aan één kant van het lichaam

Vingers worden door één hersenhelft (contralateraal) aangestuurd, en arm door beide hersenhelften (bilateraal).

Als één hersenhelft uitvalt is de andere kant van het lichaam ook een beetje aangedaan, omdat de hersenhelften samenwerken.

Sensorische informatie moet omgezet worden in motor commando’s. De posterieure parietaal kwab speelt hierbij een rol. Input: somatosensorische visuele corticale gebieden. Output: premotor cortex.

Sensorische informatie verwerking voor actie:

  • Dorsale route (vision for action)
  • Ventrale route (vision for perception)

 

Primaire motor cortex schade: verlamming. Parietale cortex en premotor cortex hebben gelijke symptomen bij schade: probleem met aansturen van bewegingen op basis van visuele informatie. Dit heet een optische ataxie. Parietaal schade = dorsaal.

Representatie van bewegingen: bewegingen die gemaakt worden zijn op verschillende manieren en op verschillende plaatsen gerepresenteerd in de cortex. Representaties kunnen onafhankelijk zijn van de spieren die gebruikt worden (Schrijven).

Spiegelneuronen: dezelfde cellen zijn actief als je een ander een beweging ziet maken die ook

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 4: Visuele waarneming - Klinische Neuropsychologie (UU)
Hoorcollege 5: Geheugen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 5: Geheugen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Geheugen is het vermogen om informatie op te slaan (encoderen), te bewaren (retentie) en later weer toe te passen, zowel bij herkenning (recognitie) als bij reproductie (recall).

Geheugenprocessen bestaan uit:

  • Registratie (sensorisch)
  • Encoding (informatie ontleden in kenmerken)
  • Opslaan
  • Consalideren (info vasthouden)
  • Opdiepen (info beschikbaar krijgen uit geheugen)
  • Herkennen (door een cue info ophalen)

Episodisch geheugen – geheugen over gebeurtenissen, zit in de mediale temporaalkwab.

Semantisch geheugen - feitelijke kennis, algemene kennis van de wereld. Zit in de inferolaterale temporaalkwab.

Procedureel geheugen - ‘hoe’, motorische, automatische handelingen. Zit in het cerebellum.

Werkgeheugen - het vermogen om informatie tijdelijk vast te houden en te manipuleren.

  • Chunking: betekenis hergroeperen
  • Episodic buffer: meerdere aspecten van gebeurtenissen bewaren
  • Visuospatial sketchpad
  • Phonological loop

Ribot-effect: oudste herinneringen blijven het beste bewaard.

Tijdsaspecten:

  • Anterograde amnesie – het aanleren van nieuwe informatie is lastig
  • Retrograde amnesie – ophalen info voor het ongeluk is lastig
  • Temporele gradiënt
  • Posttraumatische amnesie – in de war na een event ‘waar ben ik?’
  • ‘Transient global amnesia’ (RA+AA)

 

 

Ebbinghaus forgetting curve: hoe meer tijd, hoe meer info er vergeten wordt

In welke processen kan het fout gaan als je iets vergeet?:

Encoderen

  • Niet diep genoeg
  • Te weinig herhaling
  • Te weinig aandacht

Opslag/consolidatie

  • Slecht slapen
  • Autonoom verval
  • Interferentie

Opdiepen

  • Beperkte effort
  • Afwezigheid cues of context

Geheugenklachten zijn de meest voorkomende cognitieve klacht. Maar dit is niet altijd veroorzaakt door een probleem in de geheugenfunctie, kan ook normale veroudering, attributie, non-geheugen processen, etc. zijn

Overrapportage van klachten: ernst klacht komt niet overeen met testprestaties. Type klacht komt ook niet overeen met theorie cognitieve functies.

Klinisch beeld is afhankelijk van:

  • Etiologie (aard stoornis)
  • Plaats, omgang van beschadiging
  • Individuele patiënt

Amnestisch syndroom: ernstige stoornis, beschadiging in mediale temporale kwab. Korte termijn geheugen is normaal. Herkenning > reproductie. Impliciet geheugen is ook intact.

 

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Hoorcollege 6: Ruimtelijke Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 6: Ruimtelijke Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

De taak van de hersenen is verbale, abstracte kennis naar een ruimtelijke analoge representatie omzetten.

Ruimtelijke voorzetsels geven plaatsbepaling.

Spacial neglect: hersenschade die onbewustzijn creëert voor een deel van een ruimtelijke locatie. Rechterhemisfeer hersenschade veroorzaakt dit meestal.

Neglect treedt op aan de contralaterale kant. 1 hemi-space wordt genegeerd. Kan voorkomen met anosognosia (geen bewustzijn van probleem) en apathie.

Er is overlap tussen de laesie gebieden, maar de temporoparietale en superior temporal gyrus komen veel voor.

Het rechter temporo-pariëtale gebied beheerst beide kanten van de ruimte, terwijl de linker gebieden alleen de contralaterale gebieden beheren.  

Ruimtelijk werkgeheugen: actief vasthouden en bewerken van informatie voor een korte periode.

Corsi test: backward span (de informatie andersom terughalen) heeft meer centrale executieve processen nodig.

Spatiele werkgeheugen is niet alleen voor de zoektocht naar een object, maar ook voor mentale ‘scratch pad’ voor manipulaties van spatiele informatie.

Een mentale rotatie lijkt analoog te zijn aan een fysieke rotatie.

Bij mentale rotatie geldt: hoe hoger de angle of rotation, hoe langer de gemiddelde reactietijd.

Visuospatial sketchbad – bouwt een een ruimtelijk beeld.

Het visueelruimtelijk werkgeheugen zit in de rechterhemisfeer, frontoparietaal.

Object locatiegeheugen: onthouden waar dingen zich bevinden:

  • Object identiteit geheugen: bilaterale ventrale netwerk
  • Locatie geheugen: fronto-parietaal netwerk
  • Combinatie/binding (weten wat zich waar bevond): mediale temporale kwabben / hippocampus

Twee types relaties:

  • Spatiele relaties: metrisch (dus heel precies)
  • Categorische relaties: abstract

Visuospatiele constructie / perceptie meet je met de benton line orientation test: lijnen kiezen die in dezelfde graden staan. Kan ook met de Rey complex figure of block construction.

Navigatie is bij veel patiënten een probleem:

  • Egocentrische strategie: de navigatie ophangen aan de beweging van je eigen lichaam (parietaal, caudate nucleus)
  • Allocentrische strategie: letten op de omgeving en landmarks voor referentie.

Voordelen VR omgeving:

  • Van een kleine locatie naar een grote (virtual) ruimte
  • Gecontrolleerd
  • Geen echte verplaatsing is nodig
  • Makkelijk nieuwe locaties vinden
  • Ecologische validiteit

Nadelen VR omgeving: geen signalen van verplaatsing, de taak relevantie is gelimiteerd.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Hoorcollege 7: Taal - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 7: Taal - Klinische Neuropsychologie (UU)

Taal is het belangrijkste communicatie-middel tussen patiënt en arts.

Taalstoornissen zijn niet alleen primair, maar ook secondair (de oorzaak ligt ergens anders, maar resulteert toch in een taalstoornis). Bijvoorbeeld bij:

  • Alzheimer: empty speech
  • Triple X syndroom

Taal is een gemeenschappelijk communicatiesysteem, bedoeld om elkaar te begrijpen en gedachtes over te brengen (Crystal)

  • Link tussen concept en woord is arbitrair (er zit geen logica achter).

Taal is een systeem, bestaande uit:

  • Klanken (fonologie)
  • Woorden (semantiek/mentale lexicon)
  • Zinnen (grammar/syntax = regels over volgorde van woorden en vervoegingen van woorden in zinnen). De zin draagt bij aan de betekenis, want verschillende volgordes hebben verschillende betekenissen
  • Bredere context: taalgebruik zoals narratief (pragmatiek)

Cocktailparty fenomeen: als er veel geroezemoes is kan je toch opeens je eigen naam herkennen.

Taal is dus systematisch en onderverdeeld in meerdere subsystemen. Communicatie staat voorop.

Chomsky zegt: met beperkte middelen kan je toch oneindig veel zinnen maken. Taal is dus generatief. Dit is het belangrijkste onderscheid tussen ons communicatiesysteem en dat van andere diersoorten.

Zinsdelen kunnen ook de vorm van nieuwe zinnen hebben: dit is recursiviteit. Chomsky bedoelde dus dat we op eindeloze manieren uitweiden binnen een zin.

Je kan zinnen op syntax niveau, of op thematisch niveau begrijpen.

Je kan dezelfde betekenis op de verschillende manieren verwoorden:

  1. Met verschillende woorden (thematisch)
  2. Verschillende grammaticale structuren (syntax)

Beschadiging bij volwassenen in talige hersengebieden is vele malen schadelijker dan bij kinderen.

Afasie: een taalstoornis ten gevolge van letsel. Het is dus geen waarnemingsstoornis, geen taalontwikkelingsstoornis en geen spraakstoornis.

Dyspraxie/apraxie: spraakstoornis, moeite met snel klanken achter elkaar produceren.

Er zijn 3 stadia van spraakproductie

  1. Idee – conceptualisatie
  2. Naar formulatie
    1. Lexicalizatie
    2. Syntactic planning
    3. Articulatory planning (omzetten in klanken) dyspraxie
  3. Naar articulatie dysartrie

Afasie van Broca: traag, moeizaam spreken. Anomie: niet op woorden kunnen komen. Een actieve zin waar de doener voorop staat is te onderscheiden door Broca patiënten.  

Afasie van Wernicke: slecht taalbegrip, maar spreekt vloeiend.

Wernicke-Geschwind model: model gebaseerd op het spreken van woorden. Er zou één verbinding zijn tussen de gebieden van Broca en Wernicke. Als er tussen deze verbinding schade plaatsvindt, zorgt dat ervoor dat woorden niet meer herhaald kunnen worden (conductafasie). MAAR: dit model is een te simpel model, omdat die specifieke gebieden niet altijd betrokken zijn bij dezelfde klachten. Wel is taal meer links en broca en wernicke blijven belangrijk!

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Hoorcollege 8: Aandacht, Executieve Functies & Sociale Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 8: Aandacht, Executieve Functies & Sociale Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Er zijn interne vs. externe bronnen:

  • Bottom-up: je aandacht wordt getrokken.
  • Top-down: ik ga nu me aandacht ergens op richten.

Broadbents model beschrijft de stappen die een stimulus moet doorlopen om goed verwerkt te worden.

Selectiviteit:

  • Selectieve/gerichte aandacht (‘spotlight’
  • Verdeelde aandacht (multitasken)

Het model van Peterson & Posner beschrijft 3 aandachtssystemen:

  • Alertheid
  • Oriëntatie
  • Executieve sturing

De aandachtsfuncties zijn gelokaliseerd in uiteenlopende hersengebieden.

Stoornissen in de aandacht kunnen zeer beperkend zijn in het dagelijks leven van patiënten.

Executieve functies (EF) = de ‘control’ room van het brein. Dit heeft de controle over gedrag, gedachten en gevoelens. Executieve functies zijn minder nodig bij taken op routine, maar onmisbaar in nieuwe, complexe of ongestructureerde situaties!

Er is discussie over of EF een unitair begrip is, of dat er fractionering plaatsvindt (dit is geaccepteerd in de neuropsychologie). (Fractionering = onderverdelen van EF in verschillende subonderdelen).

Het model van Norman & Shallice wordt deels beheerd door de SAS (supervisory attentional system). 

In het model van Brouwer & Schmidt (gereviseerde mentaalschematheorie) is goed het verschil tussen automatische verwerking en executieve functies te onderscheiden.

EF zijn sterk geassocieerd met de prefrontale cortex (PFC). Een grote meta-analyse toont positief verband tussen grootte PFC en prestaties op EF-taken, maar ook andere hersengebieden zijn betrokken.Een stoornis in de EF wijst dus niet per definitie op schade in PFC.

Ook in de gezonde populatie zijn er veel individuele verschillen in EF. Dus een lage score wijst niet per definitie op een hersenaandoening!

Bij stoornissen in EF kan ook gedrag verstoord zijn.

Emotionele verwerking verloopt via het tweeroutemodel van LeDoux.

Het ervaren van lichamelijke situaties is universeel binnen verschillende culturen en nationaliteiten. Er zit geen verschillen in sekse, opleiding of moedertaal. Er is wél verband met leeftijd: bij ouder worden neemt intensiteit van lichamelijke sensaties af.

Primaire emoties:

  • Vanaf zeer jonge leeftijd
  • Universele herkenning
  • Subcorticaal

Secundaire emoties

  • Sociale emoties
  • Pas later ontwikkeld
  • Prefrontale cortex

Sociale cognitie zijn cognitieve processen betrokken bij het verwerken bij sociale informatie. Dit gebeurt veelal onbewust en automatisch.

Theory of mind:

  • First order belief (3-4 jaar)
  • Second order belief (rond 6e levensjaar)

Er is een verschil tussen een faux-pas herkennen en interpreteren.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Hoorcollege 9: Epilepsie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 9: Epilepsie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Transdiagnostiek: ongeacht de pathologie blijft het neuropsychologisch referentiekader en denken gelijk. De hypotheses zijn in eerste instantie gericht op functiedifferentiatie.

Epilepsie is officieel geen aandoening, maar een symptoom van iets wat op dat moment niet goed gaat in de hersenen. Maar we geven het wel de naam epilepsie.

1 op de 10 mensen krijgt ooit een aanval, 1/3 van hen heeft ook echt epilepsie.

Epilepsie is een chronische aandoening van de hersenen die gekenmerkt wordt door een voortdurende neiging tot het genereren van epileptische aanvallen, en door de neurobiologische, cognitieve, psychologische, en sociale gevolgen.

Een aanval is een abnormale, overmatige, synchrone ontlading van corticale neuronen, en dat leidt tot de symptomen.

Mogelijke beginsels van een aanval:

Focaal: intact bewustzijn, kan motorisch of niet-motorisch zijn. Focaal kan het zich verspreiden naar bilateraal tonisch-clonisch.

Gegeneraliseerd: motorisch of niet motorisch (absence)

Onbekend: motorisch of niet motorisch, maar niet geclassificeerd.

Deze beginsels kunnen gekenmerkd worden door:

Motorische verschijnselen kunnen verder worden gespecificeerd: automatismen, atonisch, clonisch, epileptisch spasme, hyperkinetisch, myoclonisch en tonisch.

Onder de niet-motorische verschijnselen vallen: autonome verschijnselen, plotseling stoppen met bezigheden (arrest), cognitieve, emotionele en sensorische verschijnselen.

Als de spanning te hoog oploopt, kunnen er ook nep-aanvallen gebeuren. Niet alles is een daadwerkelijke epileptische aanval.

Epilepsie is voor het grootste gedeelde genetisch bepaald.

Een absence is een abrupte onderbreking van bezigheden. Dit kan lijken op dagdromen, maar er zijn verschillen. Zo is dagdromen niet abrupt, te onderbreken, treedt op bij verveling, etc.

Enkelvoudige partiële aanvallen (geen vermindering van bewustzijn):

  • Motorische aanval
  • Sensorische aanval
  • Vegetatieve aanval

Bij classificatie moet ook gekeken worden naar leeftijd, intellectuele ontwikkeling, bevindingen tijdens neurologisch onderzoek, beeldvorming, Bij classificatie zijn er twee belangrijke aspecten:

  • De oorzaak van de epilepsie
    • Symptomatisch (oorzaak is bekend)
    • Idiopatisch (oorzaak is onbekend)
  • Gegeneraliseerd of partieel

Cryptogene epilepsiedyndromen: de oorzaak van epilepsie is waarschijnlijk een afwijking of beschadiging van de hersenen, maar de afwijking kan (nog) niet worden aangetoond.

Oorzaken van epilepsie bestaan uit:

  • Verworven (tumor, hersenletsel, etc.)
  • Genetisch
  • Vaker in kinderen

Factoren die een epileptische aanval kunnen teweegbrengen bestaan uit hyperventilatie, slaap, slaapgebrek, sensorische stimuli, trauma, etc.

Behandeling van epilepsie kan met medicatie. Dit is effectief bij 70% van de patiënten. Kan door middel van:

  • GABA verhogende medicijnen (inhiberend)
  • Verminderde glutamaat (exciterend)
  • Aanvalsmedicatie of preventieve medicatie

Twee belangrijke pijlers zijn voorlichting/informatie en medicatie (aanvalsmedicatie/ preventieve medicatie).

Behandeling kan ook door middel van neurochirurgie, waarbij 2 dingen mogelijk zijn:

  • Verwijdering epileptische haard
  • Functionele chirurgie (proberen een hersenfunctie te verbeteren door een selectieve ingreep).

Veel van de kennis die we hebben over de neuropsychologie weten we van het onderzoek naar epilepsie.

Aandachtsproblemen worden vaak gerelateerd aan epilepsie:

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 10: Dementie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 10: Dementie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Dementie is een ziektebeeld waarbij de geestelijke vermogens ernstig zijn afgenomen.

De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer (70%), gevolgd door vasculaire dementie (16%).

De prodromale fase van dementie is MCI.

In de bijbel werd al gesproken over (mogelijke) dementie.

Longitudinaal onderzoek: waarnemingen of metingen bij ieder individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald

Cross-sectioneel onderzoek: ieder individu in een groep éénmaal en op hetzelfde tijdstop geobserveerd of gemeten.

Er zijn cognitieve functies die verval laten zien en ook functies die verbeteren. Je moet dus altijd leeftijd meenemen in de normgroepen.

Over de tijd neemt de prestatie af, en standaarddeviatie blijft gelijk. Dit betekent dat het verval met leeftijd voor iedereen ongeveer hetzelfde verloopt.

Er dient altijd rekening gehouden te worden met test-hertest effecten.

Dementie: stoornissen in minimaal 2 cognitieve domeinen die interfereren met het dagelijks leven, geen andere aantoonbare oorzaak hebben en het moet een degeneratief beloop in de tijd hebben.

De diagnose dementie beschrijft het syndroom en symptomen, niet de oorzaak. Dementie wordt veroorzaakt door een bepaalde hersenziekte.

Nosologisce diagnosen zijn aandoeningen waarvan de etiologie nog onbekend is, maar waarvan je wel wilt weten wat er aan de hand is. Bij verdenking op dementie dient nosologische diagnostiek verricht te worden. 

Er zijn meer dan 70 dementie beelden. Angst is overeenkomstig tussen alle dementievormen. Screeningsinstrumenten voor dementie zijn onder andere:

  • CAMCOG
  • MMSE
  • ADS-6
  • CST

Diagnostiek heeft als doel:

  1. De aard en ernst van de stoornissen bepalen
  2. Na te gaan wat de pathofysiologie van de stoornissen is, en een diagnose te stellen
  3. Na te gaan welke zorgbehoeften er zijn
  4. Behandel- en begeleidingsplan maken
  5. Patiënt en naasten sturing geven
  6. Identificeren van behandelbare factoren die invloed hebben op de kwaliteit van het leven

Corticale dementie

  • Grijze stof
  • Uiteindelijk hele brein aangetast
  • Fast, but wrong
  • Geheugen: inprenting gestoord
  • Taalstoornissen

Subcorticale dementie

  • Witte stof Maar
  • Uiteindelijk hele brein aangetast
  • Slow, but right
  • Geheugen: ophalen gestoord
  • Traagheid, executieve problemen
  • Beweging stoornissen

Ziekte van Alzheimer

  • Meest voorkomend
  • Geheugenproblemen op de voorgrond
  • Sluipend beloop
  • Prevalentie: 200.00 (proportie populatie op moment in de tijd)
  • Incidentie: 10.000-20.000 per jaar (aantal nieuwe ziektegevallen)

We zitten in een dubbele vergrijzing: demogagische veranderingen en toename in levensverwachting.

  • Diagnoseprocess:
  1. Is er sprake van dementie? DSM V criteria
  2. Welke vorm van dementie?

MCI (mild cognitive impairment) heb je als je geheugenklachten hebt, een objectieve geheugenstoornis hebt, een relatieve normale prestatie op andere domeinen hebt en een relatief intact functioneren in dagelijks leven (is vaak de prodormale fase van dementie).

Er is een genetische aanleg voor dementie, namelijk een risicogen, maar het

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 11: Multiple Sclerose - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 11: Multiple Sclerose - Klinische Neuropsychologie (UU)

MS is een auto-immuun ziekte die het centrale zenuwstelsel aantast.

Er zijn vooral veel ontstekingen in de witte stof, namelijk in de oogzenuw, ruggenmerg, hersenstam en cerebellum.

Er is sprake van multifocale ontstekingen en de-myelinisatie,

Doordat de myelineschede aangetast wordt kunnen signalen veel minder snel overgedragen worden. Wanneer de myeline helemaal weg is kan er helemaal geen signaaloverdracht meer plaatsvinden.

Dit is ook te zien op hersenscans:

[note: enkele afbeeldingen bij de collegeaantekeningen zijn door de WorldSupporter redactie verwijderd wegens vermoedelijke inbreuk op het auteursrecht]

 

De symptomen die worden ervaren is afhankelijk van de schade, en er zijn grote individuele verschillen. Maar een algemeen beeld van symptomen is:

  • Eerste symptomen: sensibiliteitsstoornissen & visusstoornissen
  • Spierzwakte en/of coördinatiestoornissen ledematen
  • Spasticiteit
  • Blaas- en darmfunctiestoornissen
  • Spraak- en slikstoornissen
  • Seksuele disfuncties
  • Pijn
  • Vermoeidheid
  • Warmte-intolerantie (Uthoff-fenomeen)
  • Stoornissen in cognitie en stemming

Subtypen van MS zijn:

 

Een aanval heet een Schub. Dit zijn exacerbaties door ontstekingsreacties in de myeline. Er is een toename van symptomen en verlittekening van zenuwcellen (plaques).

Het beloop is grotendeels afhankelijk van het subtype, maar dit is moeilijk te voorspellen. De levensverwachting is niet ernstig kort. Maar bij de ernstige vormen kan MS wel dodelijk zijn, door bijvoorbeeld een luchtweginfectie of urineweginfectie.

Ongeveer 1 op de 1000 inwoners heeft MS. Het aantal mensen is toegenomen over de jaren heen.

De oorzaak is onbekend, maar genetische achtergrond en gebrek aan vitamine D speelt mogelijk een rol.

Diagnostiek wordt gedaan door middel van een anamnese en neuropsychologisch onderzoek: MRI & McDonald criteria, hersenvocht & evoked-potential.

Behandeling:

  • Tijdens een schub kunnen corticosteroïden gegeven worden (ontstekingsremmer)
  • Pas na 100 jaar is er nu een effectieve ziekteremmer, zorgt voor 30-40% minder schubs
  • Genezing is nog niet mogelijk
  • Multidisciplinaire aanpak is noodzakelijk

43-70% van de mensen met MS heeft ook een cognitieve stoornis. Als dit in een vroeg stadium het geval is, is de prognose vaak slechter.

De cognitieve stoornissen komen meer voor als er in het begin van de ziekte atrofie van de witte stof is. Atrofie van de grijze stof is aan het begin beperkt, maar er is een toename bij het vorderen van de ziekte, en dit heeft een grote correlatie met cognitieve stoornissen.

De thalamus is een ‘doorgeefluik’ in de hersenen. Als deze aangedaan wordt kan dit veel gevolgen hebben.

Er is veel last van mentale traagheid, geheugenproblemen, aandachtsproblemen en executieve functies problemen.

Er is sprake van cognitieve stoornissen in de volgende domeinen:

Mentale traagheid

  • Vertraagde snelheid van informatieverwerking
  • Verminderde of veranderde verbinden tussen de hersengebieden, waardoor de communicatie verminderd
  • Hierbij is sprake van subcorticale en corticale schade

Geheugen

  • Opslaan en opdiepen is het meest aangedaan
  • Herkenning is intact
  • Werkgeheugen kan aangedaan zijn
.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 12: Alcohol- en stemmingsstoornissen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 12: Alcohol- en stemmingsstoornissen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Iets minder dan de helft van de patiënten in de verslavingszorg heeft alcohol als primaire problematiek. Daarnaast is alcoholgebruik erg duur voor de samenleving.

Gevolgen door alcoholgebruik zijn onder andere schade aan het zenuwstelsel, TBI, hepatische encefalopathie, vasculaire schade, etc.

3 manieren hoe alcohol schade aanricht

  • Directe neurotoxische werking
  • Hoge calciumconcentraties na onttrekking
  • Chronisch vitaminegebrek

Alcohol is een agonist voor de opiaat receptor en versterkt het GABA effect en onderdrukt glutamaat effecten.

GABA in het cerebellum: coördinatie en fijne motoriek worden aangetast.

Glutamaat zit onder andere in de hippocampus, het geheugen wordt dus minder geëxciteerd.

Dopamine: alcohol zorgt voor een golf aan dopamine, waardoor je je euforisch voelt. Serotonine: gelukzalig gevoel, en gevoel van verbondenheid

Opiaten: geven endorfines af (dit zit vooral in het hersengebied dat ademhaling regelt (medula oblangata, waardoor bij teveel alcohol de ademhaling kan stoppen)

Tolerantie: je hebt meer van het middel nodig om hetzelfde effect te bereiken.

Ontwenning: als je abrupt stopt houd je opeens heel veel prikkels over, wat voor ontwenningsverschijnselen kan zorgen.

Atrofie: afname van hersencellen, op beeldvorming zie je dit vaak als krimping van de hersenen. Waarschijnlijk komt dit door demyelinisatie. In de meeste gevallen is dit reversibel.

Cognitieve stoornissen kunnen voorkomen in het:

  • Executief functioneren
  • Aanleren en opdiepen van verbale informatie
  • Aandacht
  • Psychomotore snelheid

Verbale geheugen is snel aangetast, ook als je stopt met drinken.

Wernicke-encefalopathie: acuut neuropsychiatrisch beeld. Ontstaat door een vitamine B1 tekort. Heeft een mortaliteit van 20%, en 80-90% ontwikkeld Korsakoff. Symptomen:

  • Veranderingen in de cognitie (aandacht)
  • Veranderingen in looppatroon
  • Oogbewegingsstoornissen (nystagmus)

Kenmerken Korsakoff: beperkt ziektebesef (inzien dat er iets mis is) en ziekte-inzicht (zien waar het misgaat). Veel geheugenstoornissen, executieve functieproblemen en gestoorde oriëntatie. Vaak is er sprake van confabuleren (verkeerde informatie opdiepen of verkeerd in de tijd plaatsen en daardoor ‘liegen’).

Aclohol gerelateerde dementie: wordt indirect veroorzaakt door alcohol.

Continuïteitshypothese: hoe meer je drinkt, hoe meer je achteruit gaat. Deze hypothese is echter achterhaalt, want als je goed blijft eten is de kans op Korsakoff veel kleiner.

Errorless learning: juist beroep doen op non-declaratieve geheugen, want dat kan nog wel (namelijk vooral het episodisch geheugen is aangetast).

Stemmingsstoornissen:

  • Depressie
  • Manie
  • Bipolaire stoornis (1 of 2)
  • Persisterende depressieve stoornis
  • Stemmingsstoornis door somatische aandoening

Risicofactoren voor een depressie zijn: een ouder met een depressie, vrouwen, praktisch opgeleid zijn, lage inkomens, werkloos, grote life events.

In de hersenen ontstaan ook veranderingen bij stemmingsstoornissen, zoals volumereductie, witte stof hyperintensiteiten en netwerkverstoringen. Specifiek kan dit zijn:

  • Hippocampaal volumeverlies bij unipolaire depressie
  • Verminderde activiteit prefrontaal bij bipolaire stoornis

Cognitieve stoornissen bij mensen met een stemmingsstoornis:

  • Aandachtsstoornis
  • Vergraagde psychomotore snelheid
  • Declaratief geheugen verstoord
  • Executief functioneren verstoord

.....read more
Access: 
JoHo members
Hoorcollege 13: Cerebrovasculaire aandoeningen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 13: Cerebrovasculaire aandoeningen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Het is belangrijk bij mensen die een beroerte hebben gehad om goed neuropsychologisch onderzoek uitvoeren. Ook de persoonlijkheidstrekken zijn belangrijk, en de manier hoe je omgaat met de situatie.

CVA is een snel ontwikkeld klinisch uitvalsymptoom met vasculaire origine, die meer dan 24 uur duurt. TIA: compleet herstel binnen 24 uur.

De CVA is de 3e grootste doodsoorzaak van de westerse wereld en de belangrijkste oorzaak van invaliditeit in NL.

20% van de patiënten krijgt een hersenbloeding, 80% krijgt een herseninfarct.

De risicofactoren op een CVA zijn vooral leeftijd, bloeddruk, atriumfibrilleren, diabetes mellitus, fysieke inactiviteit, etc.

Epiduraal hematoom:

  • Ruptuur arterie tussen schedel en dura
  • Vaak enorm verhoogde intracraniale druk
  • Bewustzijnverlies

Subduraal hematoom:

  • Vloed tussen dura en arachnoid
  • Trager

Subarachnoïdale bloeding: bloeding in de ruimte tussen de schedel en hersenen. Aneurysma zit meestal tussen de hersenvliezen (subarachnoidale ruimte). De symptomen hiervan zijn acute hoofd- en nekpijn, misselijkheid en soms bewusteloosheid.

Diagram

Description automatically generated

 

 

 

 

Het behandelen van een SAB kan met clippen of coilen.

Symptomen na een beroerte:

Neurologische uitvalsverschijnselen

  • Motorisch  halfzijdige paralyse, parese
  • Sensorisch  verminderd gevoel gezicht/arm/been
  • Hemianopsie, slikstoornissen, incontinentie, etc.

Cognitief

  • Verschillende soorten cognitieve stoornissen
  • Van milde tot vasculaire dementie

Emotioneel

  • Post-stroke depressie
  • Apathie

Klachten blijven stabiel na een aantal maanden, of nemen zelfs toe.

Wat is de etiologie van acute cognitieve stoornissen na een beroerte?:

De directe gevolgen van de beroerte zijn gerelateerd aan de locatie en grootte van een beroerte.

Indirecte gevolgen:

- Diaschisis (functionele deactivatie door onderbreken netwerken)

- Hypoperfusie (tekort perfusie (bloedoorstroom) in verderaf gelegen gebieden)

- Metabolische afwijkingen in het gehele brein

Aspecifieke factoren: vermoeidheid, pijn, etc.

Bepaalde hersendelen hebben grotere kans om aangedaan te worden.

In een acute fase wordt de patiënt in de stroke unit behandeld. Hier worden de klassieke stoornissen wel onderkend (afasie, neglect, apraxie) maar de overige stoornissen vaak niet (aandacht, planning, organisatie).

Is er een algemene cognitief beeld van een CVA? Nee, dat hangt af van de locatie en of het corticaal en/of subcorticaal optreedt. Motor en taal  meer verklaard uit laesie. Geheugen en aandacht  gaat meer om netwerken?

 

Het cognitief herstel of juist achteruitgang is afhankelijk van de aangedane functie en initiële ernst. De meeste patiënten hebben gedeeltelijk herstel. Verschillende mechanismes liggen hier ten grondslag aan:

- Reorganisatie: andere hemisfeer neemt het over, gebieden rond de laesie nemen het over en/of dendritic sprouting

- Compensatiestrategieën via revalidatie

Cirkel van Willis: vanuit hier vertakken alle belangrijke arterie die gaan naar de hersenen.

 

Arteria Cerebri Anterior: voorziet voorste gedeelte van de hersenen van bloed (5%). Het voorziet de volgende structuren:

.....read more
Access: 
JoHo members
Hoorcollege 14: Hersentumoren - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 14: Hersentumoren - Klinische Neuropsychologie (UU)

Intracranieel: tumor in het hoofd. Valt op te delen in:

  • Primaire hersentumoren: ontstaan uit hersenweefsel zelf, hersenzenuwen, hypofyse of hersenvliezen
  • Secundaire hersentumoren: uitzaaiingen (metastasen) van primaire tumoren

Extracranieel: tumoren elders in het lichaam.

Soorten intracraniële tumoren: meningeoom (vanuit hersenvliezen) en gliomen (astrocytomen, oligodendrogliomen & glioblastomen).

Graad 1&2 tumoren zijn laaggradig (langzaam groeiend), graad 3&4 zijn hooggradig (snelgroeiend). Een laaggradige tumor wordt uiteindelijk vaak een hooggradige tumor.

Er is een steeds langere overleving door verbeterde behandelmethoden. Dit maakt ook dat er veel aandacht moet zijn van cognitie.

Cognitieve stoornissen bij intracraniële tumoren kunnen ontstaan door:

  • Tumor en oedeem
  • Neurochirurgische interventie
  • Epilepsie (tumorgerelateerd)
  • Behandeling, medicatie
  • Psychische gesteldheid

Cognitieve stoornissen komen heel veel voor. Uit een studie blijkt dat 60% al in minstens 1 cognitieve domein een stoornis had, voordat er enige behandeling heeft plaatsgevonden. De mensen met een hooggradige tumor hadden dit vaker dan de mensen met een laaggradige tumor.  Na een wakkere hersenoperatie gaat vooral de psychometrische snelheid achteruit.

De eerste symptomen van een hersentumor is vaak een epileptische aanval. Maar dit kunnen ook cognitieve stoornissen zijn, bijvoorbeeld krachtsvermindering, verminderde sensibiliteit, verhoogde intracraniële druk en daardoor neurologische uitval.

De eerste stap is beeldvorming. Bij een ruimte innemend proces (RIP) weet je dat er iets zit, maar nog niet wat.

Cognitieve beschadiging kan effect hebben op het functioneren van een verder gelegen gebied.

Corticosteroïden worden gebruikt om de intracraniële druk te verlagen. Levert vaak veel op, maar er zitten wel veel bijwerkingen aan vast. Door de verminderde druk is er vaak een positieve opklaring van de cognitieve klachten.

Daarna kan hersenoperatie een stap zijn. Tijdens het opereren kan je de histologische diagnose stellen, en de symptomen verlichten en levensverlenging door massareductie.

Als de tumor in een eloquent gebied zit: wakkere hersenoperatie!

Cushing: grondlegger van de neurochirurgie.

Penfield: eerste die met behulp van elektrische stimulatie verschillende cognitieve functies in kaart bracht.

Wat zijn de voordelen van een hersenoperatie? Uit onderzoek blijkt dat de overleving beter is na een hersenoperatie en radiotherapie dan na alleen radiotherapie. Als je mensen wakker opereert kan je vaak meer weghalen van de tumor, en is de uiteindelijke uitval minder.

Wat is de rol van de klinisch neuropsycholoog bij een wakkere craniotomie?:

Pre-operatief: neuropsychologisch onderzoek en uitleg geven over de procedure.

Tijdens de operatie: cognitieve monitoring (met elektrische pen) en coaching.

Post-operatief: neuropsychologisch onderzoek en indien nodig psychologische behandeling.

Cognitieve monitoring tijdens de operatie bestaat uit:

  • Taal
  • Executieve functies
  • Werkgeheugen
  • Motoriek

De tests tijdens de operatie moeten:

  • Een goede baseline meting kunnen geven
  • Duidelijke antwoorden vragen
  • Een beperkte testtijd hebben
  • Veel vergelijkbare trials hebben
  • Uitvoerbaar zijn tijdens de operatie.

Er zijn veel meer testen nodig die af te nemen zijn

.....read more
Access: 
JoHo members

Functiedomeinen (Neuropsychologie)

Hoorcollege 3: Actie en Motoriek - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 3: Actie en Motoriek - Klinische Neuropsychologie (UU)

Waarom motoriek binnen de neuropsychologie:

  • Zonder bewegen geen meetbaar gedrag
  • Stoornissen in de motoriek komen vaak voor na hersenletsel
  • Cognitieve component

Het aanstruren van bewegingen gebeurt op verschillende niveau's:

  • Corticale motorische gebieden: vrijwillige bewegingen
  • Hersenstam: geautomatiseerde bewegingen
  • Ruggenmerg: reflexen

Ruggenmerg bevat:

  • Sensorische neuronen liggen dorsaal (rug)
  • Motorische neuronen liggen ventraal (buik)
  • Alfa-motorneuronen liggen in het ruggenberg (ventrale gedeelte) in verbinding met vezels in spieren. Activatie zorgt ervoor dat spieren samentrekken.

De motorneuronen ontvangen input van:

  •  
  • Sensoren in de spieren (reflexen)
  • Andere neuronen binnen het ruggenmerg (bijvoorbeeld om te zorgen dat agonist en antagonist spieren niet tegelijkertijd samentrekken).
  • Ook op niet-ruggenmerg niveau, maar vanuit de hersenen:
    • Hersenstam: mediale descenderende banen. Er zijn bilaterale verbindingen met motorneuronen in het ruggenmerg. Doelt vooral op axiale (romp) en proximale spieren.
    • Cortex: verschillende corticale gebieden spelen een rol bij de motoriek, waaronder:
      • Primaire motor cortex (M1)
      • Premotor cortex (PMC)
      • Supplementary motor area (SMA)
      • Primaire somatosensorische gebieden (S1)
      • - Posterieure parietaal kwab (Brodmann area 5&7)
    • De cortex heeft directe en indirecte verbindingen met de motorneuronen in het ruggenmerg:
      • Direct: corticospinale of pyramidale zenuwbanen. 
      • - Indirect: via verbindingen met de zenuwkernen in de hersenstam

Corticospinale projecties (direct) komen vooral uit M1(broadman 4). Lateraal corticospinaal: vooral hand en voetbewegingen In deze verbinding zit maar 1 synaps, dus deze is erg snel. Is contralateraal. Mediale corticospinale zenuwbanen: aansturing van romp en bovenarm/been spieren. Alleen indirecte verbindingen via interneuronen in het ruggenmerk. Is bilateraal (aan beide kanten aansturen). Vanuit gebieden rostraal in de primaire motorische cortex.

Schade aan primaire motor cortex of corticospinale zenuwbanen:

  • Paralyse: complete verlamming
  • Parese: gedeelte verlamming
  • Hemiparese/hemiplegie: verlamming aan één kant van het lichaam

Vingers worden door één hersenhelft (contralateraal) aangestuurd, en arm door beide hersenhelften (bilateraal).

Als één hersenhelft uitvalt is de andere kant van het lichaam ook een beetje aangedaan, omdat de hersenhelften samenwerken.

Sensorische informatie moet omgezet worden in motor commando’s. De posterieure parietaal kwab speelt hierbij een rol. Input: somatosensorische visuele corticale gebieden. Output: premotor cortex.

Sensorische informatie verwerking voor actie:

  • Dorsale route (vision for action)
  • Ventrale route (vision for perception)

 

Primaire motor cortex schade: verlamming. Parietale cortex en premotor cortex hebben gelijke symptomen bij schade: probleem met aansturen van bewegingen op basis van visuele informatie. Dit heet een optische ataxie. Parietaal schade = dorsaal.

Representatie van bewegingen: bewegingen die gemaakt worden zijn op verschillende manieren en op verschillende plaatsen gerepresenteerd in de cortex. Representaties kunnen onafhankelijk zijn van de spieren die gebruikt worden (Schrijven).

Spiegelneuronen: dezelfde cellen zijn actief als je een ander een beweging ziet maken die ook

.....read more
Access: 
Public
Hoorcollege 4: Visuele waarneming - Klinische Neuropsychologie (UU)
Hoorcollege 5: Geheugen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 5: Geheugen - Klinische Neuropsychologie (UU)

Geheugen is het vermogen om informatie op te slaan (encoderen), te bewaren (retentie) en later weer toe te passen, zowel bij herkenning (recognitie) als bij reproductie (recall).

Geheugenprocessen bestaan uit:

  • Registratie (sensorisch)
  • Encoding (informatie ontleden in kenmerken)
  • Opslaan
  • Consalideren (info vasthouden)
  • Opdiepen (info beschikbaar krijgen uit geheugen)
  • Herkennen (door een cue info ophalen)

Episodisch geheugen – geheugen over gebeurtenissen, zit in de mediale temporaalkwab.

Semantisch geheugen - feitelijke kennis, algemene kennis van de wereld. Zit in de inferolaterale temporaalkwab.

Procedureel geheugen - ‘hoe’, motorische, automatische handelingen. Zit in het cerebellum.

Werkgeheugen - het vermogen om informatie tijdelijk vast te houden en te manipuleren.

  • Chunking: betekenis hergroeperen
  • Episodic buffer: meerdere aspecten van gebeurtenissen bewaren
  • Visuospatial sketchpad
  • Phonological loop

Ribot-effect: oudste herinneringen blijven het beste bewaard.

Tijdsaspecten:

  • Anterograde amnesie – het aanleren van nieuwe informatie is lastig
  • Retrograde amnesie – ophalen info voor het ongeluk is lastig
  • Temporele gradiënt
  • Posttraumatische amnesie – in de war na een event ‘waar ben ik?’
  • ‘Transient global amnesia’ (RA+AA)

 

 

Ebbinghaus forgetting curve: hoe meer tijd, hoe meer info er vergeten wordt

In welke processen kan het fout gaan als je iets vergeet?:

Encoderen

  • Niet diep genoeg
  • Te weinig herhaling
  • Te weinig aandacht

Opslag/consolidatie

  • Slecht slapen
  • Autonoom verval
  • Interferentie

Opdiepen

  • Beperkte effort
  • Afwezigheid cues of context

Geheugenklachten zijn de meest voorkomende cognitieve klacht. Maar dit is niet altijd veroorzaakt door een probleem in de geheugenfunctie, kan ook normale veroudering, attributie, non-geheugen processen, etc. zijn

Overrapportage van klachten: ernst klacht komt niet overeen met testprestaties. Type klacht komt ook niet overeen met theorie cognitieve functies.

Klinisch beeld is afhankelijk van:

  • Etiologie (aard stoornis)
  • Plaats, omgang van beschadiging
  • Individuele patiënt

Amnestisch syndroom: ernstige stoornis, beschadiging in mediale temporale kwab. Korte termijn geheugen is normaal. Herkenning > reproductie. Impliciet geheugen is ook intact.

 

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Hoorcollege 6: Ruimtelijke Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 6: Ruimtelijke Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

De taak van de hersenen is verbale, abstracte kennis naar een ruimtelijke analoge representatie omzetten.

Ruimtelijke voorzetsels geven plaatsbepaling.

Spacial neglect: hersenschade die onbewustzijn creëert voor een deel van een ruimtelijke locatie. Rechterhemisfeer hersenschade veroorzaakt dit meestal.

Neglect treedt op aan de contralaterale kant. 1 hemi-space wordt genegeerd. Kan voorkomen met anosognosia (geen bewustzijn van probleem) en apathie.

Er is overlap tussen de laesie gebieden, maar de temporoparietale en superior temporal gyrus komen veel voor.

Het rechter temporo-pariëtale gebied beheerst beide kanten van de ruimte, terwijl de linker gebieden alleen de contralaterale gebieden beheren.  

Ruimtelijk werkgeheugen: actief vasthouden en bewerken van informatie voor een korte periode.

Corsi test: backward span (de informatie andersom terughalen) heeft meer centrale executieve processen nodig.

Spatiele werkgeheugen is niet alleen voor de zoektocht naar een object, maar ook voor mentale ‘scratch pad’ voor manipulaties van spatiele informatie.

Een mentale rotatie lijkt analoog te zijn aan een fysieke rotatie.

Bij mentale rotatie geldt: hoe hoger de angle of rotation, hoe langer de gemiddelde reactietijd.

Visuospatial sketchbad – bouwt een een ruimtelijk beeld.

Het visueelruimtelijk werkgeheugen zit in de rechterhemisfeer, frontoparietaal.

Object locatiegeheugen: onthouden waar dingen zich bevinden:

  • Object identiteit geheugen: bilaterale ventrale netwerk
  • Locatie geheugen: fronto-parietaal netwerk
  • Combinatie/binding (weten wat zich waar bevond): mediale temporale kwabben / hippocampus

Twee types relaties:

  • Spatiele relaties: metrisch (dus heel precies)
  • Categorische relaties: abstract

Visuospatiele constructie / perceptie meet je met de benton line orientation test: lijnen kiezen die in dezelfde graden staan. Kan ook met de Rey complex figure of block construction.

Navigatie is bij veel patiënten een probleem:

  • Egocentrische strategie: de navigatie ophangen aan de beweging van je eigen lichaam (parietaal, caudate nucleus)
  • Allocentrische strategie: letten op de omgeving en landmarks voor referentie.

Voordelen VR omgeving:

  • Van een kleine locatie naar een grote (virtual) ruimte
  • Gecontrolleerd
  • Geen echte verplaatsing is nodig
  • Makkelijk nieuwe locaties vinden
  • Ecologische validiteit

Nadelen VR omgeving: geen signalen van verplaatsing, de taak relevantie is gelimiteerd.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Hoorcollege 7: Taal - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 7: Taal - Klinische Neuropsychologie (UU)

Taal is het belangrijkste communicatie-middel tussen patiënt en arts.

Taalstoornissen zijn niet alleen primair, maar ook secondair (de oorzaak ligt ergens anders, maar resulteert toch in een taalstoornis). Bijvoorbeeld bij:

  • Alzheimer: empty speech
  • Triple X syndroom

Taal is een gemeenschappelijk communicatiesysteem, bedoeld om elkaar te begrijpen en gedachtes over te brengen (Crystal)

  • Link tussen concept en woord is arbitrair (er zit geen logica achter).

Taal is een systeem, bestaande uit:

  • Klanken (fonologie)
  • Woorden (semantiek/mentale lexicon)
  • Zinnen (grammar/syntax = regels over volgorde van woorden en vervoegingen van woorden in zinnen). De zin draagt bij aan de betekenis, want verschillende volgordes hebben verschillende betekenissen
  • Bredere context: taalgebruik zoals narratief (pragmatiek)

Cocktailparty fenomeen: als er veel geroezemoes is kan je toch opeens je eigen naam herkennen.

Taal is dus systematisch en onderverdeeld in meerdere subsystemen. Communicatie staat voorop.

Chomsky zegt: met beperkte middelen kan je toch oneindig veel zinnen maken. Taal is dus generatief. Dit is het belangrijkste onderscheid tussen ons communicatiesysteem en dat van andere diersoorten.

Zinsdelen kunnen ook de vorm van nieuwe zinnen hebben: dit is recursiviteit. Chomsky bedoelde dus dat we op eindeloze manieren uitweiden binnen een zin.

Je kan zinnen op syntax niveau, of op thematisch niveau begrijpen.

Je kan dezelfde betekenis op de verschillende manieren verwoorden:

  1. Met verschillende woorden (thematisch)
  2. Verschillende grammaticale structuren (syntax)

Beschadiging bij volwassenen in talige hersengebieden is vele malen schadelijker dan bij kinderen.

Afasie: een taalstoornis ten gevolge van letsel. Het is dus geen waarnemingsstoornis, geen taalontwikkelingsstoornis en geen spraakstoornis.

Dyspraxie/apraxie: spraakstoornis, moeite met snel klanken achter elkaar produceren.

Er zijn 3 stadia van spraakproductie

  1. Idee – conceptualisatie
  2. Naar formulatie
    1. Lexicalizatie
    2. Syntactic planning
    3. Articulatory planning (omzetten in klanken) dyspraxie
  3. Naar articulatie dysartrie

Afasie van Broca: traag, moeizaam spreken. Anomie: niet op woorden kunnen komen. Een actieve zin waar de doener voorop staat is te onderscheiden door Broca patiënten.  

Afasie van Wernicke: slecht taalbegrip, maar spreekt vloeiend.

Wernicke-Geschwind model: model gebaseerd op het spreken van woorden. Er zou één verbinding zijn tussen de gebieden van Broca en Wernicke. Als er tussen deze verbinding schade plaatsvindt, zorgt dat ervoor dat woorden niet meer herhaald kunnen worden (conductafasie). MAAR: dit model is een te simpel model, omdat die specifieke gebieden niet altijd betrokken zijn bij dezelfde klachten. Wel is taal meer links en broca en wernicke blijven belangrijk!

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Hoorcollege 8: Aandacht, Executieve Functies & Sociale Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Hoorcollege 8: Aandacht, Executieve Functies & Sociale Cognitie - Klinische Neuropsychologie (UU)

Er zijn interne vs. externe bronnen:

  • Bottom-up: je aandacht wordt getrokken.
  • Top-down: ik ga nu me aandacht ergens op richten.

Broadbents model beschrijft de stappen die een stimulus moet doorlopen om goed verwerkt te worden.

Selectiviteit:

  • Selectieve/gerichte aandacht (‘spotlight’
  • Verdeelde aandacht (multitasken)

Het model van Peterson & Posner beschrijft 3 aandachtssystemen:

  • Alertheid
  • Oriëntatie
  • Executieve sturing

De aandachtsfuncties zijn gelokaliseerd in uiteenlopende hersengebieden.

Stoornissen in de aandacht kunnen zeer beperkend zijn in het dagelijks leven van patiënten.

Executieve functies (EF) = de ‘control’ room van het brein. Dit heeft de controle over gedrag, gedachten en gevoelens. Executieve functies zijn minder nodig bij taken op routine, maar onmisbaar in nieuwe, complexe of ongestructureerde situaties!

Er is discussie over of EF een unitair begrip is, of dat er fractionering plaatsvindt (dit is geaccepteerd in de neuropsychologie). (Fractionering = onderverdelen van EF in verschillende subonderdelen).

Het model van Norman & Shallice wordt deels beheerd door de SAS (supervisory attentional system). 

In het model van Brouwer & Schmidt (gereviseerde mentaalschematheorie) is goed het verschil tussen automatische verwerking en executieve functies te onderscheiden.

EF zijn sterk geassocieerd met de prefrontale cortex (PFC). Een grote meta-analyse toont positief verband tussen grootte PFC en prestaties op EF-taken, maar ook andere hersengebieden zijn betrokken.Een stoornis in de EF wijst dus niet per definitie op schade in PFC.

Ook in de gezonde populatie zijn er veel individuele verschillen in EF. Dus een lage score wijst niet per definitie op een hersenaandoening!

Bij stoornissen in EF kan ook gedrag verstoord zijn.

Emotionele verwerking verloopt via het tweeroutemodel van LeDoux.

Het ervaren van lichamelijke situaties is universeel binnen verschillende culturen en nationaliteiten. Er zit geen verschillen in sekse, opleiding of moedertaal. Er is wél verband met leeftijd: bij ouder worden neemt intensiteit van lichamelijke sensaties af.

Primaire emoties:

  • Vanaf zeer jonge leeftijd
  • Universele herkenning
  • Subcorticaal

Secundaire emoties

  • Sociale emoties
  • Pas later ontwikkeld
  • Prefrontale cortex

Sociale cognitie zijn cognitieve processen betrokken bij het verwerken bij sociale informatie. Dit gebeurt veelal onbewust en automatisch.

Theory of mind:

  • First order belief (3-4 jaar)
  • Second order belief (rond 6e levensjaar)

Er is een verschil tussen een faux-pas herkennen en interpreteren.

Vragen? Laat het vooral hieronder weten en ik probeer ze te beantwoorden!

Vond je deze samenvatting interessant en wil je op de hoogte blijven van mijn nieuwe bijdragen? Volg dan snel mijn Worldsupporter account! Dit kan door rechts naast deze samenvatting op '+ Follow' te klikken! Wordt erg gewaardeerd :)

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

duidelijke samenvatting!

Hele fijne samenvatting! Alles was vrij duidelijk en makkelijk te begrijpen! Hoewel ik wel een vraagje heb: Je zegt dat de hersenhelften samenwerken – dus in het geval van hemiparese, hoe tast dat de ‘overgebleven’ helft van de hersenen aan? Verder was alles heel goed uitgelegd, het enige wat ik zou verbeteren is misschien wat plaatjes!

Bedankt voor je feedback! Wat

Bedankt voor je feedback! Wat betreft je vraag: ik denk dat het afhangt van waar de laesie zich bevindt. Stel het treft een plek die veel samenwerkt met de andere hersenhelft, dan heeft de niet-aangedane hersenhelft verminderde input, en kan die minder goed zijn functie uitvoeren. Beantwoordt dit je vraag?

Thanks!

Yes! Het is inderdaag logisch dat sommige plekken in de brein meer aansluiting hebben dan anderen. Thanks voor het uitleggen!

Bedankt voor je feedback! Wat

Bedankt voor je feedback! Wat betreft je vraag: ik denk dat het afhangt van waar de laesie zich bevindt. Stel het treft een plek die veel samenwerkt met de andere hersenhelft, dan heeft de niet-aangedane hersenhelft verminderde input, en kan die minder goed zijn functie uitvoeren. Beantwoordt dit je vraag?

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1898 4